Log in
inloggen bij Betoniek
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Artikelen

Binding CO2 bij hergebruik cementsteen

Toepassing gerecycled cement belangrijk onderdeel in strategie CO2-reductie Marcel Bruin - 20 oktober 2023

In de discussie over het terugdringen van de CO2-uitstoot in de bouw gaat veel aandacht uit naar cement. Niet zo vreemd, want wereldwijd draagt cement naar schatting circa 7% bij aan de totale CO2-uitstoot. In Nederland is het beeld een stuk positiever; de CO2-uitstoot door cement bedraagt hier slechts 1,2%. Toch doet de cementindustrie er veel aan om de uitstoot verder omlaag te krijgen. Een van de recentste ontwikkelingen is het hergebruik van fijngemalen cementsteen uit bouw- en sloopafval, eventueel met een proces waarbij ook nog eens CO2 kan worden opgenomen.

In het kort

  • De belangrijkste oorzaak van CO2-emissies van cement is de calcinatie van kalksteen
  • Het terugdringen van CO2-emissies kan door andere grondstoffen te gebruiken, die door portlandcementklinker worden geactiveerd, de Supplementary Cementitious Materials (SCM)
  • Hoogovencement wordt in Nederland al decennialang op grote schaal toegepast
  • Er wordt gezocht naar andere materialen dan gegranuleerde hoogovenslak en poederkoolvliegas, waarmee portlandcementklinker kan worden vervangen
  • Het is mogelijk gerecyclede cementsteen (Recycled Concrete Fines, RCF), te gebruiken als onderdeel van het grondstofpakket bij de productie van portlandcementklinker
  • RCF’s zijn toepasbaar als SCM volgens EN 197-6
  • Door carbonatatie worden RCF’s gemineraliseerd en krijgen ze puzzolane eigenschappen
  • In het ideale plaatje kan bij de carbonatatie van RCF’s gebruik worden gemaakt van CO2 die vrijkomt bij de productie van portlandcementklinker
  • Naast het gebruik van CO2 bij de mineralisatie van cementsteen zijn er andere manieren van utilisation

Wereldwijd de meest toegepaste cementsoort is portlandcement, met als belangrijkste bestanddeel portlandcementklinker. Bij de productie hiervan komt relatief veel CO2 vrij, met verschillende oorzaken (fig. 2). In de eerste plaats is energie nodig voor het verwarmen van de ovens waarin de klinker wordt gemaakt. De tweede, meest belangrijke oorzaak is dat er CO2 vrijkomt bij de calcinatie van kalksteen.

Gegranuleerde hoogovenslak en poederkoolvliegas

Een eerste, voor de hand liggende strategie is om de CO2-uitstoot door het energieverbruik bij de productie van cement te beperken. Op dat gebied vinden diverse ontwikkelingen plaats, waarbij wordt ingezet op het gebruik van alternatieve brandstoffen in plaats van fossiele en niet-hernieuwbare brandstoffen. Het terugdringen van de CO2-uitstoot als gevolg van calcinatie is een complexer vraagstuk. In het chemische proces bij de productie van portlandcementklinker komt CO2 vrij, dat is niet te vermijden. Een mogelijkheid om dat deel van de CO2-uitstoot bij de cementproductie te verminderen, is het verlagen van het aandeel portlandcementklinker in cement. Dit kan door andere grondstoffen te gebruiken, die door portlandcementklinker worden geactiveerd, ook wel Supplementary Cementitious Materials (SCM’s) genoemd. De activatie van alternatieve grondstoffen vindt plaats dankzij de hoge alkaliteit die ontstaat dankzij de calciumhydroxide (CH), samen met calciumhydraatsilicaat (CSH) het belangrijkste reactieproduct van de calciumsilicaten uit de portlandcementklinker met water.

De bekendste alternatieve grondstof voor cement is gegranuleerde hoogovenslak, een latent-hydraulisch product dat vrijkomt bij de productie van ruwijzer. De CO2-footprint van het op slak gebaseerde hoogovencement (CEM III/A of CEM III/B) is veel lager dan portlandcement (fig. 3).
Een andere vervanger voor klinker is poederkoolvliegas, dat vrijkomt uit kolengestookte elektriciteitscentrales. Daarmee wordt portlandvliegascement (CEM II/A-V of CEM II/B-V) gemaakt. In Nederland zijn er momenteel echter nauwelijks nog kolengestookte elektriciteitscentrales actief. In centrales die wel nog produceren, wordt een deel van de kolen vervangen door alternatieven zoals houtpellets en biomassa. Dat levert biokoolvliegas op, die niet is toegelaten en veel minder geschikt is als grondstof in cement of als reactieve vulstof in beton.

Toepassing van alternatieve grondstoffen voor cement is verre van nieuw. Hoogovencement (en tot voor kort portlandvliegascement) wordt in Nederland al decennialang op grote schaal toegepast. Hoogovencement is zelfs veruit het meest toegepaste bindmiddel (fig. 4). Dat is ook de reden dat de CO2-uitstoot bij de cementproductie in ons land aanzienlijk lager is dan wereldwijd.

Alternatieve bindmiddelen

Naast gegranuleerde hoogovenslak en poederkoolvliegas wordt gezocht naar andere materialen (SCM’s) waarmee portlandcementklinker kan worden vervangen. Dit is nodig omdat de verwachting is dat het aanbod gegranuleerde hoogovenslak de komende jaren sterk afneemt. Bekende alternatieven zijn kalksteen, natuurlijke puzzolanen en gecalcineerde klei.
Ook worden nieuwe cementsoorten ontwikkeld met een alternatief voor portlandcementklinker, met een lagere CO2-footptint dan portlandcement. Voorbeelden zijn calciumsulfoaluminaatcement (CSA), belietcement (bij HeidelbergMaterials heet een combinatie van beide Ternocem), wollastonietcement (bijvoorbeeld Solidia van Holcim) en Celitement.

Een andere ontwikkeling zijn de alkalisch geactiveerde bindmiddelsystemen, ook wel geopolymeren genoemd. Geopolymeerbeton, bestaat in de basis uit dezelfde grondstoffen als traditioneel beton, namelijk een bindmiddel, toeslagmateriaal (zand en grind), water en eventuele hulp- en vulstoffen. Het bindmiddel wordt echter niet geactiveerd door portlandcementklinker, maar door sterk alkalische stoffen (zogenoemde activatoren, zoals natriumsulfaat, natriumhydroxide en waterglas (natriumsilicaat). De activator wordt toegepast op bestaande SCM’s, met name gegranuleerde hoogovenslak. Maar andere SCM’s (zoals poederkoolvliegas, natuurlijke puzzolanen en gecalcineerde klei) kunnen ook alkalisch worden geactiveerd, al dan niet in combinatie met hoogovenslak. De alkalisch te activeren materialen worden precursors genoemd.

Voor het verder beperken van de CO2-footprint van beton is het belangrijk dat de schaarse hoogovenslak wordt vervangen door andere precursors. Hoogovenslak wordt in Nederland immers al grotendeels toegepast in hoogovencement, waardoor er geen milieuwinst is bij het gebruik in geopolymeerbeton. Er zijn ontwikkelingen om geopolymeerbeton ook op basis van andere precursors te produceren, zoals gecalcineerde klei en natuurlijke puzzolanen (en eventuele combinaties met elkaar), die al zijn toegelaten volgens de Europese cementnorm EN 197-1. Daarnaast wordt er ook gewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe SCM’s, zoals staalslak, koperslak, bauxietresiduen, AEC-vulstoffen, historische vliegassen en biokoolvliegassen. Een andere ontwikkeling is de toepassing van een combinatie van alkalische activatie van precursors met een klein aandeel portlandcementklinker, zogenoemde hybride systemen (zie hiervoor het artikel ‘Balans tussen snelheid en CO2’).
Al deze cementsoorten en alternatieven zijn nog in ontwikkeling en vragen meer onderzoek. Vooralsnog is er niet één alternatief dat qua beschikbaarheid en kwaliteit portlandcement(klinker) en gegranuleerde hoogovenslak volledig kan vervangen.
De alternatieve bindmiddelen worden in dit artikel verder niet in detail beschreven. Meer hierover is te vinden in eerder verschenen Betoniek-artikelen (zie kader ‘Meer lezen’).

Meer lezen

Meer over alternatieve cementsoorten staan in de artikelen:
CO2-reductie: opties voor cement
Ontwikkelingen grondstoffen in beton

Hergebruik 'fines'

Bij het slopen en breken van zuiver beton uit bestaande constructies komt materiaal vrij dat goed te hergebruiken is. Er is al veel ervaring met het hergebruik van het grove en fijne toeslagmateriaal bij de productie van nieuw beton. Dankzij de ontwikkeling van innovatieve, extra selectieve breektechnieken, wordt de kwaliteit van die gerecyclede producten, zoals betongranulaat, alleen maar beter. Zo is het bij die technieken mogelijk het aan het toeslagmateriaal aangehechte cementsteen grotendeels te verwijderen, wat de kwaliteit van het toeslagmateriaal bevordert. Hierbij is het de uitdaging net voldoende kracht op het al gebroken beton los te laten, zodat de cementsteen bezwijkt en de toeslagmateriaaldeeltjes in tact worden gelaten.
Bij dat proces komt het verwijderde cementsteen als fijn materiaal vrij. Afhankelijk van de scheidingstechniek zal deze fijne fractie voor een groot deel uit cementsteen (gehydrateerd cement) bestaan, met daarnaast mogelijk ongehydrateerd cement en fijne delen toeslagmateriaal (silica).
In het verleden wist men niet zo goed wat men met dit fijne materiaal aan moest, maar dankzij recente ontwikkelingen is het mogelijk het gerecyclede cementsteen (Recycled Concrete Paste, RCP) te gebruiken als zogenoemde Recycled Concrete Fines (RCF) bij de productie van portlandcementklinker als CO2-vrije grondstof. Hierbij hoeft er vanwege het in de cementsteen aanwezige calcium minder kalksteen te worden gebrand en vindt er dus een reductie van de CO2-emissie plaats.

Ook kunnen deze fines direct worden gebruikt als SCM in cement, al dan niet na volledige carbonatatie (zie verderop).

Regelgeving
Voor de toepassing van RCF in cement is sinds kort nieuwe regelgeving beschikbaar. Zo is sinds 1 juni 2023 de EN 197-6 – Cement with recycled building materials van kracht. Deze norm is opgezet door CEN/TC 51, de commissie verantwoordelijk voor Europese regelgeving op het gebied van cement en bouwkalk. Deze commissie heeft de norm opgesteld op basis van een technisch dossier, gemaakt door de Europese brancheorganisatie voor cement: CEMBUREAU. CEMBUREAU heeft een werkgroep geformeerd, omdat vanuit de leden (industrie) de wens is geuit ook circulaire materialen te hergebruiken in cement en beton. Het dossier bevat ervaringen van de toepassing van RCF uit Zwitserland, Frankrijk, Duitsland en Nederland. Nu EN 197-6 beschikbaar is, zal deze ook worden opgenomen in de nationale annex van EN 206 (de Europese betonnorm), NEN 8005. Cement met RCF als bestanddeel kan echter pas worden toegepast in met name constructief beton, wanneer minimaal gelijkwaardigheid is aangetoond volgens CROW-CUR Aanbeveling 48. In de Europese norm heeft RCF de afkorting F (RCF (F)) gekregen.

RCF kan mogelijk ook inzetbaar zijn als inerte (type l) of reactieve vulstof (type ll) rechtstreeks in beton. EN 197-6 beschrijft een tweetal cementtypen CEM II en CEM VI die in combinatie met de andere SCM’s uit de cementnorm kunnen worden samengesteld. EN 197-6 zou een basis kunnen zijn voor uitbreiding van de vulstofrichtlijnen voor toepassing in beton.

Carbonatatie

Als cementsteen is verhard, start een fase waarbij met name calciumhydroxide kan carbonateren. Dit is een natuurlijk proces waarbij CO2 wordt gebonden: CO2 reageert met calciumhydroxide (Ca(OH)2) tot calciumcarbonaat (CaCO3). Het is in feite een omgekeerde reactie van de eerdergenoemde calcinatie. Dit is het mechanisme dat leidt tot een verlaging van de pH in het poriesysteem van beton, waarbij in geval van gewapend beton de corrosiebescherming van de wapening vermindert.
Het RCF dat vrijkomt bij het breken kan met CO2 reageren, waarbij naast calciumcarbonaat door carbonatatie van de CSH, bij hoge druk en temperatuur een silica-aluminiumgel ontstaat die puzzolane eigenschappen heeft. Dus door carbonatatie van de RCF’s worden deze gemineraliseerd en krijgen puzzolane eigenschappen. Hier wordt ook wel gesproken van [c]RCF. Dit materiaal kan als bestanddeel worden toegepast in cement.

Geforceerde carbonatatie

Er zijn verschillende aspecten die invloed hebben op de carbonatatie van RCF. Zo is vochtigheid van belang; het kan droog, semi-nat of nat plaatsvinden (foto 6). Daarnaast zijn ook temperatuur en druk van invloed op de mate en de snelheid van carbonatatie. Uit recent onderzoek is gebleken dat ook fijne silicadeeltjes uit het toeslagmateriaal bij hoge temperatuur en druk puzzolaan kunnen worden. Behandeling bij hoge druk en met stoom wordt ook wel autoclaveren genoemd en is ook bekend als techniek om hydratatiereacties en sterkteontwikkeling in beton te versnellen.
Omdat de carbonatatie van RCF interessant is bij het hergebruik, wordt gekeken hoe dit proces kan worden geoptimaliseerd. Hoewel de carbonatatiereactie spontaan verloopt en exotherm is (geen energie nodig), is er wel energie nodig om dit proces op industriële schaal effectief uit te voeren, bijvoorbeeld in een wervelbed. Er wordt aangenomen dat er 10 kWh elektriciteit nodig is om 1 ton RCF te fluïdiseren gedurende 30 minuten, ongeacht de chemische samenstelling. Omdat de RCF al fijn is, is er geen verdere maalenergie nodig. Carbonatatie op industriële schaal wordt ook wel geforceerde carbonatatie genoemd.
In het ideale plaatje kan bij de carbonatatie van RCF gebruik worden gemaakt van CO2 die vrijkomt bij de productie van portlandcementklinker. Bij Heidelberg Materials is deze techniek al tweemaal op industriële schaal getest. In Brevik (Noorwegen) is dit semi-droog gebeurd en in Ribblesdale (Groot-Brittannië) onder natte omstandigheden. In deze testen is het CO2-houdend gas van de oven direct gebruikt. Hierbij is vastgesteld dat het proces robuust is en effi cient qua opname van CO2. Momenteel wordt in een fabriek in Polen een selectieve recycleinstallatie voor beton geïnstalleerd, waarbij een koppeling wordt gemaakt met de gassen die vrijkomen uit de klinkeroven. De materialen uit de recycle-installatie, met name de RCF, zullen in een soort reactor in contact worden gebracht met de afgassen die CO2 bevatten en waarbij de RCF zal carbonateren. Deze installatie zal in 2024 operationeel zijn en het gecarbonateerde materiaal zal in deze fabriek als bestanddeel in cement worden toegepast.
De hoeveelheid CO2 die kan worden gebonden is sterk afhankelijk van de scheidingstechniek, ofwel het aandeel cementsteen in de RCF. Deze factor is dominant ten opzichte van de andere genoemde factoren vocht, druk en temperatuur. Verwacht wordt dat een RCF met een hoog aandeel cementsteen tot 200 kg aan CO2 per ton aan materiaal kan opnemen.

Eigenschappen gecarbonateerd RCF

Gecarbonateerde betonfi nes ([c]RCF) zijn een zeer reactieve puzzolaan met een hoog specifi ek oppervlak. Uit onderzoek is gebleken dat, in vergelijking met andere puzzolanen, [c]RCF extreem snel kan reageren, sneller dan bijvoorbeeld poederkoolvliegas (fig. 8). In vergelijking met kalksteen zijn positieve resultaten bekend bij 40% vervanging van portlandcement door [c]RCF (fig. 9). Op laboratoriumschaal is al onderzoek gedaan met 60% [c]RCF resulterend in een goed presterend cement in de 32,5-klasse

Afvangen, gebruiken en opslaan CO2

Bij het geforceerd carbonateren van RCF snijdt het ‘CO2-mes’ aan twee kanten. Enerzijds wordt gerecycled cement geschikt gemaakt voor toepassing in nieuw cement, wat het gebruik van de relatief CO2-onvriendelijke portlandcementklinker beperkt. Anderzijds wordt CO2 dat vrijkomt bij de productie van cement afgevangen en gebonden. 
Dat laatste past in een van de belangrijke strategieën van Heidelberg Materials: het afvangen, gebruiken en opslaan van CO2. Dit is beter bekend onder de Engelse term Carbon Capture, Utilisation and Storage, ofwel CCUS. De overtuiging is dat de doelstelling – het reduceren van de CO2-footprint tot 0 in 2050 – alleen mogelijk is door ook op deze strategie in te zetten. Het gebruik van CO2 bij de mineralisatie van cementsteen is een van de voorbeelden van utilisation. Daar zijn diverse andere manieren voor. Zo kan de afgevangen CO2 worden gebruikt bij de productie van brandstoff en en het kweken van algen. Recent heeft Heidelberg Materials een contract afgesloten met Linde voor de verkoop van afgevangen CO2 uit de cementfabriek in Lengfurt voor toepassing in de chemische en voedingsindustrie.
Ook kan CO2 worden gebruikt voor zogenoemde CO2-verharding. Hiervan is sprake bij het al eerdergenoemde wollastoniet. Maar ook andere materialen kunnen met CO2 verharden. Staal- en roestvaststaalslakken kunnen als fi jngemalen product worden gebruikt bij de productie van bouwblokken, waarbij CO2-verharding plaatsvindt onder de juiste omstandigheden (druk, vocht en temperatuur). Een voorbeeld hiervan is Carbstone.
Als CO2 niet wordt gebruikt kan het worden opgeslagen. Deze storage kan bijvoorbeeld in oude gasvelden, maar wellicht ook in mineralen (zoals in olivijn). ‘s Werelds eerste grootschalige carbon capture and storage-project bij een cementfabriek komt te staan in Brevik in Noorwegen, waar jaarlijks 400.000 ton CO2 zal worden afgevangen (foto 10). Die techniek wordt inmiddels op meerdere plekken toegepast, zoals bij een cementfabriek in Mitchell in de Verenigde Staten, waar jaarlijks 2 miljoen CO2 wordt afgevangen en opgeslagen.

Doelstellingen

Samenvattend zijn er drie pijlers in de strategie van Heidelberg Materials om de CO2-uitstoot te verminderen: 1 het ontwikkelen van alternatieve innovatieve bindmiddelen met andere SCM’s, waarbij circulariteit (van met name beton) een van de speerpunten is; 2 het gebruik van alternatieve brandstoffen bij de productie van portlandcementklinker; 3 Carbon Capture, Utilisation and Storage. Met deze drie pijlers is Heidelberg op weg naar een reductie van CO2-emissies (wereldwijd) met 47% in 2030 2030 en naar ‘net zero’ in 2050 (fig. 11).

Reacties

Cementfabriek LEILAC
1 Cementfabriek LEILAC (Low Emissions Lime And Cement Industry) in Lixhe (België), waar een succesvol pilotproject is uitgevoerd met het afvangen van CO2
x Met het invullen van dit formulier geef je Betoniek en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Renda ©2024. All rights reserved.

Deze website maakt gebruik van cookies. Meer informatie AccepterenWeigeren