voor technologie en uitvoering van beton
2 2018
Inzicht in
ondersteuningen
Betonsterkte ? 3D-betonprinten ? Bacteriën in beton ? Instro\
oilaag
01-BV2_Cover.indd 1 02-07-18 11:16
TEKTONIEK.NL
Kennis zit in mensen. Binnen het Tektoniek-netwerk
beschikken we over de kennis voor de beste architectuur
in beton. Daarbij gaat het altijd om de relatie tussen vorm-
geving, constructie en maakbaarheid. Met expertise op
het gebied van schoonbeton, constructieve optimalisaties,
productontwikkelingen en materiaalontwikkelingen.
Op de netwerkpagina van www.tektoniek.nl zijn de
juiste mensen te vinden. Misschien hoort u er ook bij?
Dat kan, het kennisnetwerk is groeiende.
TEKTONIEK
hoe maak ik het mooiste schoonbeton?
Drents Museum Assen - designed by Erick van Egeraat - foto: J. Collingr\
idge
advertentie Tektoniek Betoniek 12016.indd 1 23-02-16 14:54 advertentie Tektoniek Betoniek 12016.indd 2 26-06-18 08:30
3 VAKBLAD I 2 2018
Inhoud
Il dolce far niente....
Geen moeite wordt gespaard, beste Betoniek-
lezers, om het beste van de betonwereld onder
jouw aandacht te brengen. Zo werd ik tijdens het
schrijven van dit voorwoord ? op rondreis door
Sardinië ? gegrepen door diverse levenswijsheden
met een link naar onze betonwereld en deze
Betoniek, zo blijkt. Graag deel ik deze met jouw.
"Il dolce far niente," ofwel het zoete nietsdoen.
Dat lijkt toch sterk te appelleren aan het zelf-
herstellende vermogen van ons materiaal en de
hulp die bacteriën daarbij kunnen bieden.
Lees het artikel over zelfherstellend beton, van
dr. Henk Jonkers.
"Maak je niet te druk." Dat kan zomaar geprojec-
teerd worden op de talrijke (mis)interpretaties van
de veel gebruikte waarden voor druksterkte. Naar
mijn idee een reden om ons daar nu eens wél druk
over te maken. In het artikel over betonsterkte
leest u waarom.
"Schoonheid komt van binnen." Die regel nemen
de betonbouwers in het geboorteland van het via-
duct serieus. Zo is ondersteuningswerk naast goed
ook mooi en helpen de nieuwste inzichten over
het printen van beton om de collega's hier op nog
betere gedachten te brengen.
Ik wens u allen voor nu of later een welverdiende
vakantie, waarin u misschien wel gaat genieten
van "Il dolce far niente". Of, mede dankzij deze
Betoniek, van een goed gesprek over mooi
betonwerk.
Hans Kooijman
Hoofdredacteur Betoniek Vakblad
Voor reacties: hanskooijman@betoniek.nl
Sterkte? Welke sterkte?
Hoewel druksterkte een essentiële
eigenschap van beton is, bestaat er veel
verwarring over.
4
Theoretisch inzicht
ondersteuningsconstructies
Bekisting en ondersteuning zijn
het begin van een goede beton-
constructie. Stubeco heeft interessante
informatie.
10
Betonprinten wordt volwassen
TU Eindhoven geeft meer inzicht in het
printproces.
16
Vraag en Antwoord 16
Hoe kun je ervoor zorgen dat een
vloer voldoende slijtvast is?
24
Zelfherstellend beton,
nuttig of noodzaak?
Hoe ver is de ontwikkeling van de
techniek met slimme bacteriën?
26
Juli 2018
jaargang 6
En verder online/service 35
voor technologie en uitvoering van beton 2 2018
Inzicht in
ondersteuningen
Betonsterkte ? 3D-betonprinten ? Bacteriën in beton ? Instro\
oilaag
Vloer in de kist
bron: Heijmans Infra
03-BV2_Inhoud-voorwoord.indd 3 02-07-18 11:17
Meer communicatie nodig over begrip betonsterkte
H
oe sterk beton met een bepaalde
samenstelling exact is, is geen
vast gegeven. Onder meer omdat het
uit natuurlijke ingrediënten bestaat en
het niet altijd volledig homogeen van
samenstelling is, zal er altijd sprake zijn
van enige spreiding in de eigenscha-
pen. Bovendien neemt de sterkte nor-
maal gesproken in de loop van de tijd
toe. En hoe snel deze sterkteontwikke-
ling verloopt, is weer van veel factoren
afhankelijk.
Om te weten hoe sterk, of beter, hoe
veilig een constructie is, is het wel
essentieel een duidelijk beeld te heb- ben van de lokale sterkte in het beton
op enig moment.
Sterkteklasse
De sterkte van beton wordt doorgaans
uitgedrukt in een sterkteklasse. Dit is
een statische waarde en zegt iets over
de minimale sterkte na 28 dagen ver-
harden onder geconditioneerde
omstandigheden. De sterkteklasse zegt
dus niets over de sterkteontwikkeling
en ook niet hoe hoog de sterkte in een
constructie werkelijk is.
De sterkteklasse van beton wordt uitge-
drukt in een notatie met twee getallen, bijvoorbeeld C30/37. Het eerste getal
staat voor de minimale karakteristieke
cilinderdruksterkte op 28 dagen (f
ck),
het tweede voor de karakteristieke
kubusdruksterkte (f
ck,cube ).
Karakteristieke sterkte
De sterkteklasse heeft betrekking op de
minimale karakteristieke waarde van de
druksterkte. Met het begrip karakteris-
tiek wordt rekening gehouden met de
spreiding in de sterkte. Onder de karak-
teristieke waarde van een betonsterkte-
klasse wordt verstaan: die waarde die
door niet meer dan 5% van alle te ver-
Meer communicatie nodig over begrip betonsterkte
De druksterkte is voor beton een van de belangrijkste eigen-
schappen. Je kunt die sterkte op verschillende manieren uit-
drukken: de karakteristieke waarde, de gemiddelde waarde of
de rekenwaarde. De sterkte kan ook op verschillende manieren
worden vastgesteld, bijvoorbeeld aan de hand van proefkubus-
sen of -cilinders, eventueel aangevuld met de methode van
gewogen rijpheid. Voor één en hetzelfde beton kunnen al deze
waarden flink anders uitvallen. In de praktijk bestaat er nog wel
eens verwarring over welke waarde van de sterkte het nu gaat,
zo blijkt ook uit een rondgang langs diverse professionals. Op
zich is dat niet zo vreemd, want zelfs in de normen is het begrip
niet altijd eenduidig. Tijd voor discussie!
Sterkte?
Welke sterkte?
1a
Gedrukte cilinder
auteur Ir. Jacques Linssen Aeneas Media
4 VAKBLAD I 2 2018
04-Druksterkte.indd 4 02-07-18 12:26
wachten uitslagen van drukproeven
wordt onderschreden. Deze waarde
wordt bepaald door de betonprodu-
cent aan de hand van de gemeten
sterkten en standaardafwijking van
proefstukken (fig. 2).
Kubussen versus cilinders
Het verschil tussen kubusdruksterkte en
cilinderdruksterkte zit hem in de proef-
stukken waarmee de sterkte wordt vast-
gesteld: met kubussen of met cilinders.
Hetzelfde beton zal bij een beproeving
op kubussen een hogere sterkte geven
dan bij een beproeving op cilinders. Dit
Reageren
Hoewel veel deskundigen zijn benaderd, berust dit artikel
deels op interpretatie. Het gaat ook niet heel diep in op de
materie. Het artikel is vooral bedoeld om bewustwording te
creëren over de verschillende invalshoeken van betonsterkte,
de communicatie erover te stimuleren en wellicht discussie
op te roepen. De belangrijkste discussie- en aandachtspunten
staan in aparte kaders vermeld.
De redactie van Betoniek nodigt u van harte uit te reageren,
onder het mom van "wie het weet mag het zeggen". Dat kan
via betoniek@aenenas.nl.
gemiddelde
druksterkte
karakteristieke
druksterkte
rekenwaarde van
de druksterkte
1,64 x
standaardafwijking
druksterkte
1b
Gedrukte kubus
2
Relatie gemiddelde sterkte, karakteristieke waarde en rekenwaarde van de\
cilinderdruksterkte
5 VAKBLAD I 2 2018
04-Druksterkte.indd 5 02-07-18 12:26
komt door de afwijkende geometrie
van het proefstuk.
In Nederland wordt de sterkteklasse
doorgaans bepaald aan de hand van
kubussen. Er wordt dan dus een karak-
teristieke kubusdruksterkte bepaald
(tweede getal in de sterkteklasseaan-
duiding). De constructeur rekent niet
met de kubusdruksterkte maar met de
cilinderdruksterkte (het eerste getal in
de sterkteklasseaanduiding). Dit is dus
een belangrijk aandachtspunt.
Overigens is de verwachting dat de
notatie van de sterkteklasse in de
nieuwe Eurocode zal worden vereen-
voudigd tot alleen de cilinderdruk-
sterkte. Het risico op verwarring is hier-
door extra groot!
Let erop of het om kubusdruksterkte
of cilinderdruksterkte gaat. De
betoncentrale werkt doorgaans met
de kubusdruksterkte, de construc-
teur rekent meestal met de
cilinderdruksterkte
Gemiddelde sterkte
De karakteristieke sterkte is een belang-
rijke maat voor beton. In de praktijk
gaat het echter ook wel eens om een
gemiddelde sterkte (f
cm).
Deze waarde zegt eigenlijk nog niet zo veel over de waarde waarmee je kunt
rekenen, want de spreiding is er niet in
verwerkt. Hoeveel de karakteristieke
sterkte afwijkt van de gemiddelde
sterkte is dan ook van geval tot geval
verschillend.
Om in constructieberekeningen om te
kunnen gaan met het verschil tussen de
gemiddelde sterkte en de karakteris-
tieke sterkte, geeft NEN-EN 1992-1
(Eurocode 2) een richtlijn voor de rela-
tie. De norm stelt dat de gemiddelde
waarde 8 MPa hoger ligt dan de karak-
teristieke waarde, ofwel f
ck = f cm ? 8
MPa en f
cm = f ck + 8 MPa. Meet je dus
een gemiddelde waarde, moet je daar
8 MPa vanaf trekken om de karakteris-
tieke waarde te krijgen. Let wel: dit is
slechts een benadering.
Rekenwaarde van de sterkte
Een constructeur start in zijn berekenin-
gen met de karakteristieke cilinderdruk-
sterkte f
c k. Hij bepaalt op basis van deze
waarde diverse andere waarden die hij
bij de berekening nodig heeft. Een
belangrijke waarde is de rekenwaarde
van de druksterkte f
c d. Die wordt
bepaald door de karakteristieke sterkte
te delen door een materiaalfactor ?
c.
Deze factor houdt rekening met de
mogelijkheid dat de werkelijke sterkte
toch lager is dan de karakteristieke sterkte. In de uiterste grenstoestand
bedraagt die factor 1,5.
Naast de rekenwaarde voor de sterkte,
worden ook waarden als treksterkte of
E-modulus aan de hand van de karakte-
ristieke cilinderdruksterkte bepaald. In
NEN-EN 1992-1 staat een overzicht
van de verschillende eigenschappen in
relatie tot de karakteristieke cilinder-
druksterkte (tabel 1).
Vroege sterkte
De sterkteklasse zegt, zoals eerder aan-
gegeven, iets over de sterkte na 28
dagen verharden onder geconditio-
neerde omstandigheden (in het labora-
torium), maar niets over de sterkteont-
wikkeling. Ook geeft de klasse geen
garantie op de daadwerkelijke sterkte
in de praktijk. De sterkte en de sterkte-
ontwikkeling zijn immers afhankelijk
van onder meer de omstandigheden
waarbij beton verhardt, de verwerking
en de mengselsamenstelling.
Toch is het vaak belangrijk ook de gere
-
aliseerde sterkte op vroegere tijdstippen
te kennen. Dit bijvoorbeeld om te
weten wanneer je mag ontkisten, wan -
neer je mag voorspannen of hoelang je
moet nabehandelen. Om toch iets over
die vroege sterkte in het werk te kunnen
zeggen, moet deze worden bepaald.
Daar zijn verschillende methoden voor.
Deze zijn bij voorkeur niet-destructief.
Tabel 1 Materiaaleigenschappen van beton naar sterkteklasse
f
ck
[MPa] f
ck,cube
[MPa]f
cd
[MPa]f
ctd
[MPa]f
ctm
[MPa]E
cm
[MPa]
C20/25 20 2513,31,032,2130.000
C25/30 25 3016,71,202,5631.000
C30/37 30 3720,01,352,9033.000
C35/45 35 4523,31,503,2134.000
C40/50 40 5026,71,643,5135.000
C45/55 45 5530,01,773,8036.000
C50/60 50 6033,31,904,0737.000
C55/67 55 6736,71,974,2138.000
C60/75 60 7540,02,034,3539.000
C70/85 70 8546,72,154,6141.000
C80/95 80 9553,32,264,8442.000
C90/105 90 10560,02,355,0444.000
fck = karakteristieke cilinderdruksterke
f
ck,cube = karakteristieke kubusdruksterkte
f
cd = rekenwaarde van de druksterkte f
ctd
= rekenwaarde van de axiale treksterkte
f
ctm = gemiddelde axiale treksterkte
E
cm = elasticiteitsmodulus van beton
6 VAKBLAD I 2 2018
04-Druksterkte.indd 6 02-07-18 12:26
Het gaat om de verhardingsproef, de
terugslagwaarde en de methode gewo-
gen rijpheid. Deze laatste is de meest
bekende en meest toegepaste
methode. Op de andere methoden
gaan we dan ook verder niet in.
Gewogen rijpheid
De methode gewogen rijpheid is geba-
seerd op de theorie dat twee dezelfde
betonsamenstellingen bij een gelijke
gewogen rijpheid dezelfde druksterkte
hebben. De gewogen rijpheid is een
eigenschap waarin zowel de verhar-
dingstijd als de betontemperatuur tij-
dens de verharding zijn verwerkt, in
relatie tot de temperatuurgevoeligheid
van het bindmiddel. Meer over de
methode staat in NEN 5970 en in het
artikel 'Ontkisten vanaf het juiste
moment' (zie kader 'Methode van
gewogen rijpheid').
De relatie tussen rijpheid en sterkteont-
wikkeling wordt bepaald aan de hand
van proefstukken bij de betonprodu-
cent. Op basis van minimaal vijf proef-
stukken wordt een zogenoemde
regressielijn bepaald. Deze regressielijn
is echter niet erg betrouwbaar. Er zal
immers een behoorlijke spreiding zitten
in de gemeten waarden. Daarom moet
niet worden uitgegaan van de regres-
sielijn, maar van een lijn die (evenwij-
dig aan de regressielijn) naar lagere druksterkten is verschoven. Dit wordt
de ijklijn genoemd. Dit verschuiven
gebeurt met een factor a ?
de stan-
daardafwijking. Indien de regressielijn
wordt gehanteerd, zal in 50% van de
gevallen de sterkte niet voldoende zijn
en in 50% wel voldoende. Bij een ijklijn
die met een factor 1,5 ? de standaard-
afwijking is verschoven, wordt dit res-
pectievelijk 5% en 95%.
Welke sterkte meet je?
De regressie- en ijklijn worden in de
praktijk meestal bepaald aan de hand
van kubussen. Met de methode van
gewogen rijpheid bepaal je dus indirect
de kubusdruksterkte, daarover is weinig
discussie.
Meer discussie is er over de betrouw -
baarheid van de ijklijn. Die genoemde
95% betrouwbaarheid, die geldt als de
regressielijn met een factor 1,5 ? de
standaardafwijking wordt verschoven,
klinkt bekend. Dat is immers ook het per -
centage op basis waarvan bij een nor -
maalverdeling de karakteristieke waarde
wordt vastgesteld. Toch wil dit niet zeg -
gen dat je met de methode van gewo -
gen rijpheid de karakteristieke waarde
van de kubusdruksterkte meet. De bepa -
lingsmethode van de ijklijn en de bepa -
lingsmethode van de karakteristieke
druksterkte zijn immers niet vergelijk -
baar. Zo wordt de karakteristieke druk -sterke bepaald met meer kubussen en
op één ouderdom, namelijk 28 dagen.
De ijklijn wordt bepaald met meestal één
kubus op vijf verschillende ouderdom
-
men. Per ouderdom heb je dus in feite
maar één waarde. Bovendien is de ijklijn
lang niet altijd up-to-date. Volgens de
norm moet een ijkgrafiek ten minste één
keer per twee weken worden gecontro -
leerd en dat is behoorlijk bewerkelijk.
De 95%-waarde van de methode van
gewogen rijpheid geeft dus veel min-
der betrouwbare waarden dan de
95%-waarde van de karakteristieke
sterkte. Je bepaalt met de methode van
Positie sterkte
Er zijn meer zaken die ervoor zorgen dat sterkte van beton niet
eenduidig is. Eén ervan is de positie in de constructie. Belang -
rijk is te beseffen dat meetmethoden iets zeggen over de
sterkte op één bepaalde plek. Voor gewogen rijpheid bijvoor -
beeld op de plek waarin de temperatuursensor is aangebracht.
Dit is ook de reden dat in principe op minimaal drie punten in
de constructie moet worden gemeten. De terugslaghamer
zegt iets over de druksterkte in de oppervlaktezone en niet in
de kern. Die waarden mogen niet zomaar worden aangehou -
den voor de gehele doorsnede, laat staan de gehele construc -
tie. Hier moet dus met aandacht naar worden gekeken.
De sterkte geldt niet automatisch voor de gehele
constructie
3
Rijpheidscomputer
7 VAKBLAD I 2 2018
04-Druksterkte.indd 7 02-07-18 12:26
gewogen rijpheid dus niet de karakte-
ristieke druksterkte. Welke druksterkte
je dan wel bepaalt, staat nergens gede-
finieerd. Met het verschuiven van de
regressielijn is er wel extra zekerheid
ingebouwd.
Het is niet gedefinieerd welke sterkte
je bepaalt met de methode van
gewogen rijpheid
Ontkistingssterkte
Een belangrijke reden om te weten
wanneer beton een bepaalde vroege
sterkte heeft bereikt (op een tijdstip
vroeger dan 28 dagen), is om te kun-
nen bepalen wanneer de bekisting mag
worden verwijderd, ofwel of de ontkis-
tingssterkte is bereikt. Hoewel er
andere redenen zijn de sterkte te willen
weten, concentreren we ons nu op
deze waarde.
De ontkistingssterkte moet volgens de
groene versie van NEN 8670 worden
opgegeven door de constructeur. De
aannemer moet aantonen of er bij het
ontkisten aan die waarde wordt voldaan.
Rekenen aan ontkistingssterkte
Om de ontkistingssterkte te bepalen,
kan de constructeur een berekening
uitvoeren. Daarmee kan hij aantonen
wat de benodigde sterkte van het
beton moet zijn op het moment dat de
bekisting mag worden verwijderd. Of
op het moment dat de stempels
mogen worden verwijderd.
Bij de berekening bepaalt de construc-
teur welke sterkte er nodig is opdat de
constructie zijn eigen gewicht, een deel
van de veranderlijke belasting en even-
tuele stortbelasting kan dragen. Hij
mag daarbij uitgaan van gereduceerde
belastingsfactoren.
De constructeur moet overigens niet
alleen naar sterkte kijken, die zal vaak
niet maatgevend blijken, maar ook
naar doorbuiging, dwarskracht, pons of
verankeringslengte. Uiteindelijk zijn
eisen aan deze andere waarden ook te
vertalen naar een druksterkte.
De constructeur vertaalt de benodigde
ontkistingssterkte meestal naar een
karakteristieke druksterkte (vaak karak-
teristieke cilinderdruksterkte). Hij moet
zich ervan bewust zijn dat om een
karakteristieke sterkte te halen, de
gemiddelde waarde die 'buiten' moet
worden gehaald veel hoger moet lig-
gen. En dat een aannemer veel eerder
in een gemiddelde sterkte denkt. Zo
kan de constructeur bijvoorbeeld
8 MPa bij de karakteristieke waarde
optellen om tot een gemiddelde
waarde te komen.
Het is in ieder geval van belang dat
constructeur, aannemer en producent
duidelijk met elkaar communiceren
over om welke sterkte het gaat.
De constructeur rekent vaak met
karakteristieke waarde van de cilin-
derdruksterkte. Een aannemer denkt
vaak in gemiddelde waarde, vaak
van de kubusdruksterkte. Het is van
belang dat constructeur, aannemer
en producent duidelijk met elkaar
communiceren over om welke sterkte
het gaat
Norm voor ontkistingssterkte
In de groene versie van NEN 8670 (en
de vervallen NEN 6722) staat een en
ander omschreven over de minimale
ontkistingssterkte. Indien er niet wordt
gerekend, moet worden uitgegaan van
waarden uit een tabel, waarin de
Tabel 2 Vereiste gemiddelde kubusdruksterkte bij ontkisten
Sterkteklasse Gemiddelde kubusdruksterkte f
cm,cube,n
N/mm
2
C12/15 15
C20/25 25
C30/37 35
C35/45 40
C45/55 47
C55/67 56
4
Positie van de sensoren
van invloed op de
gemeten temperatuur
en dus de
sterktebepaling
8 VAKBLAD I 2 2018
04-Druksterkte.indd 8 02-07-18 12:26
waarde voor de ontkistingssterkte is
gerelateerd aan de sterkteklasse. Het
gaat in al deze gevallen om de gemid-
delde kubusdruksterkte (f
cm,cube ).
Ontkistingssterkte in de praktijk
In de praktijk wordt er lang niet altijd
aan ontkistingssterkte gerekend. Vaak is
er dan ook geen exacte ontkistings-
sterkte bekend en wordt er op basis van
ervaring ontkist, zeker bij bijvoorbeeld
tunnelgietbouw (zie kader 'Ontkistings-
sterkte bij tunnelgietbouw'). Ook is de
tijdsdruk vaak ontzettend hoog om snel
te kunnen ontkisten.
Zeker bij bepaalde constructies, bij-
voorbeeld puntvormig ondersteunde
vloeren of onderwaterbetonvloeren, is
het wel van belang te rekenen aan de
ontkistingssterkte. Vooral als de belas-
ting bij ontkisten relatief hoog is, kan
dit namelijk kritisch zijn. Dit geldt bij-
voorbeeld bij vloeren met een hoog
eigen gewicht ten opzichte van de ver-
anderlijke belasting.
In de praktijk wordt vaak een sterkte-
klasse genoemd voor een ontkistings-
sterkte, bijvoorbeeld een C20/25. For-
meel is dat niet juist. Een sterkteklasse
zegt immers iets over de sterkte van
proefstukken die 28 dagen zijn verhard,
onder geconditioneerde omstandighe-
den. Maar vreemd is het niet. De sterk-
teklasse zegt iets over de karakteristieke
druksterkte en bepaalt de waarde waar-
mee de constructeur rekent. Het is
beter dat de constructeur de gemid-
delde kubusdruksterkte opgeeft.
Hoewel het in de praktijk lang niet
altijd gebeurt is het, zeker bij con-
structies met een relatief hoge belas-
ting tijdens ontkisten, belangrijk dat
er aan de ontkistingssterkte wordt
gerekend
De ontkistingssterkte kan feitelijk
niet worden uitgedrukt in een
sterkteklasse
Late sterkte
Het kan ook nodig zijn de laboratori-
umsterkte te weten op een tijdstip later
dan 28 dagen. Volgens de Eurocode
moet voor t > 28 dagen in principe
worden gerekend met de sterkte op
28 dagen. Hier kan echter van worden
afgeweken. Dit kan interessant zijn als
de sterkte pas op een veel later tijdstip
nodig is. Dan kan een ander mengsel
worden toegepast dat wellicht voor-
delen heeft op andere fronten dan
sterkte. Denk bijvoorbeeld aan kosten,
temperatuurbeheersing of milieu.
Belangrijk is te weten dat de reken-
waarde van de sterkte in die gevallen
moet worden vermenigvuldigd met
0,85 (f
cd = cc,t · fck,i / c).
Recent is CUR-Aanbeveling 122 'Ont -
werpen en vervaardigen van beton -
constructies met gebruikmaking van
de doorgaande sterkteontwikkeling
van beton' verschenen. Daarin staat
omschreven hoe er kan worden omgegaan met sterkte op tijdstip i.
Voor i wordt gebruikelijk 56 of 91
dagen gehanteerd. Mogelijk kan ook
voor 182 dagen worden gekozen. De
minimale karakteristieke sterkte moet
worden bepaald met metingen aan
proefstukken uitgevoerd op de speci
-
fieke ouderdom waarvoor de vereiste
sterkte moet worden aangetoond.
Die CUR-Aanbeveling is beschikbaar
op www.cur-aanbevelingen.nl.
Men moet zich realiseren dat de
besproken methode van gewogen rijp-
heid niet opgaat voor langere perio-
den. Al na 7 dagen worden de uitkom-
sten van deze methode minder
betrouwbaar.
Hoe de daadwerkelijke sterkte in
bestaande constructies moet worden
bepaald, staat omschreven in
EN 13971. Dit kan bijvoorbeeld gebeu-
ren aan de hand van boorkernen. Hier
wordt een duidelijke relatie gelegd met
f
ck. Hierop gaan we in dit artikel niet
nader in.
Tot slot
Er zijn nogal wat manieren om te kij-
ken naar het fenomeen sterkte. Veel
aspecten rond dit begrip blijken niet
echt duidelijk. Het is, net als bij veel
andere betongerelateerde onderwer-
pen, vooral van belang dat er begrip
bestaat tussen aannemer, constructeur
en uitvoering. Open communicatie is
essentieel!
Ontkistingssterkte bij tunnelgietbouw
Bij tunnelgietbouw wordt vaak een waarde voor de ontkistingssterkte aang\
ehouden
van 14 MPa. In de praktijk wordt dat vaak gezien als de gemiddelde waard\
e. Of dit
terecht is, is sterk de vraag. Gemiddelde waarde zegt immers niets over \
de spreiding.
Verder geldt dat, als je rekent met de relaties volgens de Eurocode, een gemiddelde
kubusdruksterkte van 14 MPa overeenkomt met een gemiddelde cilinderdruks\
terkte
van 11 (circa 25% lager) en een karakteristieke cilinderdruksterkte (8 MPa lager) van
3 MPa! De rekenwaarde van de druksterkte bedraagt dan zelfs maar 2 MPa!
Dit is een extreme en feitelijk onjuiste benadering. Want de verhouding tussen de
gemiddelde en de karakteristieke waarde zal bij deze lage sterkte waarsc\
hijnlijk
minder dan 8 bedragen. Ook hebben aannemers enorme ervaring opgedaan met
het ontkisten bij een sterkte van 14 MPa zonder dat dat tot problemen he\
eft geleid.
Maar het geeft wel aan dat je in de praktijk voorzichtig moet zijn!
Methode van
gewogen rijpheid
De methode van gewogen rijpheid
geeft goede voorspellingen voor de
vroege sterkte en wordt dan ook vaak
toegepast. Deze methode heeft echter
wel de nodige beperkingen. Meer
daarover staat in het artikel 'O n t k i s t e n
va n a f h e t j u i st e m o m e n t ? i n Betoniek
Vakblad 20 1 7 - 4 .
9 VAKBLAD I 2 2018
04-Druksterkte.indd 9 02-07-18 12:26
10 VAKBLAD I 2 2018
Vraag en antwoord Betonmortel
E
en van de criteria waar monoli-
thisch afgewerkte betonvloeren
aan moeten voldoen, is slijtvastheid.
Eisen aan die slijtvastheid zijn vastge-
legd in de norm NEN 2743 [1].
Norm
In NEN 2743 wordt de slijtvastheid uit -
gedrukt in een slijtvastheidklasse I t/m IV
(tabel 1). Deze klassen zeggen iets over
de maximaal toelaatbare gemiddelde
afslijting op basis van de zogenoemde
Amsler-slijtproef. In deze norm is echter
niet vastgelegd wanneer en waarom
een vloer moet voldoen aan een van de
genoemde klassen. In de praktijk bestaat hier dan ook veel onduidelijkheid over,
waardoor het risico bestaat dat veilig
-
heidshalve, maar onnodig een te hoge
klasse wordt geëist.
Een ander probleem van de norm is dat
de klassen worden gerelateerd aan de
Amsler-slijtproef. Deze proef wordt in de
praktijk niet of nauwelijks meer gebruikt.
Bij het beproeven volgens deze
methode komen immers te veel fijne
stofdeeltjes vrij, hetgeen arbotechnisch
minder wenselijk is.
Naast de Amsler-methode zijn er
overigens wel andere testmethoden
beschikbaar, zoals de Böhme-test
(foto 2) en de BCA-test.
In de norm is ook de hardheid opgege-
ven van mogelijk toegepaste instrooi-
materialen. Maar nergens is terug te
vinden in welke situatie welk materiaal
moet worden toegepast.
Vanwege deze onduidelijkheid in de
normgeving is het altijd aan te raden
om over eisen en maatregelen te over-
leggen met een gespecialiseerd
vloerenbedrijf.
Maatregelen
De slijtvastheid is in belangrijke mate
afhankelijk van het betonmensgel en
de uitvoering, zoals de verdichting, en
de afwerking (vlinderen) van het beton.
Vanzelfsprekend is ook de nabehande-
ling essentieel. Voorkomen moet wor-
den dat de toplaag uitdroogt door
verdamping van water. In dat geval zou
in de uitgedroogde zone namelijk niet
voldoende water meer aanwezig zijn
voor een goede hydratatie van het
Vraag 16
Hoe kun je
ervoor zorgen dat een vloer voldoende
slijtvast is?
1
Instrooien monolietvloer
Tabel 1 Eisen aan slijtvastheid [1]
slijtvastheidklasse maximaal toelaatbare gemiddelde afslijting [mm]
I 1,0
II 1,5
III 2,0
IV geen eis
Opmerking: De klassenindeling is gebaseerd op de Amsler-slijtproeven
10-Vraag en Antwoord.indd 10 02-07-18 11:19
11 VAKBLAD I 2 2018
Vraag en antwoord
Dit is de zestiende aflevering in de
vraag-en-antwoordrubriek van Beto-
niek Vakblad. Deze rubriek wordt sa-
mengesteld in samenwerking met
Betonhuis/VOBN, partner van Beto-
niek . Deskundigen beantwoorden
vragen uit de markt. In dit geval is dat
Huub Baltussen van Van Berlo.
Heb je ook een vraag over beton-
(technologie)? Mail ze naar
betoniek@aeneas.nl.
cement. Over noodzaak en de wijze
van nabehandelen is voldoende
gepubliceerd, ook in Betoniek.
Zijn de juiste maatregelen genomen in
de uitvoering en is het gebruik van de
vloer niet overmatig, dan kan de slijt-
vast voldoende zijn en zijn extra maat-
regelen zoals het instrooien niet per se
nodig. Wordt een vloer zwaarder belast
dan kan een instrooilaag wel nodig zijn.
Wanneer dat zo is en het type instrooi-
laag dat het meest effectief is, hangen
af van de toepassing (tabel 2).
Instrooilaag
Een instrooilaag dient om de opper-
vlaktekwaliteit wat betreft slijtvastheid
en stootvastheid te verbeteren. De
instrooilaag bestaat uit een droog
mengsel gebaseerd op cement. Dit
zorgt voor een de verlaging van de
water-cementfactor in het oppervlak en
verbetert de kwaliteit. Aan het mengsel
worden slijtvaste granulaten toege-
voegd zoals kwarts, porfier, carborun-
dum en amaril. De effectiviteit is goed
bij grove korrels (1-3 mm).
Voor niet te zwaar belaste vloeren is
kwarts een veel toegepast instrooima-
teriaal. Een mengsel van 2 kg kwarts en
1 kg cement per m
2 vloer geeft vol-
doende resultaat. Wanneer hogere
eisen aan de slijtvastheid worden
gesteld, zoals in werkplaatsen en in
geval van intensief verkeer met harde
wielen, kan het kwarts gedeeltelijk worden vervangen door een harder
materiaal zoals korund. Uit het oog-
punt van vlakheid en hechting dient de
hoeveelheid instrooimateriaal tot 3 à 4
kg per m
2 beperkt te blijven.
De hoeveelheid instrooimateriaal moet
overigens niet worden voorgeschreven
maar worden bepaald door een gespe-
cialiseerd uitvoerend vloerenbedrijf.
Hierdoor voorkomt men ook de discus-
sie over wie verantwoordelijk is voor de
keuze indien er achteraf problemen zijn
ontstaan. Duidelijk is wel dat meer
instrooimateriaal zeker niet altijd beter
is. Veel losliggende toplagen zijn vaak
het directe gevolg van te veel of ver-
keerd aanbrengen van instrooimateri-
aal waardoor de bovenste laag van de
vloer tijdens het polijsten (vlinderen) te
dicht van structuur wordt en bij een
iets minder stabiel betonmengsel er
een waterlens onder de toplaag
ontstaat.
Overigens zijn er andere redenen te
bedenken om een instrooimateriaal toe
te passen dan slijtvastheid. Zo kan het
verstandig zijn een kwarts-cement-
mengsel toe te passen om het
bleedingwater te binden. Het bevor-
dert de kwaliteit van de toplaag en
maakt een afwerking door schuren en
polijsten mogelijk.
2
Böhme-test voor het
bepalen van de
slijtvastheid Tabel 2 Type instrooilaag bij verschillende toepassingen
toepassing vloer instrooilaag
weinig verkeer/voetgangers geen
normaal gebruik, bedrijfsruimten,
magazijnen en werkplaatsen harde granulaten: kwarts, porfier, basalt
werkplaatsen met intensief zwaar verkeer
met metalen wielen en zware machines zeer harde granulaten: carborundum,
korund of amaril
zeer intensief gebruik, schokbestendig metaalgranulaten (denk aan roestrisico)
Ook moet worden opgemerkt dat slijt-
vastheid een directe relatie heeft met
andere eigenschapseisen die aan dit
oppervlak worden gesteld zoals rol-
weerstand, vlakheid, stootvastheid,
slipweerstand, vloeistofdichtheid,
glans, kleurverschillen.
Meer over slijtvastheid
In feite is dit onderwerp te veelomvat-
tend en te complex om volledig te
behandelen in een vraag-en-antwoord-
rubriek. Daarom komen we erop terug
in een van de volgende edities.
Literatuur
1 NEN 2743:2003 nl - In het werk ver-
vaardigde vloeren ? Kwaliteit en uit-
voering van monolithisch afgewerkte
betonvloeren en -verhardingen
10-Vraag en Antwoord.indd 11 02-07-18 11:19
===auteur Arno Jeurdink Heijmans Infra
Theoretisch inzicht
ondersteunings const ructies
Bekistingen en ondersteuningsconstructies zijn weliswaar
tijdelijke constructies, toch zijn ze allerminst van ondergeschikt
belang. Je zou kunnen stellen dat ze op het moment van
gebruik zelfs een hoofddraagconstructie zijn. Reden voor
Stubeco om ruim aandacht te besteden aan dit onderwerp.
Twee rapporten, een over ondersteuningsconstructies en een
over houten bekistingsconstructies, zijn hiertoe recent herzien.
Stubeco-rapporten D07 en D10 herzien
Kennis van bestaande
rapporten
Dit artikel gaat niet uitgebreid in op
de inhoud van de Stubeco-rapporten.
Daarvoor wordt naar de rapporten
zelf verwezen. Voor een volledig
begrip van de passages die wel over
de inhoud gaan, is het raadzaam
kennis te hebben van de inhoud van
de materie.
1
Vloer in de kist
Bron: Heijmans Infra
12 VAKBLAD I 2 2018
12-Stubeco ondersteuningen.indd 12 02-07-18 12:25
H
et ontwerpen van bekistingen en
ondersteuningen is een specialis-
tisch vak. Door de complexiteit en
grootte van veel hedendaagse bouw-
werken, is het alleen maar specialisti-
scher geworden. Zeker in het verleden
was het niet altijd duidelijk hoe de
materiaalnormen moesten worden toe-
gepast en met welke belastingen moest
worden gerekend. Dit leidde vaak tot
onvoldoende inzicht om een optimale
constructie te kunnen ontwerpen. Er zijn in het verleden diverse studies
verricht om tot een eenduidige en
objectieve ontwerpbenadering te
komen. Dit onder andere door de
stichting Arbeidstechnisch Onderzoek
Bouwnijverheid en later door SBR (fig.
2). Rijkswaterstaat, TNO-IBBC, de
Nederlands Spoorwegen (fig. 3) heb-
ben ook een belangrijke bijdrage gele-
verd in de kennisontwikkeling, onder
meer dankzij inbreng van diverse
leden van Stubeco. In het 'Handboek
Bekistingen' uit 1980 is een speciaal
hoofdstuk gewijd aan het berekenin-
gen van ondersteuningen en
bekistingen.
Zo'n twintig jaar terug zijn binnen Stu-
beco twee studiecellen opgericht, te
weten
D05 ? Houten bekistingsconstruc-
ties en D07 ? Tijdelijke constructies voor
het ondersteunen van bekistingen, die de
bijbehorende rapporten D05 en D07
hebben opgeleverd.
Rapport D05 is in 2103 geactualiseerd
tot D10, waarbij de invloed van de Eurocode is verwerkt. De aanbevelin-
gen in dat rapport die waren opgeno-
men ten aanzien van systeemdragers
hebben nu geleid tot een nieuwe aan-
vullende versie D10.2.
Ook recent is gewerkt aan een update
van rapport D07 tot D07.2, met name
als doel om aansluiting te vinden met
de Eurocode.
Commissieleden
Het rapport D07-02 is opgesteld door:
? A.J. Jeurdink (Heijmans Infra) ?
voorzitter en mentor
? G.F.A.J.M. Joordens (Safe)
? A.H.J. Lazet (VolkerInfra)
? N. Saadon (Ballast Nedam Construction)
? G.A. Waayer (BAM Infra)
? L. Zwetheul (oud-medewerker Van Hattum en Blankevoort) ?
redacteur
Het rapport D10-02 is opgesteld door:
? J.J.A. Clephas (VolkerInfra) ? voorzitter
? A.J. Jeurdink (Heijmans Infra)
? J. van den Nouweland (Vogels)
? L. Zwetheul (oud-medewerker Van Hattum en Blankevoort) ?
redacteur
? C.J. Tol (Ballast Nedam Infra Speciale Projecten) ? coördinator
Stubeco (KoKo)
ondersteunings const ructies
2
Studies van Stichting
Bouwresearch (SBR)
van studiecommissie
A28 en B27
3
Richtlijnen voor de berekening van ondersteuningsconstructies van de
Nederlandse Spoorwegen
13 VAKBLAD I 2 2018
12-Stubeco ondersteuningen.indd 13 02-07-18 12:25
auteur Naam Functie
Rapport D07.2
Het doel van het rapport D07.2 'Tijde-
lijke constructies voor het ondersteu-
nen van bekistingen' is het eenduidig
aanbieden van rekenregels die aanslui-
ten op de huidige regelgeving. Het rap-
port geeft toelichtingen, handvatten en
voorbeelden. Het rapport beperkt zich
tot de stalen draagconstructies onder
zware vloeren van gebouwen en dek-
ken van bruggen en viaducten (fig. 4).
Met betrekking tot de houten onderdelen
wordt gerefereerd aan rapport D10-2 (zie
onder 'Rapport D10.2').
In de herziene versie is de theorie van
de statica (grotendeels) ongewijzigd
gebleven. Met name de kennis over
toetsingen is aangepast.
Ondersteuningsconstructies zijn hulp-
constructies die overwegend statisch
worden belast. De in rekening te bren-
gen belastingen zijn terug te vinden in
de verschillende Eurocodedelen. Door
het tijdelijke karakter van de belasting
op hulpconstructies, de bijzondere
belastingssituaties, het veelvuldig
gebruik van gebruikt materiaal en het
feit dat de meeste constructies 'gesta-
peld' zijn, is inzicht in het gedrag van
de constructie tijdens de verschillende
bouwfasen van groot belang.In de loop van de tijd hebben enkele
grote opdrachtgevers eigen richtlijnen
opgesteld voor het ontwerpen van
hulpconstructies. Aannemer en dus ook
constructeur van het hulpwerk moeten
rekening houden met deze mogelijke
richtlijnen. Tegenwoordig wordt echter
steeds meer gerefereerd aan de Euro-
code. De aannemer blijft in alle geval-
len verantwoordelijk voor een veilige
constructie.
Inhoud
Het rapport gaat uitgebreid in op de
in rekening te brengen belastingen,
belastingscombinaties en belastings-
factoren. Het gaat daarbij niet alleen
om directe horizontale en verticale
belastingen maar ook om de afgeleide
componenten, bijvoorbeeld de effec-
ten van verkantingen en excentrici-
teiten (fig. 5). Deze leiden onder
andere tot torsie-effecten.
Verder wordt ingegaan op materiaal-
eigenschappen en vervormingen. In
het deel over toetsen van onderslagen
komen diverse theoretische benaderin-
gen aan de orde. Het geheel wordt
onderbouwd aan de hand van enkele
rekenvoorbeelden.
De nodige detailtoetsen worden in het
rapport beschreven en in detail uitge-
werkt. Met name drie toetsen krijgen
extra aandacht: torsie, kip en kip in
combinatie met buiging en
torsiemomenten.
Torsie
Onderslagbalken worden op wringing
belast door uitwendige belastingskop-
pels die ontstaan door excentrisch aan-
grijpende belastingen. Als gevolg van
dit wringende moment treden in de
onderslagbalk additionele schuif- en
buigspanningen op. In principe zijn er
twee verschijnselen van torsie, namelijk
wringing volgens Saint-Venant en
welvingswringing.
De gevolgen van de Saint-Venant-wrin-
ging, ofwel pure wringing, zijn over het
algemeen redelijk goed bekend. Dat
geldt minder voor het fenomeen wel-
vingswringing. Welving ontstaat als
een doorsnede op wringing wordt
belast en de doorsneden niet vlak blij-
ven (fig. 6).
Als gevolg hiervan ontstaat een samen-
stel van langsspanningen die in axiale
zin in evenwicht zijn, maar in de door-
snede van bijvoorbeeld een I-profiel
buigende momenten in de flenzen om
de z-as veroorzaken. De buigende
momenten in onder- en bovenflens zijn
gelijk maar tegengesteld van teken. Dit
moment staat bekend als bi-moment.
4
Onderdelen
ondersteunings-
constructie
5
Invloed van verkanting en excentriciteiten:
verticale belasting niet door het zwaartepunt
van de doorsnede
14 VAKBLAD I
2 2018
12-Stubeco ondersteuningen.indd 14 02-07-18 12:25
In het rapport is een differentiaal-
vergelijking voor het berekenen van dit
bi-moment gegeven.
Hoewel er eenvoudigere methoden
zijn, die ook in het rapport worden
genoemd, wordt aanbevolen de
methode met differentiaalvergelijkin-
gen toe te passen.
Kip
Bij de toetsing op stabiliteit van onder-
slagen moet de kipstabiliteit worden
onderzocht. Kip is het zijdelings uitbui-
gen van een I-vormige ligger als gevolg
van tweedeorde-effecten door druk in
de bovenflens (fig. 8). Het kan nodig
zijn maatregelen te nemen in de vorm
van gaffelopleggingen (oplegging
waarbij naast translatie ook rotatie
wordt voorkomen, fig. 7) of onder-
flensinklemmingen (fig. 9).
Om te bepalen of die maatregelen nodig
zijn, is het een optie te rekenen met de
invloed van de wrijving van de contact-bekisting op de kinderbinten, die als zij-
delingse steun fungeert voor de onder-
slagen. Deze mogelijkheid moet echter
nader worden onderzocht, het wordt in
de huidige praktijk niet of zelden gedaan.
In NEN-EN 1993 (Eurocode 3) staan
eisen gedefinieerd voor staven die aan
gecombineerde buiging en druk zijn
onderworpen. Deze zijn opgenomen in
het rapport.
Kip in combinatie met buiging en
torsiemomenten
De Eurocode geeft geen toets voor
horizontale belasting en torsie in com-
binatie met kipstabiliteit. Deze span-
ningscombinatie treedt echter wel op.
Vanwege dit hiaat in de Eurocode is
een benaderingsmethode in het rap-
port opgenomen.
Nadere studie
Tijdens de studie zijn er diverse punten
naar voren gebracht die nadere studie
vragen.
? Om combinatie van de vervorming
van de hulpconstructie en de defini-
tieve constructie tegen te gaan, kun-
nen tooglatten (scheggen) worden
toegepast. Daarvoor moet worden
gerekend met een excentriciteit van
10 mm. Die aanname is discutabel.
Net als de horizontale uitbuiging
die, als gevolg van bovenstaande
aspect, kan leiden tot een excen-
trisch aangrijpen van de verticale
last.
? De maximaal toelaatbare afstand van
de gaffelsteunen en plooischotten
tot de oplegging is voor discussie
vatbaar.
? De invloed van wringing op de maat-
gevende belastingsgevallen, in het
bijzonder de vraag bij welke verkan-
ting, c.q. hoogte-/breedteverhou-
ding van de onderslagen een wrin-
gingsberekening altijd noodzakelijk
is.
? Vastleggen doorbuigingseisen in ontwerpeisen.
6
Welving
9
Onderflens inklemming
7
Mogelijke gaffelopleggingen
8
Het fenomeen kip
15 VAKBLAD I 2 2018
12-Stubeco ondersteuningen.indd 15 02-07-18 12:25
De navolgende punten betreffen meer
uitvoeringstechnische aspecten:
? De invloed van de stijfheid van de
bekisting (schijfwerking) op de hori-
zontale uitbuiging en op de kipstabi-
liteit van de onderslagen.
? De praktische uitvoerbaarheid van
kipschotten of gaffelsteunen nabij de
opleggingen van ondersteuningen,
waarbij de onderslagen de moerbalk
scheef kruisen.
Rapport D10.2
Doel van rapport D10-02 is het aanbie-
den van een uniforme richtlijn voor het
toepassen van de rekenregels voor hou-
ten bekistingen volgens de Eurocode.
Rapport D10 was zoals gezegd al aan-
gepast aan de Eurocode. In de nieuwe
versie is het rapport aangevuld met
informatie over het berekenen van sys-teemdragers en de berekening van
oplegdrukken.
Inhoud
In het rapport wordt ingegaan op de
verschillende soorten samengestelde
houten systeemdragers (fig. 10), de
CE-markering en de sterkte-eigen-
schappen. Alles wordt onderbouwd
met rekenvoorbeelden.
Aan enkele belangrijke zaken is extra
aandacht besteed: ? modificatiefactoren;
? Uiterste GrensToestand (UGT) versus
BruikbaarheidsGrensToestand (BGT);
? berekeningen voor de oplegdruk.
Modificatiefactoren
Bij het berekenen van houtconstructies
gelden volgens de Eurocode een aantal modificatiefactoren. Omdat de Euro-
code bedoeld is voor houten construc-
ties in het algemeen worden in het rap-
port aanbevelingen gedaan voor de
hoogte van de factoren voor houten
systeemdragers.
?
In de berekening moet voor de mate-
riaaleigenschappen van de dragers
een partiële materiaalfactor
M wor-
den aangehouden. In tabel 2.3 in
NEN-EN 1995-1-1 (Eurocode 5)
staan diverse waarden. De commissie
beveelt aan de waarde 1,3 aan te
houden.
? Naast een partiële materiaalfactor
geldt ook een modificatiefactor
M
mod , die de invloed van de belas-
tingduur en vochteigenschappen in
rekening brengt. Voor de belasting-
duurklasse kan volgens het rapport
voor systeemdragers 'kort' worden
aangehouden, in het algemeen 1
week. Het beton wordt veronder-
steld dan al een aanzienlijke sterkte
te hebben ontwikkeld. Verder wordt
aanbevolen klimaatklasse 2 aan te
houden (vochtgehalte 20%).
Dit leidt volgens tabel 3.1 van NEN-
EN-1995-1-1 tot een waarde van
k
mod van 0,9.
? Voor de sterkteklasse van systeem-
dragers wordt klasse C24 aangehou-
den (volgens NEN-EN 338).
Alle detailtoetsen worden in het rap-
port beschreven en in detail
uitgewerkt.
UGT versus BGT
Tijdelijke constructies moeten volgens
de Eurocode worden getoetst voor de
zogenoemde Uiterste GrensToestand
(UGT). Leveranciers verwijzen voor het
berekenen van houten bekistingsdra-
gers vaak naar NEN-EN 13377 'Houten
bekistingdrager'. Hierin wordt van
diverse type dragers een 'Safe Working
Load' gegeven, waarden die niet afwij-
ken van de waarden in de BGT. Om te
voldoen aan de Eurocode moeten deze
dus worden omgerekend naar een
UGT.
10
Houten
systeemdrager
16 VAKBLAD I 2 2018
12-Stubeco ondersteuningen.indd 16 02-07-18 12:25
Hierbij wordt geadviseerd te rekenen
met veiligheidsniveau CC2, met een bij-
behorende belastingsfactor
F van 1,5.
De constructeur kan hier ? bij een ander
gekozen gevolgklasse ? van afwijken.
Voor toetsen in de BGT kan wel gebruik
worden gemaakt van de 'Safe Working
Load'.
Oplegdrukken
Systeemdragers (kinderbinten) oefenen,
al dan niet via een tooglat, een druk uit
op de onderslagbalken (fig. 11). Deze
druk moet worden getoetst. Het gaat
dus om de oplegging van de kinderbint
op de tooglat en de oplegging van de
tooglat op de onderslag. In het eerste
geval gaat het om een oplegging van
'puntlasten', omschreven als discrete
oplegging. In het tweede geval om een
oplegging over de volledige lengte
ondersteund, dit is omschreven als con-
tinue oplegging. Bij de berekening is de
factor k
c;90 van toepassing. Deze is
afhankelijk van hoogte-breedteverhou-
ding. De hoogte hiervan hangt ook af
van of het om een tooglat of om een
systeemdrager gaat.
Bij het berekenen van de oplegdruk
wordt gerekend met het effectieve
oppervlak A
eff. Dit betreft niet het geo-
metrische contactvlak, maar er wordt
aan weerszijden een spreiding van 30
mm gerekend, als deze aanwezig is.
In het rapport zijn drie berekeningen
voor het toetsen van de oplegdruk
gemaakt:
1 Volgens de Eurocode; hierbij gelden de uitgangspunten zoals eerder
genoemd.
2 Academische methode volgens TU Eindhoven (TU/e); deze is gebaseerd
op het indrukken van de houtvezel in
het gebied van de oplegging. Ver-
plaatsingen zijn proefondervindelijk
bepaald en er wordt een relatie
gelegd met de Wet van Hooke.
3 Traditionele methode volgens NEN 6760; berekeningsmethode is
niet meer actueel. De verhoudingen in de uitkomsten van
deze berekening staan in tabel 1.
Duidelijk wordt dat de uitkomsten voor
dragers volgens de Eurocode hoger lig-
gen dan die van de oude NEN 6760.
Dat komt onder meer doordat in de
Eurocode de invloed van de hoogte
van een profiel niet in rekening wordt
gebracht. Duidelijk is echter geworden,
onder andere na diverse gesprekken
met professor Jorissen van de TU/e, dat
de hoogte wel aanzienlijke invloed kan
hebben op de capaciteit. Deze hoogte
moet minimaal 57 mm bedragen om
spreiding van belastingen via de vezels
te kunnen laten plaatsvinden. Kleiner
kan, maar dan mag onder andere geen
extra lengte in rekening worden
gebracht om de oppervlaktespanning
te kunnen berekenen.
Ook blijkt dat de berekening van de
druk loodrecht op de vezel volgens de
Eurocode voor meerdere uitleg vatbaar
en lastig te doorgronden is.
Tot slot
De rapporten hebben geen officiële
status. Doordat de inhoud door een
commissie van ervaren vakspecialisten
is opgesteld, samenwerking is gezocht
met externe specialisten en internatio-
nale literatuur/regelgeving is geraad-
pleegd, kan wel worden gesteld dat
beide rapporten bruikbaar en betrouw-
baar zijn. Hoewel praktische bruikbaar-
heid een van de doelstellingen was,
hebben de rapporten een hoog theore-
tisch gehalte. Ze zijn dan ook in eerste
instantie opgesteld voor ontwerpers/
constructeurs die zich bezighouden
met tijdelijke constructies. Omdat de
kennis helpt bij de realisatie van een
gedegen ontwerp, hebben zowel uit-
voerende partijen als leveranciers er
ook voordeel van.
11
Oplegging kinderbint
Verkrijgbaarheid
De Stubeco-rapporten D07-02 en
D10-02 zijn begin juni 2018 definitief
vastgesteld. Ze zijn voor iedereen
beschikbaar op www.stubeco.nl.
Samenwerking Stubeco
Het platform Betoniek
en Stubeco,
Studievereniging uitvoering beton-
constructies, hebben uitgesproken
nauwer met elkaar te willen samen-
werken. De aard van die samenwer-
king wordt momenteel nader
uitgewerkt. Dit artikel is daar alvast
een voorschot op.
Tabel 1 Uitkomsten verschillende berekeningen oplegdruk
drager in % tooglat in %
Eurocode 100 100
TU/e 73 101
NEN 6760 75 105
17 VAKBLAD I 2 2018
12-Stubeco ondersteuningen.indd 17 02-07-18 12:25
Steeds meer inzicht in printproces
Betonprinten wor dt volwassen
De ontwikkelingen ten aanzien van 3D-beton-
printen gaan rap. Wereldwijd, maar zeker ook
in Nederland, komen er steeds meer voorbeel-
den van succesvolle toepassingen. Dit mede
dankzij een voortschrijdend inzicht in het
printproces en de relatie met het eindproduct.
1
Betonprinter
auteur ir. Jacques Linssen Aeneas Media
18 VAKBLAD I 2 2018
18-3DCP.indd 18 02-07-18 12:28
Betonprinten wor dt volwassen
3
D-printen is een zogenoemde Addi-
tive Manufacturing techniek, waar-
bij objecten laag voor laag worden
opgebouwd totdat de gewenste geo-
metrie is voltooid. Deze techniek is bij
uitstek toe te passen met beton. De
potentie van 3D-printen van betoncon-
structies is duidelijk: de afwezigheid van
bekisting en daardoor meer vormvrij-
heid. Daarnaast resulteert printen in
minder materiaalgebruik en minder
afval, omdat het materiaal alleen daar
wordt aangebracht waar nodig. Boven-
dien is het een geautomatiseerde
methode die in theorie 24/7 kan door-
gaan, zonder nauwkeurigheid te verlie-
zen en zonder dat zware arbeid nodig is.
De ontwikkelingen op dit gebied gaan
razendsnel. Er wordt steeds meer
bekend over het printproces in relatie
tot de constructieve eigenschappen.
Ook wordt geëxperimenteerd met
wapening en wordt gedacht aan de
mogelijkheid materialen of samenstel-
lingen te combineren in één
constructie.
Mogelijkheden
3D-betonprinten
Met het printen van beton zijn zeer
uiteenlopende vormen mogelijk. Een
print robot kan immers min of meer elk
pad volgen. Uiteraard zijn er praktische
beperkingen ten aanzien van grootte
van de printer (hoewel in theorie elke
afmeting mogelijk is) en transport. In
de praktijk worden constructies dan
ook vaak opgebouwd uit kleinere ele-
menten. Een andere beperking is de
ondergrond. Beton kan niet in de lucht
worden geprint en moet dus op een
basis worden aangebracht. Dat hoeft
overigens niet altijd beton te zijn. Er
kan ook worden gedacht in combina- ties met een ander materiaal als (tijde-
lijke) ondersteuning in het printproces.
Bij 3D-betonprinten kunnen het ont-
werpproces en de realisatie niet los van
elkaar worden gezien. Zo zijn geome-
trie en constructieve eigenschappen
sterk afhankelijk van de mogelijkheden
van de printer en het toegepaste mate-
riaal. Er wordt gesproken over relaties
tussen drie componenten: de printstra-
tegie, het geprinte materiaal (beton) en
de gewenste vorm (fig.2). Over deze
relaties wordt steeds meer bekend. En
hoe meer er bekend is, hoe meer de
weg wordt vrijgemaakt naar een proces
waar er vanuit CAD automatisch con-
structies kunnen worden vervaardigd
zonder de tussenkomst van mensen,
mogelijk gebruikmakend van para-
metrisch ontwerpen. Op dit moment is
dat echter nog niet zover.
Parameters
Er zijn veel factoren die een rol spelen
bij het printen van beton. Een daarvan
is het materiaal beton zelf. Duidelijk is
dat 3D-betonprinten veel van het
Printer
? Pompdruk
? Printsnelheid
? Afmetingen printer
? Geometrie nozzle
? Omgevingstemperatuur
? Omgevingsvochtigheid
Beton
? Samenstelling
? Deeltjesgrootte
? Hulpstoffen
? Open tijd
? Groene sterkte
? Consistentie Geometrie
? Vorm
? Dimensies
? Grootte
? Radius
? Sterkte en stijfheid
materiaal vraagt. Waar beton de afgelo-
pen tijd is ontwikkeld tot een zelfver-
dichtend materiaal dat zich probleem-
loos verspreid, vraagt printbaar beton
juist het tegenovergestelde. Als het
eenmaal uit de printkop komt, moet
het ook op die exacte plek blijven
staan, niet inklinken en bovengelegen
lagen kunnen dragen. De groene
sterkte moet dus groot genoeg zijn.
Maar het beton moet ook te printen en
dus verpompbaar zijn. Bovendien moet
voor een degelijk eindresultaat de
hechting tussen de verschillende lagen
voldoende zijn.
Een andere belangrijke parameter is de
printsnelheid. Deze heeft ook een
sterke relatie met het materiaal. Het
beton moet zoals gezegd voldoende
tijd krijgen om te verharden zodat het
bovengelegen lagen kan dragen. Maar
verharding moet ook weer niet te ver
zijn gevorderd om te voorkomen dat
nieuwe lagen niet hechten aan de oude
lagen. In die zin is ook de geometrie
belangrijk. Als de constructie te groot
wordt, kan het te lang duren voordat
de printer 'rond' is.
2
Parameters die
invloed hebben op
het 3D-printen
19 VAKBLAD I
2 2018
18-3DCP.indd 19 02-07-18 12:28
Ook de breedte van het printspoor, de
maximale radius in de bochten en de
hoogte van de printkop boven het te
storten printspoor zijn belangrijke varia-
belen. Verder spelen pompdruk, beton-
en omgevingstemperatuur, vorm en
afmetingen van de nozzle een rol.
Al met al leidt dit tot een grote hoeveel-
heid variabelen (fig.2). Sommige van deze variabelen zijn volledig beheers-
baar, andere veel minder. Om het pro-
ces te beheersen en de printbaarheid
en de eigenschappen van de construc-
tie te voorspellen, is het belangrijk deze
afhankelijkheden te begrijpen en te
kwantificeren. Verschillende technieken
Er wordt wereldwijd op grote schaal
gepionierd met 3D-betonprinten.
Daarbij worden verschillende invals-
hoeken en technieken toegepast.
Contour Crafting
De eerste voorbeelden van 3D-beton-
printen komen van de universiteit van
Zuid-Californië. Daar ontwikkelt
Behrokh Khoshnevis sinds de jaren
negentig het zogenoemde Contour
Crafting [1] (foto 3). Deze techniek
bouwt betonwanden gelaagd op,
gebruikmakend van een printkop met
één of meerdere nozzles (spuitmon-den). Hiermee kunnen bijvoorbeeld
binnen- en buitenblad van een wand in
één beweging worden geprint. Con-
tour Crafting werd het spin-off bedrijf
waarin Khoshnevis zijn visie van een
geautomatiseerde bouwplaats probeert
te realiseren, die zich niet beperkt tot
printen, maar waar ook het plaatsen
van balken, vloeren, installaties en de
afwerking is gerobotiseerd.
Concrete Printing
Op de Britse Loughborough University
wordt onderzoek verricht naar Con-
crete Printing (foto 4). Deze printtech-
niek is vergelijkbaar met Contour Craft-
ing, maar heeft een hogere resolutie en
een betonsoort van hogere sterkte.
Hiermee kan niet alleen de uitwendige
contour worden geprint, ook worden
de inwendige structuur en doorsnede-
opbouw van bijvoorbeeld een wand
vormgegeven. Dit biedt de mogelijk-
heid tot integratie van leidingwerk of
isolatie. De universiteit werkt nu samen
met het Zweedse bouwbedrijf Skanksa
om de techniek op commerciële schaal
door te ontwikkelen [2].
Smart Dynamic Casting
De Gramazio Kohler Research Group
van het Zwitserse ETH hanteert een
andere aanpak, genaamd Smart
Dynamic Casting (foto 5). Deze tech-
niek maakt, in tegenstelling tot de eer-
der genoemde technieken, wel gebruik
van een bekisting. Het gaat hier echter
om een dynamische bekisting: de geo-
metrie van de kist wordt tijdens het
extruderen van beton bijgestuurd. Ook
met deze techniek kunnen complexe
objecten in beton worden gerealiseerd,
zonder voortdurend nieuwe bekisting
te maken [3].
D-Shape
De Italiaan Enrico Dini ontwikkelde een
geheel andere techniek die niet is geba-
seerd op de stapeling van geëxtru-
deerde filamenten, maar is geïnspireerd
door poederbedtechnieken. Bij het pro-
ces D-Shape, dat hij ontwikkelde,
3
Contour Crafting
4
Voorbeeld van
concrete printing
5
Bij Smart Dynamic
Casting wordt de
geometrie van de kist
tijdens het extruderen
van beton bijgestuurd
20 VAKBLAD I 2 2018
18-3DCP.indd 20 02-07-18 12:28
wordt telkens een laag droog materiaal
neergelegd, waarna honderden kleine
nozzles lokaal bindmiddel injecteren.
Hiermee hardt het materiaal alleen uit
waar het gewenst is en werkt het
onverharde materiaal als tijdelijke
ondersteuning tijdens het printproces.
Dit leidt tot een bijna onbeperkte
geometrische vrijheid [4].
Bedrijven
Langzamerhand ontstonden er meer
commerciële initiatieven. In het Ameri-
kaanse Minnesota richtte aannemer
Andrey Rudenko het bedrijf Total
Kustom op, dat vergelijkbaar met Con-
tour Crafting betonobjecten op locatie
kan printen. De bouwplaats beperkte
zich aanvankelijk tot zijn garage en ach-
tertuin, waar hij een betonnen schaal-
model van een kasteel heeft geprint.
Rudenko heeft plannen om zijn tech-
niek op grote schaal in de praktijk toe
te passen. In de Filippijnen heeft hij al een volledige hotelkamer op locatie
geprint. Ook in Nederland is een soort-
gelijke techniek al opgepakt. CyBe,
gevestigd te Oss, heeft al diverse bouw-
werken gerealiseerd.
Ook in China wordt 3D-betonprinten
ontwikkeld. Zo komen regelmatig
nieuwsberichten uit Shanghai, waar
WinSun de eerste grote huizen, appar-
tementen en zelfs villa's in beton heeft
geprint. In die berichten ontbreekt ech-
ter vaak het feit dat deze gebouwen in
onderdelen in een fabriek worden
geprint. Deze gebouwdelen worden
vervolgens naar de bouwplaats ver-
voerd en daar geassembleerd tot grote
bouwwerken (foto 6). Dit doet echter
niets af aan de prestaties van het Chi-
nese bedrijf. Minder bekend is HuaS-
hang Tengda, dat ook bezig is met
printachtige bouwtechnieken.
De potentie van de techniek en de aan
-
sprekende voorbeelden van casestu-
dies hebben er inmiddels toe geleid dat er steeds meer commerciële par
-
tijen bij komen, zoals het Russische
Apis Cor, het Franse XtreeE, en Incre -
mental3D uit Oostenrijk. De Neder -
landse markt heeft ook nieuwkomers
Concr3de en Vertico kunnen verwelko -
men. En ook grotere partijen duiken in
de technologie: Weber Beamix, Bruil
en Sika hebben allen printmortels en
printfaciliteiten ontwikkeld.
Onderzoek TU Eindhoven
In 2015 is de TU Eindhoven gestart met
een onderzoekstraject 3DCP, in samen-
werking met een groep van industriële
partners. Belangrijk doel daarbij is ken-
nis over de techniek te ontwikkelen en
na te gaan wat de invloed van de ver-
schillende factoren is. Het gaat hierbij
vooral om het constructieve gedrag tij-
dens productie en in de eindfase. Opti-
maliseren van het betonmengsel hoort
niet zozeer tot de doelstellingen. Ken-
nis over het materiaal komt voorname-
6
Het Chinese bedrijf
WinSun bouwt
woningen met
onderdelen die in een
fabriek worden
geprint
21 VAKBLAD I 2 2018
18-3DCP.indd 21 02-07-18 12:28
lijk van partner Weber Beamix.
Een van de eerste stappen was het bou-
wen van een printer. In het lab van de
TU/e is een opstelling gebouwd met
afmetingen 11 × 6 × 4 m
3. (foto 12) De
techniek die deze printer toepast, is
gebaseerd op het eerdergenoemde
contour crafting.
De printer heeft vier vrijheidsgraden:
hoogte, breedte, lengte en rotatie om verticale as. De vorm en afmetingen van
de printkop (nozzle) zijn in verschillende
stappen geoptimaliseerd tot 40 × 10
mm
2. De nozzle is via een slang met een
diameter van 25 mm gekoppeld aan een
meng-pompsysteem, van waaruit het
beton richting de nozzle wordt gestuurd
met een druk van 1 tot 3 bar.
De positie, rotatie en de snelheid van de
nozzle wordt automatisch aangestuurd. De besturing beperkt zich niet tot uitslui
-
tend de robotbewegingen en snelheid.
Ook de materiaaloutput van de printer
wordt dynamisch aangestuurd, door de
pompfrequentie aan te passen aan de
verplaatsingssnelheid van de printkop.
Betonmengsel
Door Weber Beamix zijn verschillende
printmortels ontwikkeld. Aanvankelijk is
Voorbeelden
Er zijn diverse indrukwekkende voorbeelden van bruggen en
gebouwen gerealiseerd met 3D-betonprinten. Overigens is
kennis, met name van de internationale projecten vaak niet
beschikbaar. Zo is bij deze projecten lang niet altijd duidelijk
welke onderdelen precies zijn geprint, welke mengselsamen-
stelling is toegepast en hoe constructieve veiligheid is
gewaarborgd.
? Woning met twee verdiepingen in China (400 m 2) in
2016 door HuaShang Tengda.
? Kantoorgebouw in Dubai (250 m
2) in 2016 door WinSun.
? Interieur van een hotelkamer in de Filippijnen
(12,5 × 10,5 × 4 m
3) in 2015 door Total Kustom.
? Woongebouw van vijf lagen in Suzhou, China in 2015
door WinSun.
? Villa in Suzhou, China (1100 m
2) in 2015 door WinSun.
? Speelkasteel in Minnesota, USA in 2014 door Total
Kustom.
? Tien woningen in Suzhou, China in 2014 door WinSun.
? Diverse woningen, o.a. in El Salvador door het Ameri-
kaanse Icon in 2017/2018.
? Diverse woningen, o.a. Tiny house in Moskou door Apis
Cor in 2017/2018 (foto 7).
Recente voorbeelden met Nederlandse inbreng:
? Geprinte fietsbrug in Gemert. Betrokken partijen: BAM
Infra, provincie Noord-Brabant, Witteveen+Bos, ge-
meente Gemert-Bakel, Saint-Gobain Weber Beamix B.V.,
Dywidag-Systems International BV, Verhoeven Timmerfa-
briek en NV Bekaert SA en TU Eindhoven (foto 8).
? R&Drone Laboratory, Dubai. Betrokken partijen: CyBe
Construction, Witteveen+Bos.
? Vergaderfabriek Teuge. Betrokken partijen:
Witteveen+Bos, CyBe (in voorbereiding). (foto. 9)
? Autobrug in Groningen. Betrokken partijen FDN Enginee-
ring (in voorbereiding). (fig. 10)
? Huis in Milaan. Betrokken partijen: CyBe Construction,
ARUP, Italcementi, CLS Architetti.
? Woningen in Eindhoven (in voorbereiding) (foto 10).
7
Tiny house in Moskou door Apis Cor 2017/2018
9
Vergaderfabriek Teuge, Form Foundation
10
Geprinte woningen in Eindhoven, bron Houben/ Van Miel Architecten
22 VAKBLAD I 2 2018
18-3DCP.indd 22 02-07-18 12:28
gewerkt met een mortel bestaande uit
portlandcement (CEM I 52,5 R), steen-
achtig toeslagmateriaal met een opti-
male korrelverdeling en een maximale
diameter van 1 mm, kalksteenmeel als
vulstof, hulpstoffen ten behoeve van
het pompen en thixotroop gedrag, en
een kleine hoeveelheid polypropyleen-
vezels om scheurvorming door vroege
hydratatie te voorkomen. Deze mortel heeft de naam Weber 3D 115-1 gekre-
gen. Het gedrag van de mortel kan
worden aangepast door versnellers of
het cementgehalte aan te passen. Het
mengsel heeft een 28-daagse druk-
sterkte van ongeveer 30 MPa en een
buigtreksterkte van ongeveer 5 MPa.
Het beton is aardvochtig waardoor de
opbouw van lagen mogelijk is. Boven-
dien is hierdoor de relatie tussen print-
pad, nozzlegrootte en geometrie ook
goed te beheersen. Het beton heeft
een lange open tijd waardoor het min-
der afhankelijk is van het printinterval
(tijd tussen twee lagen). Inmiddels is de
mortel Weber 3D 145-1 ontwikkeld,
met een hogere sterkte, grotere maxi-
male korrel, lagere viscositeit en snel-
lere sterkteontwikkeling.
Proces
Toen er nog weinig bekend was over
de relatie tussen het beton, de printer
en de geometrie werd er vooral uitge-
gaan van trial-and-error, de meest een-
voudige manier om een constructie te
printen.
Inmiddels is het onderzoek aanzienlijk
gevorderd en is al veel bekend over de
invloed van de verschillende parame-
ters op het printproces.
Nog meer inzicht krijg je als je de
invloed van deze parameters op de
eigenschappen van de constructie
kent. Daarvoor moet ook informatie
beschikbaar zijn over stabiliteit en
hechtsterkte. Om hier meer over te
weten, is een EEM-model opgesteld en
een analytisch model ontwikkeld.
Hierin is een tijdafhankelijke spanning-
rekrelatie meegenomen. Als dit goed in
beeld is, kan worden voorspeld welke
constructies bij welke snelheden wel en
niet kunnen worden geprint.
Het materiaalgedrag in dit model is
gebaseerd op uitgebreid experimenteel
onderzoek aan het verse beton (tot 90
minuten oud). Omdat er geen richtlij-
nen beschikbaar zijn voor het gedrag
van geprinte constructies, zijn uni-axi-
ale druk- en afschuiftesten uitgevoerd.
Ook is een optisch meetsysteem aange-bracht om de vervormingen tijdens het
printen te kunnen monitoren. Het is de
bedoeling in de toekomst ook factoren
als temperatuur mee te nemen.
Treksterkte
Een belangrijke relatie is die tussen de
intervaltijd (tijd tussen het aanbrengen
van twee lagen), verhardingstijd en de
hechtsterkte. De experimenten op de
TU/e hebben aangetoond dat de trek-
sterkte sterk terugloopt als de interval-
tijd oploopt. Als deze intervaltijd echter
binnen een aantal minuten blijft, blijkt
hij nauwelijks meer van invloed te zijn.
Dit geldt althans voor het materiaal dat
is toegepast bij het onderzoek. Het zou
kunnen zijn dat die afhankelijkheid gro-
ter is bij andere mengsels.
Ductiliteit
Een groot probleem bij geprinte con-
structies is het gebrek aan ductiliteit
door het ontbreken van wapening. Een
oplossing is geprint beton alleen toe te
passen in constructies die uitsluitend
op druk worden belast. Dit zou de toe-
passingsmogelijkheden echter ernstig
beperken. Bovendien is het ook voor
constructies op druk vaak gewenst
extra robuustheid te realiseren.
Een andere oplossing is geprint beton
alleen in te zetten als verloren bekis-
ting. Maar ook hierdoor zouden enkele
interessante voordelen verloren gaan.
Wapening
Het beste zou zijn een oplossing te vin-
den om wapening toe te passen in het
beton. Dit vraagt erom na te denken
over de definitie van wapening voor
3D-printen. Wordt de wapening
geplaatst en het beton eromheen
geprint of is het juist de wapening die
gaat worden geprint?
Op de TU/e is een methode ontwikkeld
waarbij een wapeningskabel tijdens het
printproces kan worden meegenomen.
Naast de printkop voor beton is een kop
aangebracht die een staaldraad vanaf
een spoel aanbrengt. Het gaat hier om
wapening met beperkte diameter.
8
Plaatsing van geprinte fietsbrug
Gemert, foto Johan van der Laar
11
Groninger autobrug proefliggers
23 VAKBLAD I 2 2018
18-3DCP.indd 23 02-07-18 12:28
De eerste resultaten aan de hand van uit-
rekproeven en vierpuntsbuigproeven
(foto 13 en 14) laten zien dat de wape -
ning een positief effect heeft op het
nascheurgedrag en de vervormingscapa -
citeit. Het systeem is nog verder te opti -
maliseren. Er moet ook meer informatie
beschikbaar komen over de invloed van
de verankeringslengte en rekgedrag van
verschillende typen wapening.
Een andere oplossing is het toepassen
van vezelbeton. Er is onderzoek verricht
[5] naar het gedrag van geprint beton
met kunststofvezels. Hierbij zijn vezels
toegepast met een grotere lengte dan de
diameter van de printkop. Dit had een
positief effect op de oriëntatie van de
vezels. De resultaten lieten een positief
effect zien op de treksterkte en ductiliteit.
Zowel wapening als staalvezels zullen
de hechtsterkte tussen de lagen echter
niet significant verbeteren. In de hui-
dige technieken overbruggen geen van
beide namelijk de interface. Daarom zal
er voorlopig in één richting altijd sprake
zijn van bros bezwijkgedrag.
Tot slot
Naast cons
Reacties