VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
VAKBL AD
1 2023
Betonwerk op
onbereikbare plaatsen
ILM-METHODE ? WAPENING WINDPL ANBL AUW ? NABEHANDELING ESSENTIEEL
NIEUWE BRL VOOR CEMENT ? REGELGEVING VOOR L AVAMEEL
BV 1-2023 Cover.indd 1 13-03-23 08:54
Partner uitgelicht
'Niets is onderhoudsvrij!', dat is de slogan van B&R Groep. Al 35 jaar is het
bedrijf uit Zaltbommel gespecialiseerd in industrieel onderhoud. Van het
conserveren van bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende installaties,
zoals silo's, tanks en transportbanden (van onder meer betoncentrales), tot
het in goede conditie houden van losstaande projecten, zoals kunstwerken,
bruggen en kranen.
B&R GroepNiets is onderhoudsvrij
O
nderhoud is essentieel en zorgt voor
meerwaarde. Het draagt bij aan een
veiligere, prettigere en meer repre-
sentatieve werkomgeving, met minder storin-
gen, corrosie en productie-uitval. Tijdig
onderhoud aan silo's en transportbanden van
betoncentrales voorkomt hoge kosten door
stilstand en zorgt er voor dat grondsto en en
beton veilig en volgens plan op tijd op het
eindpunt komen.
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met Coen Smets, 06-10705780 of via e-mail c.smets@aeneas.nl.
Ook partner van Betoniek worden?
Met het delen van kennis draagt Betoniek al sinds 1970 bij aan een goede kwaliteit van de bouw in
Nederland. Dit doen we met hulp van onze partners, die net als wij het belang van kennis inzien.
Tegenover deze ondersteuning staan een aantal privileges, zoals een hoge korting op licenties, aandacht in het vakblad en online en gratis gebruik van de vacaturebank.
B&R Groep werkt onder meer voor klanten als
Van Nieuwpoort, Mebin, Dura Vermeer,
Heijmans, LVNL en diverse opdrachtgevers in
de petrochemie. Zij kiezen voor de betrokken-
heid en maatwerkoplossingen waarmee B&R
Groep zich onderscheidt in de markt. Daarbij
wordt altijd gekeken naar de beste aanpak en
mogelijke alternatieven die duurzamer zijn dan
de standaard oplossingen en direct of op ter-
mijn voordeliger zijn.
2 VAKBL AD 1 2023
BV 1-2023 Partners + Partners uitgelicht.indd 2 13-03-23 08:54
Buiten bereik
Op de avond dat ik dit voorwoord schreef was er op
tv eindelijk weer eens iets interessants te zien: op
diverse zenders werd ruim aandacht besteed aan de
lancering van de twee viaducten die binnenkort de
verbinding gaan vormen tussen de A16 en de A13.
Wat een prachtmoment zou dat zijn om het tv-min-
nend publiek van 16 jaar of jonger te bereiken voor ?
naar mijn bescheiden mening ? het mooiste vak dat
er bestaat, de (civiele) betonbouw. Daar wringt
namelijk de schoen een beetje: de onbereikbaarheid
van deze doelgroep bij het bevorderen van de
instroom in het technisch onderwijs. Leuk als ieder-
een ? met mij erbij ? een bijdrage aan het onderwijs
wil leveren, maar lesgeven aan een hal ege klas
met (bijna) alleen maar jonge heren, is geen garan-
tie voor een zonnige bouwtoekomst.
Vraag is dus: hoe bereik je de middelbarescholier
met keuzestress? Via de media dus, want wie luis-
tert er immers nog naar zijn of haar ouders? Ooit
wilde ik graag dierenarts worden omdat ik de serie
van James Herriot zo leuk vond. Gelukkig kwam er
de tv-serie Maritiem ? over Nederlanders en de zee
? en werd het civiele techniek. Eind goed al goed.
Terug naar ons vakblad en via bereikbaarheid naar
beton: In deze a evering twee voorbeelden van
grootschalig betonwerk op schier onbereikbare
plaatsen. Boven het druk bereden Terbregseplein
en midden op het IJsselmeer. Met de 'Groene Boog'
en 'Windplanblauw' laten we mooie staaltjes van
onderscheidende uitvoeringstechniek zien. En
geven we ook extra aandacht aan de ruggengraat
van ons werk, de wapening.
Dit voorwoord kan niet worden afgesloten zonder
een groot woord van dank aan onze redacteur
Peter de Vries die na vele jaren van bevlogen bij-
dragen aan Betoniek van zijn pensioen gaat genie-
ten. We heten hierbij ook gelijk zijn opvolger en
ENCI-collega Przemek Spiesz van harte welkom!
Hans Kooijman
Hoofdredacteur Betoniek Vakblad
Voor reacties: hanskooijman@betoniek.nlMA ART 2023
JA ARGANG 11
EN VERDER
Partner uitgelicht/partners 2 Colofon 31
VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
VAKBL AD 1 2023
Betonwerk op
onbereikbare plaatsen
ILM-METHODE ? WAPENING WINDPL ANBL AUW ? NABEHANDELING ESSENTIEEL
NIEUWE BRL ? REGELGEVING VOOR L AVAMEEL
Foto voorpagina:
Tijdelijke ondersteuning en
lanceerneus voor nieuw viaduct Terbregseplein. Foto Laila Willems-Fotogra e
ILM-METHODE TECHNISCH HOOGSTANDJE
Voor de bouw van het nieuwe viaduct bij
knooppunt Terbregseplein wordt een bijzon-
dere bouwmethode gebruikt: de Incremental
Launching Method. Dankzij dit technische
hoogstandje kan het verkeer op het onderlig-
gende weggennet tijdens de bouw gewoon
door blijven rijden. 4
WAPENING VAN OFFSHORE WINDTURBINE-
FUNDATIES: A PIECE OF CAKE?
De wapening voor de fundatie van 24 o shore
windturbines, onderdeel van het grotere
project Windplanblauw, is grootschalig
geprefabriceerd. Alleen zo kon de gewenste
snelle uitvoering worden gerealiseerd. 10
NABEHANDELING ESSENTIEEL VOOR
K WALITEIT BETON
Nabehandeling is noodzakelijk voor beton
met een lange levensduur en een mooi
uiterlijk. Een CROW-onderzoek naar beton-
aantasting in combinatie met mosgroei was
aanleiding het thema nogmaals te bestude-
ren. Resultaat is een nieuw studierapport van
Stutech-studiegroep 68 'Nabehandeling'. 14
NIEUWE NORMEN, NIEUWE CEMENTEN,
NIEUWE BRL
Welk cement kun je het beste in welke
omstandigheden toepassen? In de nieuwe
NEN 8005 wordt hierop antwoord gegeven.
Dit antwoord is nu ook verwerkt in de beoor-
delingsrichtlijn voor het KOMO-product-
certi caat voor cement, de BRL 2601. 20
L AVAMEEL: EEN OUDE BEKENDE IN HET
NIEUW
In constructief beton is lavameel in het verle-
den lange tijd toegepast, maar in Nederland
sinds een paar decennia niet meer. Binnen-
kort komt hier verandering in, maar daar voor
is nieuwe regelgeving nodig. 24
3 VAKBL AD 1 2023
INHOUD
BV 1-2023 Inhoud + voorwoord.indd 3 13-03-23 08:54
D
e A16 Rotterdam wordt een 11 km lange
rijksweg tussen de A16/A20 bij het Ter-
bregseplein, een van de drukste ver-
keersknooppunten van Nederland, en de A13
bij Rotterdam The Hague Airport. Het werk
wordt in opdracht van Rijkswaterstaat uitge-
voerd door consortium De Groene Boog. De 11
km lange rijksweg verbetert de bereikbaarheid
en leefbaarheid in het noordoostelijke deel van
Rotterdam, in Lansingerland en in de omlig-
gende regio. De A16 Rotterdam wordt de eer-
ste energieneutrale snelweg mét tunnel in
Nederland.
PROJECTGEGEVENS
Project A16 Rotterdam
Projectonderdeel Fly-over Terbregseplein
Opdrachtgever Rijkswaterstaat
Opdrachtnemer De Groene Boog, bestaande uit Dura Vermeer, BESIX, TBI (Croon Wolter & Dros en
Mobilis), Van Oord, Rebel en John Laing
Voorspanning, tijdelijke ondersteuningen, oplegtoestellen en lanceeroperatie Freyssinet
Bekisting segmenten Doka Nederland
Leveren en verwerken wapening Diepstraten/BBC
Wapening Besix Steel
Beton Dyckerho Basal
Het verkeer dat het knooppunt Terbregseplein nadert, kan het bijna
niet missen: het nieuwe viaduct dat in dit verkeersknooppunt wordt
gebouwd. Voor het dubbele viaduct wordt een bijzondere
bouwmethode gebruikt: de Incremental Launching Method. Dankzij
dit technische hoogstandje kan het verkeer op het onderliggende
weggennet tijdens de bouw gewoon door blijven rijden ( g. 1).
ILM-METHODE
technisch
hoogstandje
VIADUCT TERBREGSEPLEIN (A16 ROT TERDAM)
GEBOUWD TERWIJL 'DE WINKEL OPEN IS'
4 VAKBL AD 1 2023
Auteur Annelotte Feijth, De Groene Boog ? Christian Carlie, Freyssinet
04. ILM-methode technisch hoogstandje.indd 4 13-03-23 13:19
1 Segmenten worden ingeschoven terwijl het verkeer onder het viaduct kan doorrijden. Foto Jorrit Lousber
Voor de aansluiting op de bestaande A16 komt
er een viaduct bestaande uit twee rijdekken
(dek A en dek B) van ruim 400 m over het Ter-
bregseplein, voor elke rijrichting één. De bouw
van het viaduct is in volle gang en vindt plaats
'met de winkel open': het verkeer op het onder-
liggende weggennet kan gewoon door blijven
rijden terwijl het nieuwe viaduct wordt
gebouwd. Dit is mogelijk doordat De Groene
Boog koos voor de Incremental Launching
Method, afgekort ILM. Hierbij worden in situ op
een vaste plek ? de voorbouwlocatie ? seg-
menten gebouwd, die na uitharding en afwer- king stukje bij beetje naar de overkant worden
'gelanceerd'.
ILM
De ILM-methode is in Nederland al een aantal
keer eerder toegepast, onder andere bij de
Brug bij Ewijk in de A50. Hier werden de (korte)
aanbruggen tot aan de rivierpijlers gelanceerd.
De methode wordt bij A16 wel voor de eerste
keer toegepast bij een groot én in gebruik zijnd
verkeersknooppunt.
Bij de ILM-methode worden voorgespannen
betonnen segmenten op de voorbouwlocatie aan elkaar gestort, in totaal 17 per viaduct. Na
uitharding van een segment en het voorspan-
nen met nagerekt staal, wordt het een etappe
verder 'gelanceerd'. Zo wordt het viaduct, zon-
der dat het verkeer het merkt, eens in de drie
weken 22 tot 30 m langer. Het schuiven gaat ?
met 2,5 m per uur ? zo langzaam, dat dit met
het blote oog nauwelijks is te zien.
BL AUWE L ANCEERNEUS
Belangrijk onderdeel van de ILM is de zoge-
noemde lanceerneus, een 'blauwe wig', samen-
gesteld uit stalen pro elen. Dit is een
5 VAKBL AD 1 2023
04. ILM-methode technisch hoogstandje.indd 5 13-03-23 13:19
30 m lange stalen constructie die met voorspan-
kabels is bevestigd aan de voorzijde van het
segment dat als eerste werd gestort. Dit seg-
ment gaat dan ook als eerste de snelweg over.
De neus zorgt er voor dat gedurende de schuif-
operatie de constructie telkens wordt afge-
steund op de volgende pijler. De neus vermin-
dert de lengte van het uitkragende betondeel en
voorkomt zo dat het betonnen dekdeel naar
beneden knikt/kiept op het moment dat de vij-
zels hem voorbij het evenwichtspunt trekken.
De gevorkte staalconstructie bestaat uit twee
kolossale liggers die door een geboute vak-
werkconstructie bij elkaar worden gehouden.
R ANDVOORWA ARDE TENDER
Vanuit de randvoorwaarde in de tenderfase dat
het verkeer tijdens de realisatie gewoon door
moet kunnen rijden, is de ILM-methode als
oplossing naar voren gekomen. Dankzij de
ILM-methode zijn er geen wegafsluitingen
nodig. Wanneer was gekozen voor een traditi-
onele bouwmethode of het bouwen met prefab
liggers, zou er sprake zijn van aanzienlijk meer verkeershinder. Ander uitgangspunt tijdens de
tenderfase was onder meer de hoge producti-
viteit die met ILM wordt gerealiseerd. Daar-
naast is een belangrijk feit dat het viaduct overdag kan worden gerealiseerd en dat het
overgrote deel van de werkzaamheden en
bouwverkeersstromen geconcentreerd zijn
rond de goed bereikbare voorbouwlocatie.
Hierdoor worden werkzaamheden boven de
weg en raakvlakken tussen bouwverkeer en
wegverkeer aanzienlijk beperkt, wat bijdraagt
aan de veiligheid.
2 Doorsnede y-over
3 Voorbouwlocatie. Foto Topview-luchtfotogra e
De stalen lanceerneus zorgt ervoor dat gedurende de schuifoperatie
de constructie wordt afgesteund op de volgende pijler
6 VAKBL AD 1 2023
04. ILM-methode technisch hoogstandje.indd 6 13-03-23 13:19
FABRIEK OP LOCATIE
Elk van de twee viaducten bestaat uit een koker-
ligger met aan de bovenzijde uitkragende vleu-
gels (g. 2). De segmenten voor de kokerliggers
zijn allesbehalve standaard van vorm: het weg-
dek maakt namelijk zowel in de horizontale as
als in het verticale vlak een boogstraal.
De segmenten worden aan de noordzijde van
het Terbregseplein gebouwd (foto 3) in een
driewekelijkse cyclus. Op de voorbouwlocatie
bevinden zich drie zones waar de segmenten
worden gefabriceerd (foto 4). Er is een wape -
ningszone, een bekistings- en voorspanzone
en als laatste de lanceringszone.
In de eerste zone wordt de wapening van het
segment gevlochten (foto 5). Als alle vlecht -
werk klaar is, wordt de geprefabriceerde
wapening op wieltjes de bekistingszone inge -
rold. Dit is als het ware een langgerekte cake -
vorm (2,80 m hoog, 30 m lang). Als de wape -
ning in de bekistingszone is gereden, worden
onder de wapening opblaaskussens van gewa-
pend rubber geplaatst. Als de kussens zijn
opgeblazen, worden de wieltjes onder het
wapeningsstaal vandaan getrokken. Door de
kussens weer leeg te laten lopen, zakt de
wapening keurig op zijn plek in de bekisting.
De bekisting is hoogwaardig en spiegelglad
afgewerkt, waardoor hij 17 keer kan meegaan.
Voor het tweede dek (dek B) is een nieuwe
bekisting gebruikt, met name om tijd te winnen.
In zone twee wordt het beton gestort; eerst de
'cakevorm' en enkele dagen later het dek van
het viaduct met zijn kenmerkende vleugels. Het
betonmengsel dat wordt toegepast voor het
wegdek is speciaal te noemen. Het betreft een
hogesterktebeton dat zelfverdichtend moet zijn
vanwege locaties in de bekisting die moeilijk te
bereiken en verdichten zijn. Vanwege de bouw -
cyclus en bouwsnelheid is een snelle sterkte -
ontwikkeling nodig. Dat vraagt wel om een
goede beheersing van de uitharding en tempe -
ratuurontwikkeling om scheur vorming te voor -
komen. De snelle sterkteontwikkeling ? 32 N/
mm
2 na 1 dag, 56 N/mm 2 na 2 dagen ? maakt
het mogelijk de driewekelijkse cyclus te hante -
ren. Nadat het beton is gestort, hoeft het seg-
ment slechts enkele dagen uit te harden.
Ver volgens wordt voorspanning (dwars- en
langsvoorspanning) aangebracht en in ver -
schillende stappen gespannen. Tot slot wordt
de bekisting 'opengeklapt' en kan het schuiven
beginnen. Na het schuiven is er weer plaats om
er een nieuw deel aan te storten. BRUTE KR ACHT
Om de segmenten door te kunnen schuiven,
zijn dwars op het dek tijdelijk zogenoemde pul-
ling sticks aangebracht (foto 6). Dit zijn stalen
HE-proelen waaraan in totaal twee trekka-
bels zijn bevestigd. Het hele viaduct wordt
vooruit getrokken met behulp van twee grote
vijzels op deze trekkabels (foto 7). Er is een
enorme trekkracht nodig om het viaduct over
het Terbregseplein te trekken; de vijzels zijn de
spieren van het project en trekken de segmen-
ten achter elkaar over het Terbregseplein
heen. Bij het eerste segment komen daarbij 11
strengen per kabel kijken. Bij het laatste seg-
ment zijn er wel 56 strengen nodig en is er 1000
ton trekkracht nodig om dat laatste segment
uit de bekisting te trekken. Eén vijzelgang
levert een verschuiving van 300 mm op.
Dankzij de vijzeltechniek kan goed worden bij-
gestuurd. Om het segment op de juiste plek te
krijgen, staat rondom meetapparatuur opge
-
steld. Ook zijn aan weerszijden in horizontale
richting kleinere vijzels opgesteld om te kun-
nen bijsturen. Dit zijn de zogenoemde side-
guides. De krachten en ver vormingen die
4 Op de voorbouwlocatie bevinden zich drie zones waar de segmenten worden gefabriceerd, met vooraan de
wapeningzone en erachter de bekistingszone. Foto Guus-Schoonewille-Fotograe
5 Wapening in het segment. Foto Guus-Schoonewille-Fotograe
7 VAKBL AD 1 2023
04. ILM-methode technisch hoogstandje.indd 7 13-03-23 13:20
optreden worden nauwlettend in de gaten
gehouden, zowel bij het beton als bij de pijlers.
De toleranties zijn zeer strikt, het is millimeter-
werk en ongekend voor de betonbouw.
TEFLONPL ATEN
Spiegelgladde te onplaten met smeermiddel
zorgen er voor dat het segment met zijn
enorme gewicht kan bewegen (foto 8). Hier-
mee wordt de wrijving voor een groot deel
tenietgedaan, zodat er relatief weinig trek-
kracht nodig is om het viaduct vooruit te
bewegen.
De platen worden aan een zijde van de opleg-
ging, bij elk steunpunt, handmatig ingebracht.
Ze schuiven in de lengte van de pijler over de
stalen glijplaten mee, net zolang tot deze aan
de andere kant van de staalconstructie weer
vrijkomen. Daarna worden ze opnieuw ingevet
en aan de voorkant er weer ingestoken, zodat
het viaduct in beweging blijft.
Als de vijzelinstallatie een druk heeft opge-
bouwd van 150 bar, is het een kwestie van aan
een hendeltje trekken waardoor het hele
bovengelegen wegdek begint te schuiven. Dit
klinkt natuurlijk makkelijker dan het in werke-
lijkheid is. De vijzels zetten zich af op een spe-
ciaal voor dit doel gebouwd betonnen land-
hoofd. Dit landhoofd is extra zwaar
gefundeerd.
Hulppijlers naast de betonnen pijlers dienen
als tijdelijke ondersteuningsconstructies om
het viaduct naar de overkant te schuiven (foto
9). Wanneer straks het totale viaduct op zijn
plek ligt, wordt deze opgevijzeld om ver vol-
gens de de nitieve oplegtoestellen tussen pij-
ler en wegdek te kunnen aanbrengen.
L A ATSTE SCHUIF
Het laatste segment van het eerste wegdek ligt
inmiddels op zijn de nitieve plek. Vanaf hier
wordt het viaduct met behulp van prefab lig-
gers ? tijdens een buitendienststelling in
augustus 2023 ? over het spoor verder
gebouwd. De voornaamste reden hier voor is
dat het spoor niet op elk moment buitendienst
kan worden gesteld. Om de bouw van het
viaduct geen vertraging op te laten lopen,
wordt alvast gestart met het inschuiven van
7 Het hele viaduct wordt vooruit getrokken met behulp van twee grote vijzels op trekkabels
8 Te on platen zorgen er voor dat het segment kan bewegen. Foto Vincent Basler
De segmenten worden vooruit
getrokken door trekkabels aan
tijdelijke stalen 'pulling sticks'
6 Pulling sticks (blauwe stalen HE-balken), waarmee het segment wordt voortgetrokken
8 VAKBL AD 1 2023
04. ILM-methode technisch hoogstandje.indd 8 13-03-23 13:20
FEITEN EN CIJFERS VOORSPANNING
Dek A
Langsvoorspanning: 261.390 kg
Externe voorspanning: 84.229 kg
Dwarsvoorspanning: 43.225 kg
20 stuks sferische oplegtoestellen
Dek B
Langsvoorspanning: 370.365 kg
Externe voorspanning: 99.468 kg
Dwarsvoorspanning: 86.850 kg
20 stuks sferische oplegtoestellen
MEER LEZEN
Over de bekisting voor de segmenten is eind
2021 in
Betoniek Vakblad 2021/4 het artikel
' Voorbouwmethode vraagt om bijzondere
bekistingsoplossing' verschenen. Dit artikel is
beschikbaar op Betoniek.nl.
VIDEO'S
Over het project en de uitvoering zijn verschil-
lende interessante video's beschikbaar:
Bouwmethode
viaduct
Terbregseplein:
Timelapse;
viaduct schuift over
de A20:
het tweede wegdek. Dit gebeurt tot aan het
spoor (Rotterdam-Gouda/Utrecht), waar het
viaduct zal aansluiten op de A16 richting Breda.
Binnenkort wordt alles voorgespannen met
nagerekt staal en wordt gestart met het aan-
brengen van de randelementen en het storten
van de schampkanten. Als dat is gebeurd, kan
er ge asfalteerd worden. Nu segment 17 is inge-
schoven, wordt ook gestart met de ombouw-
fase. Hierbij wordt circa 550 ton staal als hulp-
constructie omgezet van het eerste dek (dek A)
naar het tweede dek (dek B). Ook de lanceer-
neus is inmiddels gedemonteerd en wordt bin-
nenkort opnieuw opgebouwd op dek B. Daarna
begint het hele kunstje weer van vooraf aan.
Een leuk detail: het tweede wegdek (dek B) is
anderhalf keer zo breed als het eerste, doordat
op wegdek B plaats moet zijn voor een oprit.
HUZARENSTUK
De bouw van het viaduct over het Terbregse-
plein is een echt huzarenstuk. Het is een zeer
complexe klus die met grote zorgvuldigheid
wordt uitgevoerd, met als eerste prioriteit de
veiligheid van de mensen die eraan werken en
de weggebruikers die onder de werkzaam-
heden doorrijden. Het eindproduct: twee via-
ducten van ruim 400 m, voor beide rijrichtingen
één. De enige voegen die er straks zijn, zitten
aan de uiteinden bij beide landhoofden. Het
wegdek zelf wordt een monolithisch geheel.
Of we ooit nog zo'n project gaan zien?
We hopen er natuurlijk wel op.
Te onplaten met smeermiddel
zorgen ervoor dat het enorm
zware segment kan bewegen
9 Blauwe hulppijlers naast de betonnen pijlers dienen als tijdelijke ondersteuningsconstructies om het
viaduct naar de overkant te schuiven.
Foto Laila Willems-Fotogra e
10 Het viaduct op weg naar het spoor, waar het met prefab liggers wordt verder gebouwd. Foto Topview-luchtfotogra e
9 VAKBL AD 1 2023
04. ILM-methode technisch hoogstandje.indd 9 13-03-23 13:20
WAPENING FUNDATIES WINDPL ANBL AUW GROOTSCHALIG GEPREFABRICEERD
Wapening van o shore
windturbinefundaties:
a piece of cake?a piece of cake?
De wapening voor de fundatie van 24 o shore windturbines,
onderdeel van het grotere project Windplanblauw, is grootschalig
geprefabriceerd. Alleen zo kon de gewenste snelle uitvoering
worden gerealiseerd.
ARTIKELEN OVER WAPENING
In Betoniek Vakblad delen we ervaringen over
het bouwen met beton. Daarbij belichten we
onder meer de toepassing van het materiaal
beton en de inzet van materieel. Minder aan-
dacht gaat uit naar de component die 'alles bij
elkaar houdt', de wapening. De wapeningssec-
tor heeft echter ook niet stil gezeten. Sterker
nog: in digitalisering zijn inke slagen
gemaakt, maar in 'main stream betonwerk'
moeten die nog plaatsvinden. In
Betoniek Vak-
blad
presenteren we in een aantal a everin-
gen voorbeelden uit deze verbindende
bedrijfstak.
PROJECTGEGEVENS
Project Windplanblauw
Opdrachtgever SwifterwinT en Vattenfall
Ontwerp en uitvoering fundaties Ballast Nedam
Wapening fundaties Spanberg wapening
1 Wapening voor de fundatie van o shore windturbine
10 VAKBL AD 1 2023
Auteur Dennis Knaap, Bedrijfsleider Spanberg Wapening
10. Wapening van offshore windturbinefundaties.indd 10 13-03-23 08:55
I
n het project Windplanblauw zijn in totaal 74
bestaande windturbines ver vangen door 61
moderne turbines met meer vermogen. Dit
windpark, gelegen in de gemeenten Dronten
en Lelystad, krijgt een vermogen van 335 MW.
Van de nieuwe windturbines zijn er 37 op het
land (onshore) en 24 in het IJsselmeer
geplaatst (o shore).
UITDAGINGEN
Bij gebruikelijke opbouw van o shore windtur-
binefundaties wordt vaak gebruikgemaakt van
een monopile fundatie, die per windmolen
bestaat uit één grote stalen paal, waarop een
overgangsstuk (transition piece) wordt geplaatst als basis voor de mast van de wind-
molen. Bij Windplanblauw is gekozen voor een
oplossing die ? in grote lijnen ? meer lijkt op de
windturbinefundaties die vaker op het land
worden toegepast.
De fundaties van de 24 o shore windturbines
uit het project zijn opgebouwd uit 22 stalen
funderingspalen met een diameter van 1,10 m.
Hierop is de fundatieplaat met een diameter
van 21 m aangebracht. Ten behoeve van de uit-
voering van het in-situbetonwerk, is een pre-
fab-betonnen werkvloer gemonteerd. In het
midden van deze werkvloer zijn enkele hulp-
palen geplaatst. Waar het traditioneel gebruikelijk is wapening
'staaf voor staaf' in het werk op te bouwen, zou
dat bij deze fundaties zeer uitdagend worden.
Zo bevat elke fundatie circa 140 ton wapening
met een meest voorkomende diameter van
Ø32 mm. Dit betekent al snel meer dan 70
mandagen werk met continue kraanhulp. De
vraag van hoofdaannemer Ballast Nedam was
echter de wapening binnen vijf werkdagen
stortklaar op te leveren. Gebrek aan werk-
ruimte, verlet door wind en zeegang en de
gewenste snelle doorlooptijd, vroegen om een
onconventionele oplossing. Deze werd gevon-
den door de wapening grootschalig te prefa-
briceren.
2 Geprefabriceerde taartpunt
11 VAKBL AD 1 2023
10. Wapening van offshore windturbinefundaties.indd 11 13-03-23 08:55
TA ARTPUNTEN
De wapening van elke fundatie is opgedeeld in
een centrale kern met daaromheen acht 'taart-
punten' (foto 2). Zeven daar van zijn geprefa-
briceerd. Na het plaatsen van die prefab taart -
punten, werd de wapening voltooid met een in
het werk aangebrachte sluitmoot.
De zeven prefab taartpunten hebben een
afmeting van 8 × 7 m
2 en een gewicht van circa
14 ton. Ze zijn geprefabriceerd in Wieringer -
werf waarna ze per schip zijn ver voerd naar
Lelystad. Daar zijn ze met een kraanschip op de
werkvloer geplaatst.
De centrale kern van de wapeningskorf is ook
het centrale deel van de fundering waarin zich
de 154 stuks ankers bevinden. Op dit deel is
later de mast van de windturbine afgespannen.
Om invulling te geven aan de gewenste plaat -
singsnauwkeurigheid van deze ankergroep, is
het pakket van 3,50 m lange ankers opgeno-
men in de centrale geprefabriceerde wape -
ningskorf. MA AT VOERING WAPENING
Naast het enorme gewicht van de kor ven en de
gewenste stijfheid bij transport en hijswerk,
vroeg ook de maatvoering van de taartpunten
alle aandacht. Niet in de laatste plaats omdat
de wapening voornamelijk uit staven Ø32 mm
bestaat, waarmee je in het werk eigenlijk niets
meer kunt wanneer het niet zou passen. Tij-
dens de prefabricage werden de taartpunten
gemaatvoerd, waarmee ze precies over de
betreende drie buispalen van de fundering
pasten. Daarbij is uiteraard rekening gehouden
met een plaatsingstolerantie van de palen. Tij-
dens prefabricage is daarbij gebruikgemaakt
van drie 'dummy' paalkoppen (foto 3).
Bij de maatvoering was niet alleen de zuivere
plaatsing van het wapeningsstaal belangrijk,
maar ook de beheersing van de vorm van de
staaf bij het knippen en buigen. Vooral het
'stralen' (gebogen uitvoeren met een
gevraagde buigstraal), gaf bij de start van het
werk nogal wat hoofdbrekens. Niet alleen
heeft elke radiaal aangebrachte staaf een
andere straal, maar ook de maatbeheersing
van het stralen was een uitdaging, onder meer
door veel mogelijke verstoringen. Zo verschilt,
afhankelijk van de leverancier (walserij) de
ribbel op de staaf. We kennen dat wel als de
'handtekening' van de walserij. Afhankelijk van
de stand van de ribbels van de staaf bij het
plaatsen in de straalbank zal de staaf zich
anders gedragen, terwijl juist een zeer
beheersbare en constante maatvoering is
gewenst. Ook viel op dat ? ondanks de aan-
dacht voor ribbeltype en invoer positie ? de
variatie in staalkwaliteit een eect had op de
3
3D-wapeningsmodel
met op achtergrond
dummy paalkoppen
De wapening is opgedeeld in een centrale kern met daaromheen
zeven prefab taartpunten en een in het werk aangebrachte sluitmoot
12 VAKBL AD 1 2023
10. Wapening van offshore windturbinefundaties.indd 12 13-03-23 08:55
beheersbaarheid van de maatvoering. Niet
iedereen realiseert zich dat, maar ook wape-
ningsstaal is niet volstrekt homogeen, zeker
niet met de (positieve) ontwikkeling van toe -
nemende recycling van staal.
Om dit probleem het hoofd te bieden, is
gewerkt vanaf een vernieuwd type straalbank.
Daarbij wordt de staaf niet alleen maar gebo -
gen door de vooraf (vast) ingestelde positie
van de straalbank. Deze vernieuwde bank
beheerst daarnaast ook de maatvoering door
de gestraalde wapeningsstaaf direct te contro -
leren en de benodigde instelling van de straal-
bank zelf direct (dynamisch) aan te passen.
3D-MODEL
Na plaatsing van de taartpunten moest in het
werk nog een deel van de wapening worden
aangebracht, zoals de sluitmoot en de omslui- ting van de paalkopen. Door het gebruik van een
3D-model konden de kor ven vooraf 'virtueel'
worden gevlochten (g. 4). Zo kon worden
onderzocht of en hoe de korf voor de wapening-
monteurs bereikbaar was voor het plaatsen van
de bijlegwapening rondom de paalkoppen. Ook
van de sluitmoot is de interne bereikbaarheid
vooraf in detail uitgewerkt in het 3D-model.
Daarbij moet worden aangetekend dat virtueel
vlechten meer is dan alleen 3D modelleren van
de wapening. Ook alle montagefasen van de
wapening worden laag-voor-laag uitgewerkt.
Dat vraagt van de modelleur het nodige vlech-
tersinzicht.
De gemaakte kosten voor deze zeer gedetail-
leerde modellering betaalde zich overigens
dubbel en dwars terug in het aantal benodigde
manuren en in de beheersbaarheid van het
project.
SUCCESVOLLE WERKMETHODE
De grootschalige prefabricage van wapenings
-
kor ven was een succesvolle werkmethode bij
Windplanblauw. Door het gehele werk eerst in
een 3D-model uit te werken en virtueel te
vlechten, werd een eectieve en veilige werk -
methode gevonden. Het werken met gestraalde
wapening van grote diameters met een geringe
maattolerantie bleek een uitdaging. Verbeterde
straalapparatuur bood uitkomst.
4 Fragmenten uit het 3D-wapeningsmodel
VOLGENDE AFLEVERINGEN
In een volgend artikel in Betoniek Vakblad
over wapening gaan we verder in op de 'IKEA-
benadering' van de wapening.
13 VAKBL AD 1 2023
10. Wapening van offshore windturbinefundaties.indd 13 13-03-23 08:55
Nabehandeling essentieel
voor kwaliteit beton
OPNIEUW A ANDACHT A AN NABEHANDELING IN STUTECH-STUDIER APPORT
Auteurs Marc Ottelé, TU Delft, fac. CiTG | Mark van der Wolf, Ballast Nedam Infra Projects
1 Nabehandelen met behulp van folie
De essentie van het goed nabehandelen van beton is al vaak
besproken. Nabehandeling is noodzakelijk voor beton met een
lange levensduur en een mooi uiterlijk. Een CROW-onderzoek
naar betonaantasting in combinatie met mosgroei was aanleiding
het thema nogmaals te bestuderen. Resultaat is een nieuw
studierapport van Stutech-studiegroep 68 'Nabehandeling'.
14 VAKBL AD 1 2023
14. Nabehandeling essentieel voor kwaliteit beton.indd 14 13-03-23 13:21
I
n de praktijk blijkt de kennis van nut en
noodzaak van nabehandelen binnen een
belangrijk deel van de betonsector te zijn
weggezakt. Het besef van de gevolgen van niet
of slecht nabehandelen is er onvoldoende. Bij
specialisten is die kennis vaak wel aanwezig,
maar dat geldt vaak niet voor degenen die in de
praktijk voor de nabehandeling moeten
zorgen. Oorzaken zijn onder meer tijdsdruk,
kosten en de tendens dat veel 'aan de markt
wordt overlaten'.
Dit was, samen met het verschijnen van
CROW-rapport ' Verkennend onderzoek naar
betonaantasting in combinatie met mosgroei',
aanleiding Stutech-studiegroep 68 op te star -
ten. Deze studiegroep begon in 2019, 35 jaar na
het verschijnen van het eerste Stutech-rapport
7 over nabehandeling, met als doelstelling:
"Bestaande inzichten in de nabehandeling van
beton te toetsen, uit te breiden en daar waar
nodig te komen tot nieuwe aanbevelingen,
mede in relatie tot nu gangbare mengsel-
samenstellingen." Het eindrapport, Stutech-
rapport 36, is eind 2022 verschenen. Hoewel
nabehandeling van beton ruim beschreven
staat in de literatuur, zijn door de Stutech-
studiegroep meerdere aandachtspunten naar
voren gekomen die in de dagelijkse praktijk
nogal eens worden veronachtzaamd. Na een
toelichting op nut en noodzaak van nabehan-
delen, worden de belangrijkste aandachts -
punten in dit artikel nader toegelicht.
NABEHANDELEN
Nadat betonspecie is verwerkt (gestort, ver -
dicht en afgewerkt) is een laatste bewerking
nodig: het nabehandelen. Het belangrijkste
doel daar van is te voorkomen dat de verhar -
dende betonspecie en ver volgens het jonge
beton voortijdig uitdrogen (g. 2). Door vocht -
verlies in de opper vlaktelaag zou namelijk de
chemische reactie tussen cement en water
voortijdig stoppen. Dit veroorzaakt poreuze en
stuivende betonopper vlakken die minder sterk
en minder duurzaam zijn. Een correcte en vol-
doende lang volgehouden nabehandeling van
betonopper vlakken is noodzakelijk om de
gewenste duurzaamheid te bereiken. Daarmee
heeft het ook een grote invloed op de milieu-
impact (sustainability). Denk aan het beperken
van renovatie, beheer en onderhoud en moge -
lijk toekomstig hergebruik.
Bekende methoden om na te behandelen zijn
het afdekken van het opper vlak met een folie
STUTECH-STUDIEGROEP 68
Stutech-studiegroep 68 bestond uit een brede
vertegenwoordiging uit de sector:
? Marc Ottele (TU Delft, voorzitter,
redactieteam)
? Angelo Saraber (RWS, redactieteam)
? Mark van der Wolf (Ballast Nedam, secreta-
ris, redactieteam)
? Ronald de Vree (rapporteur, redactieteam)
? Arjan Cheizoo (BAM Infra)
? Edward Ermens (Nebest)
? Patrick Holthuizen (TU Delft)
? Hans Huppertz (Cugla)
? Harry Kouwenhoven (BTE Groep, Mentor
Stutech)
? Jeroen van Oosten (Heijmans Infra)
? Mario de Rooij (TNO)
? Wim Segers (RWS GPO)
? Maarten Swinkels (SGS Intron)
? Jurjen Talsma (Kwaliteitsdienst beton)
? Jack Theunissen (TBS-SVA Groep)
? Nico Vonk (Ecocem)
2 Nabehandelen voorkomt uitdroging van beton
3 Aanbrengen curing compound.
Bron Peter de Koning
15 VAKBL AD 1 2023
14. Nabehandeling essentieel voor kwaliteit beton.indd 15 13-03-23 13:21
(foto 1) of een natte jute deken. Ook is het
mogelijk een curing compound op te spuiten of
water op het opper vlak te vernevelen (foto 4).
Het langer laten staan van de bekisting is de
eenvoudigste en beste nabehandeling met
name voor wanden (foto 5).
NABEHANDELINGSTIJD EN -KL ASSEN
Belangrijk is de duur dat moet worden nabe-
handeld. Die hangt af van de ontwikkeling van
de eigenschappen van de buitenhuid van
beton. Zodra die buitenhuid voldoende dicht is,
kan de nabehandeling worden gestopt.
Om hier meer handen en voeten aan te geven is
er de nabehandelingsklasse. In de uitvoerings-
norm NEN-EN 13670 worden vier klassen
onderscheiden: 1 t/m 4. Afhankelijk van de
klasse moet er tot een bepaald percentage van
de 28-daagse karakteristieke druksterkte
worden nabehandeld.
De nabehandelingsklasse die moet worden
toegepast, moet door de ontwerper worden
vermeld in de uitvoeringsspeci catie.
Sterkteontwikkeling
Bepalend voor de nabehandelingsduur is zoals
gezegd de sterkteontwikkeling van het beton.
Om hier een beeld van te krijgen wordt bij voor-keur de methode van gewogen rijpheid toege-
past. Bij gebruik van gewogen rijpheid moet
een recente ijkgra ek voor het desbetre ende
beton beschikbaar worden gesteld conform
NEN 5970. Er zijn ook enkele andere methoden
om de sterkteontwikkeling te bepalen. Voor
alle methoden geldt dat het noodzakelijk is dat
bekend is bij welke druksterkte de nabehande-
ling kan worden gestopt. Dit moet in de uitvoe-
ringsspeci caties worden opgenomen.
Tabellen F.1, F.2 en F.3
Als geen nauwkeurige methode wordt gebruikt
voor het bepalen van de betonsterkte in de
dekkingszone, kan gebruik worden gemaakt
van de tabellen F.1, F.2 en F.3 uit de bijlage F
van NEN-EN 13670. In deze tabellen wordt de
nabehandelingsperiode in dagen gegeven op
basis van opper vlaktetemperatuur (o.b.v. bui-
tentemperatuur of gemeten door middel van
thermokoppel in het betonopper vlak) en ont-wikkeling van de waarde 'r '. Deze r-waarde
geeft de verhouding weer tussen de 2-daagste
en de 28-daagse sterkte. Hij moet op de a e-
verbon worden vermeld of op een andere
manier voorafgaand aan de stort aan de afne-
mer bekend worden gemaakt. Helaas is hier-
van in de praktijk nauwelijks sprake.
Tabel F.1, F.2 en F3. is er voor respectievelijk
nabehandelingsklasse 2, 3 en 4. Als voorbeeld
is in tabel 2 in dit artikel tabel F.2 weergegeven.
De nabehandelperiode (dagen) kan bij gemid-
delde en traag verhardende mengsels, afhan-
kelijk van de buitentemperatuur, wel eens 4 tot
18 dagen bedragen.
INVLOED BINDMIDDEL EN OVERIGE
GRONDSTOFFEN
De huidige normen voor nabehandelen zijn
gebaseerd op bindmiddelen en grondsto en
waar veel er varing mee is. Op basis van duur-
zaamheidsoverwegingen worden in beton
meer en meer bindmiddelen met minder of
zelfs helemaal geen portlandcementklinker
toegepast. Hierdoor kan een adequate nabe-
handeling kritischer worden (lange termijn
eigenschappen van deze bindmiddelen zijn nog
onvoldoende bekend). De vraag rijst of de nor-
men voor nabehandelen ook op (nieuwe) bind-
middelen van toepassing zijn. Zeer waarschijn-
lijk is dit niet het gevale en wordt
nabehandeling zeer waarschijnlijk kritischer.
De Stutech-studiegroep meent dat hier op
korte termijn nader onderzoek voor zal moeten
worden uitgevoerd.
NABEHANDELEN
De de nitie en omschrijving van nabehande-
ling is in het nieuwe Stutech-rapport 36 inte-
graal overgenomen vanuit Stutech-rapport 7
(1987). Deze luidt:
Nabehandelen is de verzameling van acties, die
worden uitgevoerd om vroegtijdige uitdroging
van het verse betonoppervlak tegen te gaan
met als doel de hydratatie ook in de betonhuid
zodanig te laten doorlopen dat ook daar een
dichte betonstructuur wordt verkregen.
4 Het spuiten van curing compound of het
vernevelen van water op het opper vlak 5 Het langer laten staan van de bekisting is de eenvoudigste en beste nabehandeling met name
voor wanden
Aanbevolen wordt nut en noodzaak van een extra milieuklasse XM
(mechanische aantasting) te onderzoeken
Tabel 1. Nabehandelingsklassen (Tabel 4 uit NEN-EN 13670)
NABEHANDELINGS-
KL ASSE 1NABEHANDELINGS-
KL ASSE 2NABEHANDELINGS-
KL ASSE 3NABEHANDELINGS-
KL ASSE 4
Periode (h) 12
* NV TNV TNV T
Percentage van de
gespeci ceerde
karakteristieke druk-
sterkte na 28 dagen NV T
35%50%70%
* Mits de zetting niet meer dan 5 h bedraagt en de oppervlaktetemperatuur van het beton 5 °C of hoger is
16
VAKBL AD 1 2023
14. Nabehandeling essentieel voor kwaliteit beton.indd 16 13-03-23 13:21
Om die zelfde duurzaamheidsredenen komen er
steeds meer nieuwe secundaire grondstoen
op de markt om het beton te verduurzamen. Wat
dit voor invloed heeft op de nodige nabehande-
ling moet ook verder worden onderzocht.
CURING COMPOUNDS: WERKING EN
EFFECTIVITEIT
Een curing compound lijkt op het eerste
gezicht een pragmatische manier om beton na
te behandelen. Men spuit een vloeistof op een
pas gestort betonopper vlak, waardoor de ver -
damping van water uit het jonge beton afge -
remd wordt. Maar de conclusie uit de Stutech-
studie is dat het aanbrengen van een curing
compound niet automatisch leidt tot de
gewenste eigenschappen in de betonhuid.
Er moet extra aandacht worden besteed aan de
eectiviteit en de praktische uitvoerbaarheid
van het aanbrengen van een curing compound
en aan de kwaliteitscontrole van zowel het
product zelf als de aangebrachte laag op het
betonopper vlak.
Er blijken veel onduidelijkheden te zijn, zoals:
? Wat is de prestatie van een curing com-
pound? Hoeveel water kan alsnog uit het
beton verdampen ondanks de aangebrachte
laag curing compound? Er zijn verschillende
typen curing compound beschikbaar op de
markt. Deze hebben verschillende eigen-
schappen en leveren daardoor ook verschil-
lende prestaties.
? Hoe dik moet de laag curing compound ten
minste zijn?
? Wat is de juiste manier van applicatie van de
curing compound? Welke methode resul-
teert in een volledig gesloten lm en ver -
eiste laagdikte op het opper vlak?
? Is de curing compound geschikt voor toe -
passing op horizontale (bijv. vloeren) en/of
verticale vlakken?
? Hoe wordt beoordeeld of de juiste hoeveel-
heid curing compound per m
2 is aange -
bracht, zowel horizontaal als verticaal?
? Hoe lang gaat de curing compound het ver -
dampen van water uit het betonopper vlak
tegen en wanneer is her-applicatie noodza-
kelijk?
? Hoe slijtvast is die curing compound tijdens
de werkzaamheden na het aanbrengen van
de curing compound, bijvoorbeeld als erover
wordt gelopen?
? Afhankelijk van het type en de weersom-
standigheden zal de aangebrachte laag na verloop van tijd verdwijnen. Hoelang dat
duurt, is onbekend en zal mogelijk per pro-
duct en type curing (werkzame bestandde
-
len) verschillen.
De term curing compound is een algemeen
begrip; er zijn veel typen curing compound op
de markt. Verschillende typen hebben elk hun
eigen werkzame stof en daarmee verschil- lende eigenschappen en prestaties. Specica-
ties moeten worden vastgesteld over het
vochtvasthoudend vermogen, werkingsduur,
methode van applicatie en registratie en ove
-
rige van belang zijnde eecten op het beton
maar ook op de omgeving (milieu-impact). Een
manier om de prestaties van curing compound
vast te leggen is de zogenoemde curing eci-
ency index.
CURING EFFICIENCY INDEX
Er is een prenorm voor de beoordeling van de werkzaamheid van curing compounds
(NPR-CEN/TS14754-1). Met de in deze norm beschreven methode wordt de prestatie 'curing eciency
index' bepaald. Als de waarde daarvan gemiddeld groter is dan 70% over een voorgeschreven periode,
wordt de curing compound volgens NEN 8670 geacht geschikt te zijn voor het nabehandelen van beton.
Er zijn echter de nodige vragen met betrekking tot curing eciency index. Zo is niet duidelijk of het de
juiste bepalingsmethode is om na te gaan of de curing compound wel voldoende blijft werken. Als bij-
voorbeeld uit de meting van de curing eciency index blijkt dat na 72 uur de gemeten waarde lager is
dan 70%, betekent dat dan dat in de praktijk na 72 uur opnieuw een laag moet worden aangebracht?
En hoelang duurt het dan dat die combinatie van een eerste en tweede laag niet meer voldoende is?
Ook is niet duidelijk of de methode waarmee het vochtvasthoudend vermogen wordt bepaald wel
maatgevend is in alle toepassingen. De methode is gebaseerd op een meting op een proefstuk waarin
een CEM I wordt gebruikt. De vraag is of dezelfde curing eciency index wordt gevonden als bijvoor -
beeld het veel in Nederland toegepaste CEM III/B wordt gebruikt. Mocht bij gebruik van een ander
cement of bindmiddel een andere waarde voor de curing eciency index worden gevonden, dan is de
in NPR-CEN/TS14754-1 beschreven methode dus niet in het algemeen geschikt voor de beoordeling
van een curing compound. In dat geval zou voor elk cement of bindmiddel de curing eciency index
van een curing compound bepaald moeten worden. De Stutech-studiegroep is van mening dat hier -
voor aanvullend onderzoek nodig is.
Helaas is gebleken dat van de meeste op de markt zijnde curing compounds de curing eciency index niet
is bepaald of het wordt slechts sporadisch gedaan op basis van een 'eigen' aangepaste of andere richtlijn.
De vraag is of de normen voor nabehandelen ook op (nieuwe)
bindmiddelen van toepassing zijn
Tabel 2. Tabel F.2 uit NEN-EN 13670 nabehandelingstijden voor nabehandelingsklasse 3
OPPERVL AK TETEMPER ATUUR VAN HET BETON (T), °C MINIMALE NABEHANDELINGSPERIODE, DAGEN
a
Ontwikkeling van de betonsterkte c, d
(fcm2/fcm28 ) = r
Snel
r 0,50 Gemiddeld
0,50 > r 0,30Tr aag
0,30> r 0,15
t 25 1,52,53,5
25 > t 15 2,047
15 > t 10 2,5712
10 > t 5
b 3,5 918
a Plus een eventuele periode na zetting indien deze langer duurt dan 5 h.
b Bij temperaturen lager dan 5 °C behoort de duur te worden verlengd met een periode gelijk aan de tijd waarin de
temperatuur lager was dan 5 °C.
c De ontwikkeling van de betonsterkte is de verhouding tussen de gemiddelde druksterkte na 2 dagen en de
gemiddelde druksterkte na 28 dagen, bepaald uit initiële beproevingen of gebaseerd op bekende prestaties van
beton met vergelijkbare samenstelling (zie EN 206-1) .
d Voor een zeer trage ontwikkeling van de betonsterkte behoren speciale eisen te worden gegeven in de
uitvoeringsspecicatie.
17
VAKBL AD 1 2023
14. Nabehandeling essentieel voor kwaliteit beton.indd 17 13-03-23 13:21
COÖRDINATIE EN INFORMATIEOVERDR ACHT
De ontwerpende en uitvoerende partijen moeten
vooraf vaststellen wie binnen het uitvoerings-
team verantwoordelijk is voor het voorbereiden,
de toe te passen nabehandelingsmethode en
-materialen en het uitvoeren van een deugdelijke
nabehandeling en handhaving. Dit moet voor elk
betonopper vlak/-onderdeel worden vastgelegd
in de uitvoeringsspecicatie(s). Daarbij gaat het
om de nabehandelingsklasse, hoe er wordt
nabehandeld, eventuele noodzaak om jong
beton te beschermen tegen agressieve stoen
en eventuele speciale nabehandelingseisen. Een
en ander in overeenstemming met artikel 8.5 van
NEN-EN 13670.
De uitvoeringsspecicaties moeten door of
namens de ontwerpende partij worden verstrekt
PRESTATIES CURING COMPOUNDS
Samengevat is het volgende noodzakelijk voor
het toepassen van curing compounds:
? De prestatie van de curing compound dient
te worden getest zoals omschreven in NPR-
CEN/TS 14754-1.
? Op het productinformatieblad van de curing
compound moet voldoende informatie aan-
wezig zijn over de verwerking en de werking
van curing compound. Het volgende moet
worden vermeld:
- De applicatiemethode van de curing
compound.
- Het noodzakelijke verbruik van de curing
compound per m
2.
- Informatie over hoe vaak de curing com- pound opnieuw aangebracht moet wor -
den, afhankelijk van de periode dat de
curing compound een (gemiddeld) vocht -
vasthoudend vermogen 70% heeft.
- Zaken die de werking van de curing com-
pound negatief beïnvloeden (beloop-
baarheid, weersomstandigheden, etc.)
- Verwerking op verticale oppervlakken of
boven het hoofd (bijvoorbeeld onderkant
van horizontale delen).
- Nadelige eecten van het toepassen van
de curing compound, zoals hechting van
coating op het oppervlak, verkleuring van
het beton, hechting van beton aan wape -
ningsstaal, stortnaden etc.
? De veiligheid en gezondheidsaspecten van de curing compound moeten in een Material
Safety Datasheet (MSDS) beschikbaar zijn.
N ab ehandelen van b eton - stroomschema W ie W at Hoe Projectleiding - Benoem coö rdinator nab ehandeling - W erkvoorb ereiding/uitvoering/Q C? ? Ontwerp - Stel de nab ehandelingsklasse vast - N EN -EN 1 3 6 7 0 + N EN 8 6 7 0 ; N EN 8 0 0 5; ROK; CU R -aanb eveling 1 0 0
? Ontwerp, werk-voorb ereiding en b etoncentrale
- Stel methode b epaling nab ehandelingsduur vast - N EN -EN 1 3 6 7 0 ; N EN 8 0 0 5; ROK T heoretisch/rijpheid/vaste waarde
? - Stel de b etoneigenschappen vast - r-waarde; ijklijn; c -waarde ? W erkvoorb ereiding - Stel de theoretische nab ehandelingsduur vast - N EN -EN 1 3 6 7 0 ; N EN 8 0 0 5; ROK T heoretisch/rijpheid/vaste waarde
? Ontwerp en werk-voorb ereiding - Stel de nab ehandelingsmethode voor alle oppervlakken vast van het te storten onderdeel
? ? Is het oppervlak b ekist en kan de b ekisting tijdens de gehele nab ehandelingsduur b lijven staan? ??\ o Laat de b ekisting staan o Z org ervoor dat oppervlakken die niet b ekist z ijn ook worden nab ehandeld
???? Is het mogelijk het oppervlak van het gestorte b eton volledig af te dekken met folie? ??
\
o D ek het oppervlak af met folie o Z org dat het b eton is afgesloten z odat geen lucht langs het b eton kan stromen o Controleer gedurende de gehele nab ehandelingsduur of de folie het b eton nog goed afsluit
???? Is het mogelijk het oppervlak van het gestorte b eton volledig af te dekken met jutte en nat te houden? ??\
o D ek het oppervlak af met jutte en maak het nat o Controleer gedurende de gehele nab ehandelingsduur of de jutte nog nat is o Breng wanneer nodig ex tra water aan
???? Is het mogelijk het oppervlak van het gestorte b eton volledig nat te houden? ??\
o Maak het b eton nat o Controleer gedurende de gehele nab ehandelingsduur of het b eton nog nat is o Breng wanneer nodig ex tra water aan
????
Pas een curing compound toe waarvan de geschiktheid is aangetoond. \
o Stel vast welke curing compound kan worden toegepast (merk en type) o Stel vast hoeveel curing compound per m 2 geb ruikt moet worden conform productb lad o Stel vast hoe vaak de curing compound opnieuw moet worden aangeb racht o Controleer gedurende de gehele nab ehandelingsduur of er nog voldoende curing compound op het b eton aanwez ig is o Breng wanneer nodig opnieuw curing compound aan
Ontwerp en werk - voorb ereiding - Bereid de nab ehandeling voor
? U itvoering - Voer het b etonwerk uit ? U itvoering - Pas de nab ehandeling toe en start met de registratie en controle ? ?
? ? Is de nab ehandeling nog effectief? ??\ Is de theoretische nab ehandelingsduur nog van toepassing? ??\ Is de werkelijke nab ehandelingsduur b ereikt? ??
???? ???? ???? Herstel de nab ehandeling
Stel de nab ehandelingsduur b ij Ga door met nab ehandelen
U itvoering - Stop met nab ehandelen ? W erkvoorb ereiding en uitvoering - Archiveer de gegevens
6 Processchema
voor het
nabehandelen
van beton, zoals
door de Stutech
studiegroep is
uitgewerkt
aan de aannemer (NEN 8670 art. 4.2.5). Ten
behoeve van de uitvoering moeten de uitvoe -
ringsspecicaties worden vertaald naar een
werkplan, waarin een praktische invulling wordt
gegeven aan de uitvoeringsspecicaties. Daar -
naast moeten keuringsplannen worden opge -
steld. Met de keuringsplannen wordt geborgd
dat de werkplannen worden uitgevoerd. De
werkplannen en keuringsplannen worden opge -
steld door de aannemer (NEN 8670 art. 4.2.5).
Om het gehele proces inzichtelijk te maken,
heeft de studiegroep een stroomschema opge -steld dat als hulpmiddel gebruikt kan worden
om het proces van nabehandelen in goede
banen te leiden (g. 6).
KENNIS VAN NABEHANDELEN
Om het kennisniveau over nabehandelen weer
op peil te krijgen moet het onderwerp beter
worden ingebed in het onderwijs. In samen-
werking met de sector moet worden geïnven-
tariseerd hoe kennisniveau en bewustwording
kunnen worden verbeterd. Iedereen die
betrokken is bij beton ? ontwerpers, werk
-
18 VAKBL AD 1 2023
14. Nabehandeling essentieel voor kwaliteit beton.indd 18 13-03-23 13:21
WEBINAR NABEHANDELEN
In november 2022 was er een webinar over
Nabehandelen, georganiseerd door Betoniek en
Betonhuis. Jurjen Talsma (Kwaliteitsdienst
beton) en Frans Pere (Tillman Construction Che-
micals) lichtten het belang en de mogelijkheden
van nabehandelen toe, inclusief de laatste
inzichten. Leden van Betoniek en Betonhuis kun-
nen dit webinar terug kijken op www.betoniek.nl/
webinar-nabehandelen-terugkijken
voorbereiders, uitvoerders, producenten van
beton, degenen die het nabehandelen uitvoe -
ren en controleren ? moet bewust worden
gemaakt wat de eigen bijdrage is aan de pres -
tatie van het eindproduct. Voor iedereen moet
duidelijk worden wat een goede betonhuid
betekent voor de prestaties er van. Dit gaat ver -
der dan het simpel volgen van een norm of een
uitvoeringsvoorschrift. Daarbij moeten de
nadelige gevolgen van een slechte nabehan-
deling voor het voetlicht worden gebracht.
Hier is niet alleen een rol weggelegd voor de
Betonvereniging en studieverenigingen zoals
Stutech, Stubeco, Stub, maar ook technische-
en vakopleidingen zoals mbo, hbo en wo.
Uiteindelijk zou het kunnen leiden tot een
nieuwe CROW-CUR-Aanbeveling, die net als
de oude CUR-Aanbeveling 31 zorgt voor een
verdieping van de kennis en waarin aanvul-
lende eisen bij het gebruik van curing com-
pounds zijn opgenomen. Hiermee kan nabe -
handelen explicieter worden opgenomen in
specicaties en bestekken.
A ANBEVELINGEN
Naast eerder genoemde vragen doet de Stutech-
studiegroep in haar rapport een aantal aanbeve -
lingen. Deze worden hieronder toegelicht.
Coördinator nabehandeling
Gebrekkige communicatie tussen alle betrok -
kenen bij het proces van nabehandelen wordt
als een knelpunt er varen. Om die reden advi-
seert de studiegroep om een coördinator
nabehandeling aan te stellen. Deze is verant -
woordelijk voor het gehele proces van nabe -
handelen en is een belangrijk instrument om
het proces te bewaken en borgen.
Certicatie curing compound
De Stutech-studiegroep is van mening dat er
behoefte is aan meer duidelijkheid over de
eigenschappen en de gegarandeerde kwaliteit
van curing compounds. Gepleit wordt voor een
certicatiesysteem voor curing compounds.
Certicatie kan op basis van het systeem van
beoordelingsrichtlijnen (BRL). In een derge -
lijke beoordelingsrichtlijn moeten ten minste
de volgende aspecten opgenomen zijn:
? Testmethoden en keuringsfrequenties;
? Opgave van vochtvasthoudend vermogen op
alle gemeten tijdstippen;
? Eisen omtrent de inhoud van het product -
informatieblad;
Meetmethode nabehandelingsperiode
Een beter inzicht in de nauwkeurigheid en de
uitvoerbaarheid van onderzoek waarmee de
eigenschappen van het beton, met name de
sterkte maar bij voorkeur ook de porositeit of de
permeabiliteit, in de buitenhuid kunnen worden
vastgesteld, is wenselijk. Deze eigenschappen
zijn een criterium waarop kan worden geba-
seerd of er lang genoeg is nabehandeld.
Een praktische niet-destructieve methode om
achteraf op de bouwplaats en/of de betonfabriek
vast te stellen of er voldoende is nabehandeld, is
(nog) niet beschikbaar. Hier liggen mogelijkhe -
den voor verder onderzoek en ontwikkeling.
In de verschillende normen worden meetmetho-
den aangegeven waarmee dat op basis van de
sterkte van het beton kan worden vastgesteld.
Het zijn vrijwel alle indirecte methoden, zoals de
ontwikkeling van de rijpheid of de verhardings -
proef. Daarbij zijn drie knelpunten vastgesteld:
1. Als beton niet of slecht wordt nabehandeld,
geven deze indirecte methoden daarover geen
uitsluitsel. De buitenhuid kan volledig zijn uit -
gedroogd terwijl de rijpheid of de verhardings -
proef de indruk wekt dat het allemaal prima is.
2. Zijn de methoden nauwkeurig genoeg om
het verschil tussen 50 en 70% van de karak -
teristieke sterkte te meten? Daarbij moet
worden opgemerkt dat de methode gewo-
gen rijpheid in principe geldt voor 'jong
beton' en 70% van de karakteristieke sterkte
is zeker geen jong beton meer.
3. In de praktijk blijkt dat een (recente) ijkgraek
van de gebruikte betonspecie die op de juiste
wijze is opgesteld (zoals beschreven in
NEN 5970) vaak niet beschikbaar is. Om die
reden pleit de Stutech-studiegroep er voor dat
het opstellen van een ijkgraek en de infor -
matie hierover naar de afnemer van het beton
gaat vallen onder het beoordelingssysteem
van de van toepassing zijnde certicatierege -
ling. Voor betonmortel is dat BRL 1801.
De conclusie is duidelijk: Geen van de meet -
methoden is zo robuust dat het gebruik daar -
van in de bouwpraktijk zonder de benodigde
deskundigheid kan plaatsvinden.
Voorstel milieuklasse XM (mechanische
aantasting)
Het nabehandelen van het betonopper vlak
speelt een grote rol om een solide betonopper -
vlak te realiseren. Er is in de Nederlandse aan-
vulling (NEN 8005) voor betonsamenstellin- gen geen mogelijkheid om specieke eisen te
stellen aan de hardheid van een betonopper
-
vlak als dit mechanisch wordt belast. In Duits -
land bestaat naast de bekende milieuklassen
ook een milieuklasse XM. Deze beschrijft de
aantasting door middel van mechanische
belasting. Nederland kent deze milieuklasse
niet. Er zijn situaties denkbaar waarbij er bij-
voorbeeld slechts uitsluitend een milieuklasse
X0 of XC1 wordt voorgeschreven, maar waarbij
tevens een hoge slijtvastheid gewenst is. In dat
geval kan mogelijk een te lichte nabehandeling
worden voorgeschreven. De Duitse regelge -
ving schrijft voor dat beton met XM nabehan-
deld moet worden totdat minimaal 70% van de
gespeciceerde karakteristieke sterkte bereikt
is naast aanvullende betonspecicaties. Aan-
bevolen wordt nut en noodzaak van deze extra
milieuklasse te onderzoeken.
VERBETERINGEN
Er is veel bekend over het thema nabehandelen
van beton, echter zijn er ook nog veel procesver -
beteringen mogelijk in de huidige bouwpraktijk
om de kwaliteit van de buitenhuid te borgen.
De uitkomsten van het Stutech-rapport kunnen
worden gebruikt voor het verder in detail uit -
werken door een CROW-commissie, zoals ook
het geval was na publicatie van Stutech-rap-
port 7. Die laatstgenoemde resulteerde in CUR-
Aanbeveling 31, die inmiddels ingetrokken is.
Een opvolger is zoals gezegd zeer wenselijk.
Met het verschijnen van NEN 8670 in mei 2021
is er een nadere uitwerking gekomen van
NEN-EN 13670 (Het ver vaardigen van beton-
constructies), waardoor er opnieuw normatief
richting is gegeven hoe moet worden nabehan-
deld en ook hoe dit moet worden geregis -
treerd. Maar er is en blijft een belangrijke rol
weggelegd voor educatie over het waarom en
hoe van een goede nabehandeling.
19 VAKBL AD 1 2023
14. Nabehandeling essentieel voor kwaliteit beton.indd 19 13-03-23 13:21
BEOORDELINGSRICHTLIJN 2601 CEMENT VERNIEUWD
Nieuwe normen,
nieuwe cementen,
nieuwe BRL
1 Cement
20 VAKBL AD 1 2023
Auteurs Ton van Beek, SKG-IKOB | Theo Klootwijk, KIWA
20. Nieuwe normen, nieuwe cementen, nieuwe BRL.indd 20 13-03-23 13:23
Welk cement kun je het beste in welke omstandigheden toepassen?
Een goede vraag, waarop in de nieuwe NEN 8005 antwoord wordt
gegeven. Dit antwoord is nu ook verwerkt in de beoordelingsrichtlijn
voor het KOMO-productcerti caat voor cement, de BRL 2601. Deze
BRL geeft daardoor beter de mogelijkheid om nieuwe cementsoorten
een plek te geven in de bouwpraktijk.
D
e betonwereld ontwikkelt zich snel en de
regelgeving past zich daarop aan. Van-
wege ontwikkelingen op het gebied van
duurzaamheid en beschikbaarheid van grond-
sto en was het nodig regelgeving voor cement te
actualiseren. Daarom is er hard gewerkt aan nor-
men en beoordelingsrichtlijnen om andere dan
gebruikelijke cementen toe te kunnen passen in
beton, met het behoud van kwaliteit.
DE REGELGEVING
Om kwalitatief goed beton te kunnen maken,
gebruiken we in Nederland, net als in andere
landen, een stelsel van regelgeving. Met deze
regelgeving wordt de kwaliteit van beton
geborgd, zodat het voldoet aan wetgeving maar
ook aan de wensen van de eindgebruiker en de
aannemer. In guur 2 is schematisch weerge-
geven hoe de regelgeving voor beton is geor-
ganiseerd. Je ziet hier dat er een duidelijke rol is
voor Europa; hier worden de meeste normen
gemaakt. Dit heeft als voordeel dat producten
eenvoudig de grens over kunnen, omdat dezelfde taal wordt gesproken. Een voor-
beeld van regelgeving is de NEN-EN 197-
serie voor verschillende soorten cement.
Om aan te sluiten aan de Nederlandse wet-
geving en speci eke wensen worden er
nationale bijlagen ontwikkeld. In Neder-
land kun je met KOMO-productcerti caten
aantonen dat wordt voldaan aan de Neder-
landse wetgeving en wensen. Deze pro-
ductcerti caten zijn gebaseerd op beoor-
delingsrichtlijnen (BRL), zoals BRL 2601 voor
cement (foto 3).
DE VER ANDERINGEN IN DE GRONDSTOFFEN
Met de komst van nieuwe grondsto en voor de
Nederlandse betonmarkt, zoals composiet-
cement, diverse vulsto en en korrelvormige
materialen, wordt steeds gekeken of de regel-
geving hierop moet worden aangepast. Hierbij
wordt als eerste stap meestal begonnen met
de volgende aspecten:
? Kan deze grondstof worden toegepast in
beton? ? Wat is de invloed van de grondstof op de
kwaliteit van het beton?
? Is de regelgeving belemmerend?
Met de introductie van portland-composietce-
ment CEM II/C-M en composietcement CEM VI,
verscheen een nieuw deel in de NEN-EN 197-
serie: NEN-EN 197-5. De nodige aanpassingen
aan de regelgeving bleek echter breder te zijn.
Ook cementen die nu wel in de NEN-EN 197-1
staan, zijn niet allemaal zonder meer toege-
staan in Nederland. In de betonnorm, NEN-EN
206, staat dat cementen mogen worden
gebruikt die zijn toegelaten in het betre ende
land. Dit hebben we in Nederland geregeld in
de nationale bijlage NEN 8005. Hier stond ech-
ter dat alleen de volgende cementen mochten
worden gebruikt: portlandcement, port-
landslakcement, portlandvliegascement,
portlandleisteencement en hoogovencement.
Andere cementen konden alleen gebruikt
worden als gelijkwaardigheid kon worden
aangetoond (via CROW-CUR Aanbeveling 48,
daarover later meer).
Bouwindustrie
KOMO MO
Bo uwbesluit
NL-BSB
CE
Alle afspraken die we
Met elkaar maken
Afspraken die we
standaard met elkaar maken op het gebied van kwaliteit Voldoen aan Nederlandse
wet en regelgeving
Voldoen aan Europese wet en regelgeving
BRL geeft daardoor beter de mogelijkheid om nieuwe cementsoorten
KOMO ®PRODUCTCERTIFICAAT SKGIKOB.012743.02.NLUitgegeven op: 01-03-2023 Vervangt: SKGIKOB.012743.01.NL Geldig tot: 01-03-2028 Uitgegeven: 28 -11-2022
Beoordeeld is:-kwaliteitssysteem-productPeriodieke controle
Certificaathouder Overslagstation Productielocatie Hollandse Cement Maatschappij (H.C.M.) BV Hollandse Cement Maatschappij (H.C.M.) BV S.A. Compagnie des Ciments Belges NV Beukenallee 1 Vlasweg 11 Grand-Route 260 8019 BA Zwolle 4782 PW MOERDIJK B-7530 Gaurain -Ramecroix T: (038) 423 25 42 T: (0168) 38 11 60 T: +32 (0)692 525 11 E: Kantoor@hcmcement.nl E: Terminal@hcm.nl E: info@ccb.be I: www.hcmcement.nl I: www.hcmcement.nl I: www.ccb.be
Hollandse Cement Maatschappij (H.C.M.) BV CementCEM II/A -LL 52,5 R Verklaring van SKG -IKOB Dit KOMO ®productcertificaat is op basis van BRL 2601 Cement d.d. 01 -09-2022 afgegeven conform het vigerende Reglement voor Attestering, Certificatie en Inspectie van SKG -IKOB. Het kwaliteitssysteem en de productkenmerken behorende bij cement worden periodiek gecontroleerd. Op basis daarvan verklaart SKG -IKOB dat: ?het gerechtvaardigd vertrouwen bestaat, dat het door de certificaathouder geleverde cement bij aflevering voldoet aan de in dit productcertificaat vastgelegde technische specificatie, mits de cement voorzien is van het KOMO ?-merk op een wijze als aangegeve n in dit productcertificaat. De essenti?le kenmerken, zoals vastgelegd in de van toepassing zijnde Europese norm, maken geen onderdeel uit van deze verklaring. Voor SKG -IKOB
ir. H.A.J. van DartelCertificatiemanagerDe kwaliteitsverklaring is voorts opgenomen in het overzicht op de website van Stichting KOMO: www.komo.nl. De gebruikers van deze kwaliteitsverklaring worden geadviseerd op www.skgikob.nl te controleren of dit document nog geldig is. Deze kwaliteitsverklaring bestaat uit 2 bladzijden.
3 Voorbeeld van een KOMO-productcerti caat voor
portland-composietcement (CEM II)
Om meer cementen toepasbaar
te maken, is NEN 8005
aangepast, met onder meer de
toevoeging van tabel
2 Regelgeving in de bouw
Om de kwaliteit van nieuwe cementen te borgen zoals we gewend
zijn, is BRL 2601 aangepast
21 VAKBL AD 1 2023
20. Nieuwe normen, nieuwe cementen, nieuwe BRL.indd 21 13-03-23 13:23
MEER LEZEN
Betoniek Standaard 15/10
Zoek de verschillen
DE A ANGEPASTE NEN 8005
Om meer cementen toepasbaar te maken, is
NEN 8005 aangepast (zie ook kader 'Nieuwe
NEN 8005'). De belangrijkste aanpassing met
betrekking tot cement is de toevoeging van
tabel CC (g. 4). Deze tabel geeft aan welke
NIEUWE NEN 8005
Behalve de genoemde tabel CC is NEN 8005:2022 nog op een paar andere terreinen gewijzigd. In
hoofdlijnen gaat het om de volgende wijzigingen:
? Introductie van een minimaal klinkergehalte voor milieuklassen XC3, XC4, XF2, XF3 en XF4 (tabel B
/ tabel D in NEN 8005:2014).
? Introductie van nieuwe cementen volgens NEN-EN 197-5.
? Koppeling tussen de milieuklassen en de daarvoor geschikt geachte cementen (via bijlage CC). Dit
sluit aan bij de werkwijze die is geïntroduceerd bij het minimum klinkergehalte.
? Toelichting bij de begrippen 'algemene geschiktheid' en 'specieke geschiktheid' in paragraaf 5.1.
? Introductie van het begrip 'kalkconsumerende vulstof' en opname van de testmethode om dit vast
te stellen als bijlage DD. Hiermee kunnen vulstoen op de juiste manier worden verdisconteerd in
de berekening van het minimum klinkergehalte.
? De volgorde van de tekst is aangepast, zodat de inhoud van NEN 8005 beter aansluit bij
NEN-EN 206: de tabel 'Minimaal vereiste hoeveelheid jn materiaal' is verplaatst naar 5.4.1, 'Lucht -
gehalte als jn materiaal' met tabel is verplaatst naar 5.4.3. De aanduiding van tabellen B t/m F is
hierdoor in de nieuwe versie gewijzigd.
4 Geschiktheid van cementen voor milieuklassen op basis van Tabel CC NEN 8005
cementen uit NEN-EN 197-1 en NEN-EN 197-5
kunnen worden toegepast en in welke milieu-
klasse. Hier zien we de 'oude' bekende cemen-
ten terug zoals portlandcement, hoogoven-
cement en vliegascement. Deze cementen
worden gezien als cementen die overal voor toepasbaar zijn. Andere cementen zijn voor een
beperkt aantal toepassingen reeds te gebrui-
ken. Voor deze cementen is de gelijkwaardig-
heid reeds aangetoond op basis van er varing
uit het buitenland of op basis van de
CROW-CUR Aanbeveling 48.
Als het cement volgens tabel CC in de aange
-
geven milieuklasse toepasbaar is (groen), dan
is aanvullend onderzoek niet nodig. Als het
cement volgens de tabel niet toepasbaar is in
de aangegeven milieuklasse (geel), dan bete -
kent het nog niet dat het cement in zijn geheel
niet kan worden gebruikt in de betreende
milieuklasse. Ten eerste zijn alle cementen te
gebruiken in milieuklasse X0. Het cement kan
in de andere milieuklassen worden gebruikt
als er aangetoond is dat het cement geschikt is
door middel van een gelijkwaardigheidstraject
volgens de CROW-CUR Aanbeveling 48.
CROW-CUR A ANBEVELING 48
CROW-CUR Aanbeveling 48:2022 'Procedures,
criteria en beproevingsmethoden voor de toet -
sing van de geschik
Reacties