De brug hoort bij ons waterrijke, dichtbevolkte land. Al vanaf het begin van onze jaartelling, als de eerste observaties van bewoning van onze lage landen door Romeinse geschiedschrijvers aan het schrift worden toevertrouwd, komt dit civieltechnische kunstwerk in onze taal voor. De noodzaak om over de brug te komen, hangt samen met de behoefte van mensen om zich te verplaatsen. En als daarbij een watergang moet worden gepasseerd, is een fysieke brug noodzakelijk.
Bruggen horen bij ons waterrijke, dichtbevolkte land. Al vanaf het begin van onze jaartelling, als de eerste observaties van bewoning van onze lage landen door Romeinse geschiedschrijvers aan het schrift worden toevertrouwd, komt dit civieltechnische kunstwerk in onze taal voor. De noodzaak om over de brug te komen, hangt samen met de behoefte van mensen om zich te verplaatsen. En als daarbij een watergang moet worden gepasseerd, is een fysieke brug noodzakelijk.
De Nederlandse taal is een magnifiek instrument van communicatie, en ontwikkelt zich nog dagelijks. Ook een brug is een instrument dat communicatie mogelijk maakt - want het brengt mensen bij elkaar – en ook de brug heeft in twintig eeuwen tijd de nodige ontwikkelingen doorgemaakt. In type (vast, beweegbaar) en in toegepaste materialen (hout, steen, ijzer, staal gewapend beton, voorgespannen beton, aluminium en kunststof). Om alle ontwikkelingen in een historisch perspectief te plaatsen, heeft de Nederlandse Bruggenstichting het initiatief genomen tot het ontwikkelen van een heuse Canon.
In 43 rijk geïllustreerde, zogenoemde Vensters trekt de geschiedenis van 2000 jaar voorbij. Aanvankelijk zijn het nog primitieve vormen van overbrugging van een watergang, zoals een omgevallen boom of stenen in de rivierbedding. Soms werden ook zogenoemde ‘veenbruggen’ aangelegd, feitelijk niet meer dan planken op maaiveld om slechte gronden te kunnen overbruggen. Later worden de eerste bruggen aangelegd. Behalve geschiedschrijven, introduceerden de Romeinen daarvoor ook hun bouwtechniek in Nederland.
Zonder uitzondering waren deze eerste bruggen van hout, een bouwmateriaal echter met een beperkte levensduur. Van dergelijke bruggen zijn soms nog paalresten teruggevonden. Stenen boogbruggen, zoals in het buitenland vaak zijn toegepast, werden in Nederland nooit gebouwd, met name vanwege de slechte ondergrond. In plaats daarvan domineerde een lichter brugtype met een (natuur)stenen onderbouw en houten overspanning. Deze houten overspanning kon gemakkelijk in de loop der jaren worden vervangen door een nieuwe, hetgeen ook veelvuldig gebeurde. Resten van deze bruggen zijn nog teruggevonden in Cuijk en Maastricht.
Uit de vroege Middeleeuwen is weinig bekend. Pas vanaf de twaalfde eeuw is sprake van een brug over de Maas bij Maastricht. De in 1298 opgeleverde Sint Servaasbrug is de oudste nog bestaande brug van ons land. In deze tijd van ridders en kasteelheren raakt de brug wel op een andere wijze in zwang: niet bedoeld om met andere mensen contact te leggen, maar om mensen weg te houden. Verschillende typen beweegbare brug werden hiervoor ontwikkeld, zoals de valbrug en de basculebrug.
Bruggen van baksteen komen in beeld met het ontstaan en uitbreiden van steden. Om handel te kunnen drijven en vervoer van goederen naar en van steden mogelijk te maken, zijn opnieuw bruggen noodzakelijk. Baksteen als bouwmateriaal was hiervoor uitermate geschikt, want werd lokaal vervaardigd van materiaal uit de rivieren. Bakstenen bruggen vormen vandaag de dag een belangrijke toeristische trekpleister van onze steden.
Vanaf 1500 volgen de ontwikkelingen zich in snel tempo op. Er is meer aandacht voor de fundering en de onderbouw, er komen drijvende bruggen, en er worden langzamerhand andere materialen gebruikt. Waar voorheen een veerboot de oevers van rivieren met elkaar verbond, groeit de behoefte aan vaste oeververbindingen. In de 19de eeuw doet bovendien de trein zijn intrede. Afstanden worden gevoelsmatig korter en de mobiliteit van mensen neemt bijgevolg toe. Aanvankelijk maken alleen ijzer en later staal grotere overspanningen mogelijk. Dan komt in de 20ste eeuw de zegetocht van beton. Aanvankelijk is er alleen gewapend beton, maar sinds halverwege de 20ste eeuw maakt voorgespannen beton mede de wederopbouw van ons land mogelijk. Het uit 1927 daterende Rijkswegenplan komt tot uitvoer, onder meer door de uitgebreide toepassing van gewapend en voorgespannen betonnen viaducten, prefabricage op brede schaal en later verkeerspleinen over twee of drie niveaus.
Vanaf dan barst de Canon los. Nieuwe materialen (o.a. aluminium, kunststof), toenemende architectonische invloeden, bruggen voor speciale doelgroepen (fietsers, voetgangers, wild, recreatievaart) en bijzondere uitvoeringstechnieken: de ontwikkelingen zijn niet meer te stoppen. En toch moest de commissie die de Canon ontwikkelde, dat op enig moment doen. Een materiaal als ultra-hogesterktebeton ontbreekt daarom jammer genoeg. Dat pleit alvast voor een 44ste venster in de tweede uitgave! Voor dit moment valt er voor de civiele techneut veel plezier te beleven aan deze bloemlezing. En het boek is een sieraad voor de salontafel!
uitgave: Bouwen met Staal i.s.m. de Nederlandse Bruggenstichting, 2016
aantal pagina’s 224
afmeting 240 x 216 mm
ISBN 978-90-72830-96-8
prijs € 28,— (incl. btw)
meer informatie en bestellen www.bruggenstichting.nl
Reacties