Betoniek13|06 Betoniek juni 2004 1De druk neemt toeHet verwerkingsgedrag van betonspecie blijft een boeiend onderwerp.Belangrijke specie-eigenschappen zijn bijvoorbeeld stortbaarheid, verdicht-baarheid, afwerkbaarheid en opstijvingsgedrag. De combinatie van eigen-schappen is voor de aannemer ook belangrijk in relatie met de bekistingdruk.De onlangs vernieuwde NEN 6722 Voorschriften Beton Uitvoering, geefthiervoor richtlijnen. Toch blijven er in de praktijk vragen, vooral ook door deopkomst van steeds vloeibaardere en zelfverdichtende betonspecies. Hiervoorzijn diverse nieuwe onderzoeken verricht. Voldoende aanleiding om inBetoniek de zaken weer eens op een rij te zetten.13 06B A N D U I T G AV Ej u n i 2 0 0 4 V A K B L A D V O O R B O U W E N M E T B E T O NBekistingdruk ontstaat wanneer een bekisting wordtgevuld met betonspecie. De specie oefent een hori-zontale belasting uit op de bekisting en dit noemenwe de bekistingdruk. In veel gevallen is de construc-tiehoogte dermate beperkt dat de maximaal teverwachten bekistingdruk opgenomen kan wordendoor de normaal beschikbare en bekende standaard(paneel)bekistingsystemen. Dat is ook mogelijk meteen door een vakman op het werk traditioneelsamengestelde bekisting. Natuurlijk moet de bekis-ting wel altijd van tevoren gecontroleerd worden.Anders wordt het als het uit te voeren constructie-onderdeel hoger is dan 2,5 meter en het storten vande betonspecie geschiedt met hoge stijgsnelheden,of wanneer speciesoorten worden toegepast met eenhoge vloeibaarheid. De bekisting moet dan wordenontworpen op de verwachte maximale bekisting-druk die hoger dan normaal kan liggen. Een tezwaar ontworpen bekisting is economisch nadelig,maar te licht kan nog veel minder aantrekkelijk zijn.Een bezwijkende bekistingconstructie kan grotenegatieve gevolgen hebben.De optredende bekistingdruk kan worden bepaaldvolgens NEN 6722 Voorschriften Beton Uitvoering, maar er zijn ook andere bepalings-methoden, zoals die volgens het CIRIA Report 108.NEN 6722 kan alleen worden toegepast voor specie-soorten vallend in de consistentiegebieden 1 t/m 4(VBT 1995). In NEN-EN 206-1 zijn dit de consistentie-klassen C1 t/m F5. De steeds vaker toegepaste zelfver-dichtende species hebben een hogere vloeibaarheiden vallen dus buiten het bereik van de norm.13|06 Betoniek juni 20042Solide traditionele bekistingEen gebobbeld betonoppervlak door doorgebogen te lichtontworpen bekistingMet deze betonspeciesoorten worden wisselendeervaringen opgedaan aangaande de daarbij optre-dende bekistingdrukken.Zolang de betonspecie zich gedraagt als een vloei-stof, kan met behulp van de hydrostatische druk-formule de bekistingdruk worden bepaald.pmax = 0,01 x ?m x H (Hydrostatische druk)pmax - maximale horizontale belasting t.g.v. de beton-specie (kN/m2)pm - volumieke massa van de betonspecie (kg/m3)H - hydrostatische drukhoogte van de betonspecie (m)De druk zal zich hydrostatisch blijven opbouwen, tothet moment dat de betonspecie gaat opstijven enniet meer in beweging is. De specie zal zich dan nietlanger als een vloeistof gedragen en de bekisting-druk zal nauwelijks verder toenemen.Van invloedDe betonspeciedruk of bekistingdruk is in meer ofmindere mate afhankelijk van vele factoren die temaken hebben met de samenstelling van de beton-specie en de uitvoeringswijze en uitvoeringsomstan-digheden.De betonspecie· Volumieke massaNormaal heeft de betonspecie een volumiekemassa (?m ) tussen 2300 en 2500 kg/m3. Hoe hogerde volumieke massa, hoe hoger de maximalebekistingdruk.· VerwerkbaarheidDe verwerkbaarheid wordt in de VBT aangeduidin consistentiegebieden. Hoe hoger het consisten-tiegebied of -klasse, hoe vloeibaarder de specie.Betonspecies vallend in een laag consistentie-gebied zullen zich minder als een vloeistofgedragen, waardoor lagere drukken optredendan bij species die vloeibaarder zijn. Zodra wede betonspecie door middel van trillen gaanverdichten, zal de specie zich weer meer als eenvloeistof gedragen, waardoor alsnog de druktoeneemt.· OpstijvingsgedragSpecietemperatuur, vul- en hulpstoffen encementsoort zijn van invloed op het opstijvings-gedrag van de betonspecie.De specietemperatuur heeft invloed op de opstij-vingstijd. Bij een betonspecie met een hogeretemperatuur zal het verhardingsproces snelleraanvangen, waardoor in relatie met de stijgsnel-heid, lagere bekistingdrukken zullen optreden.Vulstoffen kunnen aan de betonspecie wordentoegevoegd ter aanvulling van de hoeveelheid fijnmateriaal. Vulstoffen verhogen de stabiliteit vande specie. Vulstoffen hebben ook invloed op deverwerkbaarheid en het opstijvingsgedrag endaarmee op de optredende bekistingdruk.Hulpstoffen zijn stoffen zoals (super)plastificeer-ders, luchtbelvormers, vertragers en versnellersen zijn alle stoffen die de eigenschappen van despecie veranderen. Voor het bepalen van de bekis-tingdruk is het van belang om te weten welkeinvloed de hulpstof heeft op de verwerkbaarheiden het opstijvingsgedrag van de specie.Het opstijfgedrag van betonspecie wordt daar-naast nog beinvloed door het soort en typecement. Met name de bindtijd van het cementis daarbij een belangrijke parameter.De uitvoeringswijze en -omstandigheden· Storthoogte (tot welk niveau wordt gestort)De storthoogte of het afstortniveau bepaalt dedrukhoogte en daarmee het maximum van debekistingdruk. Hoe hoger het afstortniveau is,hoe hoger de maximale druk kan worden.· StijgsnelheidDit is de snelheid waarmee het stortoppervlakvan de betonspecie in de bekisting stijgt en wordtuitgedrukt in m/uur. Dit is dus wat anders dan destortsnelheid, die de snelheid van verwerken vande hoeveelheid betonspecie aangeeft in m3/uur.In de verschillende bouwdisciplines zijn verschil-lende stijgsnelheden gebruikelijk. Zo zal in de13|06 Betoniek juni 2004 350,0 100,00,00,01,02,03,04,05,0Bekistingdruk (kN/m )Storthoogte(m)hydrostatische drukopstijvingwerkelijk ontwikkeldebekistingdrukmaximale bekistingdrukt.b.v. bekistingberekeningPmax.2woningbouw een 2,5 meter hoge woningscheiden-de wand in 10 à 15 minuten worden vol gegotenmet een stijgsnelheid van 10 à 15 m/uur. In deciviele bouw komen aanzienlijk lagere stijgsnelhe-den voor. Als men bijvoorbeeld 10 uur nodig heeftvoor het vullen van een 6 meter hoge sluiswand,dan is de stijgsnelheid niet hoger dan0,6 m/uur. In de utiliteitsbouw zijn stijgsnelhedenvan 4 tot 8 m/uur gebruikelijk.De stijgsnelheid is een van de belangrijke factorendie het bouwplaatspersoneel direct kan beïnvloe-den. Het personeel heeft daarmee direct invloedop de optredende bekistingdruk. Alle anderefactoren zijn op het moment van storten min ofmeer bepaald en kunnen nauwelijks wordengewijzigd.· Verdichtingsmethode (trildiepte, trilapparatuur)Om de betonspecie te verdichten kan deze wordengetrild met trilnaalden, bekistingtrillers of metde in de prefabindustrie gebruikte triltafels. Doorhet trillen neemt de bekistingdruk toe. Dit komtdoordat de betonspecie zich meer als een vloeistofgaat gedragen, trilenergie extra druk geeft en eenverdicht mengsel een iets hogere volumiekemassa heeft.Door het toepassen van bekistingtrillers neemtde bekistingdruk meer toe dan bij het gebruikvan trilnaalden. Bekistingtrillers brengen hetbekistingoppervlak in trilling. Op het momentdat het contactoppervlak door de trilling naarbuiten wordt getrokken, wordt de ontstane ruim-te direct gevuld met betonspecie. Hierdoor kanhet contactoppervlak niet terug en wordt extraspanning in de bekisting opgebouwd. Bovendienkan met bekistingtrillers moeilijk worden gere-geld tot op welke diepte wordt getrild, waardoorde betonspecie tot op grotere diepte in bewegingis en dus vloeibaarder blijft. Hierdoor zal er nau-welijks reductie van de bekistingdruk ten gevolgevan opstijving optreden.· StootbelastingAls betonspecie wordt gestort met een kubel ofeen pomp, veroorzaakt een nieuwe lading specieeen schok die een drukverhoging tot gevolg kanhebben in de reeds opstijvende onderste lagen.Deze druktoename wordt geschat op maximaal10 kN/m2. Indien de vrije valhoogte niet meer dan2 meter bedraagt, mag deze druktoename wordenverwaarloosd.· OmgevingstemperatuurDe omgevingstemperatuur kan het opstijvings-gedrag beïnvloeden, met name in de zones directaan het bekisting- en stortoppervlak, waardoorvertraging of versnelling in het opstijvingsgedragkan optreden.· Wand- of kolomdikte, dichtheid van de wapening,silo- of brugwerking.In smalle wanden, kolommen of andere onder-delen kan de zogenaamde brugwerking optreden.Door de beperkte ruimte kan met name het grovetoeslagmateriaal zich vast gaan zetten tussen debekistingen of tussen bekisting en wapening.Er ontstaat een `brug' waardoor de speciedrukonvolledig wordt doorgegeven aan de dieperelagen. Dit is hetzelfde effect waardoor een metzand gevulde trechter soms niet leegloopt. Eendicht wapeningsnet kan hetzelfde effect hebbenin horizontale richting.· Wand- of kolomhoogte en vorm van het te stortenonderdeel. Het spreekt voor zich dat de hoogtevan het te storten onderdeel invloed heeft op demaximale bekistingdruk.Een bijzondere constructievorm heeft geendirecte invloed op de bekistingdruk, maar kanwel invloed hebben op de wijze waarop en demate waarin de bekistingdruk wordt overge-bracht op de verschillende bekistingonderdelen.Normen en richtlijnenDe hiervoor genoemde invloedsfactoren zijn in meerof mindere mate verwerkt in de richtlijnen waarmeede bekistingdruk kan worden bepaald. Wel moetdaarbij worden gekeken of de toe te passen beton-specie valt onder de in de richtlijnen aangegeventoepassingsgebieden.NEN 6722 Voorschriften Beton - Uitvoering (zie kader)Voor de bepaling van de horizontale belasting tengevolge van de betonspecie maken we gebruik vanNEN 6722 (VBU 2002). Uitgaande van het consisten-tiegebied van de betonspecie en de stijgsnelheidwordt de maximaal optredende horizontale belas-ting door de betonspecie (bekistingdruk) bepaald.Deze is gebaseerd op een aantal uitgangspunten:· Verdichten met behulp van trilnaalden tot opmax.1 meter diepte.· Temperatuur van de betonspecie en de buiten-temperatuur 15 °C.13|06 Betoniek juni 20044· Geen toegevoegde vertragers of hulpstoffen metvertragende werking.· Volumieke massa van 2400 kg/m3.Voor elk van deze uitgangspunten zijn in de normcorrectiefactoren aangegeven voor het geval dezeafwijken van de basiswaarde.Met een aan een specifiek consistentiegebied gekop-pelde formule, met als variabele de stijgsnelheid,wordt de maximaal optredende belasting bepaaldmet een maximum van 80 kN/m2. De maximalebelasting is gebaseerd op het opstijvingsgedrag vanbetonspecie.13|06 Betoniek juni 2004 5Consistentiegebied 2 10v + 19Consistentiegebied 1 5v + 21Bekistingdruk02010304050607080901001101200 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 6,5 7v m/hkN/m2P maxConsistentiegebied 4 17v + 17Consistentiegebied 3 14v + 18consistentiegebied 1 = consistentieklasse C1 (S1/F1) volgens NEN-EN 206-1consistentiegebied 2 = consistentieklasse S2 (C2/F2) volgens NEN-EN 206-1consistentiegebied 3 = consistentieklasse S3 (C3/F3) volgens NEN-EN 206-1consistentiegebied 4 = consistentieklasse F4 en F5 (S4 en S5) volgens NEN-EN 206-1De formules gelden als wordt verdicht met trilnaalden tot op max. 1m diepte, de temperatuur van de betonspecie ende buitentemperatuur 15 °C is, er geen vertragers of hulpstoffen met vertragende werking zijn toegevoegd en devolumieke massa 2400 kg/m3 bedraagt.Voor correctiefactoren zie NEN 6722.ofpmax = 0,01 x ?m x H (Hydrostatische druk)pmax is maximaal 80 kN/m2 (NEN6722, figuur 1)Van de bovenstaande formules mag de laagste waarde worden aangehouden.Formule van Ertingshausen t.b.v. kolommenpmax = 36 x 4vAangepast formule van Ertingshausen t.b.v. kolommen kleiner dan 450mm x 450mmpmax = 36 x4v - 0,1 (900-(b1 + b2))pmax - maximale horizontale belasting t.g.v. de betonspecie (kN/m2)v - stijgsnelheid (m/uur)?m - volumieke massa van de betonspecie (kg/m3)H - hydrostatische drukhoogte van de betonspecie (m)b1 + b2 - afmetingen van de doorsnede van de kolom (mm)Formules bepaling maximale horizontale belasting volgens NEN 6722 9.3.2.1Voor kolommen mag de formule van Ertingshausenworden gebruikt en als de kolommen kleiner zijndan 450 mm x 450 mm mag met een reductie wor-den gerekend ten gevolge van de silowerking.Ook wordt gesteld dat voor de horizontale belastingnooit een grotere waarde dan de hydrostatischedruk hoeft te worden aangehouden.Voor betonspeciesoorten die buiten het toepassings-gebied vallen, dus voor soorten met een consistentieboven consistentiegebied 4, is de volgende opmer-king opgenomen:"Bij de toepassing van hoge-sterkte-beton en ver-dichtingvrije betonspecie is het mogelijk dat de uit-gangspunten voor de berekening van de horizontalebelasting moeten worden aangepast."Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de bena-ming hoge-sterkte-beton in principe niets zegt overde consistentie of verwerkbaarheid en alleen eenaanduiding is voor de bijzondere sterkte van hetverharde beton.13|06 Betoniek juni 20046pmax = C1 x v + C2 x K x (h - C1 x v) x 0,01 x ?mOfpmax = 0,01 x ?m x H (Hydrostatische druk)Van de bovenstaande formules mag de laagste waarde worden aangehouden.pmax - maximale horizontale belasting t.g.v. de betonspecie (kN/m2)v - stijgsnelheid (m/uur)h - hoogte van de bekisting tot waar deze wordt gevuld (afstorthoogte) (m)K - temperatuurcoëfficiëntK = ( 36 / (T + 16) )2 , waarin T de betonspecietemperatuur is tijdens storten (°C)C1 - Wanden (lengte en/of dikte > 2m) C1 = 1,0 / Kolommen (< 2x2m) C1 = 1,5C2 - Coëfficiënt afhankelijk van de samenstelling van de betonspecie (zie tabel hieronder)?m - volumieke massa van de betonspecie (kg/m3)H - hydrostatische drukhoogte van de betonspecie (m)C2 - Coëfficiënt afhankelijk van de samenstelling van de betonspecieOrdinary Portland cement, Rapid-hardening Portland cement, SR Portland cementzonder of met hulpstoffen zonder vertragende werking 0,30met hulpstoffen met vertragende werking 0,45Low heat Portland-blastfurnace cement, Portland-blastfurnace cement, Portlandpulverised-fuel ash cement, Mengsel met minder dan 70% `ground granulatedblastfurnace slag', mengsel met minder dan 40% `pulverised-fuel ash'zonder of met hulpstoffen zonder vertragende werking 0,45met hulpstoffen met vertragende werking 0,60Mengsel met meer dan 70% `ground granulated blastfurnace slag', mengselmet meer dan 40% `pulverised-fuel ash'met of zonder hulpstoffen 0,60De coëfficiënten zijn gegeven voor betonspeciesamenstelling zoals die in 1985 beschikbaar waren op decommerciële markt in Groot Brittannië.Formule bepaling maximale horizontale belasting volgens CIRIACUR-Aanbeveling 93Voor zelfverdichtend beton is er CUR-Aanbeveling93 (Zelfverdichtend beton), die aangeeft dat bij hettoepassen van zelfverdichtende betonspecie dehydrostatische druk moet worden aangehouden.De belasting kan worden verminderd door aanpas-sing van het mengsel en de verwerking daarvan,waarbij het effect van deze aanpassingen voorafmoet worden vastgesteld.CIRIA (zie kader op pagina 6)Voor de bepaling van de bekistingdruk kunnen weook de CIRIA-formule gebruiken. CIRIA staat voorConstruction Industry Research and InformationAssociation (GB) en stimuleert de uitwisseling vanervaringen in de constructieve sector. Het door deCIRIA uitgebrachte Report 108, `Concrete pressureon formwork', betreft de bepaling van de horizon-tale belasting ten gevolge van de betonspecie.De hiervoor ontwikkelde formule is op basis vanonderzoek, waarvan meer dan 350 meetresultatenbeschikbaar zijn.In de ontwikkelde formule zijn, naast andere varia-belen, twee coëfficiënten opgenomen. Eén coëffi-ciënt dient voor het onderscheid in wanden enkolommen. De andere houdt rekening met de effec-ten van de verschillende cementsoorten en meng-selsamenstellingen. De waarden voor deze tweedecoëfficiënt dekken de productenrange die beschik-baar was in 1985 in Groot Brittannië en bevat alleenmengsels waarin portlandcement is toegepast engeen mengsels met alleen hoogovencement.Opmerkelijk is dat geen rekening wordt gehoudenmet de verwerkbaarheid van de betonspecie (consis-tentiegebied). Volgens de CIRIA is dit vanwege drieredenen:· Aangenomen wordt dat stijvere betonspecielanger en intensiever getrild wordt dan beterverwerkbare specie.· Uit de onderzoeken is niet gebleken dat er eenduidelijk verschil is in bekistingdrukken tussenbetonspecies met een lage, middelmatige of hogezetmaat.· De zetmaat is geen goede maatstaf voor defactoren die effect hebben op de bekistingdruk.Het CIRIA-rapport geeft de aanbeveling dat hoog-vloeibare betonspeciesoorten moeten worden onder-gebracht in de algemene indeling, zoals aangegevenin het kader, en dat het niet noodzakelijkerwijs zo isdat de maximale horizontale belasting van de hoog-vloeibare betonspeciesoorten hydrostatisch is.Met andere woorden wordt dus gesteld, dat niet deformule behoeft te worden aangepast voor nieuwebetonspeciesoorten, maar dat deze soorten elk eeneigen waarde van de factor C2 moeten krijgen.Welke dat dan moeten zijn, wordt niet aangegeven.Daarom biedt het CIRIA-rapport ook niet de moge-lijkheid om de maximale horizontale belasting tebepalen voor de nieuwe hoogvloeibare betonsoorten.OpmerkelijkHet is opmerkelijk dat de bepaling van speciedruk-ken volgens NEN 6722 duidelijk afwijkt van de bepa-ling volgens het CIRIA-rapport. Over het algemeen isde berekende maximale speciedruk volgens NEN6722 lager dan de berekende speciedruk volgens hetCIRIA-rapport, met name in de lagere consistentie-gebieden. Uit praktijkproeven is gebleken dat devolgens de CIRIA-formule bepaalde speciedruk deoptredende waarde in de meeste gevallen beterbenadert, dan die werd bepaald volgens NEN 6722.Uit diezelfde praktijkproeven blijkt ook dat de inNEN 6722 aangegeven maximale waarde voor debekistingdruk van 80 kN/m2 bij hogere stijgsnelhedenregelmatig wordt overschreden bij toepassing van spe-ciesoorten die vallen onder het toepassingsgebied.De betonspeciesoorten met een hoogvloeibaar karak-ter vallen buiten de toepassingsgebieden van de hui-dige richtlijnen en daarvoor moet de hydrostatischedruk worden gehanteerd. In de praktijk is geblekendat deze niet altijd optreedt en daarom dienen eraanvullende richtlijnen te komen om te kunnenbepalen wat de maximaal optredende bekistingdrukis. Indien we willen afwijken van de hydrostatischedrukbepaling, moet aangetoond worden waaromdaarvan wordt afgeweken en in welke mate.Aan te bevelen is om bij uitvoering van constructie-delen met hoogvloeibare, verdichtingsarme of zelf-verdichtende betonspecies, waarbij onbekende ofkritische speciedrukken zouden kunnen optreden,speciedrukmeetapparatuur toe te passen. Hierdoorkan het storten worden gecontroleerd en de bekis-ting optimaal gebruikt.13|06 Betoniek juni 2004 7Meten is wetenIn het recente verleden zijn voor de zeer vloeibarebetonspeciesoorten diverse onderzoeken verricht,waarbij bekistingdruk een belangrijk onderzoeks-aspect was. Onlangs heeft de Stubeco voor eenstudie naar bekistingdrukken uit de beschikbareonderzoeken hiervan een aantal geselecteerd endeze nader beschouwd. De nadruk lag hierbij oppunten die van belang kunnen zijn voor het juistbepalen van de maximaal optredende horizontalespeciebelasting bij zeer vloeibare betonspeciesoor-ten. Het betreft onderzoeken uit Nederland,Duitsland, Zwitserland, Zweden en Frankrijk.Bijna bij alle onderzoeken zijn zeer vloeibare specie-soorten vergeleken met een normale referentiebetonspecie. Hiermee zijn kolommen en wand-schijven uitgevoerd met verschillende afmetingentot 5,60 m hoog. Er zijn verschillende stijgsnelhedentoegepast, maar deze waren bijna alle zo hoog(8 m/uur en hoger), dat ook bij de normale referen-tiespecie een hydrostatische druk te verwachten wasen vaak ook optrad. In de enkele gevallen waar eenlagere stijgsnelheid is toegepast, werden lageredrukken gemeten. Ook werden verschillende stort-methoden toegepast, zoals storten met of zondereen stortpijp, met een pomp of met een kubel en vanonderaf de specie in de bekisting persen.De stortmethode lijkt echter weinig invloed te heb-ben op de bekistingdruk, behalve wanneer de beton-specie vanaf de onderzijde in de bekisting wordtgeperst. De betonspecie moet in dat geval tot hetlaatst toe vloeibaar blijven en daarom wordt extradruk toegevoegd door de pomp die de specie in debekisting perst. Hierdoor treden bekistingdrukkenop die zelfs de hydrostatische druk overschrijden.Aangaande de bekistingdrukken komt uit de onder-zoeken geen eensluidend beeld naar voren. Er zijndrukken gemeten met waarden die uiteenlopen van40% tot 110% van de hydrostatische druk. De meestegemeten drukken lagen tussen de 85% en 100%hydrostatisch bij stijgsnelheden van 8m/uur ofhoger.Bij alle beschouwde onderzoeken werd de optreden-de bekistingdruk gemeten met druksensoren die dedruk meten op het contactoppervlak specie/bekis-ting. Bij enkele onderzoeken werd ook aanvullendgemeten met zogenaamde drukdozen op de center-pennen. De hiermee gemeten en bepaalde drukkenkwamen niet overeen met de gemeten bekisting-drukken met de sensors. Het meten met drukdozengeeft een goede indicatie voor de optredende center-penkrachten, maar geeft geen goed beeld van deoptredende speciedrukken. Het is moeilijk te bepa-len hoe en in welke mate de bekistingconstructie destortbelasting verdeelt en overbrengt op de center-pennen.13|06 Betoniek juni 20048SensorSensoren in wandkistVloeimaat zeer vloeibaar F6In verschillende onderzoeken wordt voorzichtiggeconcludeerd dat met name het opstijfgedrag incombinatie met de stijgsnelheid, het meest vaninvloed is op de optredende bekistingdruk. Bij dezeer vloeibare betonspeciesoorten kan de opstijftijdaanzienlijk langer zijn dan bij de normale specie-soorten. Proefondervindelijk blijkt ook dat er geenrelatie is te leggen tussen de consistentie van dehoogvloeibare specie en de optredende bekisting-druk. Deze relatie is zelfs nauwelijks vast te stellenvoor de normale betonspeciesoorten.Voor het kunnen bepalen van maximaal te verwach-ten bekistingdrukken moet dan ook gezocht wordennaar rekenmethoden op basis van speciesamenstel-ling, waarbij het opstijfgedrag een belangrijke rolspeelt. De CIRIA-formule lijkt aan die voorwaarde tevoldoen. In deze formule is een coëfficiënt opgeno-men die afhankelijk is van de samenstelling van debetonspecie. Daarvoor zijn echter nog niet de waar-den bekend die gehanteerd moeten worden voor dezeer vloeibare speciesoorten.WaarschuwingUit andere ervaringen, onderzoeken en publicatieskomt soms ook naar voren dat de bekisting voor zelf-verdichtende betonspecie niet zwaarder of andersontworpen hoeft te worden dan voor normale beton-specie. Uit met name de prefabindustrie wordt zelfsgemeld dat de stortbelasting door zelfverdichtendebetonspecie beduidend lager is dan bij normalebetonspecie en dat de bekisting zelfs lichter kanworden ontworpen. Deze beweringen zijn op zich-zelf niet onjuist, maar kunnen wel een verkeerdeconclusie tot gevolg hebben. Het geldt namelijkzeker niet voor alle gevallen waar o.a. zelfverdich-tend beton wordt toegepast.Daar waar zelfverdichtende betonspecie is toegepast,wordt niet meer verdichtend getrild. Het verdich-tend trillen met trilnaalden verhoogt de bekisting-druk en deze verhoging is nog groter bij het toepas-sen van bekistingtrillers, die in de prefabindustrieveel worden toegepast. Ook worden, met name in dewoning- en utiliteitsbouw en in de prefabindustrie,betonnen onderdelen uitgevoerd waarvan de grootteen constructiehoogte meestal beperkt zijn. De hier-voor benodigde bekisting wordt daarom ontworpenop een hydrostatische belasting, omdat de stijgsnel-heden groot zijn en bij toepassen van normalebetonspecies ook al snel een hydrostatische belas-ting zal optreden. Door de geringere constructie-hoogte (vaak kleiner dan 2,5 m) zal deze niet al tehoog zijn (minder dan 60 kN/m2). Als bij het toepas-sen van zelfverdichtende betonspecie de belasting-verhoging door verdichtend trillen vervalt, zal deoptredende stortbelasting zelfs minder zijn dan bijhet toepassen van normale betonspecie.13|06 Betoniek juni 2004 9Kopwand Bouwdok BarendrechtAls echter grotere onderdelen uitgevoerd moetenworden met constructiehoogten boven de 2,5 meteren de stijgsnelheid onder de drie meter per uur ligt,dan is er wel degelijk verschil in de optredende stort-belasting.Een voorbeeld maakt dat duidelijk. Als een 4 meterhoge wand wordt uitgevoerd met een normalebetonspecie in consistentiegebied 3 en een specie-temperatuur van 15 °C, dan zal bij een stijgsnelheidvan 2 m/uur volgens de rekenregels van NEN 6722een bekistingdruk optreden van 46 kN/m2. Alsdezelfde wand met een zelfverdichtende betonspeciewordt uitgevoerd, dan zou een stortbelasting gelijkaan de hydrostatische druk kunnen optreden tergrootte van 96 kN/m2. Dit is meer dan twee maalzoveel! De bekisting moet hier dus wel degelijk veelsterker worden ontworpen.SlotHoewel proefondervindelijk duidelijk is aangetoonddat niet altijd hydrostatische speciedrukken optre-den bij zeer vloeibare speciesoorten, geven de mees-te onderzoeken de aanbeveling om voor het ontwer-pen van de bekisting de hydrostatische druk te han-teren voor betonspeciesoorten die vallen buiten deconsistentiegebieden 1 t/m 4 (VBT 1995) of C1 t/m F5(NEN-EN 206-1), tenzij duidelijk kan worden aange-toond dat dit anders is. Dit houdt onder meer in dat,zeker voor constructies hoger dan 2,5 meter, desterkte van de bekisting aanmerkelijk hoger zal moe-ten liggen dan voor normaal beton noodzakelijk is.Door het toenemende gebruik van nieuwe beton-speciesoorten neemt niet alleen de bekistingdruktoe, maar neemt ook de druk toe om tot (aan-vullende) richtlijnen te komen voor het bepalenvan die bekistingdruk.13|06 Betoniek juni 200410ColofonBetoniek iseen praktijkgerichtvoorlichtingsblad op het gebied van debetontechnologie en verschijnt 10 keerper jaar. In de redactie zijn vertegen-woordigd: ENCI, MEBIN, CUR, BAM Civielen de Bouwdienst Rijkswaterstaat.Uitgave: ENCI MediaPostbus 3532,5203 DM `s-HertogenboschRedactie: (073) 640 12 31E-mail: encimedia@enci.nlWebsite: www.enci.nlAbonnementen/adreswijzigingen:Abonnementen en adreswijzigingenvoor Betoniek worden verzorgd door:Betapress Abonnementen ServicesPostbus 97, 5126 ZH Gilzetel: (0161) 45 95 86fax: (0161) 45 29 13email: betoniek@Betapress.Audax.nlAbonnementsprijzen 2004:Nederland 1 19,00België 1 20,00Overige landen 1 27,00Aanmeldingen/opzeggingen:Abonnementen kunnen op ieder gewenstmoment ingaan en lopen per kalenderjaar.Zij worden automatisch voor een jaarverlengd, tenzij vóór 1 december van hetlopende jaar schriftelijk wordt opgezegd.Overname van artikelen en illustratiesis toegestaan, onder voorwaarde vanbronvermelding.ISSN 0166-137xExamen Betontechnoloog BV 2004Traditiegetrouw is het julinummer gewijd aan de vragen en antwoordenvan het examen Betontechnoloog BV.In onze volgende uitgaveFoto pagina 1: Hoge wandbekisting13|06 Betoniek juni 2004nieuwsInfluence of admixturesand mixing efficiency on theproperties of self compactingconcrete : The birth of selfcompacting concrete in theNetherlandsKazunori TakadaDelft University Press, mei 2004220 pagina'sISBN 90-407-2501-2Ter gelegenheid van de promotievan Kazunori Takada tot doctoraan de TU Delft is dit proefschriftop 11 mei 2004 verschenen.Het onderzoek dat wordt beschre-ven, is opgedeeld in twee stukken.In het eerste deel staat de vraagcentraal of zelfverdichtend betonin het laboratorium van eenNederlands betonbedrijf kon wor-den gemaakt met Nederlandsematerialen. In het kader van datonderzoek is een aanbevelingopgesteld voor een Nederlandsprototype zelfverdichtend betonen werd een controlemethodevastgesteld. Daarna spitste hetonderzoek zich toe op de mogelijketoepassing van kolenvergassings-vliegas, silicafume en gemicroni-seerde vliegas als fijne mineralehulpstoffen in ZVB.Deel 2 van het onderzoek betrofde invloed van het mengen op devoor ZVB vereiste mengselsamen-stelling. Binnen dat kader is ookde invloed van chemischehulpstoffen, het type superplasti-ficeerder en het gebruik van eenviscositeits-regelende hulpstofonderzocht, omdat de effectiviteitvan het mengen duidelijk wordtbeïnvloedt door deze stoffen.Hoofdstukindeling: Introduction Survey of literature Development ofSCC in The Netherlands Influenceof silica fume, micronized fly ash andcoal gasification fly ash on the freshand hardened properties of SCC Influence of mixing efficiency andadmixtures on the properties of freshSCC Influence of mixing efficiencyand chemical admixtures on heproperties of flowable cement paste Conclusions and suggestionsHet proefschrift kost ? 45,40 enkan schriftelijk besteld wordenbij de bibliotheek van de TU Delft,afdeling klantenservice, Postbus98, 2600 MG in Delft. Dit kan ookvia de fax (015 2784706) of viae-mail (info@library.tudelft.nl).Telefonische bestellingen wordenniet geaccepteerd.Literatuuragenda16-18 juni 200414e ERMCO congres (EuropeanCongress on Ready-MixedConcrete), HelsinkiMeer informatie:www.ermco2004.org23 juni 2004Stutech jaarvergaderingMeer informatie: www.stutech.nl24 juni 2004Constructeursmiddag, EdeMeer informatie:www.constructeursplatform.nl16 september 2004Waterbouwdag, BredaMeer informatie: www.cur.nlSeptember 2004Symposium vloeistofdichte vloe-ren, HarderwijkMeer informatie: www.nibv.nl13-15 september 2004International Symposium onUltra High PerformanceConcrete, KasselMeer informatie:www.uni-kassel.de/uhpc200422 september 2004Stutech viering 30-jarig bestaanMeer informatie: www.stutech.nl25 september 2004Lezing `Project Hubertustunnel',UtrechtMeer informatie:www.betonvereniging.nl/vor13 06B A N D U I T G AV Ejuni 2 0 0 4Nieuwe normen voor korrelvormige materialenIn juni 2004 worden de onderstaande Europese nor-men voor korrelvormige materialen van kracht. Deovereenkomstige Nederlandse normen worden doorNEN ingetrokken.Norm OnderwerpEN 12620 voor betonEN 13043 voor bitumineuze mengsel / oppervlak-tebehandelingEN 13055-1 lichte toeslagmaterialen voor beton,mortel en groutEN 13139 voor mortelsEN 13383-1 waterbouwsteen (breuksteen)EN 13450 spoorweg ballastNog in bewerkingEN 13055-2 lichte toeslagmaterialen voorongebonden toepassingenEN 13242 voor ongebonden en hydraulischgebonden materialen voor civiel-technische- en wegenbouwwwerkenNEN zal normen uitgeven in aanvulling op dezeEuropese normen, met name voor die eigenschap-pen van de korrelvormige materialen waarvan in deEuropese normen wordt aangegeven dat de bepalingmoet plaatsvinden "when required".In de meeste gevallen zullen deze aanvullende nor-men onder het nummer van de huidige Nederlandsenorm worden gepubliceerd. Bijvoorbeeld: aanvullen-de bepalingen op EN 12620 worden opgenomen inNEN 5905:2004.Aanpassing BRL'en aan de nieuwe normen voorkorrelvormige materialen (maart 2004)BMC is in januari 2004 gestart met het aanpassenvan een aantal beoordelingsrichtlijnen aan denieuwe normen. Hetgaat om de BRL'en 2501,2502 en 9312. De aan-passing is er op gerichtom de nieuwe Europesenormen daarin op tenemen en een duidelij-ke scheiding te makentussen de verplichtin-gen voor de CE marke-ring en het KOMOproductcertificaat.De kritiekversies van de betreffende BRL'en zijn tevinden op de website van BMC: www.bmc-cert.nl.ProductenLitraCon: Lichtdoorlatend betonDe jonge Hongaarse architect Áron Losonczi heeftwerelds meest populaire bouwmateriaal gecombi-neerd met optische vezels van Schott om een nieuwtype beton te creëren dat licht doorlaat.Blijkbaar gaat het om een materiaal dat bestaat uitduizenden optische vezels die samen een matrixvormen en parallel aan elkaar van de ene kant vaneen blok LitraCon naar de andere kant liggen.Daardoor verschijnen objecten, die aan de lichtkant staan, scherp omlijnd aan de donkere zijde.Zelfs kleuren zouden hetzelfde blijven.Volgens de architect blijft het mogelijk om dragendeconstructies met LitraCon te realiseren aangezien devezels geen negatief effect op de sterkte van hetbeton hebben.Losonczi heeft ondertussen een bedrijf opgezet en isbezig met de optimalisatie van het productieproces.Naar verwachting zal het nieuwe materiaal aan heteind van het jaar commercieel beschikbaar zijn.Meer informatie is te vinden op www.litracon.comen op www.optics.org.13|06 Betoniek juni 2004
Reacties