1maart 2003Beton bestaat voor ongeveer een derde volumedeel uit zand. Daarmeevormt zand een zeer belangrijke grondstof voor de productie van beton.Wanneer we naar de grondstoffenvoorziening kijken, ligt het niet voor dehand te veronderstellen dat de beschikbaarheid van zand een probleem zoukunnen vormen. Immers `het hele oosten en zuiden van Nederland bestaatuit zand en ook de hele Noordzee ligt er vol mee'. En wanneer dat nietgenoeg mocht zijn, is in het westen van ons land, op geringe diepte onderde klei- en veenlagen, zand nog in ruime hoeveelheden aanwezig. De reali-teit is echter weerbarstiger. Zand is inderdaad in grote hoeveelheden in deNederlandse bodem en op het continentaal plat aanwezig. Twee factorenbeperken echter de toepasbaarheid van dit zand in beton:· het aanwezige zand moet geschikt zijn om er beton mee te kunnenmaken;· het geschikte zand kan wel aanwezig zijn maar is daarmee nog niet perdefinitie winbaar.Winning van het zand verandert het landschap in meer of mindere mateen hiervoor bestaat maatschappelijk gezien niet altijd voldoende draagvlak.Het rollenspel rond zandG r o n d s t o f f e nFijne toeslagmaterialen23I2Opbouw van betonIn volumepercentages uitgedrukt bestaan debelangrijkste grondstoffen voor de productie vanbeton in Nederland uit grind, zand, water, cementen eventueel vulstof. Grind en zand worden toeslag-materialen genoemd. De fractie tot 4 mm wordt hetfijne toeslagmateriaal genoemd, de fractie groterdan 4 mm het grove toeslagmateriaal. In deNederlandse bouwpraktijk wordt zelden toeslag-materiaal gebruikt met een grotere korrelafmetingdan 32 mm. Voorbeelden van grove toeslagmateria-len zijn grind en steenslag. Vulstoffen worden aande betonspecie toegevoegd ter aanvulling van dehoeveelheid fijn materiaal en zijn overwegendkleiner dan 0,2 mm. Afhankelijk van de gewensteeigenschappen van het eindproduct wordendaarnaast in kleinere hoeveelheden hulpstoffentoegepast.De vulstof, het zand en het grind dienen als `steen-skelet'. De cementlijm is het bindmiddel om hetsteenskelet onderling te verbinden. De overgangvan cementlijm naar cementsteen verloopt via inge-wikkelde chemische reacties. In sommige gevallen,zoals bij poederkoolvliegas, neemt de vulstof inmeer of mindere mate deel aan deze chemischereacties.Om tot optimale sterkte- en duurzaamheideigen-schappen van beton te komen, is een goede korrel-verdeling van het steenskelet noodzakelijk. Om hetpercentage holle ruimte zo laag mogelijk te hou-den, moeten de holtes tussen de grotere toeslag-korrels opgevuld worden door de kleinere.Holle ruimte vermindert immers de sterkte-eigen-schappen van het beton. Vaak heeft een niet opti-male korrelverdeling ook een negatieve invloed opde duurzaamheid, doordat voor de verwerkbaar-heid dan meer water nodig is. Beter is de gewensteverwerkbaarheid te verkrijgen door niet alleenmeer water, maar ook meer cementlijm toe te pas-sen. Toch zal hierdoor het volume capillaire poriëntoenemen. Een slechte korrelverdeling kan ookeen minder stabiel en samenhangend mengselopleveren. Hierdoor kan bleeding (het uittredenvan water) optreden.De verwerkbaarheid van de betonspecie wordtnaast de korrelgradering tevens bepaald door devorm en textuur van de gebruikte toeslagmateria-len. Uit figuur 2 blijkt dat de korrelvorm van zandzeer verschillend kan zijn. Van links naar rechtsredenerend zal de verwerkbaarheid van de beton-specie verbeteren bij gelijkblijvende hoeveelhedenen soorten overige grondstoffen.Om de eigenschappen van het beton te waarborgenworden in NEN 5950 (VBT) eisen gesteld aan dekorrelverdeling van de toeslagmaterialen. In onder-staande figuur is weergegeven hoe de korrelver-deling van een 0/32 steenskelet er uit moet zien.Uit ervaring is gebleken dat de gradering tussen deA en C lijnen moet liggen; dit gebied wordt in hetjargon het A-C gebied genoemd. De voorkeur is eengradering tussen de A en B lijnen, waarbij de laag-ste waterbehoefte wordt verkregen. Een korrel-gradering binnen de A-C lijnen is fijner, waarvoorde VBT, afhankelijk van de milieuklasse een hogercementgehalte voorschrijft.Zand in betonZand heeft in het mengsel de functie van het opvul-len van de holle ruimtes tussen de grovere korrels.De ruimtes tussen de zandkorrels worden op hunbeurt opgevuld door de cementlijm en eventueel devulstof.Naast eisen aan de korrelgradering worden eruiteraard ook nog andere eisen gesteld aan toeslag-materialen. De norm `Toeslagmaterialen voorbeton' (NEN 5905) stelt eisen aan de hoeveelheidaanwezige chemische bestanddelen die de eigen-schappen van het beton nadelig kunnen beïn-vloeden. Aanvullend worden eisen gesteld aanmaart 20032B e t o n i e k1 Volumieke samenstelling betonspeciesamenstelling betonspecie in volumedelenCementWaterZandGrind2 Schattingsmodel voor korrelvorm3 Korrelverdeling 0/32 steenskelet211233547588592989286707763 623853A31,5B31,5C31,51002030cumulatievezeefrest 405060708090%(V/V )100125jmzeven volgens NEN 2560 : 1980500jm 2mm C4 C8 C16 C31,5250jm 1mmvery- sub- sub- well-angular roundedhoeveelheden zacht materiaal, licht materiaal,de mineralogische samenstelling en vlekvormers.Dergelijke componenten kunnen een ongunstigeinvloed hebben op de duurzaamheid van hetbeton en de kwaliteit van het betonoppervlak.Tenslotte worden beperkingen gesteld aancomponenten die van invloed zijn op de bindtijdvan beton, zoals fijn organisch materiaal (humus).Jaarlijks wordt in de Nederlandse bouw ongeveer100 miljoen ton zand gebruikt. Daarvan is ongeveer20 miljoen ton beton- en metselzand. Voor dekomende jaren wordt echter een toenemendebehoefte aan beton- en metselzand voorzien.Aandachtspunten toepassingzand in beton· Korrelopbouw· Korrelvorm en textuur· Mineralogische samenstelling· Vreemde bestanddelenZand in NederlandHet quartair is de meest recente periode in de Nederlandsegeologie. Deze periode begon 2,6 miljoen jaar geleden en duurtnog steeds voort. De onderkant van dit quartair ligt in hetNoordwesten van Nederland op een diepte van meer dan 300 men in het oosten en zuidoosten van Nederland aan het opper-vlak. De meeste zandwinninglocaties liggen in het quartair.Het quartair is weer onderverdeeld in Pleistoceen en Holoceen.Het quartair wordt gekenmerkt door grote temperatuurs-schommelingen. Zo zijn er tijden geweest dat Nederland bedektwas met ijs, terwijl er ook tijden waren dat het landschapbegroeid was met loofbos. Tussenvormen zoals toendra en step-pe maken het beeld compleet. In Nederland zijn formaties tevinden die zijn afgezet door de zee, de wind, rivieren, het ijs enin meren. Deze afzettingen hebben elk hun specifieke kenmer-ken. Zo is zand afgezet in meren zeer fijn van structuur, terwijlin lagen afgezet tijdens de ijstijden rotsblokken met een door-snede van ruim 2 meter kunnen voorkomen. Dergelijke `korrels'zijn door onze voorouders bijvoorbeeld gebruikt bij de bouwvan de hunebedden.Vaak worden in het spraakgebruik de termen landzand, rivier-zand en zeezand gebruikt. Dit heeft betrekking op de locatieswaar de zanden nu worden gewonnen.In Nederland wordt voornamelijk rivierzand gewonnen.De winning van zeezand neemt echter wel toe.In onderstaande figuur is de diepte waar zand zich in deNederlandse bodem bevindt, schematisch weergegeven.Ook zijn enkele belangrijke winplaatsen vermeld.Grondstoffengebruik in de bouwIn Nederland wordt momenteel jaarlijks ongeveer 170 miljoenton bouwgrondstoffen gebruikt. Hiervan is ruim 130 miljoenton van primaire oorsprong; dit wil zeggen dat deze materia-len uit de bodem worden gewonnen. Voorbeelden van primairegrondstoffen zijn grind, zand, kalksteen, klei en leem.Van secundaire herkomst is 36 miljoen ton. Deze materialenzijn afkomstig van recycling activiteiten of komen vrij alsnevenproduct bij industriële processen. Denk hierbij bijvoor-beeld aan betongranulaat, menggranulaat, hoogovenslakken,poederkoolvliegas en dergelijke. Van de 130 miljoen tonprimaire bouwgrondstoffen bestaat het grootste deel uit zand:ongeveer 100 miljoen ton. Als ophoogzand voor de grond- weg-en waterbouw wordt 80 miljoen ton zand jaarlijks gebruikt en20 miljoen ton als beton- en metselzand.maart 2003B e t o n i e k34 Schematische ligging winplaatsen zandenAlternatieven voor beton- enmetselzandIn Nederland wordt in de nabije toekomst struc-tureel een aanzienlijk tekort aan diverse bouw-grondstoffen voorzien. In het door het Ministerievan Verkeer en Waterstaat opgestelde TweedeStructuurschema Oppervlaktedelfstoffen (SOD II)wordt dan ook gesteld dat er voor deze grondstof-fen vervanging gezocht moet worden.Een punt van aandacht bij het zoeken naar geschik-te alternatieven is dat bouwgrondstoffen in hetalgemeen in grote hoeveelheden gebruikt worden.Hierdoor wordt een alternatieve grondstof pas inte-ressant wanneer deze jaarlijks structureel in grotehoeveelheden en ook nog eens op een continuewijze beschikbaar is. Stromen die in hoeveelhedenvan minder dan honderdduizend ton per jaar vrij-komen, zijn een druppel op een gloeiende plaatwaar het de grondstoffenvoorziening betreft.Het criterium van grootschalige beschikbaarheidbeperkt het aantal alternatieven. Tel daarbij op datbeton een product is waar hoge technische en -delaatste jaren steeds vaker- esthetische eisen aangesteld worden, die naar de grondstoffen door-vertaald worden en consequenties hebben voorde kosten. Het gevolg is dat de speurtocht naaralternatieven geen gemakkelijke is.Al met al blijven er slechts twee relevante alter-natieven over ter vervanging van beton- en metsel-zand: fijner zand en (secundair) zand afkomstigvan recycling activiteiten.Fijner zandUit de studies van Rijkswaterstaat uit het middenvan de jaren 90 bleek dat bij toenemendevervanging van zand 0-4 mm door zand 0-2 mm demate, waarin de betonsamenstelling moet wordenaangepast om het prestatieniveau te handhaven,toe te nemen. Vooral bij hogere betonsterkteklassenen/of hogere vervangingspercentages speeldedit fenomeen. De noodzakelijke aanpassing van debetonsamenstelling komt voort uit de groterewaterbehoefte van beton met fijner zand. Dit kangecompenseerd worden door een hoger gehaltecementlijm en/of door de toepassing van een water-reducerende hulpstof.maart 20034B e t o n i e k5 Grondstoffengebruik in de bouwGrondstof (primair) Gebruik Winning Nederland Import minus export Tekort(mln. ton/jr.) (mln. ton/jr.) (mln. ton/jr.) (mln. ton/jr.)Beton- en metselzand 26,3 17,5 0 8,8Grind 31,9 8,8 17,8 5,3Kalkzandsteenzand 3,9 3,7 0 0,2Kalksteen t.b.v. cement 6,4 1,7 1,4 3,3Klei 4,5 4,0 0,3 0,2Ophoogzand 60 46 -2,0 16De verwachting is dat er in Nederland na 2008 minder grond-stoffen gewonnen kunnen worden. De hoeveelheden waarvoorvervanging gezocht moet worden zullen bij ongewijzigd beleidtoenemen, aangezien niet verwacht wordt dat de behoefte afzal nemen: beschikbaarheid en behoefte dreigen uit elkaar tegroeien.Benodigde hoeveelheden grondstoffen in de toekomstHet geschatte primaire grondstoffengebruik in de periode tot2008 is door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat om-schreven in de toelichting bij het SOD II. Deze relevante infor-matie is in onderstaande tabel weergegeven. Opvallend is dateen toename in de benodigde hoeveelheid beton- en metselzandwordt voorzien en een afname van de hoeveelheid ophoogzandvergeleken met de nu gebruikte hoeveelheden.Grondstoffengebruik in de bouwOphoogzand Beton- enmetselzandGrind, klei, leem,kalksteenSecundairegrondstoffenIn CUR-verband is vervolgens de vraag onderzochtwat technologisch noodzakelijk is om fijner zand toete kunnen passen. Zanden afkomstig van zeven ver-schillende winlocaties (Dreumelse Waard,Woerden, Stevol, Zeldenrust, KraaijenbergsePlassen, de Noordzee en de Schelde) zijn op toepas-singsmogelijkheden en de consequenties daarvanonderzocht. Daarbij is uitgegaan van 100% vervan-ging van het gebruikelijke zand 0-4 mm. De zandenzijn gebaseerd op hun korrelverdeling ingedeeld invier `klassen':1. Referentiezand 28/922. Zand 2/553. Zand 15/744. Productiezand 18/80In onderstaande grafiek is de korrelverdeling vaneen aantal van de zanden weergegeven.De codering achter het zand staat voor de cumula-tieve zeefresten op zeef 1 mm respectievelijk 250µm en wordt algemeen gehanteerd bij industrie-zand ten behoeve van de betonindustrie.Referentiezand 28/92 weerspiegelt het gebruikelijkebetonzand 0-4 mm.Behalve de korrelgradering verschilden korrelvormen textuur van de onderzochte zanden onderlingsterk. Het onderzoek heeft zich toegespitst opbetonkwaliteit B 25, milieuklassen 1 en 2, consis-tentiegebied 3. Dergelijk beton wordt reeds langetijd in grote hoeveelheden toegepast.Er is met name gekeken naar gevolgen voor dekorrelverdeling van het totale steenskelet en deverwerkbaarheid van de betonspecie bij gebruikvan fijner zand. De gewenste verwerkbaarheid werdgerealiseerd door correctie met een superplastifi-ceerder of door toevoegen van extra water encement. Er is een betontechnologisch en een con-structief onderzoek uitgevoerd waarbij de aspectenkrimp- en kruipgedrag zijn bepaald. Daarnaast zijnde proefstukken op duurzaamheid onderzocht.Gebaseerd op de resultaten van het uitgevoerdeonderzoek, zijn de volgende algemene conclusiesgetrokken:· met inachtneming van de betontechnologischeaanpassingen en aandachtspunten van de beton-samenstelling, kan betonspecie met fijner zandvoldoen aan de constructieve en duurzaamheid-criteria zoals deze gelden voor sterkteklasse B 25,milieuklasse 1 en 2, consistentiegebied 3;· als bij de vervanging van het gebruikelijke grovebetonzand door fijner zand de korrelverdelingvan het toeslagmaterialenmengsel in het gedefi-nieerde A-C gebied (voor 0-32) blijft zijn de nood-zakelijke correcties binnen de regelgeving terealiseren;· Als deze korrelverdeling zich echter buiten hetA-C gebied bevindt, zijn de correcties zodanig datde toepassing van dit fijnere zand met de afne-mer moet worden overeengekomen. De toepas-sing vereist betontechnologisch extra aandacht,zowel ten aanzien van productie als bij de verwer-king van de betonspecie.In de tabel op blz. 6 is een samenvattend overzichtgegeven met daarin de consequenties van de ver-vanging van normaal betonzand door fijner zand.Zoals in B e t o n i e k 10-14 `Fijner zand' al isbeschreven, geldt in zijn algemeenheid dat hoefijner het zand is, hoe meer er gecorrigeerd moetworden.Met nadruk wordt erop gewezen dat het onderzoekzich heeft beperkt tot een technische beoordeling.De financiële consequenties, alsmede de milieuas-pecten die bepaald worden door de mate waarin dehogere waterbehoefte gecorrigeerd dient te worden,zijn in het onderzoek buiten beschouwing gelaten.maart 2003B e t o n i e k56 Korrelverdeling fijnere zanden CUR-onderzoek063 jm 125 jm 250 jm 500 jm 1 mm 2 mm C4 C820406080100zeefrest(cum%)Zeven volgens NEN 2560zand 2/55zand 15/74referentiezandeis betonzand 0-4 mmeis betonzand 0-4 mmmaart 20036B e t o n i e kKorrelverdeling binnen A-C Korrelverdeling buiten A-CBetontechnologisch Correctie verwerkbaarheid met: Correctie verwerkbaarheid met:- tot circa 0,5% superplastificeerder - tot circa 2 % superplastificeerder(Naftaleen-basis 30%) of (Naftaleen-basis 30%) of- tot circa 15 liter water/m3 - tot circa 40 liter water/m3Constructief Houd rekening met ca 30 % meer Houd rekening met ca 30 % meer krimp,krimp, bij een cementgehalte groter dan 360 kg/m3 bij een cementgehalte groter dan 360 kg/m3Duurzaamheid Geen aanvullende bepalingen Geen aanvullende bepalingenPilotproject: toepassing van fijner zand in beton in projectTweede BeneluxtunnelTijdens de bouw van de Tweede Beneluxtunnel is door Rijkswaterstaat aan de uitvoerende aannemerscombinatie HollandseCombinatie Benelux (HCB; bestaande uit HBG Civiel, NBM Bouw en Infra, Van Hattum en Blankenvoort) de vraag gesteldom de mogelijkheden te onderzoeken voor toepassing van fijner zand in plaats van betonzand.Het uitgangspunt van het daarop volgende onderzoek was het vinden van een volledige vervanging van betonzand door fijner zandvoor algemeen in de waterbouw toepasbare mengsels. Er is gestuurd op een sterkteklasse B 35, milieuklasse 5b, consistentiegebied 2en als aanvullende eis is verder gesteld dat:· de toepassing van fijner zand niet mag leiden tot een verhoging van het cementgehalte;· de betonspecie op de betoncentrale geproduceerd kan worden;· de betonspecie op de bouwplaats verwerkt kan worden.Een aantal van deze uitgangspunten is een stuk ambitieuzer, vergeleken met het in dit nummer beschreven CUR-onderzoek.Voordat tot verwerking op de bouwplaats kon worden overgegaan, is eerst de mengselsamenstelling bepaald. Daarbij is alsmaximale korrelafmeting 32 mm aangehouden. Vanuit de voorgeschreven uitgangspunten is voor cement hoeveelheid en soort325 kg/m3 CEM III/B 42,5 LH HS gekozen. De lagere verwerkbaarheid wordt met (super)plastificeerder gecorrigeerd. Al snel blijktdat een betonspecie met fijner zand in consistentiegebied 2 toch onvoldoende verwerkbaar is, zodat als eis is gesteld dat de verwerk-baarheid minimaal in consistentiegebied 3 moet liggen.Twee proefstorten, van stootplaten en van een rookwand, zijn uitgevoerd. De proefstort van stootplaten betreft een stort van 5 m3(= 1 mixer inhoud) en die van de rookwand 60 m3.Uit het proefproject kunnen de volgende conclusies worden getrokken:· een mengselsamenstelling is gevonden die aan de eisen voldeed;· de proefstorten hebben aangetoond dat de betonspecie op de normale wijze gestort/verwerkt kan worden;· de vervanging van zand 0-4 mm door fijn zand 0-2 mm leidt tot een verhoging van de hoeveelheid fijne delen tot 250 liter;· het cementgehalte is niet verhoogd, maar de dosering hulpstoffen ligt echter wel hoger dan normaal;· de gemeten zetmaat vertoont grote variaties. De `beleving' van de verwerkbaarheid op locatie varieert, ook visueel, echter niet veel.Gesteld wordt dat de verwerkbaarheid niet volledig gekarakteriseerd kan worden met de zetmaat;· aan het oppervlak van het beton zijn relatief veel luchtblazen geconstateerd. Dit wijst op een grotere samenhang van de beton-specie wanneer fijner zand wordt gebruikt, aangezien in de wijze van verdichten niet is gevarieerd. Ook in de geboorde cilinders iseen aantal luchtinsluitingen geconstateerd. Verder blijkt dat bij het aanbrengen van de betonspecie rondom de wapeningsstaven,de ruimte achter die staven niet altijd optimaal gevuld is. Gesteld wordt dat voor dergelijke mengsels een grotere verdichtingsener-gie noodzakelijk is en op meerdere locaties verdicht moet worden;· de bekistingsdruk is tijdens het storten hoog opgelopen. De toelaatbare kracht in de centerpen is daarbij overschreden.Waarschijnlijk wordt deze hoge bekistingsdruk veroorzaakt door de hoge dosering (super)plastificeerder, waardoor een hoogvloeibaar mengsel wordt verkregen met extra vertraging.· De op kubussen gemeten waterindringing is zeer laag gebleken.Secundaire alternatievenJaarlijks komt in Nederland ruim 40 miljoen tonaan secundaire grondstoffen vrij, exclusief bagger-specie (ongeveer 38 miljoen ton per jaar). Circa 87%van de vrijkomende secundaire materialen, ofwelruim 35 miljoen ton, wordt hergebruikt.Nederland neemt met het hoge percentage her-gebruik een unieke positie in de wereld in. Een con-sequentie is echter dat voor aanvullend hergebruik,waarover het SOD II spreekt, slechts zo'n 5 miljoenton per jaar beschikbaar is. Deze 5 miljoen tonwordt bovendien gevormd door reststoffen waarvangebleken is dat zij relatief het minst gemakkelijktoepasbaar zijn. Deze materialen zouden al veeleerder zijn ingezet, ware het niet dat de kosten ver-bonden aan verwijdering (lees: stort) in Nederlandaanzienlijk hoog zijn.De enige stroom die qua omvang interessant is vooraanvullend hergebruik is al dan niet bewerktebaggerspecie. Gezien de zeer fijne korrelgraderingvan baggerspecie ligt directe inzet ter vervangingvan het grove beton- en metselzand niet voor dehand. Echter, bewerkte baggerspecie kan mogelijkgrootschalig als funderingsmateriaal in de wegen-bouw worden ingezet. Hierdoor komt het nugebruikte menggranulaat beschikbaar voor anderetoepassingen. Deze verdringing zal op anderemarkten, waaronder de markt voor beton- en met-selzand, haar invloed hebben. Feitelijk wordt algeruime tijd op deze ontwikkeling geanticipeerd.Diverse technieken zijn in ontwikkeling ombewerkte baggerspecie voor grootschalige inzet inde wegenbouw geschikt te maken. Voorbeelden zijnrijping van baggerspecie tot een kleiachtig producten (koude) immobilisatie tot een gebondenfunderingsmateriaal. De eerste praktijkexperimen-ten met de producten uit deze technieken zien erveelbelovend uit. Parallel worden alternatievetoepassingsmogelijkheden voor de vrijkomendegranulaten ontwikkeld.De mogelijkheden tot vervanging van beton- enmetselzand door de fijne fracties van beton-en menggranulaten worden momenteel in CUR-verband onderzocht. Doel daarbij is het vergemak-kelijken van een verantwoorde toepassing door hetopstellen van een CUR-Aanbeveling, ondersteunddoor een achtergrondrapport waarin de keuzesworden gemotiveerd.Om zo goed mogelijk op de gangbare praktijk bij depuinbrekerijen aan te sluiten (lees: voor onderzoeknaar in de praktijk realiseerbare situaties) wordtals zandvervanger uitgegaan van de ongewassenfracties 0/4 mm recyclingbrekerzand, 0/10 mmbetongranulaat en 0/10 mm menggranulaat.Het recyclingbrekerzand en het menggranulaatzijn afkomstig van de input aan puin in de breek-installatie. Deze bestaat voor 50 % (m/m) uit beton-puin en voor 50% (m/m) uit metselwerkpuin.Op deze wijze wordt een `worst case' situatiegesimuleerd. Nagegaan zal worden hoe deze per-centages zich verhouden in de geproduceerde fijnefracties. Aangezien het project onderzoek naar detoepassingsmogelijkheden in constructief betonbehelst, moeten ook lange duur experimenten(op krimp- en kruipgedrag) worden uitgevoerd.Het vervangingspercentage van het zand doorde fijne fracties van granulaten wordt beperktgehouden tot 50% (m/m), dit om te verwachtenproblemen met de verwerkbaarheid van de beton-species te voorkomen. De eerste resultaten latenzien dat de verwerkbaarheid en de druksterkteontwikkeling van de betonmengsels alleszins aan-vaardbaar zijn. De benodigde hoeveelheid extraplastificeerder en/of cementpasta bleef daarbij ookbinnen de perken.B e t o n i e k zal deze ontwikkelingen kritisch blij-ven volgen.SlotZand is een hoogwaardiger grondstof dan op heteerste gezicht misschien lijkt. Geschikt zand ligtin Nederland niet altijd voor het oprapen.Behalve betontechnologische aspecten spelen maat-schappelijke overwegingen daarin een grote rol.Er ligt een uitdagende taak om voor al het mooisdat we met beton realiseren de beschikbaarheidvan geschikt zand voor de toekomst zeker te stellen.maart 2003B e t o n i e k7maart 20038B e t o n i e kColofonB e t o n i e k is een praktijkgericht voorlichtingsblad op hetgebied van de betontechnologie en verschijnt 10 keer per jaar.In de redactie zijn vertegenwoordigd:ENCI, MEBIN, CUR, HBG Civiel en de BouwdienstRijkswaterstaat.Uitgave: ENCI MediaPostbus 3532, 5203 DM `s-HertogenboschRedactie: 073 - 640 12 23E-mail: encimedia@enci.nlWebsite: www.enci.nlAbonnementen/adreswijzigingen:Abonnementen en adreswijzigingen voor B e t o n i e kworden verzorgd door:Betapress Abonnementen ServicesPostbus 97, 5126 ZH Gilzetel: 0161 - 45 95 86fax: 0161 - 45 29 13email: betoniek@Betapress.Audax.nlAbonnementsprijzen 2003:Nederland 18,00België 19,00Overige landen 25,50Aanmeldingen/opzeggingen:Abonnementen kunnen op ieder gewenst moment ingaan enworden automatisch voor een jaar verlengd, tenzij één maandvoor vervaldatum schriftelijk wordt opgezegd.Overname van artikelen en illustraties is toegestaan, ondervoorwaarde van bronvermelding.ISSN 0166-137xIn onze volgende uitgaveDe B van BetonDe kwaliteit van het beton wordt uitgedrukt in eenletter en een getal, de sterkteklasse of wel de `B-waarde'. Deze kwaliteitsaanduiding van de karakte-ristieke kubusdruksterkte wordt eveneens gebruiktom andere eigenschappen af te leiden zoals: duur-zaamheid, treksterkte, stijfheid en zelfs eigenschap-pen van het beton in het werk. In de komendeB e t o n i e k kijken we in hoeverre het gebruik vande B-waarde als kwaliteitskenmerk geoorloofd is enwelke aandachtspunten er zijn bij het gebruik vande B-waarde voor andere eigenschappen. Hierbijspeelt het gevoel mee dat gelijk is met dat van geld.Men denkt vaak: je kan er nooit genoeg van hebbenen hoe sneller je het in handen hebt des te beter.Literatuur1. Leeder, M.D., Sedimentology: process andproduct, ISBN 0-04-551054-7, third impression,1983;2. NEN 5905 Toeslagmaterialen voor beton Materialen met een volumieke massa van tenminste 2000 kg/m3;3. NEN 5950:1995. Voorschriften beton.Technologie (VBT 1995). Eisen, vervaardiging enkeuring, incl. wijzigingsblad A3:2001;4. Atlas van Nederland, deel 13: Geologie, 1985;5. Tweede StructuurschemaOppervlaktedelfstoffen, Ministerie van Verkeeren Waterstaat/Ministerie van Volkshuisvesting,Ruimtelijke Ordening en Milieu, 2002;6. Toepassing van fijn(er) zand in beton,Publicatiereeks Grondstoffen 1995/13,Rijkswaterstaat/Dienst Weg- enWaterbouwkunde, rapport nr. BSW 95-16/W-DWW-95543;7. Betontechnologische aspecten bij het gebruikvan fijn zand in beton, PublicatiereeksGrondstoffen, 1996/01, BouwdienstRijkswaterstaat/Dienst Weg- enWaterbouwkunde, rapport nr. BSW 96-09/W-DWW-96-004, 1996;8. CUR-rapport 2003-2 "Fijner zand in beton aanbevelingen voor gebruik" (in voorbereiding);9. B e t o n i e k 10-14 "Fijn zand", 1996;10. 2e Beneluxtunnel - Verslag onderzoek betonmet fijner zand, HCB, 2000.
Reacties