Als technisch voorlichter en deskundig betontechnoloog bij ENCI beseft Peter de Vries als geen ander dat veel ogen gericht zijn op de cementindustrie waar het gaat om reductie van de CO2-uitstoot. Met veel enthousiasme draagt hij dan ook bij aan onderzoek naar bijvoorbeeld alternatieve bindmiddelen. Daarbij benadrukt hij niettemin dat we de realiteit in Nederland niet uit het oog mogen verliezen.
38? CEMENT 8 2020
interview
interview
CEMENT 8 2020 ?39
Als technisch voorlichter en deskundig
betontechnoloog bij ENCI beseft
Peter de Vries als geen ander dat veel
ogen gericht zijn op de cementindustrie waar het gaat om reductie van de
CO
2-uitstoot. Met veel enthousiasme
draagt hij dan ook bij aan onderzoek naar bijvoorbeeld alternatieve
bindmiddelen. Daarbij benadrukt hij
niettemin dat we de realiteit in Nederland niet uit het oog mogen verliezen.
door?ir. Jacques Linssen, redactie Cement / Aeneas Media? portretfoto's Esther van Overbeek
40? CEMENT 8 2020
Waar beton misschien wel
onmisbaar is bij het ant-
woord op uitdagingen als
klimaatadaptatie en verste-
delijking, lijkt het in de
betonwereld tegenwoordig
haast nergens anders over te gaan dan
over de CO
2-uitstoot van het materiaal.
Wie anders dan Peter de Vries, die als senior technical
advisor van de grootste cementleverancier van Neder-
land in december met pensioen gaat, kan inzicht geven
in het beleid en de mogelijkheden binnen de cement-
en betonsector op dat gebied. De ontwikkelingen
blijken omvangrijk, maar eerlijkheid en realisme zijn
op zijn plaats. Daarvoor zijn we bij De Vries aan het
goede adres.
Zie jij het terugdringen van de CO 2-uitstoot
momenteel als de grootste uitdaging voor de
cement- en betonsector?
"Ik denk dat de grootste uitdaging eerder ligt op het
gebied van imago. De cementindustrie is wereldwijd
verantwoordelijk voor 5 tot 7% van de CO
2-uitstoot.
Logisch dat er naar onze industrie wordt gekeken.
Maar we moeten het wel in het juiste daglicht zetten.
Dat grote aandeel komt vooral doordat er wereldwijd
zo ontzettend veel beton wordt toegepast. Ironisch
genoeg juist ook om ons te beschermen tegen het
milieu. Maar we moeten wel realistisch blijven. Wat
zijn de alternatieven? En hoe voorkomen we dat de
kwaliteit van het materiaal en daarmee onze bouw -
werken wordt ondermijnd?"
Toch is de betonsector heel ambitieus, bijvoor-
beeld als je kijkt naar wat is opgetekend in het
Betonakkoord.
"We moeten ambitieus zijn. Maar laten we het wel in
het juiste perspectief zien, zeker in Nederland. Het
milieuprobleem is een wereldwijd probleem. Wereld -
wijd wordt er jaarlijks 5 miljard ton cement gebruikt,
in Nederland circa 5 miljoen ton. Dat is dus maar
0,1%. Is het dan niet veel effectiever om het probleem
op wereldschaal te bekijken en aan te pakken? Mogelijkheden daartoe zijn er legio. Een van de
manieren om de CO?-uitstoot terug te dringen is de
toepassing van secondary cementitious materials.
Calcined clay is daar een veelbelovend voorbeeld van.
Nu wordt klei wereldwijd nog vaak als afval gezien,
maar met een relatief geringe thermische behande-
ling en in combinatie met kalksteen kan dat als ver-
vanger van portlandcementklinker worden ingezet. Dat is wereldwijd een interessante ontwikke-
ling, maar in het beste geval kom je daarmee uit op
het niveau dat we in Nederland dankzij de toepas-
sing van hoogovencement al hebben (fig. 1). Het
beleid van HeidelbergCement (moedermaatschappij
van ENCI, red.) laat dat treffend zien. Het concern
wil op groepsniveau de CO
2-uitstoot in 2030 met 30%
hebben teruggebracht. Van ongeveer 760 kg in 1990
naar 520 kg gemiddeld per ton cement in 2030. In
Nederland zitten wel nu al op 470 kg. Toch moeten we aan de gang met dit soort ont-
wikkelingen. Zeker omdat het maar de vraag is hoe
lang we nog kunnen beschikken over hoogovenslak
en poederkoolvliegas. Bij ENCI besteden we bijvoor-
beeld veel energie in de ontwikkeling en toepassing
van belietcement, onder de naam Ternocem. Dat is
een cement dat bij veel lagere temperatuur kan wor-
den gemaakt en waarmee 30% milieuwinst is te halen.
Wel weer ten opzichte van portlandcement. Maar
met de kennis die we hiermee opdoen, kunnen we
andere landen verder helpen. Ik heb me behoorlijk
sterk gemaakt om proefprojecten met Ternocem uit
te voeren. Makkelijk is dat niet. Zo zijn ProRail en
Rijkswaterstaat terughoudend omdat de CO
2-winst
in Nederland beperkt is. Wel zijn we nu in de proef -
tuin op de Afsluitdijk bezig met een mengsel in de
zogenoemde Levvel-blocs. En ook een toonaangevende
partij als VBI heeft succesvol kanaalplaten geprodu -
ceerd met het bindmiddel. Er zijn veel vergelijkbare initiatieven. Zo wor-
den producten ontwikkeld als Solidia en Novacem,
waarbij zelfs CO
2 kan worden opgenomen. Toch zie
je dat deze ontwikkelingen maar moeizaam van de
grond komen. Dat heeft alles te maken met de nood -
zakelijke investeringen. Dit soort alternatieven zijn nu
eenmaal een stuk duurder dan het portlandcement
dat we al jarenlang kennen. Prof. Karen Scrivener,
die zich sterk maakt voor toepassing van calcined
clay, heeft eens voorgerekend dat cement daarmee
een factor 2 tot 2,5 keer duurder wordt. En dat zou
ook eigenlijk makkelijk moeten kunnen, als je be-
denkt hoe extreem goedkoop cement eigenlijk is. En
met zo'n ?70 per ton is die prijs de laatste decennia,
op zijn zachtst gezegd, niet met de prijsontwikke-
W
ING. PETER
DE VRIES, FICT
66 jaar
WERK
1988 ? 2020 ENCI BV
1978 ? 1988
De Moel Wegenbouw
NEVENFUNCTIES 2013 ? 2020
Redactie Betoniek Vakblad 1990 ? 2020
Docent diverse cursussen beton-technologie, o.a. Betontechnoloog BV 1988 ? 2005
Redactie Betoniek
Standaard
1990 ? 2016
Lid en voorzitter (sinds 2000) Vakcommissie Technologie
Betonvereniging 1998 ? 2020
Lid en secretaris (sinds 2007) Normcommissie NEN 353 039 Beton 2007 ? 2020
Lid van Normcommissie NEN 353 007
Bindmiddelen 2007 ? 2020
Lid van College van Deskundigen
Bindmiddelen 2008 ? 2020
Voorzitter van College van Deskundigen Ongewa-
pende Betonproducten 1988 ? 2020
Lid van diverse nationale- en internationale werk -
groepen ter voor bereiding
van (pre)normatieve regel- geving op het gebied van cement en beton 2017
Benoemd tot erelid van de Betonvereniging
OPLEIDINGEN 2004
Betontechnologisch Adviseur BV1990
Advanced Concrete Tech- nology, Institute of
Concrete Technology, Londen1986
Betontechnoloog BV 1972 ? 1977
HTS Alkmaar, Weg- en Waterbouwkunde
interview
CEMENT 8 2020 ?41
"Om in 2050
CO
2-neutraal
te zijn, zet
Heidelberg-
Cement in op
opvang, opslag
en toepassing
van CO
2"
China, 56.5
Europe (exc\f.
CEMBU\bEAU), 0.2
CEMBU\bEAU, 5.5
CIS, 2.4
Oceania, 0.3
America (exc\f USA), 4.6
USA, 1.9
Africa, 4.8
Asia (exc\f. China, Japan India), 15.5
India, 7.0Japan, 1.4
CO [kg/t]
900
630
450
270 123 0
C
C\fM III/B C\fM III/\b
C\fM II/B- V 42,5 N C\fM I 52,5 N & R
50
70 100
30
Minder geschikt voor gewapend beton
85% 70% 50%30%
1
2
80
60 40 20 0
NL LX B BR CZ D E P werel\f
3
42? CEMENT 8 2020 1 Verdeling van de cementproductie over de wereld in 2015
2 CO 2-uitstoot verschillende cementsoorten met uiterst rechts portlandcement CEM I en uiterst links hoogovencement CEMIII/C 3 Gemiddeld percentage portlandcementklinker van geproduceerde cementen
ONTSTAANSGESCHIEDENIS ENCI
ENCI, de Eerste Nederlandse Cementin
dustrie, ontstaat in 1924 als het Belgische
CBR, het eveneens Belgische Société
Générale de Ciment et de Matériaux s.a
en het Zwitserse Holderbank (sinds 2001
hernoemd tot Holcim dat in 2015 is
samengegaan met Lafarge) wel brood
zien in een Nederlandse cementfabriek
in Maastricht. Voor die tijd komt het
cement vooral uit Duitsland en België.
Hoewel er al langer duidelijk is dat er bij
de Sint Pieterberg erg goede kalksteen
beschikbaar is, durft lange tijd niemand
het aan om de hoge investeringen te
doen. Uiteindelijk wordt de eerste
cementoven in 1928 operationeel. Kort
na ENCI Maastricht wordt 1930 in IJmui
den CEMIJ opgericht, door ENCI en
Hoogovens. Rond diezelfde tijd begint
Hoogovens daar met de productie van
ruwijzer en al bij de ontwikkeling van het
hoogovenbedrijf is duidelijk dat er een
oplossing moet komen voor de vrijko
mende hoogovenslak. Een cementfabriek
ziet men als het beste antwoord. Omdat er halverwege de 20e eeuw
ook plannen zijn voor een hoogoven op
de Maasvlakte, wordt vooruitlopend
daarop, in 1963, ROBUR opgericht, een
cementfabriek in Rozenburg. Die hoog
ovens zijn er uiteindelijk nooit gekomen. In 1982 gaan de aandelen van
ROBUR over naar ENCI en wordt CEMIJ
100% van Hoogovens. Eind jaren 80, als
het financieel minder gaat met Hoog
ovens, komt ook CEMIJ in handen van
ENCI. In 1993 wordt CBR overgenomen
door het Duitse HeidelbergCement en
komt ENCI volledig in Duitse handen. In juli 2018 stopt de kalksteenwin
ning door ENCI en in maart 2019 komt
ook een einde aan de productie van
portlandcementklinker. In Maastricht
beperkt het bedrijf zich tot het malen en
mengen van cementcomponenten,
totdat op 31 augustus 2020 ook daar een
einde aan komt en ENCI Maastricht de
deuren definitief sluit. De productie van
cement (malen en mengen) in Rozenburg
en IJmuiden wordt wel gecontinueerd.
interview
CEMENT 8 2020 ?43
lingen meegegaan. Probleem daarvan is dat er nauwe -
lijks ruimte is om onderzoek te financieren."
Desondanks is de ambitie om in 2050 CO 2-neutraal
te zijn. Hoe moeten we dat dan realiseren?
"De pest is dat je bij de productie van portlandcement-
klinker altijd zit met de CO
2-uitstoot als gevolg van
calcinatie van de kalksteen, daar kom je niet onderuit.
En je kunt er eigenlijk niet omheen om in kwalitatief
goed cement een deel portlandcementklinker te blijven
toepassen. Om de ambities toch waar te maken, zet
HeidelbergCement in op opvang, opslag en toepassing
van CO
2. We zijn daar al behoorlijk ver mee. Zo is in de
cementfabriek van Norcem in Brevik (Noorwegen) al
een paar jaar ervaring opgedaan met de opvang van
CO
2 en in Lixhe in België staat een proefinstallatie
waarbij zuiver CO
2 wordt opgevangen dat direct voor
andere doeleinden kan worden ingezet. En met onze
gasvelden als potentiële opslagplaats, is er in Neder-
land ook van alles mogelijk. Maar dat zijn vooral poli -
tieke keuzes."
Dus zonder afvang van CO 2 kunnen we in Neder-
land niet erg veel winnen. Dat is een lastig te
verkopen verhaal.
"Zeker. Maar wat we moeten voorkomen is dat we de
kwaliteit van het beton te grabbel gooien. Dat is ook iets
waar Rijkswaterstaat voor wil waken. Goed voorbeeld is
de nieuwe zeesluis in IJmuiden. Bij de uitvraag werd
door Rijkswaterstaat ingezet op het milieuvriendelijke
CEM III/C, dat maximaal 19% klinker bevat. Wij hebben
dat als ENCI niet aangeboden omdat we het technologi -
sche risico te groot vonden. Een collega-bedrijf durfde
dat wel aan. Toen het idee eenmaal aan het licht kwam
bij de techneuten bij Rijkswaterstaat, is dat voor een
groot deel teruggedraaid."
Wat is de rol van constructeurs hierbij?
"Constructeurs zijn vooralsnog zeer behoudend,
nieuwe ontwikkelingen moeten wel passen binnen de
huidige wet- en regelgeving. Milieu en circulariteit zijn onderwerpen waarmee constructeurs zich nog te wei
-
nig bezighouden. Neem het Betonakkoord. Hoeveel
constructeurs zijn betrokken bij de verschillende
tafels? Nauwelijks. Dat komt ook doordat in deze dis-
cussie de aandacht vooral uitgaat naar het materiaal
beton zelf, terwijl in het ontwerp en in de uitvoering
misschien nog wel meer winst is te behalen. Opvallend
is verder dat constructeurs en technologen nog te veel
in gescheiden werelden leven en elkaars taal niet spre-
ken. Daarom is het zo belangrijk dat ook betontechno-
logen actief zijn in clubs als Stufib. Een ander probleem is dat het materiaal vaak als
minder sexy wordt ervaren. Zo gaat er in het reguliere
onderwijs al decennia te weinig aandacht uit naar beton.
Betonvakken moeten ruimte maken voor softere vakken,
bijvoorbeeld over vergader- en presentatietechnieken.
"Het materiaal wordt
vaak als minder sexy
ervaren"
44? CEMENT 8 2020
"Amper een jaar
nadat ik dat
papiertje had
ontvangen, stond
ik zelf voor de klas"
met getallen en de diepere achtergronden doorgronden.
En ik had een klik met de docent, Jan Kroone, een
technisch voorlichter van de CEMIJ. Ik kreeg zelfs het
idee dat zo'n rol als docent mij ook wel leuk zou lijken. Later kwam ik min of meer bij toeval weer in
contact met Kroone en hij bood mij een baan aan als
technisch voorlichter bij CEMIJ. Een van de eisen van
die functie was dat ik aan de slag zou gaan als docent.
Amper een jaar nadat ik dat papiertje had ontvangen,
stond ik zelf voor de klas. Het is overigens altijd de policy van ENCI geweest
dat technisch voorlichters les moeten geven. Het idee
daarachter is dat in die klas je potentiële klanten zitten."
Je bent benoemd tot erelid van de Betonvereni-
ging. Wat betekent dat voor je?
"Ik ben daar echt wel trots op. Ik heb het lesgeven
altijd met veel plezier gedaan. En heb ook mede vorm -
gegeven aan de cursussen vanuit de Vakcommissie
Betontechnologie. Maar aan dat les geven komt nu wel
een eind. In de Vakcommissie hebben we op een gege-
ven moment een ouderenbeleid geformuleerd. De
regel is nu dat je maximaal twee jaar na je pensione-
ring mag doorgaan. De reden is dat je in de les moet
kunnen putten uit praktijkervaring. Hoe vaak heb ik
in de les niet verteld over wat ik een dag eerder had
meegemaakt. Dus ook voor mij geldt dat ik stop met
lesgeven. Ik wil anderen ook niet voor de voeten lopen."
Hoe heb je je in al die jaren je eigen kennis
ontwikkeld?
"Commissiewerk is daarin heel belangrijk. Ook dat is
beleid vanuit ENCI, dat mensen op onze positie actief
zijn in commissies. Onder meer om bij te dragen aan
kennisontwikkeling in de sector, maar vooral om in
De industrie heeft dat ook aan zichzelf te wijten. Vroeger
werd er nog volop geïnvesteerd in goede leermiddelen.
Dat was een van de redenen dat in de jaren 70 en 80 in
het onderwijs meer aandacht uitging naar beton
dan naar staal. Gelukkig hebben we nog wel de Beton -
vereniging die dit gat voor een deel opvult."
Je hebt zelf ook lesgegeven bij de Betonverenging.
Wat heeft je daarin gemotiveerd?
"Die kiem is al heel vroeg in mijn carrière gelegd. Om
dat toe te lichten moet ik terug naar het begin. Na de
HTS wilde ik heel graag een jaartje naar het buitenland
en ik kreeg die kans bij De Moel Wegenbouw (later
opgegaan in Ballast Nedam, red.). Ik kon aan de slag als
asfalttechnoloog in Saoedi-Arabië. Dat was echt een bij-
zondere tijd. We moesten asfaltmengsels ontwikkelen
met toeslagmateriaal dat je niet zomaar kon bestellen.
De autoriteiten wezen een stuk woestijn aan waar we
een groeve konden exploiteren. Met een eigen crusher
(steenbreker) en zelfgekozen zeefdekken produceerden
we de verschillende steenfracties voor een optimale
korrelopbouw. Zes dagen per week aan het werk en de
zevende dag ging je jezelf te buiten aan zelfgestookte
alcohol of eigen gebrouwen wijn en bier. Maar dat ene
jaartje liep wat uit de hand. Na 3,5 jaar kwam ik op een
punt waarop ik een keuze moest maken. Nog 15 jaar
doorgaan met dit werk en zo een grote zak met geld
verdienen zodat ik een eigen huis in Marbella zou kun -
nen kopen. Of terug naar het gewone en meer sociale
leven. Ik koos voor het tweede. Ik had te veel voorbeel -
den gezien van mensen die door het werk over de hele
wereld, wereldvreemd waren geworden en zich nergens
thuis voelden. Ik kreeg een kans om in Alkmaar leiding te gaan
geven aan het centraal laboratorium van De Moel, voor
zowel beton als asfalt. Voor een betonwegenwerk van
Grontmij in de ruilverkaveling Stedum-Loppersum
eiste de opzichter dat de kwaliteitsbegeleiding gedaan
zou worden door iemand met het diploma Betontech -
noloog BV. Ik had daar nog nooit van gehoord! En de
persoon bij De Moel die dat diploma wel had, was net
vertrokken. Ik ben daarom vrijwel direct zelf met die
cursus begonnen. Dat sprak me heel erg aan: spelen
interview
4
5
7
6
8
CEMENT 8 2020 ?45 4 Fabriek ENCI IJmuiden, bron: Wikimedia Commons?5 Levvel-blocs ter bescherming van de Afsluitdijk, bron: Xbloc.com / Delta Marine
Consultants?6 Aanleg betonverharding met Ternocem op het terrein van CBR Lixhe?7 Inspectie betonnen dwarsliggers gemaakt met
Ternocem bij Spanbeton?8 Leilac, proeffabriek voor het afvangen van CO
2 bij CBR Lixhe
46? CEMENT 8 2020
contact te komen met anderen en zo je eigen kennis ver-
der te ontwikkelen. Zo ben ik ook al in een heel vroeg
stadium in de redactie van Betoniek (Standaard, red.)
terechtgekomen. Als redactielid krijg je een onderwerp
op je bordje en vervolgens aan jou de taak om je daar-
van alle 'ins en outs' eigen te maken. En reken er maar
niet op dat je mede-redactieleden je tijdens de bespre-
king van een nieuw artikel sparen! Daarnaast spijkeren
wij onze kennis bij in opleidingen. Wij hebben onszelf
binnen ENCI verplicht gesteld de opleiding Advanced
Concrete Technology (ACT) te volgen, een pittige cursus
van het Institute of Concrete Technology (ICT) in Londen
met de absolute wereldtop in het docentenkorps. Nog
steeds grijp ik geregeld terug op het cursusmateriaal.
Overigens word je, als je die cursus hebt afgerond, uitge-
nodigd om lid te worden van het ICT en mag je MICT
achter je naam zetten, member van het ICT. Ik ben zelf
FICT, fellow. Daarvoor moet je worden voorgedragen
door twee sponsoren. Eisen zijn verder dat je minimaal
10 jaar member moet zijn en dat je een persoonlijk ont-
wikkelingsplan moet bijhouden. Daarbij gaat het er
vooral om dat je je ook buiten je normale werk vol -
doende inzet voor de ontwikkeling van het vakgebied.
Dankzij het lesgeven en de tientallen afleveringen van
Betoniek die ik heb geschreven, mag ik mijzelf ook fellow
noemen. Als enige in Nederland, best wel bijzonder
eigenlijk."
"Spijtig genoeg
hebben we
inter nationaal nu
haast niets meer
in te brengen"
Zo kom je ook in contact met internationale
collega's. Hoe verhoudt ons kennisniveau zich tot
andere landen?
"Wij hebben in het verleden veel kunnen bijdragen aan
internationale kennisontwikkeling. In de jaren 80 zijn bij-
voorbeeld CUR-Aanbevelingen 4 en 5 (over toepassing van
betonpuin- en metselwerkgranulaat, red.) ontwikkeld. Daar-
mee liepen we in Europa echt voorop. Zelf heb ik meerdere
malen lezingen gegeven over de Nederlandse ervaringen op
dat gebied, met name in Engeland. Zo'n optreden in het bui -
tenland is overigens best spannend. Ik keek altijd vol ontzag
naar mensen die op het podium stonden. Cees Souwerbren
(technisch voorlichter van Verkoopassociatie Nederlands
Cement en later directeur van BMC, red.) was er zo een. Het
gemak en het enthousiasme waarmee hij een zaal kon toe-
spreken, daar heb ik veel van geleerd. Ook van mijn collega,
en vooral mentor, Rob Bakker, wereldwijd een goeroe op het
gebied van hoogovencement. Die heeft veel betekend voor de
introductie van hoogovencement in landen om ons heen. Maar dat zendingswerk is inmiddels voorbij. Spijtig
genoeg hebben we internationaal nu haast niets meer in te
brengen. Binnen HeidelbergCement gebeurt alle research
centraal in Duitsland. Nu Maastricht is gesloten, zijn we op
een dieptepunt beland. Vroeger was je trots als je bij een
bedrijf als ENCI kon werken. Dat gevoel is nu helemaal
weg. Dat doet best zeer. Onze rol is in de 33 jaar dat ik hier
werk, behoorlijk afgebrokkeld. In het begin liepen er nog
zes man van technische voorlichting rond, onder leiding
van Hans Luitwieler. Nu zijn dat er nog maar twee. Terwijl
het klantenbestand even groot en de afzet in volume gelijk
zijn gebleven. Laboratoriumonderzoek is voor de onder-
steuning van onze klanten onontbeerlijk. In Maastricht
hebben we hooggekwalificeerde jongens op het cement-
laboratorium zitten. Nu met het sluiten van de fabriek is
hun toekomst nog altijd ongewis. Op onze vestiging in Rot-
terdam hebben we nog een goed geoutilleerd betonlabora -
torium. Daar worden alle noodzakelijke beproevingen voor
het cement uit Rozenburg en uit IJmuiden gedaan. Maar
vooral vindt er toegepast betononderzoek plaats voor onze
klanten. Voor onderzoek dat noodzakelijk is voor de ont-
wikkeling van geoplymeerbeton en Ternocem, moeten we
terugvallen op de ondersteuning van HTC, het Heidelberg-
Cement Technology Center. Dat contact loopt overigens
prima en ze dragen graag bij aan dit soort ontwikkelingen.
HTC ziet Nederland graag als proeftuin waar nieuwe ont-
wikkelingen soms net iets sneller kunnen worden geïmple-
menteerd dan bij onze conservatieve oosterburen."
Nu je bijna met pensioen gaat, hoe kijk je terug op
die 33 jaar cementindustrie?
"Sommige ontwikkelingen betreur ik weliswaar, maar ik
ben niet pessimistisch. Dat zou ook alleen maar afstra -
interview
CEMENT 8 2020 ?47
"Ik ben niet pessimis-
tisch. Verandering is
van alle tijden"
len op de rest van de organisatie en de sector. Het
heeft bovendien geen enkele zin. Verandering is van
alle tijden. Toen CEMIJ eind jaren 80 overging van
Hoogovens naar ENCI, was dat voor velen binnen
CEMIJ een schok. ENCI werd gezien als de 'vijand',
de grote concurrent. Maar het bood ook allerlei kan -
sen. Zo werd mijn wereld veel groter en kon ik nu bij
klanten ook over portlandcement gaan adviseren.
Mijn werk werd er alleen maar leuker door. En ook
nu doen zich dit soort kansen voor. Het zoeken naar
mogelijkheden om de CO
2-uitstoot te beperken of de
inzet van de cementfines die vrijkomen bij de opwer-
king van betongranulaat bijvoorbeeld. Een van de leukste dingen aan mijn vak is de
grote afwisseling. Geen dag is hetzelfde. Mensen
schamperen wel eens over de 40.000 km die ik jaar-
lijks in de auto zit en over alle files waarin ik sta.
'Maar ik sta nooit in dezelfde file', zeg ik dan. Naast al
het onderzoek dat we doen en initiëren, ben ik veel
bezig geweest met het oplossen van problemen. Ook
dat is machtig interessant. Niet zelden wordt er bij
een probleem of schade met een beschuldigende
vinger naar het cement gewezen. In een bouwverga -
dering bij een klant ben ik zelfs wel eens voor leuge-
naar uitgemaakt, omdat ik de boel zou hebben beso-
demieterd. Gelukkig is de werkelijke oorzaak van het
probleem of de schade meestal wel te achterhalen.
En daar moet je dan op een nette manier met de
klant zien uit te komen. Daarbij zit je soms zelfs met
verzekeringsmaatschappijen aan tafel om uit te zoe-
ken waar uiteindelijk de rekening kan worden neer-
gelegd. Illustratief voor ons werk is de volgende verzon -
nen anekdote* die ik je niet wil onthouden. Ik heb hem
uitgeschreven ter gelegenheid van het afscheid van
Jaap Holthuis (directeur van Betoncentrum Noord-
Nederland, red.). Jaap moest bij een onderdoorgang
in aanbouw komen omdat er betonwanden waren
gescheurd, opvallend genoeg slechts aan één zijde
van de inrit. Holthuis doet de suggestie dat het komt
door de chauffeur met de rode helm: 'Die geeft altijd
gedonder, en dus scheuren in het beton. Als ik u
was zou ik geen beton meer accepteren wanneer de
chauffeur van de mixer een rode helm draagt'. Waar-
op de projectleider antwoordt: 'Maar de scheuren
zitten toch niet al in de betonspecie in de truckmixer?'
Precies. En zo had die projectleider zelf eigenlijk al
het antwoord gegeven: het verschil zat in de verhar-
dingsomstandigheden."
* De volledige speech van Peter de Vries staat als blog
op www.cementonline.nl
Reacties