Een maandelijkse uitgave van deNederlandse Cementindustrieredactie-adresHerengracht 507 Amsterdamtelefoon 020-238531 januari 1975 11Ontw.erp CementnormNEN 3550De nieuwe cementnorm is verschenen!In overeenstemming met de tegenwoordigegewoonte bij het Nederlands NormalisatieInstituut is alles wat betrekking heeft op dekeuring van cementen de aan dit produkt testellen eisen in één normblad ondergebracht.Met zijn 65 bladzijden overigens meer eennormboek dan een blad. Tegenover de tot nutoe bestaande situatie ongetwijfeld een grotevereenvoudiging. In de oude toestand vondmen immers de definities van de verschillendecementsoorten in de nog uit de dertiger jarenstammende normen N 481 e.v., waarin echtertevens nog dekeuringseisen vermeld stondenvolgens een al sinds lang niet meer toegepastemethode. De thans gebruikte methode voorbeproeving van de sterkte en de daarop ge-baseerde eisen vond men dan weer in nieuwe-re normen met sterk uiteenlopende nummers,monsterneming en chemisch onderzoek ondernog weer andere nummers. Kortom, een his-torisch gegroeid, maar wat rommelig geheel.Toch moet men zich afvragen of die samen-bundeling van alles wat op cement betrekkingheeft wel voor iedereen een voordeel is. Voorieder die met cement te maken heeft, zijn debepalingen van het begin van de binding, devormhoudendheid en de sterkte van belang.Iets minder is dat al het geval met de bepalingvan de specifieke oppervlakte.Deze zaken nemen echter iets minder dan dehelft van :de nieuwe norm in beslag. De rest isgewijd aan de bepaling van de chemischesamenstelling, het (eventuele) hoogovenslak-gehalte en de hydratatiewarmte. Dit zijn onder-werpen waarvoor in veel beperkter kringbelangstelling bestaat. Bovendien kunnen dezebepalingen alleen worden uitgevoerd in daar-voor ingerichte laboratoria, waarvan er buitende cementindustrie maar weinig in ons landzijn. Ieder die alleen maar belang stelt in demechanische beproevingsmethoden van alledag is dus verplicht zich een half boek vol'ballast' aan te schaffen. Het zou dus voormenigeen plezierig zijn indien dit gedeelte af-zonderlijk verkrijgbaar zou kunnen worden ge-steld. Het ligt uiteraard aan het NNI om tebeoordelen in hoeverre dit te verwezenlijken is.Belangrijker dan de wijzigingen in de vormzijn de veranderingen in de inhoud. Daarbijvalt in de eerste plaats op dat de in Nederlandniet of nauwelijks toegepaste cementsoortenslakkencement, natuurcement en cementkalkin de nieuwe norm niet meer voorkomen. Vol-komen terecht, maar opmerkelijk daarbij is weldat de op deze produkten betrekking hebben-de oude normen N 485 tot en met 487 nietvervallen zijn verklaard. Dit leidt tot de merk-waardige situatie dat de daarin vermeldekeuringseisen, gebaseerd op een niet meerbestaande methode, nog steeds geldig zijn!Natuurlijk is dit een beetje theoretisch gerede-neerd,omdat deze produkten hier toch nietworden gebruikt, maar raar blijft het.Een van de belangrijkste wijzigingen is datmen, in navolging van het buitenland, de in-deling in klassen van de cementen niet meerbaseert op letters, doch op de vereiste druk-sterkte na 28 dagen. Vanzelfsprekend zijn dezedruksterkten daarbij uitgedrukt in de geldendeinternationale eenheden. Terwille van degenendie zich in die nieuwe eenheden nog niet hele-maal thuis voelen, zijn trouwens de cijfers inkgf/cm2nog tussen haakjes vermeld. Toch zalhet wel even wennen zijn om niet meer van8-, en C-cement te spreken, maar van cement32,5, cement 42,5 en cement 50!Op die sterkte-eisen komen we dadelijk nogterug, maar we willen eerst even nagaan wat erverder nog is veranderd.Een tweede wijziging betreft de eisen voor defijnheid van maling. Hier wordt geen maximaaltoegelaten rest op een bepaalde zeef ge-noemd, maar men schrijft een minimum en eenmaximum voor voor de specifieke oppervlakte.De in de oude norm genoemde eisen voor dezeefresten waren zozeer door de modernemaaltechniek achterhaald, dat men het weg-laten ervan alleen maar kan toejuichen. Of hetstellen van eisen aan de specifieke oppervlaktewel helemaal zinvol is, zal niet voor iedereenonomstotelijk vaststaan.Met het vervallen van de oudekeuringseisenis de sterktebepaling met behulp van aard-vochtige mortel volledig geschiedenis gewor-den. Geheel in overeenstemming met de inter-nationaal aanvaarde normen wordt nu noguitsluitend gesproken van de methode metplastische mortel.De voorschriften voor de chemische analysevan cement hebben geen prlnclplële wijzi-gingen ondergaan. Nieuw ingevoerd :is debepaling van het gehalte aan hoogovenslak.Hiervoor worden twee methoden beschreven.De eerste is met behulp van een zware vloei-stof, waarvan de specifieke massa ligt onder2die van portlandcementklinker en boven dievan gips en hoogovenslak. Afgezien van het feitdat de aanname omtrent de specifieke massa'sniet altijd helemaal klopt, heeft de methodehet nadeel dat men het gehalte aan hoogoven-slak plus gips als uitkomst krijgt. Kent men hetgipsgehalte niet, dan blijft het altijd een gok.Overigens is de methode vrij onnauwkeurig engeeft een ruwe aanwijzing omtrent het slak-gehalte. In de grensgebieden van de samen-stellingen waarbinnen de benaming hoogoven-. klinkercement valt (massaverhoudmg klinker + slaktussen 0,35 en 0,85) is de nauwkeurigheidzeker onvoldoende om met zekerheid te kunnenzeggen of de samenstelling net wel of net nietbinnen dit gebied valt.De tweede methode voor de bepaling van hetslakgehalte is die door het uittellen onder demicroscoop van de korrelfractie 38 tot 45Om zeker te zijn dat deze fractie inderdaadrepresentatief is voor het cement worden zowelvan het cement als van de bewuste fractiechemische analyses gemaakt. De met eenluchtstraalzeef uitgezeefde fractie wordt in-gebed in een doorschijnende kunsthars, ge-slepen, gepolijst en geetst. Voor een geoefendmicroscopist is het van elkaar onderscheidenvan klinker- en slakkorrels onder de polari-satiemicroscoop geen groot probleem. Menmeet echter het totaal volume van beide mate-rialen en om de gevonden cijfers om te rekenenop een massaverhouding moet men een ge-middelde waarde van de soortelijke massa vanslak en klinker aannemen. Deze methodewordt als onnauwkeuriger beschouwd dande eerste en heeft :in ieder geval het nadeel dater dure apparatuur voor nodig is, terwijl deuitvoering van de bepaling veel bewerkelijkerbuigtreksterkte na druksterkte naTabel 1Sterkte-eisen (uitgedrukt in MN/m 2) met daar-achter de oude eisen die met de invoering vandeze norm zijn vervallen.Klasse 1 dag 3 dagen 28 dagen 1 dag 3 dagenI 28 dagen32,5 (A) 2,5 (2,2) 5 (4,4) -(-) 11 (9) 32,5 (25)42,5 (B) -(-) 3 (3) 6 (5) 16 (12,5) 42,5 (32,5)50 (C) 3 (2,5) 5 (4) 7 (5,5) 16 (10) 30 (25) 50 (45)Ook vroeger was het gebruik van bindmiddelenaan normen gebonden. Afgebeeld is het beginvan de inleiding tot de vierenveertig artikelenvan de Dordtsche Tras-Ordonnantie van 1696(links) en het begin van de eed van de keur-meester uit dezelfde ordonnantie (rechts).Ontleend aan 'Cement in Nederland'is dan bij de eerste methode. Bovendien moetde uitvoerende laborant een behoorlijkeroutine hebben in het werken met een micros-coop.Het ontwerp normblad schrijft verband metde bezwaren van beide methoden voor dat ingeval van verschillen de scheidingsmethodemaatgevend zal zijn.Een ander nieuw iets is de bepaling van dehydratatiewarmte van cement. Ook hiervoorworden twee methoden beschreven. De eerstebestaat uit het bepalen van het verschil in op-loswarmte tussen het oorspronkelijke en hetgehydrateerde cement. Deze methode isgeschikt voor het bepalen van de totale hoe-veelheid ontwikkelde warmte na een ver-hardingsperiode van een aantal dagen, waarbijin de norm een periode van 7 dagen wordtgehanteerd. Aangezien men een vrij klein ver-schil tussen twee grote waarden meet, moetmen zich over de nauwkeurigheid geen al teoverdreven voorstelHng maken. Als aanwijzingvoor de totale hoeveelheid ontwikkelde warmtevoldoet de methode niet slecht.Een andere mogelijkheid is die met de iso-therme geleidingscalorimeter, waarbij dewarmtestroom uit het hydraterende cementwordt gemeten. De nauwkeurigheid van dezemethode is behoorlijk, maar zij leent zich uit-sluitend voor het bepalen van het verloop vande ontwikkelde warmte gedurende de eerstedrie dagen. Beide methoden vullen elkaar dusaan.Welke van beide methoden men ook kiest, debepaling van de hydratatiewarmte kan alleenmaar worden uitgevoerd in een goed ingerichtlaboratorium met geoefend personeel.3De eisen voor buigtrek- en druksterkte zijn invergelijking met de vorige, uit 1963 stammendenorm, iets verzwaard. In tabel 1 zijn de nieuweeisen vermeld met daarachter tussen haakjesde oude, beide uitgedrukt in MN/m2·Deze verzwaring van eisen betekent niet datde cementen in de loop der jaren zoveelsterker zijn geworden, maar de eisen zijn watmeer aangepast aan datgene wat het cementin werkelijkheid kan bereiken. Het verschiltussen de werkelijk bereikbare sterkte en deminimumeisen, dat vroeger nog veel groterwas, is daarmee vervallen. Men moet de ge-noemde cijfers daarom als reële waarden zien.Het valt te betreuren dat de normcommissievoor cement niet het voorbeeld heeft gevolgdvan de commissie voor de VB 1974 en eenbeetje statistiek heeft ingevoerd. Zijn we bijhet beton al een beetje vertrouwd geraakt methet begrip 'karakteristieke sterkte', gebaseerdop het feit dat de bepaling van de sterkte altijdeen zekere spreiding zal opleveren, voor hetcement zitten we nog steeds vast aan mini-mumeisenv Aan deze eisen moet dus onderalle omsfandigheden volledig worden voldaan.De tabrikent zal dus iets hoger moeten mik-ken om zekerheid te hebben dat zijn cementniet wordt afgekeurd.Toch heeft de gedachte aan statistische be-schouwing van de resultaten blijkbaar welgeleefd :in de normcommissie. Wij vinden hetbewijs daarvan in de inleiding, waarin het vol-gende staat: 'Vooruitlopend op de mogelijk-heid van de invoering van de fabriekscontrolezijn ten behoeve van de afnemers in Neder-land, de Belgische, de Duitse en de Nederland-se cementindustrieën gezamenlijk overeen-gekomen om, door middel van internecontrole, waarden te garanderen van het voort-schrijdend jaargemiddelde voor de druksterktena 28 dagen, gebaseerd op twaalf monster-trekkingen per jaar, die zullen liggen tussen degrenzen zoals deze zijn aangegeven in dehiervolgende tabel'.Klasse voortschrijdend jaargemiddeldevan de druksterkte na 28 dagen32,5 42,$ ± 7,5 N/mm242,5 52,5 ± 7,5 N/mm250 groter dan 52,5 N/mm2Het is natuurlijk wel een schoonheidsfoutje dathier wordt gesproken van N/mm 2, terwijl laterin de eisen MN/m2 worden genoemd, maaromdat dit toch dezelfde cijfers oplevert is datniet zo erg.Het in het bovenstaande genoemde voort-schrijdend jaargemiddelde is statistisch gezieneen gegeven met maar beperkte waarde. Bijhet volgen van dit cijfer gedurende langeretijd krijgt men echter toch wel een aardig in-I....\114zicht in het al of niet constant zijn van dekwaliteit. ieder geval is het een hoopvolbegin en mogen dan ook wel verwachtenin een volgende uitgave van de cementnorm destatistische begrippen een beetje verder tezien doordringen.Een ander interessant punt uit bovenstaandeaanhaling is het voornemen om in Nederland,in navolging van andere landen, een neutralefabriekscontrole in te voeren. Men zal dan eengarantie krijgen voor de kwaliteit die niet al-leen maar berust op het vertrouwen in eenbepaalde fabrikant. AI zal het vinden van eenlaboratorium met voldoende ervaring enobjectiviteit om dit werk te kunnen uitvoerennog wel enige voeten in de aarde hebben,toch is ook hier duidelijk een stap in een goederichting gedaan.Als conclusie van onze beschouwing over denieuwe cementnorm zouden we daarom willenzeggen: dankbaar maar niet voldaan! Het ont-werp is verkrijgbaar bij het Nederlands Nor-malisatie Instituut, Polakweg 5, Rijswijk 2106.Kritiek dient te worden ingediend vóór 1 maart1975.
Reacties