De cement- en betonmortelindustrie registreren sinds 1989 het eindverbruik van cement en betonmortel. Dit levert een goed beeld van de ontwikkelingen in betonmortel in de afgelopen 25 jaar. Wat zijn de trends in onder meer sterkteklassen, milieuklassen en gebruik bindmiddel? Auteur:ing. Wim Kramer (Cement&BetonCentrum)
18 VAKBLAD I 3 2014
auteur ing. Wim Kramer Cement&BetonCentrum
De cement- en betonmortelindustrie registreren
sinds 1989 het eindverbruik van cement en beton-
mortel. Dit levert een goed beeld van de ontwikke-
lingen in betonmortel in de afgelopen 25 jaar. Wat
zijn de trends in onder meer sterkteklassen, milieu-
klassen en gebruik bindmiddel?
Om meer inzicht te krijgen in statis-
tische informatie over de toepassing
van betonmortel in bouwwerken, zijn
de cementindustrie (voorheen VNC,
nu Cement&BetonCentrum 1) en de
betonmortelindustrie (VOBN 2) in 1989
gestart met een onderzoek naar het
eindverbruik van cement en betonmor-
tel. Inzicht in landelijke en regionale
kwantitatieve informatie op toepas-
singsniveau van beide materialen is
immers van belang voor selecteren en
bepalen van marketingactiviteiten. Ook
ontwikkelingen op langere termijn in
het gebruik van cement en betonmor-
tel zijn van belang voor de positie van
deze bedrijfstakken. Zo kunnen beton-
mortelbedrijven de informatie gebrui-
ken als benchmark, naast hun eigen
bedrijfsgegevens op betontechnolo-
gisch gebied.
25 jaar na het eerste onderzoek is een
mooi moment om een tussenbalans op
te maken. Wat is sindsdien veranderd in
de betonsamenstelling en wat kunnen
we daarvan leren? En wat is de invloed
geweest van de vervanging van VBT1995
door NEN-EN 206-1/NEN 8005 in 2004?
Dit artikel richt zich hoofdzakelijk op de
gesignaleerde trends in betonmortel van-
uit de betontechnologische kant.
Sterkteklassen
In de periode 1990-2005 wordt circa
90% tot 95% van de betonmortel gele-
verd in de sterkteklassen B25 en B35. In
die periode is daarbij een duidelijke ver-
schuiving zichtbaar van B25 naar B35
(fig. 2).
Na de invoering van NEN-EN 206-1/
NEN 8005 in 2004 zijn de sterkteklas-
25 jaar onderzoek naar eindverbruik van cement en betonmortel
1) Het Cement&BetonCentrum behartigt de belangen en bundelt de promotieactiviteiten
van vijf aangesloten cementindustrieën met een commercieel belang op de Neder-
landse markt.
2) De Vereniging van Ondernemers van Betonmortelfabrikanten in Nederland (VOBN)
verenigt 140 aangesloten betoncentrales en bevordert het gebruik van betonmortel
in bouwwerken en constructies.
De cement- en betonmortelindustrie registreren
25 jaar onderzoek naar eindverbruik van cement en betonmortel
Trends in
betonmortel
Onderzoeksopzet
De onderzoeken vinden elke drie jaar plaats en zijn uitgevoerd
door RenM|Matrix uit Maastricht. Informatie wordt verkregen
door om de drie jaar gedurende één of meerdere dagen per
jaar de technologische en toepassingsgegevens te registreren
van elke levering betonmortel die in de betreffende periode
met een truckmixer wordt vervoerd. Dit gebeurt door middel
van een representatieve steekproef uit alle betonmortel-
centrales in Nederland.
Met behulp van enquêteurs aanwezig op de betoncentrale
worden de gegevens van de betonsamenstelling en de toe-
passing ervan op de bouwplaats vastgelegd. In de onderzoe-
ken tot en met 1999 werden ook nog de leveringen van natte
metselspecie en andere mortels geregistreerd. Vanwege het
teruglopende aantal leveringen (minder dan 1% van de
geregistreerde ritten) is dit gestopt. De opkomst van mobiele
silosystemen is hier mede debet aan.
De onderzoeksopzet is sinds 1989 in principe niet veranderd.
De vragenlijsten zijn in de loop der jaren uiteraard wel aan-
gepast aan de actualiteit van het moment. Hierdoor sluiten
ze aan op nieuwe regelgeving, gebruik van nieuwe toeslag-
materialen, hulp- en vulstoffen en andere ontwikkelingen. Dat
verklaart meteen dat de trends die in dit artikel worden
beschreven niet altijd de gehele periode van 25 jaar betreffen.
1
Stort betonmortel
p18_Artikel 5.indd 18 02-10-14 16:42
19 VAKBLAD I 3 2014
2
Verdeling betonmortel
naar sterkteklassen
volgens VBT'86
(1990-2005)
3
Verdeling betonmortel
naar sterkteklassen
volgens NEN-EN
206-1/NEN 8005
4
Verdeling betonmortel
naar maatgevende
milieuklassen volgens
NEN-EN 206-1/
NEN 8005
5
Cementgehalte per
milieuklassen volgens
NEN-EN 206-1/
NEN 8005
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90% mei '90 mei '93sept '96juni '99sept 2002sept 2005
B15 B25 B35 B45 B55+> 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70% mei 2008 mei 2011mei 2014
C12/15 C20/25 C25/30 C28/35 C30/37 C35/45 C45/55 C53/65 C55/67
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30% mei 2008 mei 2011mei 2014
X0XC1XC2XC3XC4XD1XD2XD3 XS1XS2XS3 XF1XF2 (m) XF2 (z) XF3XF4 (m) XF4 (z) XA1XA2XA3
(m) = met lucht (z) = zonder lucht
0
50
100
150
200
250
300
350
400
450
500 mei 2008 mei 2011mei 2014
cementgehalte [kg/m
3]
X0XC1XC2XC3XC4XD1XD2XD3 XS1XS2XS3 XF1XF2 (m) XF2 (z) XF3XF4 (m) XF4 (z) XA1XA2XA3
(m) = met lucht (z) = zonder lucht
sen anders gedefinieerd. Echter blijft de
trend naar hogere sterkteklassen waar-
neembaar, met een stabilisatie van het
aandeel C30/37 en een lichte toename
van C35/45 (fig. 3). Een verklaring hier-
voor kan zijn dat door de economische
crisis de woning- en utiliteitsbouw sterk
is afgenomen en het relatieve aandeel
van de agrarische bouw en GWW-wer-
ken is toegenomen; sectoren waarin in
de regel hogere sterkteklassen (mede
bepaald door de milieuklasse) worden
toegepast.
Milieuklassen
In de periode 1990 tot 2005 werd ruim
60% van de betonmortel geleverd in
milieuklasse 2 (VBT'86), circa 15% in
milieuklasse 1 en de rest verdeeld over
milieuklasse 3, 5b en 5d. In deze peri-
ode was in deze verdeling nauwelijks
een verschuiving zichtbaar.
Met de uitbreiding van de reeks milieu-
klassen binnen NEN-EN 206-1/NEN
8005, die sinds 2008 in het onderzoek
wordt gehanteerd, kan per bouwdeel-
niveau de maatgevende milieuklasse
worden bepaald. Door de grote ver-
scheidenheid ervan wordt wel het sig-
naleren van trends binnen de milieu-
klassen bemoeilijkt.
Ruim twee derde van alle betonmortel-
leveringen vallen onder milieuklasse XC
als maatgevende milieuklasse (fig. 4).
De leveringen met XA2 en XA3 zijn
hoofdzakelijk betontoepassingen in
de agrarische sector. Verder valt uit
de grafiek op te maken dat nauwelijks
leveringen plaatsvinden onder de
overige milieuklassen.
Cementgehalte
Het gemiddeld cementgehalte in
betonmortel is in de periode 1990-
2005 gedaald van 325 kg/m 3 tot
306 kg/m 3. De introductie en het
gebruik van attestbeton vanaf begin
jaren negentig is hier mede de oorzaak
van. Een andere reden is mogelijk de
verdergaande automatisering op de
centrales; de betonsamenstellingen
zijn steeds beter te finetunen. In 2008
neemt het cementgehalte weer toe
tot 316 kg/m 3 (tabel 1). In de periode
2005-2008 is de NEN-EN 206-1/
NEN 8005 geïmplementeerd. Deze
overstap naar nieuwe regelgeving,
met minimum cementgehalten per
milieuklasse, is naar ver wachting de
reden van deze toename.
Figuur 5 toont het gemiddeld cement-
gehalte per milieuklasse voor de
periode 2008-2014. De rode lijn geeft
het minimumcementgehalte weer per
milieuklasse. Alle leveringen tijdens de
onderzoeksperiode in 2014 voldoen
ruim aan het minimum cementgehalte
per milieuklasse. Er zijn kennelijk
andere factoren en componenten in
de betonsamenstelling die leiden tot
een hoger cementgehalte dan strikt
noodzakelijk is vanuit de maatgevende
milieuklasse. Zo wordt het cement-
Tabel 1 Gemiddeld cementgehalte in betonmortel 1990-2014
jaar 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008 2011 2014
gemiddeld cementgehalte in betonmortel [kg/m 3] 325 322 320 311 313 306 316 303 313
p18_Artikel 5.indd 19 02-10-14 16:42
20 VAKBLAD I 3 2014
gehalte niet alleen bepaald door de
maximale water-cementfactor die geldt
voor een bepaalde milieuklasse, maar
ook door het watergehalte dat is beno-
digd voor het behalen van de gewenste
verwerkbaarheid.
Tijdens de onderzoeken in 2008 en
2011 hebben leveringen plaatsgevon-
den die voor de maatgevende milieu-
klasse niet hebben voldaan aan het
minimum cementgehalte. Dit gold
bijvoorbeeld voor XS1, XS3, XF4.
In de periode 1990-2005 is een duide-
lijke, dalende trend zichtbaar in het
gemiddeld cementgehalte voor zowel
B15, B25 als B35 (fig. 6). In de verde-
ling van de hoeveelheid betonmortel
(fig. 3) is de verschuiving van B25 naar
B35 zichtbaar. Het aantal leveringen
met B45 en B55 was beperkt en de
toepassing ervan uiteenlopend. Voor
deze sterkteklassen is dan ook geen
trend zichtbaar met betrekking tot
het gemiddeld cementgehalte.
In jaren negentig werd BRL 1802 attest -
beton geïntroduceerd, waarbij de vulstof
(meestal poederkoolvliegas) volledig als
bindmiddel mocht worden meegere -
kend. Poederkoolvliegas kon al worden
toegepast in gewoon beton volgens de
k-waarde-methode. Het gebruik van
attestbeton is in die periode duidelijk van
invloed op de daling van het gemiddeld
cementgehalte in betonmortel.
Vanaf 2008 lijkt het gemiddeld cement-
gehalte naar sterkteklasse zich te stabili-
seren (fig. 7). Dat geldt zeker voor de
meest toegepaste sterkteklassen
C20/25 en C30/37. In de andere sterk-
teklassen zijn de leveringen slechts van
beperkte omvang, waaruit dan ook
geen conclusies kunnen worden
getrokken.
Cementgehalte per bouwsector
Het gemiddeld cementgehalte van
betonmortel in nieuwbouwwoningen is
sinds 1996 nagenoeg constant en ligt
rond de 300 kg/m 3. Dat geldt ook voor
de bouwdelen ervan zoals fundering,
vloer en wand. Het gemiddeld cement-
gehalte bij toepassingen in laagbouw-
woningen ligt lager dan bij hoogbouw-
woningen. Bij de andere bouwsectoren
is de marge van het gemiddeld
cementgehalte groter, doordat het
scala aan gebouwtypen en toepassin-
gen beduidend groter is (tabel 2).
Groftoeslagmateriaal
Tot 2005 bestond het groftoeslagmate-
riaal in betonmortel voor het overgrote
deel (95-99% van alle leveringen) uit
0
50
100
150
200
250
300
350
400
450
B15 B25 B35 B45 B55+>
mei '90 mei '93 sept '96 juni '99 sept 2002 sept 2005
cementgehalte [kg/m
3]
0
100
200
300
400
500
600 mei 2008 mei 2011mei 2014
C12/ 15 C20/25 C25/30 C28/35 C30/37 C35/45 C45/55 C53/65 C55/67
cementgehalte [kg/m
3]
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
zonder (k = 0) VBT/EN-206 (k = 0,2 of 0,4) attestbeton(k = 1) onbekend
19992002 2005 2008 2011 2014
bindmiddelfactor k
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
kubel pomp uit mixer anders onbekend
sept '96 juni '99sept 2002sept 2005mei 2008mei 2011mei 2014
6
Gemiddeld cement-
gehalte naar sterkte-
klasse volgens VBT'86
1990-2005
7
Gemiddeld cement-
gehalte naar sterkte-
klasse volgens NEN-EN
206-1/NEN 8005
8
Verdeling gebruik
poederkoolvliegas in
betonmortel naar
bindmiddelfactor
(2008 is discutabel
omdat het hoge per-
centage onbekend is)
9
Verdeling betonmortel
naar wijze van verwer-
ken op de bouwplaats
10
Het gemiddeld cement-
gehalte in betonmortel
is in de periode 1990-
2005 gedaald
p18_Artikel 5.indd 20 02-10-14 16:42
21 VAKBLAD I 3 2014
rivier- of zeegrind. Het gebruik van
beton- of menggranulaat was zeer
beperkt (< 1%). Vanaf 2008 wordt kalk-
steen en vanaf 2014 ook ballastgrind
als groftoeslagmateriaal in betonmortel
gebruikt. Het gebruik van betongranu-
laat neemt in 2011 toe tot 2% en in
2014 tot 5%. Riviergrind blijft anno
2014 met 68% nog het meest toege-
paste groftoeslagmateriaal, maar dit
percentage ligt aanmerkelijk lager dan
uit eerdere onderzoeken is gebleken.
Poederkoolvliegas
Het gebruik van poederkoolvliegas
in beton is vanaf 1996 meegenomen
in de terugkerende onderzoeken
(tabel 3). Vanaf 1999 is ook rekening
gehouden met het onderscheid naar
bindmiddelfactor (fig. 8).
Het gebruik van poederkoolvliegas
in betonmortel is in de loop der jaren
toegenomen van 15% in 1996 tot 45%
van alle truckmixer-ritten in 2014.
Echter het gemiddeld gehalte aan
poederkoolvliegas is in die periode
gedaald van 71 kg/m 3 tot 53 kg/m 3.
De verklaring van deze daling is te
vinden in de verdeling van het gebruik
van poederkoolvliegas naar bindmid -
delfactor ( k). Het aandeel met k-factor
0,2 of 0,4 is in 2014 toegenomen tot
70% van alle leveringen van betonmor -
tel met poederkoolvliegas. Bij attest-
beton vervangt poederkoolvliegas 1:1,
een substantieel deel van het cement.
Verder is uit figuur 8 af te leiden dat in
2014 11% (= 25% x 45%) van alle
betonmortel leveringen attestbeton
betrof.
Andere vulstoffen
Het gebruik van de vulstoffen kalk-
steenmeel en gemalen slak worden
sinds 2008 in het onderzoek geregis-
treerd. Het aandeel betonmortel met
kalksteenmeel is vanaf die periode
stabiel met circa 3%. Voor het gebruik
van gemalen slak in betonmortel ligt
dit percentage op circa 5%.
Hulpstoffen
Het gebruik van hulpstoffen in beton-
mortel heeft een directe relatie met de
gewenste consistentie van de mortel en
de wijze waarop het op de bouwplaats
wordt verwerkt (fig. 9). Sinds 2008
wordt aan 80% tot 90% van alle beton-
mortel één of meerdere hulpstoffen
toegevoegd.
Het verpompen van betonmortel op de
bouwplaats is in de periode 1996-2014
nagenoeg verdubbeld. Sinds 1999 is
verpompen de meest toegepaste
methode. In het gebruik naar type
hulpstof is een trend waar te nemen
naar nieuwe typen. Dit betreft in eerste
instantie een verschuiving van plastifi-
ceerders naar superplasten en vervol-
gens naar turboplasten (fig. 11).
Tot slot
25 jaar onderzoek naar eindgebruik van
cement en betonmortel heeft de indus-
trie veel informatie opgeleverd zoals de
trends die in dit artikel zijn beschreven.
De ontwikkelingen in de betonmortel-
industrie ? waaronder het gebruik van
cement en andere bindmiddelen en
toepassing van betongranulaat en
hulp- en vulstoffen ? worden hierdoor
zichtbaar en kwantificeerbaar gemaakt.
Ook de trends in onder andere de ver-
schuiving naar hogere sterkteklassen is
van invloed op het cementgebruik.
Daarnaast geeft het onderzoek inzicht
in welke mate innovaties door de markt
worden opgepakt.
De cementindustrie volgt uiteraard al
deze ontwikkelingen plus de invloed
daarvan op het cementgebruik in
Nederland. In combinatie met andere
marktinformatie kan op bouwdeel-
niveau (wanden, vloeren, gevels e.d.)
de marktomvang en -potentie worden
ingeschat of berekend. Die informatie
wordt meegenomen bij de afweging
van (nieuwe) marktontwikkelings -
activiteiten.
Tabel 2 Range van gemiddeld cementgehalte per
bouwsector (periode 1996-2014)
woningbouw ? nieuwbouw 295-305 kg/m 3
utiliteitsbouw ? nieuwbouw 315-330 kg/m 3
agrarische bouw 305-340 kg/m 3
GWW-sector 325-355 kg/m 3
Tabel 3 Gebruik van poederkoolvliegas [kg/m 3]
in betonmortel
jaar ritten [%] gem. poeder-
koolvliegas
1996 15 71
1999 25 67
2002 24 82
2005 28 56
2008 33 57
2011 33 59
2014 45 53
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
plastificeerder superplast turboplast vertrager LBV
1996 199920022005200820112014
11
Verdeling betonmortel
naar gebruik van type
hulpstof
12
Poederkoolvliegas
onder de microscoop
p18_Artikel 5.indd 21 02-10-14 16:42
Reacties