Binnen CEN wordt momenteel een nieuwe methodiek ontwikkeld voor het ontwerpen op levensduur van constructies, uitgevoerd in gewapend en voorgespannen beton. Concreet zal dit betekenen dat de huidige aanpak op basis van constructieklassen vervalt en zal worden vervangen door een systeem waarin een betonsamenstelling wordt gekarakteriseerd door weerstandsklassen (Exposure Resistance Classes). Hiermee wordt beoogd een duidelijk onderscheid te maken in toegepaste cementsoort en in bereikte betonkwaliteit.
auteur ir. Joost Gulikers Rijkswaterstaat ? Grote Projecten en Onderhoud
Ontwerpen op levensduur met Exposure Resistance Classes
Van beton-
samen stelling naar
betonprestatie
Binnen CEN wordt momenteel een nieuwe methodiek ont-
wikkeld voor het ontwerpen op levensduur van constructies,
uitgevoerd in gewapend en voorgespannen beton. Concreet
zal dit betekenen dat de huidige aanpak op basis van con-
structieklassen vervalt en zal worden vervangen door een systeem
waarin een betonsamenstelling wordt gekarakteriseerd door
weerstandsklassen (Exposure Resistance Classes). Hiermee
wordt beoogd een duidelijk onderscheid te maken in
toegepaste cementsoort en in bereikte betonkwaliteit.
Dag van de Beton-
technologie
Op de Dag van de Betontech-
nologie heeft Joost Gulikers
een lezing gehouden over
ontwerpen op levensduur met
Exposure Resistance Classes.
Dit artikel is een afspiegeling
van die lezing.
1
Wapeningscorrosie
M
ogelijk zal in de toekomst een
betonsamenstelling ? naast de
huidige aanduiding met een consisten-
tieklasse en een sterkteklasse ? ook
door een aantal zogeheten Exposure
Resistance Classes (weerstandsklassen)
worden gekarakteriseerd. Deze
classificering geeft een indicatie van de
weerstand van een betonsamenstelling
tegen respectievelijk carbonatatie,
chloride-indringing, chemische aantasting
en vorst-dooibelasting. De prestatie-
gerichte aanpak met betrekking tot
levensduur die hieraan ten grondslag
ligt, vormt een rigoureuze wijziging ten
26 VAKBLAD I 1 2017
26_ Exposure resistance classes.indd 26 20-03-17 15:28
opzichte van de huidige praktijk. De
ver wachting is dat dit grote implicaties zal
hebben voor alle betrokken partijen en
specifiek voor de betonproducent. Dit
betreft zowel de fabrikant van beton-
mortel als van betonproducten.
In dit artikel zullen de achtergronden en
de uitwerking van de nieuwe metho-
diek op basis van Exposure Resistance
Classes in het kort worden toegelicht.
Het betreft hierbij de huidige stand van
zaken in CEN TC104 en TC250. Op
basis daarvan wordt verwacht dat de
introductie van ontwerpen op levens-
duur aan de hand van Exposure
Resistance Classes niet voor 2021 zal
plaatsvinden.
Huidige aanpak
Momenteel wordt levensduur van
nieuwe betonconstructies in Europa
geregeld aan de hand van traditionele
en empirische eisen. Deze zijn vast-
gelegd in:
? EN 1992 vanuit ontwerptechnisch perspectief;
? EN 206 in combinatie met NEN 8005 vanuit materiaalkundig perspectief;
? EN 13670 voor wat betreft uitvoering en nabehandeling.
Ontwerptechnisch
De ontwerper bepaalt op basis van EN
1992-1-1 (Eurocode 2) [1] voor een
betonconstructie per betonelement
welke milieuklassen van toepassing zijn
(Tabel 4.1). Vervolgens wordt aan de
hand van een constructieve classificering
(Tabel 4.3) de benodigde minimum-
dekking, c
min,dur, vastgesteld (Tabel 4.4).
Hierbij wordt rekening gehouden met
de ontwerplevensduur, de sterkteklasse,
de geometrie van het betonelement en
de kwaliteitsbeheersing van de beton-
productie. Deze minimumdekking
wordt verhoogd met een toeslag voor
uitvoeringstolerantie, ?c
dev, en dit
resulteert uiteindelijk in een nominale
betondekking, c
nom . Dit is de dekking
die op tekening wordt aangegeven en
die de ontwerper toepast om aan te
tonen dat wordt voldaan aan de eisen
ten aanzien van de maximale scheur- wijdte, w
max (EN 1992-1-1, Tabel 7.1).
In de Nederlandse nationale bijlage
(art. 7.3.1) wordt het daarbij toegestaan
de nominale dekking te verhogen tot
c
toegepast . Hierbij mag de maximale
scheurwijdte recht evenredig worden
verhoogd. De dikte van de betondek-
king is daarbij alleen relevant voor de
bescherming tegen wapeningscorrosie
als gevolg van carbonatatie en
chloride-indringing.
Materiaalkundig
De potentiële kwaliteit van de beton-
dekking wordt geregeld in EN 206 in
combinatie met NEN 8005 [2] door
eisen te stellen aan de betonsamenstel-
ling. Het betreft hier eisen ten aanzien
van de maximale water-cementfactor,
het minimumcementgehalte en eventu-
eel het minimumluchtgehalte (Tabel D,
NEN 8005), de toegestane bestand-
delen en de mate van verontreinigingen.
Voor bepaalde situaties kunnen ook
specifieke aanvullende prestatie-eisen
worden gesteld, bijvoorbeeld ten aan-
zien van de druksterkte. De te hanteren
eisen aan de betonsamenstelling zijn
afhankelijk van de van toepassing zijnde
milieuklassen.
Uitvoering en nabehandeling
In EN 13670 [3] worden nadere eisen
gesteld aan de uitvoering en de duur en
aard van de nabehandeling van het
betonoppervlak, opdat de potentiële betonkwaliteit ook zo goed mogelijk in
de praktijk zal worden gehaald. Daar-
naast worden eisen geformuleerd aan
de in de praktijk gerealiseerde dikte van
de betondekking (EN 13670, Figuur 4).
Als aan deze zogenoemde deemed-to-
satisfy-eisen ten aanzien van dikte van
de betondekking en betonsamenstelling
wordt voldaan, wordt impliciet veron-
dersteld dat de betonconstructie, in
casu het betonelement, gedurende de
volledige ontwerplevensduur
voldoende duurzaam zal zijn.
In dit verband wordt de definitie van
ontwerplevensduur volgens EN 1990
(art. 1.5.2.8) aangehaald: "De veron-
derstelde periode gedurende welke een
constructie of een deel ervan te gebruiken
is voor het doel als beoogd, met inbe-
grip van het voorziene onderhoud,
maar zonder dat ingrijpende herstel-
maatregelen (reparaties) nodig zijn."
Redenen voor
prestatiegerichte aanpak
In de huidige deemed-to-satisfy-aanpak
wordt, zoals gezegd, de gewenste
levensduur bereikt door het voorschrij-
ven van de dikte van de betondekking
en eisen aan de betonsamenstelling.
Deze empirische bepalingen zijn echter
gebaseerd op lokale ervaring en op de
lokale beschikbaarheid van bestanddelen.
Daarnaast is er geen eenduidige
gemeenschappelijke betekenis van
'einde (ontwerp)levensduur'. Als gevolg
0,0 0,5 1,0 1,5
2,0 2,5
0 20 40 60 80 100chloridegehalte, C(x,50jr) [%m/m cement]
afstand tot betono ppervlak, x [mm]
2
Interpretatie van chlo-
rideweerstandsklasse
RSD45 op basis van
overschrijdingskans
van berekende chlori-
deprofielen na 50 jaar
expositie aan XS2
27 VAKBLAD I 1 2017
26_ Exposure resistance classes.indd 27 20-03-17 15:28
daarvan bestaat er tussen de verschil-
lende Europese landen een aanzienlijke
variatie in eisen [4].
Zo hanteert Duitsland voor een ont-
werplevensduur van 50 jaar en milieu-
klasse XS2 een maximale water-
cementfactor wcf
max = 0,50 en een
minimumdekking c
min = 40 mm. In
Noorwegen geldt echter voor dezelfde
omstandigheden dat wcf
max = 0,40 en
c
min = 40 mm, waarbij tevens silica fume
moet worden toegepast. De expositie-
omstandigheden zijn vrijwel identiek:
beide landen grenzen aan de Noordzee
en het zeewater bezit dezelfde chemi-
sche samenstelling (met name
chloridegehalte).
In het geval van carbonatatie wordt
voor een ontwerplevensduur van
50 jaar en milieuklasse XC3 in
Groot-Brittannië aangehouden
wcf
max = 0,55 (CEM I) en c min = 25 mm,
maar in Duitsland geldt wcf
max = 0,65 en c
min = 20 mm. Dat bete-
kent dat in Duitsland voor milieuklasse XC3 zowel met
een lagere betonkwaliteit als met een kleinere betondek-king kan worden volstaan,
terwijl er geen aanwijzingen zijn dat het CO
2-gehalte van
de atmosfeer in Groot-Brit-
tannië aanzienlijk hoger is dan dat in Duitsland.De nationale bepalingen en
regels kunnen dus niet op een rationele wijze worden uitgelegd en leiden dus ook niet tot een constante
weerstand van het beton tegen aantasting uit de omgeving.
Gelet op de recente ont-wikkelingen ten aanzien
van ontwerpen op levens-duur van gewapend beton wordt het nu tijd
geacht de regelgeving in de Europese normen aan te passen en de nodige
verbeteringen te bewerkstelligen. Daar-naast wordt er in Europa
een grotere harmonisatie geëist. Hierbij
streeft de Europese Commissie naar een
zo groot mogelijk reductie van de
'National Determined Parameters'
(NDP's) en daarmee in een aanzienlijke
vermindering van nationale bijlagen.
Een ander belangrijk argument om het
ontwerpen op levensduur aan te passen,
is het streven naar meer duurzaamheid
(in de betekenis van durable) door toe-
passing van duurzame (in de betekenis
van sustainable) materialen in beton.
Deze ontwikkeling leidt naar verwach-
ting tot toepassing van cementen met
een lager klinkergehalte en van gerecy-
clede en secundaire (toeslag)materialen.
Deze veranderingen kunnen mogelijk
een nadelige invloed hebben op de
levensduur en bijgevolg is er een grote
behoefte aan het opstellen van presta-
tie-eisen als alternatief voor de huidige
deemed-to-satisfy-aanpak. In dit ver-
band wordt er ook op gewezen dat de huidige normen weinig of geen onder-
scheid maken in cementsoort. Zo is het
alom bekend dat beton vervaardigd
met hoogovencement een aanmerkelijk
betere weerstand tegen chloride-indringing
bezit dan beton met portlandcement.
Desondanks komt dit verschil in prestatie
in de normen niet tot uitdrukking.
Bovendien is er de laatste twee decen-
nia belangrijke vooruitgang geboekt in
kennis en technologie over
aantastingsmechanismen van beton en
wapeningsstaal. In toenemende mate
worden grote infrastructurele werken
van gewapend beton ontworpen met
behulp van prestatie-eisen waaraan
probabilistische beschouwingen ten
grondslag liggen.
Ontwikkelingen in onderzoek en in de
prenormatieve aanpak in de fib Model
Code for Service life design [5] en de
fib Model Code 2010 [6] en later in de
normatieve aanpak in ISO 16204 [7]
komen in de huidige regelgeving
onvoldoende of niet tot uitdrukking.
Om alle bovengenoemde redenen is
besloten dat CEN TC 250/SC2 en
TC104/SC1 concrete voorstellen uitwerken
voor de implementatie van een verbeterde
aanpak ten aanzien van ontwerpen op
levensduur in de volgende generaties
van respectievelijk EN 1992 en EN 206.
Voorstel nieuwe aanpak
De volgende parameters zullen in de
praktijk de grondslag vormen voor het
ontwerpen op levensduur van gewa-
pend beton:
? karakterisering van de
expositieomstandigheden;
? karakterisering van de eigenschappen van beton met betrekking tot weer-
stand tegen aantasting uit de
omgeving;
? regels die het verband leggen tussen weerstand en expositieomstandig-
heden;
? eisen die het verband leggen tussen minimumdekking voor de gewenste
ontwerplevensduur en de
weerstandseigenschappen;
? eisen ten aanzien van gedrag onder gebruikssituaties, bijvoorbeeld
scheurvorming.
3
Komt een vrachtbon er
straks zo uit te zien?
en c
kent dat in Duitsland voor
milieuklasse XC3 zowel met
een lagere betonkwaliteit als
met een kleinere betondek-
king kan worden volstaan,
terwijl er geen aanwijzingen
zijn dat het CO
de atmosfeer in Groot-Brit-
tannië aanzienlijk hoger is
dan dat in Duitsland.
De nationale bepalingen en
regels kunnen dus niet op
een rationele wijze worden
uitgelegd en leiden dus
ook niet tot een constante
weerstand van het beton
tegen aantasting uit de
omgeving.
Gelet op de recente ont-
28 VAKBLAD I 1 2017
26_ Exposure resistance classes.indd 28 20-03-17 15:29
Karakterisering expositieomstandigheden
In EN 206 (+NEN 8005) en EN 1992
bestaat er al een geschikt systeem voor
de karakterisering van de expositieom-
standigheden. Dit systeem blijft
gehandhaafd aangezien het voldoende
is gedifferentieerd en praktisch is voor
toepassing in het ontwerp. Een meer
gedetailleerde beschrijving van de
expositieomstandigheden wordt op dit
moment niet zinvol geacht. Wel wordt
overwogen de beschrijvingen van de
milieuklassen die betrekking hebben op
wapeningscorrosie (XC, XD en XS) in
beperkte mate aan te passen.
Karakterisering weerstand beton
Er is behoefte aan een systeem voor
de karakterisering van de weerstand
van het beton in gewapende
betonconstructies ten aanzien van de
belangrijkste aantastingsmechanismen:
wapeningscorrosie: weerstand tegen
carbonatie en chloride-indringing;
aantasting van beton: vorst-dooizout-
belasting en chemische aantasting zoals
sulfaataantasting.
Hiervoor wordt een systeem op basis
van zogeheten Exposure Resistance
Classes voorgesteld, waarbij de definitie
van een weerstandsklasse is gebaseerd
op een prestatie.
Voor de implementatie in het dagelijks
gebruik zouden deze weerstandsklassen
kunnen worden vertaald naar deemed-
to-satisfy-eisen aan de betonsamenstelling
met een onderscheid in cementsoort.
Deze vertaalslag is enerzijds gebaseerd
op ervaring en anderzijds op kalibratie
met de meeste recente kennis. De
methodiek geeft de betonproducent
echter ook de mogelijkheid de weerstands-
klassen van een betonsamenstelling op
basis van proeven te bepalen.
Relatie expositieomstandigheden en
weerstandsklassen
Ten slotte zijn er regels nodig die de
ontwerplevensduur en expositieomstandig-
heden relateren aan de weerstandsklassen.
Dit verband resulteert dan in de
benodigde minimumdekking.
In principe leidt dit tot een oneindig aantal gelijkwaardige oplossingen. Door
het beperken van de mogelijkheden in
de ontwerpfase kan dit tot een aan-
vaardbaar aantal oplossingen worden
teruggebracht. In deze opzet kunnen
nationale keuzen worden toegelaten.
De verwachting is echter dat, ten aan-
zien van de technische aspecten, de
behoefte aan nationale keuzen gering
zal zijn.
Exposure Resistance Classes
Het uitgangspunt van Exposure Resis-
tance Classes is dat de stappen tussen
opeenvolgende weerstandsklassen
moeten leiden tot veranderingen in de
minimumdekking van 5 tot 10 mm. Op
basis van resultaten van oriënterende
modelberekeningen werd in eerste
instantie verwacht dat met drie
carbonatie-weerstandsklassen en drie
chloride-weerstandsklassen zou kunnen
worden volstaan. Momenteel lijkt een
indeling met vijf carbonatie- en vijf chlorideweerstandsklassen beter aan te
sluiten op de praktijk. Voor vorst-dooi-
zoutbelasting en chemische aantasting
wordt vooralsnog uitgegaan van een
indeling in twee weerstandsklassen.
Tabel 1 toont de oorspronkelijke opzet
op basis van drie klassen voor zowel
carbonatie als chloride, en twee klassen
voor zowel vorst-dooizoutbelasting als
chemische aantasting.
Definitie van Exposure Resistance Classes
De definitie van de te onderscheiden
weerstandsklassen moet zijn gebaseerd
op het leveren van een bepaalde presta-
tie, zodat ontwikkelingen in de techniek
niet zullen leiden tot wijzigingen. De
definitie moet ook verband houden met
de expositieomstandigheden zoals
omschreven in de milieuklassen, en met
eisen die realistisch en begrijpelijk zijn.
Voor de bepaling van de weerstandsklassen
die betrekking hebben op carbonatie
wordt de te stellen prestatie-eis gerela-
Tabel 1 Voorbeeld van een systeem op basis van weerstandsklassen
wapeningscorrosie aantasting van beton
weerstandsklasse carbonatatie weerstandsklasse chloride weerstandsklasse
vorst-dooiweerstandsklasse
chemische
aantasting
RC RC RC RSD RSD RSD RF RF RCA RCA (laag) (matig) (hoog) (laag) (matig) (hoog) (matig) (hoog) (matig) (hoog)
4
Brug belast door vorst-
dooizouten (Garrels-
weer, Groningen),
foto: M.Duijnisveld
29 VAKBLAD I 1 2017
26_ Exposure resistance classes.indd 29 20-03-17 15:29
teerd aan langdurige blootstelling aan
milieuklasse XC3 (carbonatatie in matig
vochtige omstandigheden) terwijl voor
de bepaling van de chlorideweerstands-
klassen de prestatie-eis wordt gerelateerd
aan langdurige blootstelling aan milieu-
klasse XS2 (permanent ondergedompeld
in zeewater). De keuze voor XC3 res-
pectievelijk XS2 is ingegeven door het
feit dat de expositieomstandigheden
voor deze milieuklassen relatief weinig
variatie in de tijd vertonen. Bovendien
kunnen deze omstandigheden door
langetermijnproeven eenvoudig
worden gesimuleerd. De referentieduur
voor de expositie moet 50 jaar zijn aan-
gezien deze waarde overeenkomt met
de gebruikelijke ontwerplevensduur van
betonconstructies.
De criteria ten aanzien van de prestatie-
eis moeten betrekking hebben op de
carbonatiediepte en de diepte van de
chloride-indringing, corresponderend
met de gebruikelijke eis aan de mini-
mumdekking, met een acceptabele
waarde voor de betrouwbaarheidsindex
? die geldt voor een onomkeerbare
gebruiksgrenstoestand. In EN 1990 Tabel
C2 wordt ? = 1,50 vermeld als de streef-
waarde voor een betrouwbaarheidsklasse
RC2 en een referentieperiode van 50 jaar.
Deze ?-waarde correspondeert met een
(overschrijdings-)kans van 6,67%.
Voor vorst-dooizoutbelasting (XF) en
chemische aantasting (XA) zal voorals-
nog een meer empirische benadering
worden toegepast. Een van de redenen
hiervoor is dat er nog geen voldoende betrouwbaar en algemeen geaccepteerd
rekenmodel voor vorst-dooizoutbelasting
en chemische aantasting beschikbaar is,
terwijl dat voor carbonatatie en chlo-
ride-indringing wel het geval is.
De prestatie-eisen staan vermeld in
tabel 2. Ter toelichting: carbonatatie-
weerstandsklasse RC30, corresponde-
rend met een betonkwaliteit 'matig'
moet worden geïnterpreteerd als een
10% kans dat de carbonatatiediepte die
(rekenkundig) wordt bereikt na 50 jaar
expositie aan atmosferische carbonata-
tie bij 65% RV, meer dan 30 mm
bedraagt. Voor chlorideweerstands-
klasse RSD45, corresponderend met
een hoge betonkwaliteit, houdt de defi-
nitie in dat er een 10% kans bestaat dat
het chloridegehalte op een diepte van
45 mm na 50 jaar expositie aan zee
-
water (permanente onderdompeling)
meer dan 0,5% bedraagt (fig. 2).
Hierbij moet worden aangetekend dat
in het voorgaande de huidige benamin-
gen en definities worden gebezigd,
maar dat deze in de loop van de tijd
nog kunnen wijzigen.
Van prestatie-eis naar praktijk
Uiteindelijk zou deze aanpak moeten
resulteren in drie tabellen, een in
EN 206 en twee in EN 1992-1-1.
Betonsamenstelling
In EN 206 zal een tabel worden opgeno-
men met de definitie van de verschil- lende weerstandsklassen plus de
prescriptieve deemed-to-satisfy-eisen aan
de betonsamenstelling per weerstands-
klasse. Hierbij wordt een duidelijk
onderscheid gemaakt in cementsoort.
Het is echter niet mogelijk in deze tabel
nationale keuzen te introduceren; het
zal een tabel zijn waarin de vermelde
waarden voor elk Europees land zullen
gelden.
Als voorbeeld voor onderscheid in
cementsoort: volgens de eerste opzet is
het in de praktijk vrijwel onmogelijk om
met beton vervaardigd op basis van
CEM I een chlorideweerstandsklasse
RDS45 en RSD60 te bereiken. Met een
maximale water-cementfactor van 0,45
zou met CEM I hoogstens een weer-
standsklasse RSD75 kunnen worden
gehaald, althans bij toepassing van de
prescriptieve regels in deze tabel. Voor
beton vervaardigd met CEM III/C
daarentegen zou bij toepassing van
wcf
max = 0,55, 0,45 en 0,38, een
chlorideweerstandsklasse van respectie-
velijk RSD75, RSD60 en RSD45 worden
gehaald.
Langetermijnproeven
Opgemerkt moet worden dat de beton-
producent echter de mogelijkheid heeft
om door langetermijnproeven aan te
tonen dat met de door hem gebruikte
betonsamenstelling, eventueel met een
hogere water-cementfactor dan de pres-
criptieve waarde in de tabel, wel een
betere weerstandsklasse kan worden
bereikt. In dat geval is de betonprodu-
cent in principe volledig vrij in de keuze
van de betonsamenstelling voor wat
betreft water-cementfactor, cementsoort,
cementgehalte, en toeslagmaterialen.
Dit alternatief geldt voor alle schademe-
chanismen (carbonatatie, chloride-
indringing, vorst-dooizoutbelasting en
chemische aantasting).
Het aantonen van een weerstandsklasse
via langetermijnproeven lijkt voor een
betonproducent op het eerste gezicht
een aantrekkelijk alternatief te zijn. De
huidige invulling voor onderzoek naar
carbonatie en chloride-indringing is
echter ? zowel ten aanzien van de duur
als ten aanzien van de kosten van de
Tabel 2 Definities en voorlopige invulling van weerstandsklassen
wapeningscorrosie aantasting van beton
carbonatatie chloridevorst-dooichemische aantasting
RC RC RC RSD RSD RSD RF RF RCA RCA (laag) (matig) (hoog) (laag) (matig) (hoog) (matig) (hoog) (matig) (hoog)definitie van klasse is 50 jaar
expositie aan XC3 (65% RV)
met een kans van 10% dat het
carbonatatiefront een diepte
overschrijdt van [mm]. definitie van klasse is 50 jaar
expositie aan XS2 met een
kans van 10% dat het chlori-
degehalte hoger is dan 0.,5%
op een diepte [mm].definitie van klasse
is 50 jaar expositie
aan XF4 met een
kans van 10% dat
de hoeveelheid
afschilfering meer
bedraagt dan
[kg/m
2].definitie van klasse
is 50 jaar expositie
aan XA3, grond
-
water met SO 4
-2
6000
mg/l, met
een kans van 10%
dat het materiaal-
verlies meer
bedraagt dan
[g/m
2].
40 30 20 75 60 45 10 2 ? ?
30 VAKBLAD I 1 2017
26_ Exposure resistance classes.indd 30 20-03-17 15:29
proeven ? zodanig, dat naar verwachting
in de praktijk amper van deze optie
gebruik zal worden gemaakt. Zo zullen
voor het bepalen van de chlorideweer-
standsklasse gedurende twee jaar
laboratoriumproeven moeten worden
uitgevoerd volgens EN 12390-11. Door
gebrek aan ervaring met deze
zogeheten bulkdiffusieproef is het eind-
resultaat echter zeer onzeker, terwijl de
kosten meer dan ?
5000,- bedragen. In
dit verband wordt erop gewezen dat de
chloridemigratieproef voor de bepaling
van de weerstandsklasse vooralsnog als
ongeschikt wordt beschouwd maar wel
voor de productiecontrole in aanmer-
king zou kunnen komen.
Minimumdekking
In Eurocode 2 (EN 1992-1-1) zal een
tabel worden opgenomen waarin het
verband tussen milieuklassen, weer-
standsklassen, ontwerplevensduur en
minimumdekking wordt gegeven. In
deze tabel kunnen wel nationale keuzen
ten aanzien van de minimumdekking
worden geïntroduceerd. Vooral voor
milieuklassen XD2 en XD3 ligt deze
'nationale vrijheid' voor de hand omdat
in de praktijk de belasting met chloriden
afkomstig uit dooizouten in Europa aan-
zienlijk varieert. Deze grote variatie in
belasting betreft feitelijk ook milieu-
klasse XF (vorst-dooizoutbelasting).
Aantasting beton
Daarnaast zal in EN 1992-1-1 een tabel
worden opgenomen die betrekking
heeft op mechanismen die alleen leiden
tot schade aan beton. Deze tabel heeft
daarom alleen betrekking op
vorst-dooizoutbelasting en chemische
aantasting en daarin zal worden
aangegeven welke weerstandsklassen
RF en RCA per milieuklasse XF respectie-
velijk XA wel of niet zijn toegestaan.
Uitdaging
De ontwikkeling van prestatiegerichte
methodiek voor ontwerpen op levens-
duur van gewapend beton zal een
grote uitdaging worden, temeer daar er
zeer grote verschillen in belangen en
risico's zijn. Het is daarom gewenst alle betrokken partijen, met name de partijen
die de grootste risico's lopen, continu te
informeren over de stand van zaken en
daarnaast een kritische beschouwing
van de aanpak niet uit de weg te gaan.
Alleen door serieus rekening te houden
met de belangen van de risicodragende
partijen en hun commentaar ter harte
te nemen, kan een breedgedragen,
pragmatische en economisch verant-
woorde aanpak van de problematiek
worden bereikt.
Dat heeft er inmiddels toe geleid dat het
aantal weerstandsklassen voor zowel
carbonatatie als chloride is uitgebreid
naar minimaal vijf. Hierbij wordt
gestreefd naar een stapgrootte van
5 mm dekking tussen de opeenvolgende
klassen. Daarnaast staan de voorgestelde
beproevingen voor de bepaling van de
weerstands
klasse met betrekking tot
carbonatatie en chloride ter discussie,
onder andere vanwege de extreem
lange duur (tot twee jaar) en de hoge
kosten.
Met deze redenen op de achtergrond
lijkt het daarom verstandig dat de
'betongemeenschap' deze harmonisa-
tie op korte termijn zelf ter hand neemt
om te voorkomen dat dit door instruc-
ties van 'hogerhand' wordt opgelegd.
Literatuur
? EN 1992-1-1 Eurocode 2: Design of
concrete structures ? Part 1-1:
General rules and rules for buildings
(Eurocode 2: Ontwerp en berekening
van betonconstructies ? Deel 1-1:
Algemene regels en regels voor
gebouwen).
?
EN 206 + NEN 8005 Concrete ? Spe-
cification, performance, production
and conformity + Dutch supplement
to NEN-EN 206 (Beton ? Specificatie,
eigenschappen, vervaardiging en
conformiteit + Nederlandse invulling
van NEN-EN 206).
?
EN 13670 Execution of concrete
structures (Het vervaardigen van
betonconstructies).
?
CEN TR 15868. Survey of national
requirements used in conjunction
with EN 206-1:2000.
?
fib Model Code for Service Life
design, bulletin 34, Lausanne, 2005.
?
fib Model Code 2010, Final draft,
Lausanne, 2012.
?
ISO 16204 Durability ? Service life
design of concrete structures,
Genève, 2012.
5
Beton in een agrarische
omgeving
31 VAKBLAD I 1 2017
26_ Exposure resistance classes.indd 31 20-03-17 15:29
Reacties