VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
VAKBL AD
1 2020
Goud voor Betoniek
INNOVATIEF RECYCLEN DIGITA AL BETON
ONDERWATERVLOER MET GFRP KEURMERK VOOR BETONPRESTATIES
BV1-2020-cover.indd 1 03-02-20 13:38
Omdat wij die partners zo belangrijk vinden, krijgen zij een aantal
aantrekkelijke voordelen, zoals een aanzienlijke korting op de licenties, zichtbaarheid online en in het vakblad. Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met Marjolein Heijmans via m.heijmans@aeneas.nl of 073-2051015.
Kennisdeling via Betoniek, dankzij onze partners
Met het delen van kennis draagt Betoniek al sinds 1970 bij aan een
goede kwaliteit van de bouw in Nederland. Dit doen we met behulp van onze partners, die net als wij het belang van kennis inzien.
2 VAKBL AD 1 2020
Partnerpagina.indd 2 04-02-20 10:11
Dank je wel!
Betoniek 50 jaar jong? wat een afgezaagde start
van het voorwoord zou dat zijn. 50 jaar is helemaal
niet jong? Misschien voor een Galapagos schild-
pad ? die is dan net klaar met puberen ? maar zo'n
vergelijk zou geen recht doen aan de snelheid van
ons platform
Ook beton van 50 jaar is eigenlijk behoorlijk oud.
Sterker nog: veel van het betonwerk van 50 jaar of
ouder is ontworpen voor een levensduur van?
50 jaar. Als je dan bedenkt dat bijna al dat beton-
werk er nog staat, mogen wij als betonbouwers
best blij zijn; blij met ons vak en een heel klein
beetje met onszelf. We doen het dus beter dan ver-
wacht en dat alleen al is een reden voor een feest.
Deze speciale uitgave van ons Vakblad ? in een
frisse nieuwe lay-out ? komt jullie als bezoeker van
de speciale Betoniek- / Stutech- / Stubeco-studie-
dag als eerste onder ogen. Naast een mooi over-
zicht van al onze lessons learned en lessons for-
gotten, behandelen we een aantal onderwerpen op
het snijpunt van de vernieuwingen in ons vak. Dat
blijft immers het doel van Betoniek: kennis delen
over onderscheidende uitvoeringstechniek
Een woord van dank is bij deze mijlpaal zeker op
zijn plaats. In de eerste plaats voor iedereen die het
de afgelopen halve eeuw mogelijk heeft gemaakt
dat we samen snel leerden in ons vak en dat we die
kennis hebben geborgd en ontwikkeld: auteurs,
partners, sponsoren en iedereen die Betoniek een
warm hart toedraagt. Een speciaal woord van dank
gaat uit naar de sponsoren die met hun gulle gaven
deze speciale studiedag mogelijk maakten en in
het bijzonder naar onze gastheer Civilion , hét
opleidingsinstituut voor waar vakpersoneel in de
civiele bouw.
Ik wens jullie een mooie en nuttige jubileumviering
en ? ook voor wie onverhoopt niet aanwezig kon
zijn ? veel leesplezier.
Hans Kooijman
Hoofdredacteur Betoniek Vakblad
Voor reacties: hanskooijman@betoniek.nl GOUD VOOR
BETONIEK
Betoniek, een gouden jubileum. Vijftig jaar
geleden is Betoniek begonnen als vakblad
over cement en beton en in de afgelopen
decennia is het geëvolueerd tot hét kennis-
platform voor betontechnologie en de uitvoe-
ring van betonwerken.
4
EEN OVERZICHT VAN INNOVATIEVE
RECYCLINGSMETHODEN
Uit betonpuin schoon zand en grind
kunnen maken en van de resterende
cementsteen nieuw bindmiddel,
dat is het ideale plaatje. 12
WELKE PRESTATIES HEEFT MIJN BETON?
Op weg naar een BRL voor een keurmerk
voor betonconstructies. TNO en SKG-IKOB
hebben samen de eerste stappen gezet in een
verkennend traject in deze richting, getiteld
'Keurmerk Betonconstructies'. 18
DIGITA AL BETON; NIET OMDAT HET K AN,
MA AR OMDAT HET MOET!
Kansen en uitdagingen voor het printen van
beton. Theo Salet schrijft over de kloof tussen
ontwerp en uitvoering. Deze kan alleen worden
gedicht door ook de uitvoering te digitaliseren en
dus te robotiseren, een pad dat in andere indus-
trieën al eerder met succes is bewandeld. 22
ONDERWATERBETONVLOER MET GFRP
Voor twee onderdoorgangen in de herin-
richting van de N348 is gebruikgemaakt van
een permanente onderwaterbetonvloer die is
versterkt met glasvezelpolymeer. Wat zijn de
er varingen met een dergelijke noviteit? 28
FEBRUARI 2020
JA ARGANG 8
EN VERDER
Partnerpagina 2 Terugblik Stubeco 50 jaar 17
Terugblik Stutech 45 jaar 33 Online en ser vice 35
VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
VAKBL AD 1 2020
Goud voor Betoniek INNOVATIEF RECYCLEN DIGITA AL BETON
ONDERWATERVLOER MET GFRP KEURMERK VOOR BETONPRESTATIES
BV1-2020-cover.indd 1 03-02-20 13:38
3 VAKBL AD 1 2020
INHOUD
Auteur ing. Peter de Vries FICT, ENCI BV
Betoniek, een gouden jubileum. Vijftig jaar geleden is Betoniek begonnen als vakblad over cement en beton en in de afgelopen decennia is het geëvolueerd tot hét
kennisplatform voor betontechnologie en de uitvoering van betonwerken. Een platform
dat er niet alleen is voor de betontechnoloog, maar ook voor de aannemer,
de toezichthouder, de adviseur en het
onderwijs. Vijftig jaar, een mooi moment om terug te kijken en stil te staan bij de ontwikkelingen in ons vakgebied.
HET ANTWOORD STA AT IN BETONIEK
voor Betoniek
4 VAKBL AD 1 2020
1. 50 jaar Betoniek.indd 4 04-02-20 10:17
ONTWIKKELING EN ORGANISATIE
KENNISPL ATFORM
Hoe pak je dat nu aan, zo'n terugblik? Welke
onderwerpen moeten aan bod komen? Neem
alleen al de ontwikkeling van Betoniek zelf. Op
initiatief van de Verkoop A ssociatie (VA)
Nederlandse Cementindustrie verschijnt in
januari 1970 de eerste editie van Betoniek ( g.
1). Het voornaamste doel was, en dat geldt nog
steeds, het kennisniveau over het materiaal
beton te verhogen van iedereen die daarmee in
aanraking komt. De ambitie is om tienmaal per
jaar een editie op de deurmat te laten vallen.
Kenmerkend van dit nieuwe vakblad is dat per
editie slechts één onderwerp wordt aangesne-
den. Het betre ende onderwerp wordt ver vol-
gens beschreven en beoordeeld aan de hand
van de op dat moment beschikbare kennis. Een
vier man sterke redactie, ieder een autoriteit
op het vakgebied, begint aan een avontuur. Die
vier man hebben niet kunnen bevroeden dat
vijftig jaar na dato het vakblad nog steeds
springlevend is. Maar het is inmiddels wel op
een andere manier georganiseerd; Betoniek
wordt tegenwoordig uitgegeven door een pro-
fessionele uitgever Aeneas Media. Bovendien
heeft Betoniek er in 2013 een zusje bij gekre-
gen. En, zoals dat binnen een goede familie
betaamt, met dezelfde naam: Betoniek. Het
verschil? De originele verschijning van Beto-
niek heet nu Betoniek Standaard en beperkt
zich nog steeds tot één onderwerp, geschre-
ven en unaniem gevalideerd door de redactie.
Het zusje, Betoniek Vakblad, bevat per nummer
meerdere artikelen, gaat vaker in op betonuit-
voering en geeft meer ruimte aan opinies en
discussie. Een deskundige redactie zorgt
er voor dat de artikelen niet echt de bocht uit
vliegen. En in de huidige tijd mogen een web-
site ( g. 2) en nieuwsbrief natuurlijk ook niet
ontbreken. Een schat aan
beton(technologische) artikelen vormt het
hart van dit kennisplatform. Maandelijks is er
ruimte voor een blogger om een beschou-
wende of prikkelende column te schrijven. Hierbij wordt de lezer uitgedaagd zijn mening
te geven. Kortom, de oorspronkelijke redactie
van vier man is geëvolueerd tot een team van
ruim twintig betonexperts die met regelmaat
de pen pakken om hun kennis aan het papier
toe te vertrouwen en/of online hun kennis te
delen. Jaren geleden ontstaat spontaan een
stelling die tot op de dag van vandaag nog niet
aan kracht heeft ingeboet. Zit je met een
betontechnologische of betonuitvoeringstech-
nische vraag, het antwoord staat in Betoniek.
Tot zover de ontwikkeling en organisatie van
het kennisplatform de voorbije decennia. Maar
hoe zit het vakinhoudelijk, is het materiaal
beton de afgelopen vijftig jaar veranderd?
Beton is per de nitie een samenstel van steen-
achtig toeslagmateriaal 'aan elkaar geplakt'
door een bindmiddel. Is het bindmiddel bitu-
men, dan spreken we van asfaltbeton, kortweg
asfalt. Is het bindmiddel een mengsel van
cement en water, dan spreken we van cement-
beton, kortweg beton. Maar is het beton van
toen nog wel vergelijkbaar met het beton van
nu? Eén ding is zeker: het aanbod van grond-
sto en is veranderd en ook de kennisontwik-
keling heeft niet stilgestaan. Betoniek
heeft
het allemaal gevolgd.
TOESL AGMATERIALEN
Een steenachtig toeslagmateriaal vormt het
korrelskelet als basis voor beton. Dat was al zo
in de tijd van de Romeinen (het opus caementi-
cium) en dat is nog steeds zo. In nog niet zo
heel lang ver vlogen tijden maakten we één-
twee-drie-beton. Ofwel: één schep cement,
twee scheppen zand, drie scheppen grind en
een beetje water voor de smeuïgheid en ver-
werkbaarheid. In de begintijd van Betoniek
kenden we als toeslagmateriaal alleen nog
maar zand en grind opgebaggerd uit onze grote
rivieren, een kwalitatief uiterst betrouwbaar
materiaal. De belangrijke taak van de beton-
technoloog is om de verhouding tussen zand
en grind zodanig te kiezen dat een zo dicht
mogelijke korrelstapeling wordt verkregen.
Een pionier op dit gebied was de Amerikaan
Fuller, die in de beginjaren van de vorige eeuw
een 'ideale' korrelopbouw heeft ontwikkeld.
" Begin jaren tachtig komt een alternatief in beeld: de inzet
van gebroken betonpuin- en
menggranulaat"
1 De eerste
editie van
Betoniek uit
1970
5 VAKBL AD 1 2020
1. 50 jaar Betoniek.indd 5 04-02-20 10:18
In Nederland zijn het de heren Lem en Theis-
sing die deze benadering geschikt hebben
gemaakt voor het Nederlandse zand en grind.
Een andere methode is gebaseerd op het werk
van, wederom een Amerikaan, Abrams, die de
korrelverdeling karakteriseerde met één getal,
de jnheidsmodulus (FM). Volgens Abrams is
er voor elk cementgehalte één jnheidsmodu-
lus van het toeslagmateriaal die de minste
hoeveelheid water vraagt voor een bepaalde
verwerkbaarheid. Kortom, het is zoeken naar
die korrelverdeling die het minste water
vraagt. In Nederland is door Rengers en Anto-
nisse de methode van de jnheidsmodulus
verder uitgewerkt voor het Nederlandse zand
en grind. Hierbij worden ook het cement-
gehalte en de verwerkbaarheid in de reken-
methode meegenomen.
Die ideale situatie verandert echter vanaf de
jaren tachtig. De winning van zand en grind
wordt, mede door maatschappelijke weer-
stand, onderdeel van de politieke agenda. Door
middel van diverse beleidsnota's wordt duide-
lijk gemaakt dat na 2000 de winning van opper-
vlaktedelfsto en aan banden zal worden
gelegd. De behoefte aan grind en beton- en
metselzand blijft echter onverminderd groot.
Alternatieven worden gevonden in harde kalk-
steen en por er uit België, graniet uit Schot-
land en Noorwegen en in de Noordzee worden
nieuwe winplaatsen voor zand en grind geëx-
ploiteerd. Ze zijn wel wat zouter, maar kwalita-
tief vergelijkbaar met het vertrouwde rivier-materiaal (foto 3). Op zoek naar alternatieven
komt er begin jaren tachtig nog één in beeld: de
inzet van gebroken betonpuin- en menggranu-
laat. De toenmalige regelgeving voor de
betontechnologie (VBT1986) is niet meer
afdoende en nieuwe regelgeving moet worden
ontwikkeld. De eerste CUR-aanbevelingen
voor de alternatieve toeslagmaterialen ver-
schijnen in 1984. CUR-Aanbeveling 4 en 5 voor
de toepassing van respectievelijk betonpuin-
granulaat en metselwerkpuingranulaat
beschrijven de technische eisen en regels voor
keuringen voor deze, voor betontoepassingen,
nieuwe materialen. Met de inzet van deze
alternatieven wordt ook de maatschappelijke
druk op het storten van reststromen vermin-
derd. Nu, 35 jaar later, staan deze secundaire
materialen meer dan ooit in de belangstelling.
Betonpuingranulaat heet nu betongranulaat en
is een normale grondstof geworden. Urban
mining en circulariteit zijn niet meer weg te
denken begrippen en oude betonconstructies
vormen aan het einde van hun technische of
economische levensduur nieuwe winplaatsen
voor toeslagmateriaal. Ook zijn de basale puin-
brekers verder doorontwikkeld en zijn we
steeds beter in staat om door de inzet van
'slimme' breektechnieken schonere granulaten
en bruikbare jne fracties van elkaar te schei-
den. Fijne fracties die als jne vulstof of zelfs
als cementver vanger kunnen worden ingezet.
Met al deze 'nieuwe' toeslagmaterialen ver-
dwijnen de nu onbruikbare formules voor het ontwerpen van een ideale korrelverdeling
onder in de la. Maar de noodzaak voor het ont-
werpen van een dichte korrelpakking blijft
onverminderd aanwezig. Nieuwe modellen en
formules worden ontwikkeld. De 'ideale' kor-
relgrootteverdeling wordt nu berekend met de
gemodi ceerde formule van Andreasen en
Andersen. In 'Op de korrel' (16/21) leren we dat
een meer of minder hoog aandeel jne korrels,
de korrelvorm en de verwerkbaarheid nu wor-
den vertaald naar een distributiemodulus (q).
Pakkingsdichtheid en particle size distribution
(PSD) zijn nieuwe begrippen. De opbouw van
korrelverdeling stopt niet meer, zoals in de tijd
van Lem en Theissing, bij het jne zand maar
wordt nu doorgetrokken tot in de vulsto ractie
en het cement. De betontechnoloog van van-
daag moet bijblijven met deze ontwikkelingen
en Betoniek houdt hem hierbij op de hoogte.
CEMENT EN VULSTOFFEN
Zoals eerder al is gesteld wordt het steenach-
tige korrelskelet aan elkaar geplakt met een
mengsel van cement en water, feitelijk dus een
tweecomponentenlijm. Heeft het cement in de
afgelopen vijftig jaar net zo'n stormachtige
ontwikkeling doorgemaakt als het toeslagma-
teriaal? Het antwoord hierop is nee! De eerste
editie van Betoniek (1/1) beschrijft de toenma-
lig bekende en toegepaste cementsoorten
portlandcement en hoogovencement. In die
editie wordt de fabricage van cement, de rol
van de basiscomponenten portlandcement-
klinker en hoogovenslak en het e ect van de
jnheid van maling besproken en uitgelegd.
Vijftig jaar later wordt in Betoniek Vakblad
(2019/3) in vrijwel gelijke bewoordingen uit de
doeken gedaan hoe nog steeds en op dezelfde
manier van kalksteen een portlandcementklin-
ker wordt gebrand. Een technologie van bijna
200 jaar oud en die wereldwijd nog niets van
haar waarde heeft verloren.
Is er dan helemaal niets veranderd? De
belangrijkste wijzigingen vinden we terug in
" Hoe van kalksteen portland- cementklinker wordt gebrand is
een technologie van bijna 200
jaar oud die wereldwijd nog
niets van haar waarde heeft
verloren"
2 Screenshot van Betoniek.nl
6 VAKBL AD 1 2020
1. 50 jaar Betoniek.indd 6 04-02-20 10:19
normbladen waarbij langzamerhand de
invloed van Europa zichtbaar wordt. Begin
jaren zeventig wordt nog gewerkt met twee
aparte normen voor cement; N 481 voor port-
landcement en N 484 voor hoogovencement,
normbladen ontwikkeld in de jaren dertig. In
1975 verschijnt een nieuwe ontwerpnorm NEN
3550 Cement die pas vier jaar later als de nitief
wordt gepubliceerd met daarin opgenomen de
cementsoorten: portlandcement, port-
landslakcement, hoogovencement, gesulfa-
teerd cement, aluminiumcement en portland-
trascement. Feitelijk niets nieuws onder de
zon. NEN 3550 wordt in1986 door middel van
een aanvullingsblad verder uitgebreid met de
puzzolane stof poederkoolvliegas. In januari
1995 wordt een volledig vernieuwde NEN 3550
gepubliceerd. Deze rekent af met de van ouds-
her in Nederland ingeburgerde sterkteklasse-
aanduiding voor cement; sterkteklasse A, B of
C. Aansluiting wordt gezocht bij de (voorlo-
pige) Europese cementnorm ENV 197. Daarin
wordt de sterkteklasse aangeduid met een
getalswaarde voor de minimale sterkte-eis van
respectievelijk 32,5, 42,5 en 52,5 N/mm
2.
Pas in 2000 wordt de eerste o ciële geharmo-
niseerde Europese cementnorm gepubliceerd,
EN 197-1. Een cementnorm waarin 27 cement-
soorten zijn opgenomen. Dat lijkt behoorlijk
veel en onoverzichtelijk, maar het valt mee.
Het cement is onder verdeeld in vijf hoofd-
typen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tus-
sen de combinatie van hoofdcomponenten:
portlandcementklinker, latent hydraulische
hoogovenslak en puzzolane vulsto en, al dan
niet kunstmatig of van natuurlijke afkomst. Een
uitzondering vormt kalksteenmeel als hoofd-
component. Dit moet als volledig inert worden
gezien en kan dus maar in een beperkt percen-
tage als hoofdcomponent worden toegepast.
Deze 'gewone' cementsoorten hebben gemeen
dat hun bindende werking is gebaseerd op de
reactie met water tot een calciumsilicaat-
hydraat en portlandiet, de alkalische compo-
nent die er voor zorgt dat betonstaal niet gaat
roesten in beton.
Nu gaan we toch nog even terug naar begin
jaren tachtig. De (beton)markt volgt nauwlet-
tend welke cementsoorten door de cement-
industrie op de markt worden gezet. Als ENCI
in 1982 een portlandvliegascement introdu-
ceert, zijn er al snel betonproducenten die ook poederkoolvliegas inzetten als extra bestand-
deel van betonspecie. Daarbij kan de nadruk
liggen op aanvulling van de jne zandfractie
maar de belangrijkste motivatie komt toch van-
uit de ver vanging van een gedeelte van het
cement. Dit laatste gebeurt meestal met een
duidelijke nanciële drijfveer. Het attestbeton
is geboren. CUR-Aanbeveling 48, met
geschiktheidsonderzoek van nieuwe cementen
voor toepassing in beton, werd in eerste
instantie 'misbruikt' om de gelijkwaardigheid
van vulsto en in beton aan te tonen. In 2010 is
CUR-Aanbeveling 48 herzien met daarin opge-
nomen de procedure voor de toepassing van
vulsto en en het aantonen van de gelijkwaar-
dige prestatie in beton.
Alternatieven
De laatste vijf jaar is de publieke opinie ten
opzichte van cement aan het veranderen. Meer
en meer is de markt bewust dat bij de productie
van een portlandcementklinker CO
2 wordt uit-
gestoten (foto 4). Het CO
2-pro el van beton is
laag in vergelijking met andere bouwmateria-
len, maar door de enorme vraag naar beton, en
daarmee naar cement, levert het totale beton- volume een forse bijdrage aan de totale CO
2-
emissie. Met het Klimaatakkoord van Parijs op
de achtergrond heeft Nederland het Beton-
akkoord opgetuigd met als doel de bouw in
2050 CO
2 neutraal te maken. Een belangrijke rol
dicht men, al dan niet terecht, toe aan beton,
met als belangrijkste bron van CO
2, het cement.
De makkelijkste stap om het CO
2-pro el van
cement te verlagen, is door een deel van de
portlandcementklinker te ver vangen door
geschikte alternatieven zoals de bekende
hoogovenslak en poederkoolvliegas. In Neder-
land doen we dat al decennialang en het in
Nederland toegepaste cement heeft gemiddeld
dan ook het laagste CO
2-pro el ter wereld.
Maar zijn er ook alternatieven ter ver vanging
van de gewone cementsoorten? Ja, die zijn er.
De afgelopen jaren hebben (cement)indus-
trieën al veel geïnvesteerd in onderzoek naar
alternatieve cementsoorten zonder de alom
vertrouwde portlandcementklinker. Gepro-
beerd wordt om voort te borduren op de
bekende technologie en met slimme oplossin-
gen toch een milieuvoordeel te creëren. De
meest veelbelovende ontwikkeling zit in de
Belite-achtige cementsoorten met een circa
30% lagere carbon footprint in vergelijking tot
een traditioneel portlandcement. Maar de
markt is op dit moment erg gecharmeerd van
geopolymeren. De toepassing van geopoly-
meren is een technologie die nog ouder is dan
de overbekende 'weg naar Rome'. Voorbeelden
"Afgelopen jaren hebben
(cement)industrieën veel
geïnvesteerd in onderzoek naar
alternatieve cementsoorten"
3 Grindwinning, foto: Vincent van den Hoven fotogra e via Betonhuis
7 VAKBL AD 1 2020
1. 50 jaar Betoniek.indd 7 04-02-20 10:20
voeren zelfs terug naar het oude Egypte naar
de tijd van de bouw van de eerste piramiden.
Geopolymeren is een verzamelnaam voor
alkaligeactiveerde aluminiumsilicaten.
Het zijn anorganische bindmiddelen die over
algemeen bestaan uit twee basiscomponen-
ten:
reactieve aluminium- en siliciumhoudende hoofdbestanddelen als vliegas, hoog-
ovenslak of metakaoline;
een sterke alkalische activator als waterglas of natriumhydroxide.
De verhardingsreactie tussen de hoofdbe-
standdelen en de activator kan op geen enkele
manier vergeleken worden met de hydratatie
van portlandcement met water. Afhankelijk van
het gebruikte hoofdbestanddeel is er geen
sprake van hydratatie maar van polymerisatie.
Hierbij wordt een aluminiumsilicaatnetwerk
gevormd en speelt water in de reactie verder
geen rol. Toepassing van geopolymeren resul-
teert in een enorme milieuwinst: de carbon
footprint ligt 60 tot 70% lager in vergelijking
met portlandcement.
Maar is het morgen breed toepasbaar? Dat
helaas niet. Constructeurs zullen vragen gaan
stellen waarop het antwoord nog niet beschik-
baar is: wat moet er worden gewijzigd aan de
rekenregels? En hoe zit het met het bescher-
mende milieu rondom de wapening? Ook zullen we eraan moeten wennen dat
nieuwe cementsoorten wellicht niet meer
generiek toepasbaar zijn maar ' t for purpose'.
We bevinden ons dus momenteel in een
uitdagend tijdperk en Betoniek volgt het op
de voet.
WATER, HULPSTOFFEN, VERWERKBA ARHEID
EN ZELFVERDICHTEND
Water is wellicht de meest ondergewaar-
deerde component van beton(specie). Het is in
ieder geval wel de goedkoopste component en
dat is toch maar mooi meegenomen want
gemiddeld 15% van het beton(specie)volume
bestaat uit water. Het intrigerende van water in
beton(specie) zit hem in de dubbelrol. Ener-
zijds heeft beton(specie) water nodig voor het
verkrijgen van de gewenste verwerkbaarheid,
de waterbehoefte, en anderzijds is water de
onmisbare schakel in de tweecomponenten-
lijm voor de reactie met cement.
De verhouding tussen water en cement (water-
cementfactor, ofwel wcf) bepaalt voor een
groot deel de eigenschappen van beton, daar
komen we later nog even op terug. Belangrijk
om hier te constateren is dat voor het ver vaar-
digen van beton een wetmatigheid bestaat tus-
sen de verschillende componenten: de korrel-
verdeling van het toeslagmateriaal is bepalend
voor de hoeveelheid aanmaakwater die beno-
digd is voor de gewenste verwerkbaarheid. Vervolgens is de gevraagde kwaliteit van beton
bepalend voor de verhouding tussen de hoe-
veelheid water en cement (wcf). En aangezien
de waterhoeveelheid vastligt, ligt nu ook de
hoeveelheid cement per de nitie vast. Terug-
dringen van de waterbehoefte resulteert
meestal dan ook in het verlagen van de hoe-
veelheid cement. Om de waterbehoefte te ver-
lagen en toch de gewenste verwerkbaarheid te
kunnen realiseren, maken we gebruik van
waterreducerende (ofwel plasti cerende)
hulpsto en. De Romeinen gebruiken al dierlijk
bloed om de verwerkbaarheid van hun mortels
te verbeteren.
In september 1970 (Betoniek 1/8) wordt een
overzicht gegeven van de diverse hulpsto en
die aan beton(specie) kunnen worden toege-
voegd om eigenschappen op een positieve
manier te beïnvloeden. Heel voorzichtig wordt
melding gemaakt van hulpsto en die de ver-
werkbaarheid veranderen. Wel wordt voor het
eerst de functie van de waterreducerende of
plasti cerende hulpstof duidelijk beschreven:
plasti cerende hulpsto en maken het mogelijk
om bij een gelijkblijvende water-cementfactor
de verwerkbaarheid te verbeteren of om bij een
gelijkblijvende verwerkbaarheid de hoeveel-
heid water te verminderen en daardoor de
kwaliteit van het beton beter te maken. Toch
wordt er in de beginjaren van Betoniek vrijwel
niet over waterreducerende hulpsto en
geschreven en wordt de verwerkbaarheid,
vanwege de onbekendheid met de hulpsto en,
hoofdzakelijk 'watergestuurd'. Pas in 1977
wordt een artikel in zijn geheel gewijd aan
superplasti ceerders (4/9). De werking van
deze waterreducerende hulpsto en is geba-
seerd op het verlagen van de opper vlakte-
spanning van het water waardoor de wrijving
tussen de korrels onderling aanzienlijk wordt
verminderd. Door adsorptie van de hulpsto en
aan het opper vlak van de cementkorreltjes
krijgen deze een negatieve elektrische lading
waardoor de korreltjes elkaar onderling afsto-
ten. De werkingsduur van de superplasti -
ceerders is echter beperkt. De grote doorbraak
komt eind jaren negentig met de introductie
van de derde generatie waterreducerende
hulpsto en, de polycarboxylaatethers, kort-
weg PCE's. Deze hulpsto en zorgen voor een
ware revolutie op het gebied van verwerkbaar-
heid: de ontwikkeling van zelfverdichtend
4 Exterieur van een cementoven
8 VAKBL AD
1 2020
1. 50 jaar Betoniek.indd 8 04-02-20 10:20
beton. Door te spelen met molecuulgewichten,
lengte van de hoofd- en zijketens (de driedi-
mensionale hindering) kan het fysisch-che-
misch gedrag van deze hulpsto en worden
gestuurd. De stelling is gerechtvaardigd dat de
ontwikkeling van zelfverdichtend beton wel-
licht de grootste sprong voorwaarts is geweest
in de afgelopen vijftig jaar. Het heeft het
samenstellen en verwerken van beton(specie)
uit de ambachtelijke hoek getrokken en naar
een sterk geïndustrialiseerd niveau gebracht.
Dat is echter niet zomaar gegaan. De ontwik-
keling van zelfverdichtend beton vindt haar
oorsprong in hogesterktebeton. Begin jaren
negentig lijkt de ontwikkeling van hogesterk-
tebeton een trendsetter te worden. Een van de
belangrijkste randvoorwaarden bij de ontwik-
keling van hogesterktebeton is de verwerk-
baarheid op de bouwplaats. Het te behalen
sterkteniveau mag niet ten koste gaan van de
verwerkbaarheid. Sterker nog, de betonspecie
zou relatief ongevoelig moeten zijn voor de
tekortkomingen bij de verwerking, zogenoemd
hufterproof. Constructies in hogesterktebeton
zouden slanker kunnen zijn met hogere wape-
ningsdichtheden. Een echte doorbraak heeft
hogesterktebeton niet gekend maar de zelf-
verdichtende eigenschappen van de betonspe-
cie blijken een schot in de roos. Betonspecie
die slechts onder invloed van de zwaartekracht
in de bekisting loopt, de wapening volledig
omhult en alle hoekjes en gaatjes vult. Een
ontwikkeling die het werken met betonspecie
drastisch verandert. Deze mengsels zijn zo
vloeibaar dat hun vloeigedrag niet meer in een
zet-of schudmaat is uit te drukken. Vloeimaat
(foto 5) en trechtertijd worden nieuwe groot-
heden. De grootste revolutie vindt plaats in de
prefab industrie. Van oudsher een werkomge-
ving die gedomineerd wordt door het lawaai
van bekistingtrillers en waar gehoorkappen
onontbeerlijk zijn. Sinds de introductie van het
zelfverdichtend beton is er rust ingedaald met
op de achtergrond de klanken van de radio.
Behalve de enorme reductie in geluidsniveau heeft zelfverdichtend beton geleid tot nog een
fantastisch bijvangst: de opper vlaktekwaliteit
van beton. Soms is het uiterlijk van beton niet
meer van kunststof te onderscheiden.
DE LIJM
De 'wet van de water-cementfactor ' is voor de
betontechnoloog de heilige graal. Met de
water-cementfactor wordt de kwaliteit van de
lijm, de cementsteen gestuurd. De kwaliteit
van de cementsteen is voor een belangrijk deel
verantwoordelijk voor de sterkte en (techni-
sche) duurzaamheid van het beton. Niet onlo-
gisch dus dat de parameter water-cementfac-
tor
in vrijwel iedere editie van Betoniek
minimaal één keer wordt genoemd. Veel aan-
dacht wordt besteed aan de rol van de water-
cementfactor in de mengselberekening. Hoe
wordt de water-cementfactor bepaald, welke
meetmethoden staan ons ter beschikking en
wat moeten we doen met absorptiewater?
Porositeit en permeabiliteit zijn kernbegrippen
als het gaat om een lange levensduur van
beton. Maar het is niet alleen de verhouding
(aanmaak)water tot cement die hier een
belangrijke rol speelt. Ook de invloed van het
type cement en het e ect van het gebruik van
hydraulische of puzzolane vulsto en bepalen
de potentiële kwaliteit van beton. De schrijvers
van Betoniek krijgen er geen genoeg van: 'De
k-van vliegas' (9/1), 'Spelen met slak' (12/4),
'Kopje onder ' (14/21-22) zijn slechts voorbeel-
den en nemen de lezer mee in een poging de
diepste geheimen van de cementsteen te ont-
rafelen. Een hoogtepunt wordt bereikt rondom
het veertigjarig jubileum van Betoniek. De uit-
gever en redactie besluiten een aantal edities
te bundelen en over te gaan tot een eenmalige
publicatie in boekvorm. Dr.ir. Mario de Rooij,
onderzoeker bij TNO, en tevens redactielid,
wordt gevraagd om op een toegankelijke
manier de kennis over het meest toegepaste
bindmiddel ter wereld te ontsluiten: 'Cement-
steen ? Basis voor beton'.
THEMA'S
Al bladerend door de edities van Betoniek kun
je, wellicht onbedoeld, verschillende thema's
herkennen. Sommige onderwerpen doorlopen
een (kennis)ontwikkeling en worden dus met
enige regelmaat herhaald en opgepoetst.
Andere thema's zijn meer tijdsgebonden.
"Zelfverdichtend beton is een
ontwikkeling die het werken met
betonspecie drastisch
heeft veranderd"
5 De vloeimaat wordt gemeten, foto: BAM
Toeslagmateriaal
Over geen onderwerp is zoveel geschreven als
over toeslagmateriaal, en ook dit artikel begint
ermee. Door de jaren heen zien we de her-
komst van de natuurlijke materialen verande-
ren, granulaten doen hun intrede, mogelijke
ver vuilingen komen aan de orde net als het
ontwerpen van de meest dichte korrelpakking.
Vloeistofdichtheid
Vloeistofdichtheid van beton is jarenlang een
dankbaar onderwerp geweest. Begin jaren
negentig krijgen onder andere de chemische
industrie, garagebedrijven, tankstations en
opslagplaatsen voor autowrakken te maken
met strenge milieuregelgeving. Op initiatief
van het ministerie van VROM worden krachten
gebundeld om te komen tot objectieve techni-
sche grondslagen, beoordelingsrichtlijnen en
kennisdocumenten. Het Plan Bodembescher-
mende Voorzieningen is het platform en Beto-
niek beschrijft in meerdere edities de belang-
rijke rol die het materiaal beton speelt bij de
bescherming van het milieu.
Schademechanismen
Een ander belangrijk thema wordt gevormd
door de diverse schademechanismen. Beton
wordt gezien als robuust en onverwoestbaar,
maar er zijn vele schademechanismen te
benoemen waardoor beton, of de betoncon-
structie, uiteindelijk kan bezwijken als geen
9 VAKBL AD 1 2020
1. 50 jaar Betoniek.indd 9 04-02-20 10:21
grondig onderhoud noodzakelijk is. Als het om
de constructie gaat, is corrosie van wapening
het belangrijkste mechanisme. De editie
'Carbonatie en corrosie' (8/22) beschrijft de
belangrijke functie die de betondekking in de
constructie ver vult. Betonrot, roestende
wapening van beganegrondvloeren en galerij-
platen werd zelfs een maatschappelijk thema,
maar veel meer was er sprake van een gebrek-
kige uitvoering en 'rot beton'. Toch zijn er wel
degelijk schademechanismen waar in het
(mengsel)ontwerp rekening mee moet worden
gehouden: de alkali-silicareactie (ASR ( g.
6)), de inwerking van sulfaten en zuren en aan-
tasting door vorst in combinatie met dooizou-
ten. Betoniek heeft ze allemaal meerdere
keren onder handen gehad. En niet onbelang-
rijk, handvatten gegeven om schade aan de
constructie te vermijden.
Scheur vorming
Nog een dankbaar thema dat regelmatig wordt
behandeld: scheur vorming in beton. Er is geen
onderwerp dat op de bouwplaats tot meer dis-
cussie leidt dan een scheur in de betoncon-
structie. (Alhoewel verwerkbaarheid is er ook
zo één). Vaak draait het hier om een schuld-
vraag; kortom, wie betaalt de rekening voor de
reparatie? Maar is dat altijd wel nodig? Gewa-
pend beton is per de nitie gescheurd, de ont-
werper/constructeur rekent er zelfs mee. Maar
hoe ontstaat een scheur en is reparatie wel altijd
nodig? Een scheur ontstaat wanneer de trek-
spanning groter is dan de aanwezige treksterkte
in het beton. Vaak is het de verhinderde ver vor-
ming van krimp die zorgt voor de spanning. Er
zijn meerdere vormen van krimp te benoemen
en vooral het tijdstip waarop de scheur vorming
wordt waargenomen zegt veel over de oorzaak.
Scheur vorming heeft ook geleid tot een iconi-
sche Betoniek: de Scheurkalender (8/25). Deze
editie, die frequent op de bouwplaats wordt
gebruikt om het ontstaan van een scheur te ver-
klaren, geeft een opsomming van mogelijke
typen (krimp)scheuren: een sedimentatie of
zettingsscheur, een plastische krimpscheur,
een thermische krimpscheur, een scheur ten
gevolge van temperatuurkrimp, een uitdro-
gingsscheur. Veel opties dus. Betoniek schept
helderheid en geeft ook preventieve aanbeve-
lingen; 'Koelen en Knu elen' (11/18) is hier van
een heel mooi voorbeeld.
Delaminatie
'Het antwoord staat in Betoniek' is de al eerder
gebruikte gevleugelde uitdrukking. Toch is er
soms een fenomeen waar ook Betoniek moeilijk
de vingers achter krijgt: delaminatie ofwel de
losliggende toplaag. Meerdere malen is over de
aanleg van monoliet afgewerkte vloeren gepu-
bliceerd. In 'Dag- of nachtvlinders?' (11/27)
wordt zelfs een aangepaste meetmethode
geïntroduceerd. Het heeft het schadebeeld tot
op heden niet kunnen voorkomen. 'Delaminatie
maakt nog steeds veel los' is een zeer recent
artikel in Betoniek Vakblad (2019/3). Door
'Forensic engineering' toe te passen is getracht
de oorzaak van het loslaten boven water te krij-
gen: een combinatie van betonspecie-eigen-
schappen en de verwerking.
Uitvoering
Ver volgens is het een klein stapje naar de uit-
voering van beton. Vanaf het begin is de redac-
tie zich bewust dat alleen de mengselsamen-
stelling niet zaligmakend is. Het samenspel
tussen de uitvoerder en betontechnoloog is
minstens zo belangrijk. Veel aandacht gaat dus
uit naar de verwerking van de betonspecie, de
verschillende verwerkingstechnieken en de
verharding op de bouwplaats. Met Betoniek in
de hand wordt de uitvoerder geleerd dat het
ver vaardigen van een betonconstructie niet
ophoudt bij het storten en verdichten van
beton. Daarna begint misschien wel de meest
ondergewaardeerde maar o zo belangrijke
periode van nabehandeling. Nabehandeling
gekoppeld aan sterkteontwikkeling kost tijd,
kostbare tijd die een aannemer niet nodeloos
wil laten verstrijken. We monitoren de sterkteontwikkeling in de
constructie van uur tot uur. Dankzij de methode
gewogen rijpheid, de digitalisering en het
internet wordt de uitvoerder via zijn smart-
phone geïnformeerd of de bekisting er af kan of
dat de voorspanning mag worden aangebracht.
En of het nu gaat om de ver vaardiging van
diepwanden (9/13), het pompen van beton
(9/14) van het spuiten van beton (14/1), het
storten van betonspecie onder water (12/1) tot
uiteindelijk het 3D-printen (Betoniek Vakblad
2018/2 en deze editie 2020/1), Betoniek pro-
beert altijd vanuit zijn kennis over de verwer-
king de prestatie van 'lab-crete' te vertalen
naar 'real-crete'.
Met de introductie van Betoniek Vakblad is
weer een nieuw terugkerend hoofdstuk aan het
platform toegevoegd: de bekisting, het nega-
tief van de uiteindelijke weergave. Knappe
staaltjes bekistingstechniek zijn de afgelopen
jaren langsgekomen; de OV-Terminal in Arn-
hem (2014/2), 12.000 m
2 dubbelgekromde
bekisting (2014/3), uitdagende overstekken
(2018/4) ( g. 7) zijn zomaar een paar voor-
beelden van hoe het gedachtegoed van de
architect uiteindelijk kan worden gerealiseerd
door goed doordachte oplossingen en gebruik-
makend van grensverleggende bekistings- en
ondersteuningstechnieken. En wat te denken
van de indrukwekkende hijsloods, toegepast
bij de Zalmhaven (2019/4) voor de hoogste
woontoren van de Benelux, leesvoer voor
onder de kerstboom.
Regelgeving
Het is niet het spectaculairste onderwerp, maar
wel onontbeerlijk: regelgeving. Niet alleen
grondsto en en kennis ontwikkelen in de tijd,
ook de regelgeving is in beweging. Nieuwe
inzichten worden in regelgeving vastgelegd en
met name de ontwikkeling van de Europese
norm voor betontechnologie, EN 206, is aanlei-
ding geweest voor meerdere verklarende edi-
ties van Betoniek. 'Milieuklassen van 8 naar 18'
6 Een Alkali-silicareactie (ASR)
" Het samen spel tussen uitvoerder en beton-
technoloog is minstens
zo belangrijk"
10 VAKBL AD 1 2020
1. 50 jaar Betoniek.indd 10 04-02-20 10:21
(13/3) en 'Geef me de vijf!'(13/22) helpen de
betontechnoloog op weg door deze, toch wel,
taaie kost. Een pluspunt is dat de redactie deze
saaie onderwerpen visueel zichtbaar heeft
weten te maken aan de hand van verklarende
posters. Jarenlang hebben twee posters, met
als onderwerp respectievelijk de Europese
Cementnorm EN 197-1 en een toelichting op de
18 Exposure Classes vanuit de EN 206-1, de
wanden van menig bouwkeet gesierd.
Beton en milieu
Nu we het toch over de Exposure Classes heb-
ben, 'Beton en Milieu' (10/25) is ook een regel-
matig terugkerend thema. De betontechnoloog
weet niet anders dan dat hij zijn betonmeng-
sels ontwerpt met het oog op het milieu. Aan
de hand van de regelgeving zijn voor de ver-
schillende expositieklassen randvoorwaarden
voor de betonsamenstelling vastgelegd en is
beton 'gewapend' tegen de milieu-invloeden
van buitenaf. Tegelijkertijd wordt beton ook
ingezet als beschermer van het milieu; beton
beschermt ons tegen het wassende water,
beton werkt als afscherming tegen straling,
beton werkt als bodembescherming tegen
koolwaterstofverbindingen en mest.
Anno nu, met in het achterhoofd het tussen
stakeholders afgesloten Betonakkoord, is de
stemming volledig omgeslagen. Gedreven
door dit Betonakkoord lijken opdrachtgevers
steeds meer in de richting af te drijven dat het
milieu moet worden beschermd tegen beton.
Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Beton
mag natuurlijk nog wel, maar dan wel het liefst
zonder (of zo weinig mogelijk) portland-
cementklinker. Natuurlijk, opwarming van de
aarde moeten we serieus nemen, maar
momenteel lijken we wel erg door te draven;
duurzaamheid mag nooit ten koste gaan van
levensduur. Gelukkig raken de redactieleden
de weg niet kwijt maar blijven zij geloven in het
prachtige materiaal beton dat vooralsnog
onver vangbaar is als constructiemateriaal voor
welzijn en veiligheid.
CURSUS BETONTECHNOLOGIE?
Terugkijkend op dit artikel lijkt het wel op een
verkorte cursus betontechnologie. Eigenlijk
kan dat ook niet anders. Betoniek is een ken-
nisplatform waarbij soms oude kennis wordt
opgepoetst maar vooral ook nieuwe kennis
7 De overstekken van het Nhow Hotel in Amsterdam, bron: OMA Architects
wordt uitgelegd en toegelicht. De aandachtige
lezer van Betoniek weet dat hij bijblijft in de
zich steeds maar weer ontwikkelende wereld van betontechnologie en uitvoering. En laten
we dat met zijn allen nog jaren volhouden.
Geraadpleegde bronnen
Betoniek 1/1 ? Cement
Betoniek 1/8 ? Hulpsto en
Betoniek 1/10 ? Korrelverdeling van toeslagmateriaal
Betoniek
3/11 ? Ontwerp Cementnorm NEN 3550
Betoniek 4/9 ? Superplasti ceerders
Betoniek 5/2 ? NEN 3550:Cement ? De nities, eisen en
keuring
Betoniek 8/11 ? Grindver vangend toeslagmateriaal
Betoniek 8/25 ? Scheurkalender
Betoniek 9/13 ? Cement-bentoni et
Betoniek 9/14 ? Pompen van beton
Betoniek 10/25 ? Beton en Milieu
Betoniek 11/13 ? Naar 100% granulaat?
Betoniek 11/18 ? Koelen en Knu elen
Betoniek 11/20 ? 2000 Jaar Beton
Betoniek 11/27 ? Dag- of nachtvlinders? Betoniek 12/1 ? Onderwaterbeton boven water
Betoniek 12/20 ? Hocuspocus
Betoniek 13/3 ? Milieuklassen van 8 naar 18
Betoniek 13/22 ? Geef me de vijf!
Betoniek 14/1 ? Spuiten van beton
Betoniek Standaard 16/21 ? Op de korrel
Betoniek Standaard 16/29 ? Witte rook
Betoniek Vakblad 2014/2 ? Complexe vormen ter plaatse
gestor t
Betoniek Vakblad 2018/2 ? Betonprinten wordt
volwassen
Betoniek Vakblad 2019/3 ? CO
2-reductie: opties voor
cement
Betoniek Vakblad 2019/4 ? Zalmhaven, bouw- en
sloopveiligheid
11 VAKBL AD 1 2020
1. 50 jaar Betoniek.indd 11 04-02-20 10:22
KUNNEN WE VAN BETONPUIN WEER NIEUW GRIND, ZAND EN BINDMIDDEL MAKEN?
Een overzicht van
innovatieve
recyclingsmethoden
1 Gerecycled materiaal, foto: Betonhuis
Auteur dr.ir. Gert van der Wegen SGS INTRON
12 VAKBL AD 1 2020
2. recycling beton.indd 12 04-02-20 10:23
OMVANG EN BELEID BOUW- EN SLOOPAFVAL
Nederland heeft wereldwijd een vooraan
staande positie wat betreft het recyclen van
bouw en sloopafval. De circa 20 miljoen ton die
jaarlijks vrijkomt in ons land, wordt al meer dan
twintig jaar nagenoeg volledig hergebruikt,
voornamelijk als funderingsmateriaal. In
Europa is dat beeld anders. Jaarlijks wordt circa
900 miljoen ton bouw en sloopafval geprodu
ceerd, waar van circa 500 miljoen ton in de EU.
Het hergebruik in de EU is minder dan 50% en
wereldwijd is dit percentage nog veel lager. Er
wordt dus nog veel bouw en sloopafval
gestort. De EUambitie om in 2020 ten minste
70% van het bouw en sloopafval nuttig her te
gebruiken (Waste Framework Directive) wordt
dus niet gehaald. Daar moet op Europees gebied
nog een fl inke inhaalslag worden gemaakt, ter
wijl Nederland al op een maximale score staat.
Hergebruik van bewerkt betonpuin als toe
slagmateriaal in beton is nog maar beperkt,
ook in Nederland. Hier bedraagt dit momenteel
circa 5% van de jaarlijks vrijkomende 12 mil
joen ton betonpuin. Dit percentage willen we in
Nederland het komend decennium fors gaan
verhogen. De gezamenlijke ambitie om de
betonketen verder te verduurzamen, is vastge
legd in het Betonakkoord dat medio 2018 is
gesloten. Een van de daarin gestelde doelen is
100% hoogwaardig hergebruik van vrijkomend
In Nederland wordt betonpuin al meer dan twintig jaar volledig
hergebruikt, maar wel voornamelijk als funderingsmateriaal in de
GWW-sector en slechts beperkt als toeslagmateriaal in beton. Door
het gehalte aan cementsteen in het betongranulaat substantieel te
verlagen, worden de eigenschappen van het daarmee vervaardigde
beton verbeterd, wat de toepassing ervan zal bevorderen. Het ideale
plaatje zou zijn dat we uit betonpuin schoon zand en grind kunnen
maken en van de resterende cementsteen nieuw bindmiddel. Met de
huidige ontwikkelingen op het gebied van recyclingsmethoden komt
dit ideale plaatje in zicht.
beton en per direct minimaal 5% van het totale
volume toeslagmaterialen ver vangen door
betonreststromen.
De verduurzaming van de betonketen mag
echter niet ten koste gaan van de kwaliteit van het beton. Immers, een kortere levensduur
komt de duurzaamheid van het beton niet ten
goede. Cementsteen in betongranulaat, en met
name in de fi jne fractie, heeft een nadelige
invloed op de sterkte, Emodulus, krimp en
kruip. Daarom zijn recyclingsmethoden waar
bij de oude cementsteen gescheiden wordt van
het oorspronkelijke toeslagmateriaal van groot
belang. Zeker als we ook de zandfractie in
nieuw beton willen hergebruiken.
INDELING RECYCLINGSMETHODEN
Om de kwaliteit van betongranulaat te verbe
teren, zijn er twee soorten bewerkingen moge
lijk:
? verwijderen van de aangehechte cement
steen;
? verbeteren van de kwaliteit van de aange hechte cementsteen.
Het verbeteren van de kwaliteit van de aange
hechte cementsteen kan met behulp van poly
meeremulsies (bijvoorbeeld van polyvinyl
PRINCIPE SMARTCRUSHER
In traditionele kaakbrekers beweegt een van de kaken min of meer in horizontale richting waardoor
het betonpuin onder hoge drukkrachten wordt gebroken. Hierbij wordt niet alleen de zwakkere
cementsteen verkleind, maar treedt ook veel breuk in het toeslagmateriaal op. Bij de SmartCrusher
bewegen beide kaken tevens in verticale richting waardoor het betonpuin onder afschuifkrachten
wordt verkleind ( g. 2). Omdat de afschuifsterkte van beton veel lager is dan de druksterkte vergt dit
veel minder energie en vindt er ook veel minder breuk in het toeslagmateriaal plaats. Tevens wordt
hierbij slim gebruikgemaakt van het feit dat door de poreuze grenslaag tussen toeslagmateriaal en
cementsteen (de zogenoemde Interfacial Transition Zone) breuk veelal in deze zone plaatsvindt.
Hierdoor blijft er slechts weinig cementsteen aan het toeslagmateriaal zitten. Door de beweging van
het materiaal in de SmartCrusher treedt ook (autogeen) malen op, dat aanvullend op het breekproces
cementsteen verwijdert en verpoedert. Voorgebroken betonpuin (0 ? 45 mm) wordt in de
SmartCrusher verwerkt tot een grove fractie 4 ? 32
mm (afhankelijk van de oorspronkelijke afmeting van
het grind) en een jne fractie 0 ? 4 mm (door zeving
afgescheiden). Laatst-
genoemde fractie
wordt vervolgens in
een soort cycloon
gescheiden in een
fractie 0,2 ? 4 mm en
twee instelbare poe-
derfracties tussen
0 ? 0,2 mm.
2 Prototype laboratorium Slimme breker en principe SmartCrusher, waarbij de onderste rol dient om de
verblijftijd tussen de kaken te kunnen regelen [2]
" Cementsteen in betongranulaat heeft een nadelige invloed op
de eigenschappen"
13 VAKBL AD 1 2020
2. recycling beton.indd 13 04-02-20 10:23
alcohol of op basis van silaan), suspensies van
puzzolanen (poederkoolvliegas, silica fume of
vulkanische as), carbonatatie (bij verhoogd
CO
2gehalte), waterglas of biologische afzet
ting van calciumcarbonaat (S. pasteuriibacte
rie) [1]. Deze methoden zijn veelal economisch
onaantrekkelijk en/of moeilijk op praktijk
schaal toe te passen. Daarom zullen we in dit
artikel enkel de recyclingsmethoden nader
beschouwen die de aangehechte cementsteen
(grotendeels) kunnen verwijderen.
Mechanische methoden
Er bestaan meerdere mechanische recyclings
methoden die enkel op een breekproces zijn
gebaseerd. De in Nederland bekendste en
verst ontwikkelde techniek is de SmartCru
sher, ook wel de Slimme Breker of Smart Libe
rator (bij het Nederlandse bedrijf Smart Circu
lar Products) genoemd. Met deze techniek kan
de aangehechte cementsteen door afschuif
krachten grotendeels van het oorspronkelijke
zand en grind worden verwijderd. De verpoe
derde cementsteen komt als een aparte pro
ductiestroom vrij en kan als vulstof in beton worden ingezet. Het principe van deze tech
niek is aangegeven in het kader 'Principe
SmartCrusher ' [2].
Een andere mechanische methode is de com
binatie van breken en malen. Na het breken van
het betonpuin tot de gewenste korrelgrootte
wordt het verkregen betongranulaat in een
afzonderlijke stap gemalen zonder (autogeen
malen) of met (kogel of cilinder vormige)
maallichamen om de aangehechte cement
steen zo goed mogelijk te verwijderen. Met
maalprocessen moet er wel voor worden
gewaakt dat het oorspronkelijke toeslagmate
riaal niet (te veel) wordt verkleind.
Een in Nederland ontwikkelde en toegepaste
mechanische scheidingstechniek is de Advan
ced Dr y Recover y (ADR), waarbij de fi jne deel
tjes (zelfs in vochtig materiaal) en deeltjes met een afwijkende korreldichtheid kunnen wor
den afgescheiden van het betongranulaat. Het
principe van deze techniek is beschreven in het
kader 'Principe ADR' [3].
Thermische methoden
De eerder beschreven mechanische methoden
worden vaak gecombineerd met thermische
technieken. Door het gebroken beton in korte
tijd bloot te stellen aan hitte, ontstaan thermi
sche spanningen. Hierdoor wordt de aange
hechte cementsteen sterk verzwakt of komt
zelfs volledig van het oorspronkelijk toeslag
materiaal af. De benodigde thermische energie
kan worden ingebracht door verhitte lucht of
(selectiever) met elektromagnetische straling
(microgolven). De temperatuur kan daarbij lig
gen tussen 300 °C en 600 °C. Hogere
temperaturen zijn meestal niet gewenst omdat
het aanwezige calciumcarbonaat dan ontleedt,
waarbij calciumoxide (CaO = ongebluste kalk)
en gasvormig koolstofdioxide (CO
2) worden
gevormd.
Een voorbeeld van een techniek waarbij de
mechanische en de thermische methode
worden gecombineerd, is de C2CA
recyclingsmethode (die door het Nederlandse
bedrijf C2CA Technology (een gemeen
schappelijke onderneming van GBN en TU
Delft)
wordt toegepast). Hierbij wordt betonpuin tot
een korrelgrootte van circa 20 mm gebroken en
wordt deze stroom ver volgens in een ADR
gescheiden in een fractie 0 ? 1 mm, 0 ? 4 mm en
4 ? 20 mm. De fractie 4 ? 20 mm kan als grof
toeslagmateriaal in beton worden toegepast.
De fracties 0 ? 1 mm en 0 ? 4 mm onder vinden
nog een thermische nabehandeling bij circa
600 °C in een zogenoemd Heating Air
classifi cation System (HAS). Hierbij komen
Tabel 1 Eigenschappen betongranulaat voor en na verschillende behandelingsmethoden [6]
BEHANDELINGSMETHODE WATER-
ABSORPTIE [%M/M] KORREL-
DICHTHEID [KG/M
3] GEHALTE
MORTEL
[%M/M]
onbehandeld 4,2 2370 47
enkel malen in kogelmolen 3,5 2410 34
enkel verhitten 2 uur 300 °C 4,1 2380 44
verhitten 2 uur 300 °C + malen in kogelmolen 3,3 2430 31
enkel microgolven 1 minuut 2,8 2460 24
microgolven 1 minuut + malen in kogelmolen 1,1 2550 7
oplossen in 1 molair zwavelzuur: 24 uur 3,5 2410 34
120 uur 1,6 2500 13
PRINCIPE ADR
Met de Advanced Dry Recovery (ADR)-technologie kunnen korrels op basis van verschillen in afme-
tingen en dichtheid (soortelijke massa) worden gescheiden, zelfs wanneer het ingangsmateriaal een
hoog vochtgehalte heeft. Het principe van deze scheidingsmethode is afgebeeld in guur 3.
De korrels in het tot circa 16 mm voorgebroken betonpuin worden door een rotor met hoge snelheid
weggeslingerd. Door deze toegevoegde kinetische (bewegings-)energie komen de deeltjes ondanks
het hogere vochtgehalte los van elkaar. De jnere en lichtere deeltjes (0 ? 1 mm) worden minder ver
weggeslingerd en ? geholpen
door de interne luchtcirculatie ?
gescheiden van de grovere deel-
tjes en als een aparte fractie afge-
vangen. De resterende fractie
wordt vervolgens door een wind-
zifter gescheiden in een jne frac-
tie 1 ? 4 mm, waarin ook grovere
maar lichtere deeltjes zoals hout
en plastic terechtkomen, en een
grove fractie 4 ? 16 mm.
3 Schematische weergave ADR [3]
" De verduurzaming van de
betonketen mag ni et ten koste
gaan van de kwaliteit van het
beton"
14 VAKBL AD 1 2020
2. recycling beton.indd 14 04-02-20 10:23
een zandfractie (0,25 ? 4 mm) en een
vulstoff ractie (0 ? 0,25 mm) vrij [4]. Door de
hoge temperatuur is de (voormalige)
cementsteen voor een belangrijk deel
gedehydrateerd en is de verkregen
vulstoff ractie daarmee reactief gemaakt.
In het VlaamsNederlands Interregproject
' Van beton naar hoogwaardig beton' [5] wordt
de toegevoegde waarde van microgolven
techniek onderzocht. Zowel voor het verzwak
ken van de cementsteen voorafgaand aan het
breekproces als voor de dehydratatie van de
cementsteen in de vulstoff ractie. De tot dusver
verkregen resultaten zijn perspectiefvol, ook
voor het hergebruik van de vulstoff ractie.
Het positieve eff ect van microgolven op de
kwaliteit van het gerecyclede betongranulaat
is al eerder aangetoond door Akbarnezhad et
al. [6], die verschillende recyclingsmethoden
hebben vergeleken. In tabel 1 zijn hun
bevindingen weergegeven. De combinatie
microgolven en malen levert een nagenoeg
mortelvrij granulaat op met een lage
waterabsorptie.
Elektrische methoden
Met ElectroDynamic Fragmentation (EDF) kan
cementsteen worden verwijderd van het
toeslagmateriaal door gebroken beton in een
waterbad te onderwerpen aan een serie van
korte pulsen (< 0,5 µs) bij een groot span
ningsverschil (circa 100 kV). Het principe is
getoond in kader 'Principe EDF' [7]. Electrody
namic fragmentation is al in de jaren vijftig ont
dekt in Rusland, maar is verder ontwikkeld en
gepatenteerd door Fraunhofer IBP (Duitsland)
en de fi rma Selfrag (Zwitserland). De techniek
heeft zich bewezen als geschikte bewerkings
methode voor mineralen en ertsen. Voor het
verwijderen van cementsteen van het toeslag
materiaal in betonpuin zijn perspectiefvolle
resultaten in laboratoriumonderzoek ver
kregen en is de ontwikkeling naar de praktijk
schaal in volle gang.
Het energieverbruik is ondanks de hoge span
ning zeer gering (circa 1 kWh/ton betonpuin) en
is substantieel lager dan die bij microgolf en
mechanische recyclingsmethoden [7]. De
geproduceerde materialen met EDF zijn nat, wat met name voor de verdere verwerking van de
verkregen cementsteenfractie een nadeel is.
Chemische methoden
Indien het toeslagmateriaal in het betongranu
laat onoplosbaar is in zuur (zoals het Neder
landse rivierzand en grind), kan de aange
hechte cementsteen worden verwijderd door
die op te lossen in zuren zoals zoutzuur,
zwavelzuur of fosforzuur. Onderzoek [1] heeft
aangetoond dat zoutzuur het meest eff ectief is.
Deze chemische methoden zijn kostbaar en
hebben ongewenste neveneff ecten. Ze worden
daarom nauwelijks toegepast in de praktijk.
TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN
GERECYCLEDE CEMENTSTEEN
De bij eerder beschreven methoden, met uit
zondering van de chemische methoden,
verwijderde cementsteen komt als zeer fi jn
materiaal vrij. Afhankelijk van het specifi eke
bewerkingsproces kan dit materiaal reactivi
teit (cementerende eigenschappen) vertonen.
In principe komen de volgende toepassingen in
beeld:
? Als grondstof voor de klinkerproductie,
waarbij vanwege het in de cementsteen aan
wezige calcium minder kalksteen hoeft te
worden gebrand en dus een reductie van de
CO
2emissie plaatsvindt.
? Als grondstof voor mengcementen, al dan niet na volledige carbonatatie (= verhogen
reactiviteit + vastleggen extra CO
2), waarbij
het schaars wordende componenten (zoals
poederkoolvliegas) kan ver vangen.
? Als inerte vulstof (type l) rechtstreeks in beton.
? Als reactieve vulstof (type ll) rechtstreeks in beton, waarbij het gedeeltelijk cement kan
ver vangen.
De ontwikkelingen van deze toepassingsmo
gelijkheden zijn in volle gang.
REGELGEVING
Betongranulaten mogen volgens NENEN 206/
NEN 8005 in milieuklasse X0 al tot 50% en in de
overige milieuklassen tot 30% het grove
natuurlijke toeslagmateriaal in beton ver van
gen. CURAanbeveling 112 staat onder voor
waarden zelfs 100% ver vanging van het grove
toeslagmateriaal toe. Echter, bij meer dan 50%
ver vanging moeten voor de constructieve
eigenschappen correctiefactoren worden toe gepast. Dit blijkt in de praktijk voor de con
structeur niet altijd goed werkbaar te zijn.
Daarom is recentelijk een CROWcommissie
opgestart die de invloed onderzoekt van het
gehalte cementsteen in het fi jne en grove
gerecyclede toeslagmateriaal op de construc
tieve en duurzaamheidseigenschappen van
daarmee ver vaardigd beton. In dit onderzoek
wordt tussen 25% en 100% van het traditionele
fi jne en grove toeslagmateriaal ver vangen
door de fi jne en grove fracties verkregen uit de
innovatieve recyclingsprocessen van de Smart
Liberator en de ADR/HASinstallatie (C2CA
Technology). Op basis van de verkregen resul
taten zal een CROW CURaanbeveling worden
opgesteld met een klassenindeling waarin
afhankelijk van het percentage cementsteen in
het gerecyclede toeslagmateriaal een maxi
PRINCIPE EDF
Met ElectroDynamic Fragmentation (EDF)
worden ultrakorte (circa 0,2 µs) elektrische
pulsen onder hoge spanningsverschillen
(circa 100 kV) door een vaste stof (bijvoor-
beeld betonpuin) in een waterbad gestuurd.
De elektrische ontladingen die daarbij plaats-
vinden, volgen bij voorkeur de grensvlakken
van de verschillende bestanddelen (voor
beton: toeslagmateriaal en cementsteen) en
veroorzaken plaatselijk krachtige schokgol-
ven. Met als gevolg het uiteenvallen van het
materiaal in zijn bestanddelen. Dit is schema-
tisch aangegeven in guur 4.
4 Schematische weergave principe EDF
5 Resultaat bij betonpuin, foto: FHNW Zwitserland
" Cementsteen komt als zeer
jn materiaal vrij en kan
reactiviteit vertonen"
15 VAKBL AD 1 2020
2. recycling beton.indd 15 04-02-20 10:23
maal ver vangingspercentage aan fijne en
grove fractie wordt vastgelegd. Dit wordt
zodanig gedaan dat de constructieve reken
regels niet hoeven te worden aangepast en de
duurzaamheid (levensduur) van het beton nog
steeds is gewaarborgd. Hoe minder cement
steen des te hoger het toegestane ver van
gingspercentage.
Voor de toepassing van de gerecyclede vul
stoffractie zou de beoordelingsrichtlijn 1804
' Vulstof voor toepassing in beton en mortel'
een geschikte basis kunnen zijn. Dit traject is al
in gang gezet.
SAMENVAT TEND
Met de innovaties die momenteel op het gebied
van recycling van betonpuin plaatsvinden,
kunnen we steeds beter het oorspronkelijk
toegepaste fijne en grove toeslagmateriaal
scheiden van de aangehechte cementsteen.
Hierdoor kunnen we uit het betonpuin weer
schoon zand en grind halen en tevens van de
resterende cementsteen een nieuwe vulstof
en/of bindmiddel maken. Het ideale beeld van
een gesloten kringloop.
VERSCHILLENDE RECYCLINGGR ANUL ATEN
6 Voorbeeld van korrels in fractie 4 22 mm: grind
(6a), SmartCrusher/SCP (6b) en ADR/GBN (6c).
N.B.: sommige korrels bevatten restanten
aangehechte cementsteen of zijn agglomeraten van
zandkorrels gebonden door cementsteen
7
V
oorbeeld fractie 0
4 mm: SmartCrusher/SCP (7a) en ADR+HAS/GBN (7b)
Literatuur
1 S hi et al., 'Performance enhancement of recycled
concrete aggregate ? A review', Journal of Cleaner
Production, 112 (2016) p. 466
472.
2
F
lorea et al., 'Smart crushing of concrete and activation
of liberated concrete fines', report TU/e, (2014).
3
L
otfi et al., ' The influence of parent concrete and
milling intensity on the properties of recycled
aggregates', International HISER Conference on
Advances in Recycling and Management of
Construction and Demolition Waste, 21
23 June 2017,
Delft University of Technology, p. 210
219.
4
L
otfi and Rem, 'Recycling of End of Life Concrete Fines
into Hardened Cement and Clean Sand', Journal of
Environmental Protection, 7 (2016) p. 934
950.
5
https://upconcrete.vito.be/nl
6
Ak
barnezhad et al., 'Microwave
a
ssisted benification
of recycled concrete aggregates', Construction and
Building Materials, 25 (2011) p. 3469
3479.
7
Menar
d et al., 'Innovative process routes for a high
q
uality concrete recycling', Waste Management, 33
(2013) p. 1561
1565.
A
A
C
B
B
16
VAKBL AD 1 2020
2. recycling beton.indd 16 04-02-20 10:23
O
p 5 februari 1969 vond op in initiatief
van Betonvereniging in Utrecht een
Studiedag Bekistingen plaats,
bezocht door maar liefst 325 belangstellen-
den. 50 van hen waren zó enthousiast dat ze
besloten tot de oprichting van een studiever-
eniging bekistingen. Nauwelijks 1,5 maand
later, op 25 maart 1969s, was de 'Studiever-
eniging tot ontwikkeling van bekistingscon-
structies' een feit.
Binnen een jaar telde de vereniging 69 leden
en al in 1971 ontstonden de eerste plannen
tot het maken van een Handboek voor bekis-
tingen. Om dat handboek en ander studie-
werk van de grond te krijgen, werd de Coör-
dinatie Commissie Studiewerk opgericht,
beter bekend als de KoKo. In 1977 telde Stu- beco maar liefst 13 actieve studiecellen.
In maart 1980 was het dan zover: het eerste
Handboek Bekistingen werd gepubliceerd.
Dit dankzij de inzet van diverse studiecellen,
onderzoeksbedrijven, subsidies en in het bij-
zonder de bijdrage van Theo Paap. De
belangstelling voor het boek was groot en tot
op vandaag ? inmiddels is het handboek digi-
taal ? is het een belangrijk kennisdocument in
de betonbouw.
In 1982 werd het werkgebied van Stubeco
uitgebreid van bekistingen alleen naar de
brede betonbouw en ook wapening. De naam
kon hetzelfde blijven, alleen de betekenis van
de afkorting werd gewijzigd. Voortaan stond
StuBeCo voor 'Studievereniging voor de Uit-
voering van BEtonCOntructies.STUBECO ANNO 2020
Stubeco telt inmiddels circa 220 leden. De
verenging is gefundeerd op meerdere pijlers.
Belangrijk doel is onverminderd het netwerk.
Dit komt tot uiting tijdens de excursies en
lezingen. Voor velen vormen de traditionele
buitenlandreizen al jarenlang het hoogtepunt.
Eens in de twee jaar trekt een groep enthousi-
aste leden erop uit naar een bijzondere plek in
Europa om daar interessante bouwwerken en
productielocaties te bezoeken.
Veel herinneringen werden opgehaald tijdens
de lustrumviering op 21 november 2019 op de
SS Rotterdam. Met trots werd teruggekeken
op al het nuttige studiewerk, de vele rapporten
en de interessante en gezellige bijeenkomsten
van de afgelopen 50 jaar. Maar Stubeco denkt
ook na over de toekomst. De vereniging zoekt
steeds nadrukkelijke samenwerking met
andere verenigingen op, zo ook met Betoniek.
In een beleidsplan, gericht op innovaties, wor-
den als belangrijke thema's genoemd
3D-betonprinten, duurzaam bouwen, circulair
bouwen en out-of-the-box denken en leren.
Stubeco is een levendige vereniging die het
nuttige met het aangename goed weet te
combineren en klaar is voor de toekomst!
50 jaar Stubeco
In 1969, een klein jaar voordat Betoniek het levenslicht ziet, wordt
Stubeco opgericht. De studievereniging heeft zich in de afgelopen
50 jaar ontwikkeld tot een hechte, trotse club professionals die zich
inzet voor het delen van praktische kennis over uitvoering van
betonconstructies.
LID WORDEN?
Meer informatie over Stubeco en het
lidmaatschap staat op www.stubeco.nl.
Studievereniging uitvoering
betonconstructies
17 VAKBL AD
1 2020
7. Stubeco.indd 17 03-02-20 14:51
OP WEG NA AR EEN BRL VOOR EEN KEURMERK VOOR BETONCONSTRUCTIES
Welke prestaties
heeft mijn beton?
Auteurs dr.ir. Ton van Beek, SKG-IKOB ? dr.ir. Mario de Rooij, TNO ? dr. Penny Pipilikaki, TNO
1 Het storten van beton
18 VAKBL AD 1 2020
3. keurmerk beton.indd 18 04-02-20 10:25
Welke prestaties
heeft mijn beton?
Met goede betonmortel heb je nog niet meteen een goede
betonconstructie. Daarom bestaan er vele regels, voorschriften,
richtlijnen en normen. Wanneer deze netjes worden gevolgd, is
de impliciete veronderstelling dat het allemaal wel goed komt
met het beton en de constructie die daarvan is gemaakt. Maar wat
nu als er moet worden aangetoond dat het beton in de constructie
ook daadwerkelijk de prestaties heeft die impliciet worden
verondersteld? Welke mogelijkheden zijn er dan en waar moet op
worden gelet? TNO en SKG-IKOB hebben samen de eerste
stappen gezet in een verkennend traject in deze richting, getiteld
'Keurmerk Betonconstructies'.
OMVANG EN BELEID BOUW- EN SLOOPAFVAL
Beton is bijna letterlijk (minstens) zo oud als
de weg naar Rome. Als trots voorbeeld wordt
vaak gewezen naar het Pantheon in Rome. Er is
al vele eeuwen er varing met het maken van
goed beton. Die er varing, samen met het toe-
genomen inzicht in het materiaal zelf, is vast-
gelegd in vele voorschriften, beoordelings-
richtlijnen, regels en normen. Tot op vandaag
vormt dit alles de kern van het rotsvaste ver-
trouwen in het materiaal beton.
Maar een goede kwaliteit betonmortel wil nog
niet vanzelf zeggen dat het uiteindelijke beton
of de constructie ook van goede kwaliteit is.
Veel hangt af van een deugdelijke uitvoering.
Daar komt bij dat de grondstoff en en ingredi-
enten waarmee beton wordt gemaakt in de
loop der jaren zijn veranderd. Door het gebruik
van deze nieuwe materialen is echter ook het
referentiekader weggevallen dat is opge-
bouwd door de er varingen van vele jaren.
Bovendien gaan we naar een situatie waarin
niet de kwaliteit van het materiaal moet wor-
den aangetoond maar de prestaties van een
geleverd product of constructie. De invoering
van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
is een nadrukkelijke stap in deze richting.
Als verkenning voor de toekomst hebben TNO
en SKG-IKOB het voortouw genomen om te
bekijken wat nodig zou zijn om prestaties van
betonconstructies te meten en hoe dit aan te
tonen met een keurmerk. In dit artikel worden
de resultaten van het verkennende deel van
het onderzoek gepresenteerd. Het artikel gaat
specifi ek in op ter plaatse gestort beton, omdat
daar veel activiteiten voor het maken van de
constructie op de bouwplaats plaatsvinden.
Natuurlijk kunnen een aantal zaken die worden
voorgesteld eventueel ook van nut zijn bij
gebruik van prefab beton.
" Een goede kwaliteit beton-mortel wil nog niet zeggen dat
de uiteindelijke constructie ook
van goede kwaliteit is"
19 VAKBL AD 1 2020
3. keurmerk beton.indd 19 04-02-20 10:25
BRL 1518 BETONSTORTEN
Voor het verkrijgen van een keurmerk voor
grondstoffen, bouwproducten en processen
wordt in Nederland gebruikgemaakt van
beoordelingsrichtlijnen: BRL's. Hierbij worden
de prestaties beoordeeld aan de hand van
onder meer procesbeschrijvingen, registraties
en vakbekwaamheid.
Om vertrouwen te krijgen in de prestaties van
de uiteindelijke betonconstructies, kan het
proces van het betonstorten (foto 1) worden
beoordeeld. SKG-IKOB heeft hierbij samen-
werking gezocht met KIWA. Dit heeft geresul-
teerd in een werkgroep die bezig is met het
opstellen van een beoordelingsrichtlijn: BRL
1518 ? KOMO-procescertificaat voor het stor-
ten van beton op de bouwplaats. Het is de
bedoeling om de BRL in de loop van 2020 voor
te leggen aan het College van Deskundigen.
De werkgroep is begonnen op het punt waar de
huidige beoordelingen stoppen, te weten bij de
BRL 1801 Betonmortel. De betonmortelcen-
trale is verantwoordelijk voor het samenstel-
len, mengen en transporteren van d
Reacties