Het vak betontechnologie – en de betontechnoloog als zijn vertolker - krijgen vaak niet de aandacht die ze verdienen. Door in een vroeg stadium van het bouwproces, met uitvoerende, ontwerpende en toeleverende partijen te communiceren over de mogelijkheden en de gewenste prestaties van beton, kan veel gewonnen worden in de bouw: tijdsbesparing, faalkostenreductie, kwaliteitsverbetering. Dit bleek tijdens de Studiedag ‘Betontechnologie in de praktijk’ van de Betonvereniging op 29 maart in Zeist.
Diverse sprekers gingen in op het belang en de mogelijkheden van betontechnologie. Jurjen Talsma, van de Stichting Kwaliteitsdienst Beton Noord-Nederland onderstreepte het belang van een goed advies over samenstelling onder meer bij toepassing van schoon beton. Het gaat er daarbij vooral om duidelijk te krijgen wat de klant wil. Want wat voor de een niet acceptabel is kan voor een ander juist precies zijn wat hij wil.
Frederick van Waarde, betontechnoloog bij BAM Infraconsult, belichtte het vak vanuit de aannemer. Hij gaf aan dat het om veel meer gaat dan milieuklasse en sterkteklasse. Er kunnen immers aanvullende eisen gelden, afhankelijk van de opdrachtgever en uitvoeringsmethode. Een goed overleg met alle betrokkenen, opdrachtgever, aannemer en constructeurs, maar ook met de betontechnoloog van de leverancier is daarbij onontbeerlijk.
Dit werd onderstreept door Jaap van Eldik, districtstechnoloog van Mebin. Meer aandacht aan het mengsel lijkt in eerste instantie vaak geld te kosten maar kan uiteindelijk een veelvoud opleveren. Dat geldt zeker wanneer complexe betonmengsels moeten worden toegepast voor schoon beton of zelfverdichtend beton.
Peter de Vries van ENCI BV nam een specifieke eis onder de loep, nl. de milieuklasse XF4 (vorst met dooizouten). Volgens de norm kan hieraan worden voldaan mét en zónder luchtbelvormer. Maar een mengsel zonder luchtbelvormer blijkt veel minder goed te presteren (zie ook Cementartikel ‘Samenstellingseis XF4 voldoet niet’). Hij is er dan ook voorstander van in dit soort situaties altijd een luchtbelvormer toe te passen.
Wilko van der Meer van BAS bv lichtte de mogelijkheden toe van het real time meten van sterkteontwikkeling via Concremote. Hiermee kunnen niet alleen de ontwikkelingen in het betonmengsel worden gemonitord maar kan het bouwproces ook worden (bij)gestuurd. Uiteindelijk is hier veel geld mee te besparen.
Volgens Maarten Swinkels van SGS INTRON wordt beton in de praktijk veel te slecht of zelfs geheel niet nabehandeld. Dat terwijl een goede nabehandeling van groot belang is voor de levensduur van de constructie. Hij stipte de verschillende mogelijkheden van nabehandeling aan met alle voor- en nadelen. Over de eisen op dit gebied bestaat nog wel wat onduidelijkheid. Opmerkelijk zijn ook de verschillen tussen de VBU en de NEN-EN13670. In sommige situaties wordt de nabehandelingsduur 2x zo lang.
Ab van den Bos van ABT ging tot slot in op de uitkomsten van het Stutech/Stufib rapport 20 ‘Betonsterkte versus duurzaamheid’. De betreffende commissie pleit onder meer voor een beter inzicht in het sterkteverloop in de tijd en het beter rekening houden met de daadwerkelijke sterkte in de praktijk. Je moet je dus niet beperken tot de 28-daagse druksterkte. De betonleverancier zou hier meer inzicht in moeten geven.
Uit de discussie achteraf bleek dat betontechnologie een onderwerp is dat leeft maar waarin nog veel te winnen is. Dat er meer moet worden overlegd tussen de betrokken partijen, daar is iedereen het wel over eens.
Reacties