Al meerdere keren heeft in Betoniek Standaard het onderwerp voorspanning centraal gestaan, waarbij allerlei facetten van het voorspannen aan bod zijn gekomen. Bij bepaalde voorspanmethoden worden de voorspankanalen achteraf gevuld met een cementgebonden mortel, injecteren genoemd. In Betoniek Standaard 16/13 zoomen we in op het waarom en vooral op het hoe van het injecteren van voorspankanalen.
InjecterenmaarOver het vullen vanvoorspankanalen metcementgebondenmortelBandUitgaveSTANDAARD v o o r t e c h n o l o g i e e n u i t v o e r i n g v a n b e t o njuli20151316Injecteren maarAl meerdere keren heeft in Betoniek Standaardhet onderwerp voorspanning centraal gestaan,waarbij allerlei facetten van het voorspannenaan bod zijn gekomen. Bij bepaalde voorspan-methoden worden de voorspankanalen achterafgevuld met een cementgebonden mortel,injecteren genoemd. In deze Betoniek Standaardzoomen we in op het waarom en vooral op hethoe van het injecteren van voorspankanalen.Bij voorgespannen beton wordt met behulpvan een voorspansysteem actief een druk-spanning aangebracht op de betondoor-snede. Dit gebeurt voordat de uiteindelijkebelasting wordt aangebracht. Door het voor-spannen blijft de betondoorsnede ? ook bijde uiteindelijke (trek)belasting ? meestalhelemaal onder drukspanning staan. Ditresulteert in een stijvere en meer duurzame(want ongescheurde) constructie. In BetoniekStandaard 16/02 is ingegaan op de onder-delen waaruit een voorspansysteem kanbestaan: ankers, omhullingsbuis en eenvoorspankabel gemaakt van speciaal voor-spanstaal. Ook is ingegaan op de verschil-lende voorspanmethoden.Waarom injecteren?Een van de voorspanmethoden is voorspan-ning met nagerekt staal met aanhechting(VMA). Bij deze methode worden de ankersen de omhullingsbuis ingestort in de beton-nen constructie. De voorspankabel bestaat uit??n of meerdere strengen of een staaf (foto2a en 2b) en wordt door de omhullingsbuisaangebracht. De buis cre?ert dus het voor-spankanaal. Wanneer het beton voldoendesterkte heeft bereikt, wordt de constructievoorgespannen door de voorspankabel af tespannen op de ankers. Vervolgens wordt hetvoorspankanaal gevuld met een cement-gebonden injectiemortel. Deze mortel heefttwee belangrijke functies:? De mortel beschermt de voorspankabeltegen corrosie. Hierbij moet worden opge-merkt dat voorspanstaal erg gevoelig isvoor corrosie.? De mortel zorgt er door aanhechting voordat de voorspankabel over de gehele lengteconstructief is verbonden met de betonnenconstructie.Het is dus heel belangrijk dat het kanaal zo vol-ledig mogelijk wordt gevuld met de mortel. Enlos van de genoemde functies, kan een onvol-ledig gevuld kanaal water (gaan) bevatten, datbij uitzetting door bevriezing voor schade aande constructie kan zorgen. Het voornaamstedoel bij het injecteren van voorspankanalenis het zo volledig mogelijk vullen, maar dit isminder eenvoudig dan je misschien denkt.2 juli 2015 STANDAARD 16 I 13wiggenvoorspanstrengenankerkopinjectieaansluiting/ontluchtingsopeningtrompetomhullingsbuis/voorspankanaalbetonvoorspankabel(bestaande uit strengen)betonnen ligger of dekomhullingsbuis/voorspankanaal, gevuldmet cementgebonden injectiemortelsteunpuntanker (zie detail) anker(bij voorspanstrengen)ab1Toepassing van voorgespannen beton2Strengen (a) en staaf (b)3Voorspankanaalmet golvende vorm,met de onderdelenvan het voorspan-systeemVerloop voorspankanalenVoordat we ingaan op het injecteren, kijkenwe eerst kort naar het verloop van voor-spankanalen. Het verloop van de voorspan-kabel en dus van het te injecteren kanaal,wordt bepaald door de constructeur. Hij doetdit aan de hand van de vorm van en het com-plete krachtenspel in een constructie. Eenvoorspankanaal kan horizontaal lopen, kan eengolvende vorm hebben, maar kan ook verti-caal lopen of bijvoorbeeld U-vormig zijn. Voorhet toegepaste type voorspankabel geldt datstaven alleen geschikt zijn voor rechte kanalen.Strengen kunnen elke vorm volgen en wordendan ook veruit het meest toegepast bij VMA.Een veel voorkomend verloop van voorspan-kanalen is de golvende vorm, bijvoorbeeld bijeen ligger of dek op drie steunpunten (fig. 3).Vanwege deze vorm worden hierbij strengen3juli 2015 STANDAARD 16 I 13toegepast. Bij veel figuren in deze BetoniekStandaard gebruiken we als voorbeeld ditverloop en dit type voorspankabel om detekst duidelijk te maken.De basis van het injecterenAls we kijken naar de basis van het injecteren,geldt het volgende: om een voorspankanaal tekunnen injecteren, is er een ingang (injectie-aansluiting) en een uitgang (ontluchtingsope-ning) in het kanaal. Bij de ingang wordt de in-jectiemortel in het kanaal gepompt. Vervolgensvult de mortel het kanaal tot de uitgang wordtbereikt. Wanneer de mortel daar naar buitenkomt ? en nagenoeg dezelfde kwaliteit heeft alsbij de ingang ? kan de ingang worden afgeslo-ten en kan worden gestopt met pompen. Hetis logisch en in de meeste gevallen ook de prak-tijk, dat de in- en uitgang zich elk aan een uit-einde van het kanaal bevinden, bij de ankers.Bij lange kanalen kan de pompdruk dan ech-ter relatief hoog oplopen. Bovendien kan hetlang duren voordat de mortel het kanaal heeftgevuld en gedurende die periode moet dePraktische zaken bij het injecteren? De in- en uitgang zijn een onderdeel van het gehelevoorspansysteem. Als ze zich aan de uiteinden vanhet voorspankanaal bevinden, zijn ze normaal ge-sproken ge?ntegreerd in de ingestorte ankers. Ook alsze halverwege het voorspankanaal zitten, worden ze,samen met de omhullingsbuis, ingestort. Foto 4 en 5tonen voorbeelden van in- en uitgangen bij eenanker en halverwege een kanaal.? Kies de diameter van het kanaal zodanig, dat er vol-doende ruimte beschikbaar is om de mortel zonder alte hoge druk door het kanaal te pompen. Hiervoorgeldt de vuistregel dat het oppervlak van de doorsnedevan de voorspankabel tussen 40 en 50% van het op-pervlak van de doorsnede van het voorspankanaal is.? Controleer voorafgaand aan het injecteren of hetkanaal niet is verstopt (bijvoorbeeld door een lekkagetijdens het storten van het omliggende beton). Ditkan worden gecontroleerd door het kanaal door teblazen met droge perslucht.? Injectiemortels worden op de bouwplaats aangemaaktof gemengd en vervolgens verpompt. Het is belangrijk- dat de pomp de mortel in een constante stroom(zonder stoten) verpompt;- dat de pompsnelheid en -druk goed regelbaarzijn, en- dat de meng- en pompapparatuur geschikt zijnom het voorspankanaal te vullen binnen dertigminuten na aanvang van het aanmaken.Foto 6 toont een voorbeeld van een menger/pomp.? Alle aansluitingen tussen pomp, leidingen eningang(en) en de leidingen zelf, moeten lekdichtzijn en bestand zijn tegen de pompdruk.? Injecteren onder koude condities: de minimaletemperatuur van de betonnen constructie tijdensen gedurende 48 uur na het injecteren, is 3 ?C.De voorspankanalen moeten ijsvrij zijn en hetinjectiemateriaal mag niet zijn bevroren.? Injecteren onder warme condities: om snel opstijvenvan de injectiemortel en daarmee verstoppingente voorkomen, is de maximale temperatuur vande mortel en de betonnen constructie tijdens hetinjecteren 35 ?C.4In- en uitgang bij een anker(spanbaar anker voor strengen)5In- en uitganghalverwege eenkanaal6Menger/pomp4 juli 2015 STANDAARD 16 I 13injectiemortel wel zijn verwerkbaarheid be-houden. Er kan dan worden gekozen voor eenextra in- of uitgang, bijvoorbeeld halverwegehet voorspankanaal. Wanneer de mortel daarnaar buiten komt, kan de eerste ingang wor-den afgesloten en kan verder worden ge-pompt vanaf de extra ingang. In het kaderwordt ingegaan op een aantal praktischezaken bij injecteren.Om een indruk te krijgen van de benodigdehoeveelheid mortel, kijken we naar een voor-beeld. Een dek van een viaduct heeft eenlengte van 50 m en een breedte van 22 m.Het dek heeft 32 voorspankanalen. Elk kanaalheeft een interne diameter van 95 mm enbevat 22 zevendraads voorspanstrengen.Voor het vullen van de kanalen van het heledek is circa 6500 L injectiemortel nodig.InjectiemortelEen cementgebonden mortel voor het injecte-ren van voorspankanalen bestaat uit cement,water en eventueel hulp- en/of vulstoffen. Demortel bevat dus geen fijn (en grof) toeslag-materiaal. De morteleigenschappen wordenbehandeld in de Europese normen NEN-EN445 (testmethoden) en NEN-EN 447 (eisen).We gaan hier kort in op de eigenschappen diehet belangrijkst zijn met het oog op zowel hetinjecteren als de uiteindelijke functie van demortel, en op de bijbehorende testmethoden.Tabel 1 toont de eisen.Consistentie of vloei en behoud hiervanDe consistentie of vloei en behoud hiervan inde tijd (voor een goede verwerking) wordtbepaald door het meten van de doorlooptijdmet behulp van de CEN-vloeitrechter. Dit isenigszins vergelijkbaar met de trechtertijd bijZVB. Er wordt hier echter gebruikgemaaktvan een trechter met een ronde doorsnede eneen inhoud van circa 1,7 L. De doorlooptijdgeldt op het moment dat 1 L injectiemorteluit de trechter is gelopen (de trechter is dandus nog niet leeg).Bij thixotrope injectiemortels kan deze eigen-schap worden bepaald door het meten van despreidmaat. Dit is te vergelijken met de vloei-maat bij ZVB, hoewel hier gebruikgemaaktTabel 1 Eisen bij belangrijkste morteleigenschappeneigenschap methode eis (conform NEN-EN 447)consistentie doorlooptijd direct na aanmaken: maximaal 25 sec.30 minuten na aanmaken: maximaal 25 sec., ?nmaximaal 20% korter of langer dan direct na aanmakenspreidmaat direct na aanmaken: minimaal 140 mm30 minuten na aanmaken: minimaal 140 mm, ?nmaximaal 20% kleiner of groter dan direct na aanmakenvolumeverandering mortelvolume 24 uur na vullen: tussen -1% en +5% ten opzichte vanmortelvolume direct na vullenafwezigheid van klonten geen klonten toegestaanstabiliteit Wick-induced test volume bleedingwater 3 uur na vullen:maximaal 0,3% van mortelvolume direct na vullenInclined tube testdruksterkte na 28 dagen: minimaal 30 N/mm2, ?f na 7 dagen: minimaal 27 N/mm2chloridegehalte maximaal 0,10% van cementgewichtsulfaatgehalte maximaal 4,5% van cementgewicht5juli 2015 STANDAARD 16 I 13wordt van een kleine cilinder met een internediameter van 39 mm en een hoogte van60 mm. De spreidmaat wordt deritg secondenna het optillen van de cilinder gemeten.VolumeveranderingVoor een goede vulling van het voorspanka-naal is het van belang dat de mortel zeerweinig krimpt en bij voorkeur licht zwelt. Devolumeverandering wordt bepaald metbehulp van de Wick-induced test, waarbij eentransparante, verticale cilinder met eeninterne diameter van circa 70 mm en eenhoogte van circa 1 m wordt gevuld met injec-tiemortel (direct na aanmaken). In de cilinderbevindt zich een zevendraads voorspanstrengtot net onder het initi?le hoogteniveau van demortel. Het hoogteniveau van de mortelwordt op verschillende tijdstippen gemeten.Afwezigheid van klontenDe afwezigheid van klonten om zo verstop-pingen te voorkomen, wordt bepaald doorminimaal 1 L injectiemortel over een zeef meteen maaswijdte van maximaal 2 mm te gietenen het aantal klonten op de zeef te tellen.StabiliteitStabiliteit is van belang voor een goede vul-ling van het kanaal met mortel en niet metbleedingwater. De stabiliteit kan op tweemanieren worden bepaald. Enerzijds met be-hulp van de eerder genoemde Wick-inducedtest waarbij ook het hoogteniveau van heteventuele bleedingwater wordt gemeten.Anderzijds kan gebruik worden gemaakt vande Inclined tube test. Hierbij wordt een trans-parante cilinder met een interne diameter vancirca 80 mm en een lengte van circa 5 m,opgesteld onder een hoek van circa 30? metde grond, gevuld met injectiemortel (directna aanmaken). De cilinder wordt gevuld alsofhet een injectiekanaal betreft. Daarvoor heeftde cilinder een ingang aan het onderste uit-einde en een uitgang aan het bovenste uit-einde; verder is de cilinder geheel afgesloten.In de cilinder bevinden zich twaalf voorspan-strengen. Het hoogteniveau van de mortel enhet eventuele bleedingwater worden op ver-schillende tijdstippen gemeten.DruksterkteDe druksterkte is een aanwijzing voor de aan-hechtsterkte. Hij wordt bepaald als de gemid-delde druksterkte van de twee helften vanminimaal ??n prisma met de afmetingen40 x 40 x 160 mm?.Chemische samenstellingDe chemische samenstelling betreft bijvoor-beeld het chloride- en sulfaatgehalte. Uiter-aard is de pH-waarde van belang voor depassiverende werking, maar omdat het eencementgebonden mortel betreft, is deze inprincipe hoog genoeg.InsluitingenMet de uitleg van hiervoor over het injecteren,lijkt het niet moeilijk om een voorspankanaalte vullen met mortel. Maar zoals gezegd, is hetbelangrijk dat de kanalen zo volledig mogelijkworden gevuld en dat blijkt in de praktijk tochniet zo eenvoudig te zijn. Bij controles entesten in het verleden is namelijk gebleken dat? zonder de juiste maatregelen ? de kans grootis dat de kanalen insluitingen van lucht en/ofwater bevatten en waar zich dus geen mortelbevindt. De oorzaak hierin is de volgende.Tijdens de uitvoering voorafgaand aan hetinjecteren, moet zo veel mogelijk wordenvoorkomen dat (regen)water in de voor-spankanalen terechtkomt. Om verschillenderedenen kan het echter toch gebeuren. Ditwater moet in principe v??r het injecterenworden verwijderd middels doorblazen metdroge perslucht, maar dat is niet eenvoudig.Je zou zeggen dat de mortel het resterendewater tijdens het vullen van het kanaal voor6 juli 2015 STANDAARD 16 I 13doorsnede van voorspankanaalbij hooggelegen gedeeltedoorsnede van voorspankanaalbij laaggelegen gedeelteabczich uitduwt en bij de uitgang naar buitenbrengt. Maar vanwege een goede verwerkingis de mortel zo vloeibaar dat het voortbewe-gende front van de mortel de doorsnede vanhet voorspankanaal niet volledig afsluit enhet water dus niet voor zich uitduwt. Bij op-gaande gedeelten van het kanaal gebeurt ditvaak wel, maar bij horizontale en met nameneergaande gedeelten meestal niet (fig. 7a).Omdat mortel zwaarder is dan water, zal demortel zijn weg vinden onder het water. Hier-door kunnen waterinsluitingen ontstaanbovenin de doorsnede van horizontale enneergaande gedeelten van het kanaal.Nog belangrijker is dat tijdens het vullen vanhet voorspankanaal ? om dezelfde reden enop dezelfde locaties ? ook luchtinsluitingenkunnen ontstaan. Het totale volume hiervan ismeestal groter dan dat van de insluitingen vanhet vooraf aanwezige water. Figuur 7b toontde mogelijke lucht- en waterinsluitingen directna het injecteren.Gelukkig zijn er manieren om het ontstaan vandeze insluitingen te beperken ?n zijn er me-thoden om bij ontstane insluitingen de luchten het water zo veel mogelijk te verwijderenen te vervangen door mortel.Ontstaan van insluitingen beperkenHet ontstaan van lucht- en waterinsluitingen ismeestal niet te voorkomen. Maar het is wel tebeperken. Dit kan door de mortel niet te snel teverpompen (max. 6 tot 10 m/min, afhankelijkvan de beschikbare ruimte). Ook kan dit doorde ingang op een laag gelegen punt van hetvoorspankanaal aan te brengen en de uitgangop een hoog gelegen punt. Hierdoor wordenmeer opgaande dan neergaande gedeeltengecre?erd voor de mortel die het kanaal vult.De meest geschikte locaties voor de in- en uit-gang zijn natuurlijk afhankelijk van het verloopvan het voorspankanaal. Bij horizontale con-structies met horizontale of golvende gevormdekanalen liggen de ankers vaak op dezelfdehoogte. Hier bevinden de in- en uitgang zichnormaal gesproken elk bij een willekeurig7Situatie (a) tijdens,(b) direct na en(c) enige tijd nainjecteren7juli 2015 STANDAARD 16 I 13ababanker. Maar wanneer de constructie en dus hetvoorspankanaal onder een hoek ligt, is het ver-standig de ingang bij het laagst gelegen ankerte plaatsen en de uitgang bij het hoogst gele-gen anker. Ditzelfde geldt natuurlijk voor verti-cale kanalen. Bij U-vormige voorspankanalenwordt meestal halverwege (en dus op het laag-ste punt van) het kanaal een ingang gemaakt.Bij beide ankers bevinden zich dan uitgangen.Ontstane insluitingen verwijderenDesondanks ontstaan vaak lucht- en water-insluitingen. Om de lucht en het water van deontstane insluitingen zo veel mogelijk te ver-wijderen en te vervangen door mortel, zijn ertwee belangrijke methoden te onderschei-den: na-injecteren en napersen.Na-injecterenNormaal gesproken verplaatsen de ontstanelucht- en waterinsluitingen zich (onder invloedvan de zwaartekracht) enige tijd na het injecte-ren naar de hooggelegen gedeelten van hetvoorspankanaal (fig. 7c). Bij de meest gangbareen effectieve manier van na-injecteren, wordtna het injecteren eigenlijk opnieuw maar nulokaal ge?njecteerd. Dit gebeurt alleen bij dehooggelegen gedeelten van het kanaal, waarde uiteindelijke insluitingen worden verwacht.Voor het na-injecteren wordt gebruikgemaaktvan een (extra) in- en uitgang bij elk van dezelocaties: een ingang aan de onder- en een uit-gang aan de bovenzijde van de verwachte in-sluiting (fig. 8). Deze in- en uitgang wordenook samen met de ankers en de omhullingsbuisingestort. Bij het na-injecteren duwt de mortel9(a) In- en uitgangentijdens injecteren(eventueel extrain-/uitgang halver-wege het kanaalvanwege de lengte)en (b) in- en uit-gangen tijdensna-injecteren8(a) In- en uitgangentijdens injecteren(eventueel extrain- of uitgang halver-wege het kanaalvanwege de lengte)en (b) In- en uit-gangen tijdensna-injecteren8 juli 2015 STANDAARD 16 I 13de lucht en het water voor zich uit naar de uit-gang. Vanwege de opgaande beweging is ditmogelijk. Bij het na-injecteren wordt gewerktmet dezelfde mortel als bij het injecteren.Het na-injecteren moet niet te snel na het injec-teren plaatsvinden. Hoe langer wordt gewacht,hoe groter de kans dat de ontstane insluitingennaar de hooggelegen gedeelten zijn verplaatst.Maar het is ook belangrijk niet te lang te wach-ten; het na-injecteren moet plaatsvinden voor-dat de eerder ge?njecteerde mortel opstijft.Want omdat de grootte van de verwachte in-sluiting niet zichtbaar en dus onbekend is,bestaat de kans dat de ingang samenvalt meteerder ge?njecteerde mortel. Voor de in- enuitgangen voor het na-injecteren, kan gedeel-telijk gebruik worden gemaakt van de in-enuitgang(en) voor het eerdere injecteren (fig. 8aen 8b). De uitgangen die worden gebruikt bijhet na-injecteren bij de ankers, zijn bij het eer-dere injecteren gebruikt als respectievelijk in- enuitgang. En als tijdens het eerdere injecterengebruik is gemaakt van een extra in- of uitganghalverwege het voorspankanaal, kan deze ookworden gebruikt tijdens het na-injecteren.Bij een andere manier van na-injecteren vindtde na-injectie niet alleen plaats bij de hoog-gelegen gedeelten van het voorspankanaal.Hierbij wordt gebruikgemaakt van (extra)uitgangen op alle hooggelegen punten vanhet kanaal en van (extra) ingangen op allelaaggelegen punten (fig. 9a en 9b). De nade-len van deze manier zijn de mogelijk moeilijkebereikbaarheid van de laaggelegen punten enhet feit dat alle eerder ge?njecteerde mortelweer in beweging moet worden gebracht.Bij een horizontaal voorspankanaal is het moei-lijk om middels na-injecteren de ontstane in-sluitingen te vervangen door mortel. Hier zijnnamelijk geen specifieke hooggelegen gedeel-ten waar de insluitingen zich naartoe verplaat-sen. De insluitingen blijven ? verspreid over delengte ? bovenin de doorsnede van het kanaal.NapersenBij napersen worden lucht en water van deontstane insluitingen via de voorspankabel uithet voorspankanaal geperst en vervangendoor mortel. Dit gebeurt normaal gesprokendirect na het injecteren. Voor deze methodeis het ook niet nodig dat de insluitingen naarde hooggelegen gedeelten zijn verplaatst.Napersen is alleen toe te passen als de voor-spankabel bestaat uit zevendraads strengen.Deze strengen bestaan uit een rechte kern-draad waaromheen zes iets dunnere dradenzijn geslagen (foto 10). Tussen de kerndraaden de zes overige draden zitten kleine kanaal-tjes (niet te verwarren met het voorspan-kanaal) die over de hele lengte van de streng10Zevendraadsvoorspanstreng9juli 2015 STANDAARD 16 I 13doorlopen. Bij de ankers steken de uiteindenvan de streng naar buiten, waardoor in dekanaaltjes over de hele strenglengte dezelfdedruk heerst als buiten. Wanneer direct na hetinjecteren de uitgang(en) wordt (worden)dichtgezet en vervolgens via een ingang ver-der wordt gepompt met de mortel, zal dedruk in het voorspankanaal toenemen. Inprincipe heeft de mortel namelijk geen uit-gang. Dit is echter niet helemaal waar; tussende zes draden bevinden zich, weer over dehele strenglengte, zeer smalle openingen naarde eerder genoemde kanaaltjes. Vanwege delagere druk in de kanaaltjes wil de mortel doordeze openingen heen. Maar bij strengen dieop voorspanning staan, zijn deze openingenzo smal dat alleen lucht en water er doorheenkunnen en de cementdeeltjes niet. Hierdoorworden de lucht- en waterinsluitingen uit hetvoorspankanaal geperst en vervangen doormortel (foto 11).Bij napersen moet worden gelet op een aantalzaken. Wanneer de druk in het voorspanka-naal te hoog is, slaan de smalle openingendicht door de cementdeeltjes en stopt hetuitpersen van lucht en water. Om te bereikendat zo veel mogelijk lucht en water wordenvervangen door mortel, moet daarom rustigworden gepompt zodat de druk in het voor-spankanaal langzaam oploopt.Om een verschil in druk tussen enerzijds demortel in het voorspankanaal en anderzijds dekanaaltjes tussen de draden te cre?ren, is hetnodig dat de mortel geen enkele andere uitwegheeft. Om die reden worden de uitgang(en)dichtgezet voordat wordt begonnen met na-persen. Ter plekke van de inklemming van destrengen bij de ankerkoppen, zijn de strengennormaal gesproken niet helemaal afgesloten.Daarom moeten de koppen zodanig wordenafgedicht dat alleen de strengen (met hunkanaaltjes) er uitsteken. Dit kan bijvoorbeelddoor dichtzetten met (snelhardende) cement-pasta (foto 12).Injectiemortel bij napersenNiet elke injectiemortel is geschikt voor naper-sen. Bij mortels met zeer fijne vulstoffen slaande smalle openingen naar de kanaaltjes al bijeen kleine overdruk dicht, waarna het uitper-sen van lucht en water stopt. De zeer fijnevulstoffen worden toegevoegd aan mortelsom een goede stabiliteit te krijgen en dus omwateruittreding of bleeding zo veel mogelijkte voorkomen. We hebben gezien dat dit eenbelangrijke eigenschap van injectiemortels is.De kans is dus groot dat bleeding optreedt bijeen mortel die geschikt is voor napersen. Hetverlagen van de toe te voegen hoeveelheidwater om deze bleeding te verminderen, ismeestal geen optie omdat dit ten koste gaatvan de consistentie of vloei, die ook belangrijkis. Gelukkig hoeft bleeding bij napersen geenprobleem te zijn: door het drukverschil datwordt gecre?erd, wordt het mortelwater datuiteindelijk zou gaan uittreden ook uit hetvoorspankanaal geperst. De mortel heeft nahet napersen dus een betere stabiliteit dan11Uitpersen van luchten water bijnapersen10 juli 2015 STANDAARD 16 I 13tijdens het injecteren. In het tekstkader wordtingegaan op de injectiemortels die in de hui-dige praktijk worden toegepast.Controle van vullingOndanks een zorgvuldige uitvoering bij beidemethoden (na-injecteren en napersen), blijftde kans aanwezig dat de voorspankanalen nietvolledig zijn gevuld met mortel. Dit kan door-dat toch niet alle ontstane lucht- en water-insluitingen zijn vervangen door mortel en/ofdoordat er naderhand toch wat bleedingwateruittreedt. Omdat in den blinde wordt ge-werkt, is de vulling van de kanalen moeilijk tecontroleren. Tijdens de werkzaamheden kanenige controle plaatsvinden door het te vullenvolume te berekenen en te vergelijken met hettotale volume van de ge?njecteerde mortel (bij12Ankerkoppenafgedicht metcementpasta;alleen de strengensteken uitPompdrukIn deze Betoniek Standaard wordt de pomp-druk een aantal keer genoemd. Normaalgesproken is deze tijdens het injecterentussen 3 en 6 bar. Om de volgende redenenmoet de pompdruk ? en dus de druk op demortel ? niet te hoog worden:? bescherming van personeel en materieel,? voorkomen van bezwijken van de aan-sluitingen tussen pomp, leidingen eningang(en) en van de leidingen zelf,? voorkomen van (extra) bleeding, en? voorkomen van beschadiging van debetonstructuur.Daarom moet de injectiepomp worden be-grensd op drukken hoger dan 20 bar. Tij-dens het napersen loopt de pompdruk nor-maliter op tot een druk tussen 8 en 10 bar.Injectiemortels in de praktijkIn de huidige praktijk worden eigenlijk twee soortenmortels toegepast bij het injecteren van voorspankanalen:? Kant-en-klare mortels: dit zijn injectiemortels die naastcement en water ook zeer fijne vulstoffen en diversehulpstoffen (voor vloei, zwelling en stabiliteit) bevatten.Alle bestanddelen behalve het water worden fabrieks-matig gemengd tot een droge mortel. De grondstoffenzijn dusdanig op elkaar afgestemd dat bij menging metde benodigde hoeveelheid (en niet meer!) water op debouwplaats, een mortel ontstaat die voldoet aan alleeisen in NEN-EN 447. Deze mortels zijn vanwegede zeer fijne vulstoffen niet geschikt voor napersen.? Traditionele mortels: dit zijn injectiemortels die be-staan uit cement, water en een hulpstof (voor vloeien zwelling). Ze worden op de bouwplaats gemaaktdoor de drie bestanddelen in bekende verhoudingenmet elkaar te mengen. Deze mortels voldoen aan demeeste eisen in NEN-EN 447, behalve meestal aan destabiliteitseis. Ze moeten dan ook worden nageperstwaardoor de stabiliteit verbetert.11juli 2015 STANDAARD 16 I 13Betoniek = Standaard + VakbladOnderdeel van het Betoniek-abonnement is naast Betoniek Standaard ookBetoniek Vakblad. Dit is een magazine op groot formaat met artikelen over ondermeer projecten, ontwikkelingen, onderzoek, regelgeving en onderwijs. Dezeartikelen worden geschreven door de lezers van Betoniek zelf. Daarin wijkt BetoniekVakblad dus af van Betoniek Standaard, dat volledig door een deskundige redactiewordt geschreven. Betoniek Vakblad verschijnt vier keer per jaar. Alle artikelen zijnte raadplegen op www.betoniek.nl. Voor leden van Betoniek is dat gratis!. Dit is een magazine op groot formaat met artikelen over ondernapersen gecorrigeerd met het volume vanhet uitgeperste mortelwater). Maar helaas isdit een globale controle die weinig zekerheidgeeft. Enkele uren na de werkzaamheden zoueen groot gedeelte van de eventueel achter-gebleven lucht en water zich naar de hogergelegen gedeelten moeten hebben verplaatst.Wanneer deze gedeelten toegankelijk zijn,is dit visueel of met behulp van inprikkente controleren. Ook kunnen geavanceerde,niet-destructieve onderzoekstechnieken (ge-baseerd op radar of geluidsgolven) wordentoegepast om eventuele insluitingen op tesporen. Als in deze fase nog insluitingen wor-den gevonden, is na-injecteren niet meermogelijk omdat de mortel dan al is opgesteven.Er kan wel worden nagegoten met mortel.Tot slotUit deze Betoniek Standaard blijkt dat het nietzo eenvoudig is om voorspankanalen (bijna)volledig te vullen met mortel. Maar er blijktook dat een goede vulling wel degelijkmogelijk is wanneer de injectie zorgvuldigwordt voorbereid, uitgevoerd en gecontro-leerd. Omdat het specifieke kennis en vaar-digheden betreft ? die natuurlijk verder gaandan de inhoud van dit nummer ? is het be-langrijk dat het injecteren wordt gedaan doorspecialisten.DankwoordDe redactie van Betoniek Standaard bedanktAndrew Zielinski en Wiljan de Moor voor hetinbrengen van hun kennis en expertise bijtotstandkoming van dit nummer.Literatuur1. Stufib-rapport 19 Injecteren vanvoorspankanalen 2, 2010.2. Betoniek Standaard 16/02Spannend beton.12 juli 2015 STANDAARD 16 I 13UitgaveAeneas Media bvDr. van Helvoortstraat 3, 5281 BJ BoxtelT: 0411 65 00 85, E: info@aeneas.nlWebsite www.betoniek.nlRedactie T: 0411 65 35 84,E: betoniek@aeneas.nlVormgeving Inpladi bv, CuijkAdvertentieverkoop Bureau Van Vliet,Frank Oudman, T: 023 571 47 45,E: f.oudman@BureauVanVliet.comAbonnementen/adreswijzigingen?neas Media bvDr. van Helvoortstraat 3, 5281 BJ BoxtelT: 0411 65 00 85,E: abonnementen@aeneas.nlAbonnementen 2015Jaarabonnement: 4x Betoniek Standaard,4x Betoniek Vakblad en toegang tot hetonline archief: 125,- (excl. btw).Buiten Nederland geldt een toeslag voorextra porto. Abonnementen lopen per jaaren kunnen elk gewenst moment ingaan.Opzeggen moet altijd schriftelijk gebeuren,uiterlijk twee maanden voor vervaldatum.Kijk voor de mogelijkheden van onlineabonnementen op www.betoniek.nl.? Aeneas Media bv 2015Betoniek wordt tevens elektronisch opge-slagen en ge?xploiteerd. Alle auteurs vantekstbijdragen in de vorm van artikelenof ingezonden brieven en/of makers vanbeeldmateriaal worden geacht daarvan opde hoogte te zijn en daarmee in te stemmen,e.e.a. overeenkomstig de publicatie- en/ofinkoopvoorwaarden. Deze liggen bij deredactie ter inzage en zijn op te vragen.Hoewel de grootst mogelijke zorg wordtbesteed aan de inhoud van het blad, zijnredactie en uitgever van Betoniek niet aan-sprakelijk voor de gevolgen, van welke aardook, van handelingen en/of beslissingengebaseerd op de informatie in deze uitgave.Niet altijd kunnen rechthebbenden vangebruikt beeldmateriaal worden achter-haald. Belanghebbenden kunnen contactopnemen met de uitgever.ISSN: 2352-1090Betoniek Standaard is onderdeel van Betoniek Platform, h?t kennisplatform over technologie enuitvoering van beton. Betoniek Standaard verschijnt 4x per jaar en is een uitgave van AeneasMedia bv, in opdracht van het Cement&BetonCentrum. In de redactie zijn vertegenwoordigd:BAM Infraconsult, BTE Nederland, ENCI, IKOB-BKB, Mebin en TNO.
Reacties