Stel, je bent op de fiets en het gaat regenen. Wat doe je dan: regenpak aan of niet aan? Zeker vroeger was dat geen eenvoudige vraag. De plastic pakken van toen lieten geen water door, maar ook geen zweet. Dus werd je nat van de regen (pak uit) of van je zweet (pak aan). Tegenwoordig zijn er regenpakken die het water van buiten tegenhouden, maar het zweet van binnen wel laten ontsnappen. We kunnen dus vochttransport beïnvloeden en dat is bij beton soms ook handig. Dit kan door beton te hydrofoberen. In deze Betoniek Standaard leggen we uit wat hydrofoberen is en hoe het werkt.
Water-vreesOver hydrofoberenen hoezo voor betonBandUitgaveSTANDAARD v o o r t e c h n o l o g i e e n u i t v o e r i n g v a n b e t o nnovember20151416WatervreesStel, je bent op de fiets en het gaat regenen.Wat doe je dan: regenpak aan of niet aan? Zekervroeger was dat geen eenvoudige vraag. Deplastic pakken van toen lieten geen water door,maar ook geen zweet. Dus werd je nat van deregen (pak uit) of van je zweet (pak aan). Tegen-woordig zijn er regenpakken die het water vanbuiten tegenhouden, maar het zweet van binnenwel laten ontsnappen. We kunnen dus vocht-transport be?nvloeden en dat is bij beton somsook handig. Dit kan door beton te hydrofoberen.In deze Betoniek Standaard leggen we uit wathydrofoberen is en hoe het werkt.Voordat we uitleggen wat hydrofoberen pre-cies inhoudt, is de vraag gerechtvaardigdwaarom we dit zouden willen doen. Het isnamelijk wel een extra handeling. Hydrofobe-ren van beton wordt vooral toegepast om z'nesthetische effecten: het vermindert eenvlekkerig patroon bij jong beton, het gaat devorming van witte kalkuitslag tegen en hetvertraagt de vervuiling van beton. Daarnaastwordt hydrofoberen gebruikt ter verbeteringvan de duurzaamheid van beton. Het be-perkt chloride-indringing en heeft een positiefeffect op de vorst-dooibestandheid.Hydrofoberen heeft dus vele interessanteaspecten; daar duiken we in deze BetoniekStandaard eens dieper in. Eerst wordt gekekennaar het fenomeen hydrofobie en hydrofo-beermiddelen. Met deze basiskennis proberenwe te begrijpen hoe de genoemde esthetischeen duurzaamheidseffecten worden verkregen(hoe werkt het?). Dan stappen we door naarhet aanbrengen en testen en tot slot wordteen aantal ervaringen met hydrofoberen be-sproken. Maar om te beginnen: wat is hydro-fobie?HydrofobieHydrofobie kan letterlijk worden uitgelegd als`een fobie hebben voor of bang zijn voorwater'. Maar hoe kun je nu bepalen of eenmateriaal van water houdt of er juist vreesvoor heeft? Hiervoor wordt het principe vande liefde gevolgd; vlijt het water zich liefelijkzo veel mogelijk tegen het materiaal aan danhoudt het materiaal van water. Er is dansprake van waterliefde ofwel hydrofilie. Houdtde waterdruppel niet van het materiaal, maarkrult hij zich op als een egel om het contactzo minimaal mogelijk te maken dan sprekenwe van watervrees ofwel hydrofobie.2 november 2015 STANDAARD 16 I 14Net zoals de liefde van twee kanten moetkomen, draait het bij hydrofilie en hydrofobieom de interactie. De eigenschap zit niet puurin het water of puur in het vaste materiaal,maar in de combinatie. Je kunt de interactieveranderen door iets aan het water te doen,iets aan het vaste materiaal of aan allebei. Deeerste die dit ontdekte was Thomas Young in1804, bij zijn onderzoek naar oppervlakte-spanning. Hij bestudeerde wat er gebeurdewanneer hij een waterdruppel op verschil-lende materialen legde (fig. 2).Figuur 2 is nog theorie, maar hoe werkt die nubij beton? Dit is weergegeven in figuur 3.Beton houdt van nature van water (fig. 3a).Dit is ook te verwachten; beton wordt immersgemaakt met water. Vervolgens gaan we het1Water trekt zichsamen tot druppelsfoto: CNW Group/Jan Kelley Marketing2Waterliefde(hydrofilie) ofwatervrees(hydrofobie)3Water is hydrofielop beton, maar ishydrofoob opgehydrofobeerdbeton3november 2015 STANDAARD 16 I 14beton een oppervlaktebehandeling geven.Daarbij wordt een materiaal aangebracht datniet van water houdt en het water trekt zichterug tot druppels (fig. 3b). Door het aan-brengen van een hydrofobeermiddel veran-dert dus het gedrag van het water op hetoppervlak van beton! Hoog tijd om eens tegaan kijken wat dat dan voor middelen zijn.HydrofobeermiddelenAls we heel erg inzoomen op het hydrofo-beermiddel zelf, zien we dat zo'n stof eigenlijktwee kanten moet hebben. We gaan dit ver-gelijken met een magneet (fig. 4). Aan de enepool cre?ren we een hydrofobe situatie (H).Dit is de kant die niet van water houdt. Watwe willen bereiken is zoiets als bijvoorbeeldautowas; iets waar water snel en makkelijkvanaf rolt of zich minimaal als druppels opterugtrekt. Om dit te bereiken, wordt ge-bruikgemaakt van koolstofketens (= ketensvan koolstofatomen C) met een olie- of was-achtig karakter. Daar het beton zelf deels uitwater bestaat, zal de hydrofobe pool van hethydrofobeermiddel niet van beton houden.De H-pool zal zich dus ook niet hechten aanhet beton. Natuurlijk willen we wel dat hethydrofobeermiddel zich hecht aan het beton,anders blijft het niet zitten. Er zal dus ook eenkant van de magneet moeten worden gecre-eerd die wel van beton houdt.Binnen de hydrofobeermiddelen wordt ditopgelost door een andere pool te cre?ren (dekant met betonliefde (L)) die dicht bij de ele-menten blijft waar ook beton uit bestaat. Debuitenhuid van beton bestaat voornamelijkuit cementsteen. De hoofdcomponentenhiervan zijn calcium, silicium en water. Veelhydrofobeermiddelen hebben daarom eenbetonminnende pool die is opgebouwd rondketens van het element silicium (Si).Wat we tot nu toe hebben beschreven, is deprincipeopbouw van een hydrofobeermiddel4Versimpeldeweergave van dehydrofobeermagneet4 november 2015 STANDAARD 16 I 14met als metafoor een magneet. In de praktijkzijn er veel verschillende soorten hydrofobeer-middelen. Aan de hydrofobe kant van de mag-neet kan worden gevarieerd in de ketenlengtevan de koolstofketen (de C-ketens in fig. 4), detypen zijgroepen aan de hoofdketen van kool-stof (niet getekend in fig. 4) en de aantallenvan die zijgroepen. Hiermee is een bijna onein-dige reeks variaties mogelijk, waardoor de(hydrofobe) eigenschappen van deze pool opvele manieren kunnen worden be?nvloed. Omeen idee te krijgen van wat allemaal mogelijkis, wordt ter illustratie verwezen naar BetoniekStandaard 16/10 `Het ABC van een PCE'.Aan de betonminnende kant van de magneetis het aantal variaties beperkter. Hoofdeigen-schap van deze kant van de magneet is name-lijk dat het wel van beton blijft houden. Despeelruimte die overblijft, is de ketenlengtevan de siliciumketens (de Si-O-ketens in fig. 4).Als belangrijkste vertegenwoordigers kennenwe de zogenoemde silanen en siloxanen.In de wereld van de hydrofobeermiddelen ishet gebruik geworden om de verschillendemiddelen te typeren via de L-pool. In debespreking hierna volgen we dat gebruik.De silanen hebben de kleinste ketens(M = 100-200). Ze kunnen in vloeibare vormpuur worden gebruikt (100%). Om het hy-drofobeermiddel goed aan te brengen, wordtvaak gebruikgemaakt van organische oplos-middelen. Bij silanen als actieve stof wordtgewerkt met hoge doseringen (tot wel 40%).Deze mengsels zijn laag viskeus waardoor desilanen met hun kleine ketens diep en inkleine pori?n van het beton kunnen binnen-dringen.Hoewel de L-pool van onze hydrofobeermag-neet is gemaakt om van het silicium in hetbeton te houden, is een bijeffect dat de silici-umpolen van verschillende hydrofobeer-ketens ook heel goed van elkaar kunnenhouden. Ze kunnen daarbij steeds groterenetwerken vormen met een effectieverehydrofoberende werking tot gevolg.De andere belangrijke groep hydrofobeer-middelen zijn de zogenoemde siloxanen.Eigenlijk zijn deze gelijk aan de eerdergenoemde silanen, alleen zijn de oorspronke-lijke, korte ketens dan alvast een beetje voor-geknoopt. De gemiddelde ketenlengte van desiloxanen is daardoor meer in de orde vanM = 400-600. Omdat de ketens zelf groteren daarmee zwaarder zijn, is het percentageactieve stof in het organische oplosmiddelteruggebracht tot zo'n 10%.Hoe werkt het?Aan het begin van deze Betoniek Standaardhebben we een aantal esthetische en duur-zaamheidseffecten genoemd die positief wor-den be?nvloed door hydrofobeermiddelen.Nu we meer weten over hydrofobie kijken weterug of we kunnen begrijpen wat er gebeurt.De crux van de werking van een hydrofobeer-middel zit eigenlijk in het type transport aanhet begin van een betonporie. Bij een goedeapplicatie zit het hydrofobeermiddel nietalleen op het beton, maar ook in het buitenstedeel van de pori?n (fig. 5). Op deze manierwordt het transport van water in vloeibarefase voorkomen. Het vloeibare water kan hethydrofobeermiddel aan het begin van deporie niet meer zwemmend passeren; nietnaar buiten en niet naar binnen. Wat nog welkan, is langs het hydrofobeermiddel vliegenKetenlengte MIn de chemie wordt de lengte van de ketensuitgedrukt in molecuulgewicht M. Een mo-lecuul kun je daarbij vergelijken met ??nschakel in de keten. Een hydrofobeermiddelmet een gewicht van M = 100-200 kun jedus vergelijken met een middel met ketensin de lengte van 100-200 schakels.5november 2015 STANDAARD 16 I 14in de gasfase (als waterdamp). We zullen laterzien dat waterdamp niet het enige gas is datvan deze mogelijkheid gebruikmaakt. Metdeze kennis wordt het verklaren van de ge-vonden effecten veel makkelijker te volgen.VervuilingBeton vervuilt doordat er vuildeeltjes aan hetbetonoppervlak blijven plakken. Bij een gehy-drofobeerd oppervlak plakken vuildeeltjesmoeilijker. Bovendien stromen diegene diewel blijven hangen er bij de eerste de besteregenbui alweer vanaf. Vervuilen gaat dusmoeilijker.Lichtere en donkere vlekkenEerder is ook aangegeven dat hydrofoberenhet verschijnen van vlekken in lichte en don-kere patronen bij jong beton vermindert. Omdat te begrijpen, moeten we weten dat dedirecte oorzaak van deze vlekken een verschilin vochtgehalte in het betonoppervlak is(Betoniek Standaard 16/12 `De kleur vanbeton'). Dit verschil wordt veroorzaakt dooreen verschil in uitdrogingssnelheid van deverschillende poriegrootten. Bredere pori?ndrogen sneller uit dan smallere pori?n (fig. 6).Dit heeft alles te maken met de capillairekrachten in de pori?n. Smalle buisjes houdenwater steviger vast dan brede buisjes. Door deaanwezigheid van het hydrofobeermiddelwordt een deel van de invloed van de capil-laire krachten weggenomen. Hierdoor neemthet verschil in verdampingssnelheid tussenbrede en smalle pori?n af en daarmee hetverschil in lichte en donkere plekken, oftewelhet vlekkenpatroon op jong beton.Witte kalkuitslagNog zo'n effect op jong beton is de vormingvan witte kalkuitslag. Hierbij komt opgelostcalcium met het poriewater mee naar buiten,waar het vervolgens aan het oppervlak neer-slaat als calciumhydroxide of doorreageert totcalciumcarbonaat.Door nu het beton vroeg te behandelen meteen hydrofobeermiddel, wordt het transportvan vloeibaar water (met opgelost calcium)naar het betonoppervlak gestopt. Het vochtkan alleen als dampfase langs het hydrofo-beermiddel, maar in de dampfase kan hetgeen calcium meenemen. Het gevolg is dathet calcium binnen in het beton achterblijften zich niet meer vertoont op het beton-oppervlak; weg witte vlekken!Weerstand tegen chlorideindringingBij de tweede groep effecten gaat het omduurzaamheidseffecten. Meer specifiek een6Uitdrogen vaneen smalle of eenbrede porie5Crux van dewerking van eenhydrofobeermiddel;wel gas, geenvloeistoftransport6 november 2015 STANDAARD 16 I 14verbetering van de weerstand tegen chloride-indringing en tegen vorst-dooizoutbelasting.Beide mechanismen gaan uit van hetzelfdeprincipe: vloeibaar water van buiten trektnormaal gesproken het beton in en kan daar-bij opgelost chloride meenemen. Door betonnu te beschermen met een hydrofobeermid-del, wordt het transport van water in vloei-bare vorm met medeneming van chloridentot staan gebracht. Langs deze weg wordtbovendien de benodigde verzadiging doorwater om tot vorstschade te komen, voorko-men. Opnieuw houdt het hydrofobeermiddelals een poortwachter het benodigde watertegen bij het begin van de porie.Hydrofobeermiddelen aanbrengenop betonHydrofoberen is een oppervlaktebehandeling.Op grote oppervlakken wordt het hydrofo-beermiddel meestal spuitend aangebracht(foto 7), op kleinere oppervlakken gebeurthet ook wel met een kwast of roller (foto 8).Het is op deze manier eigenlijk een heeldunne laag materiaal, vergelijkbaar met eendoorzichtige verf die het betonoppervlakwaterafstotend maakt. Zoals we echter in hetvorige deel hebben gezien, zit een belangrijkaandeel van de werking van hydrofobeer-middelen in de aanwezigheid in de porie-ingang. Om zo veel mogelijk rendement uithet hydrofobeermiddel te halen, is er een aan-tal aandachtspunten bij het aanbrengen ervan:? Vluchtigheid: de silanen zijn met hunkleine ketens zelf vluchtig; ze kunnen mak-kelijk verdampen. Dat betekent dat we bijweersomstandigheden met een hoge ver-8Op kleinere oppervlakken gebeurt hetaanbrengen ook welmet een kwast ofrollerfoto: Spanbeton7Op grote oppervlakken wordthydrofobeermiddelmeestal spuitendaangebrachtfoto: Geelen Beton /Cugla7november 2015 STANDAARD 16 I 14dampingssnelheid makkelijk veel hydrofo-beermiddel aan de omgeving verliezen.Voordat ze zich kunnen vasthechten aan hetbeton, is een deel van het middel al ver-dampt. Om dit probleem te verminderen,zijn de grotere en zwaardere siloxanen ont-wikkeld. Deze verdampen minder snel.? Grootte van de moleculen: een grotermolecuul betekent moeilijker toegankelijk inkleinere pori?n. De grotere siloxanen zijnhier wat meer in het nadeel dan de kleineresilanen.? Viscositeit: een middel met een lagereviscositeit geeft een hogere indringdiepte.De viscositeit van het hydrofobeermiddelwordt bepaald door de viscositeit van hetoplosmiddel en door het percentage ac-tieve stof. Naarmate we meer en grotereketens van de actieve stof toevoegen,neemt de viscositeit van het hydrofobeer-middel toe.? Poriestructuur van het beton: aan debetonkant heeft de grootte van de pori?nook een belangrijk aandeel. Een goed ge-maakt beton met een dichte microstruc-tuur, dus kleine pori?n, laat maar moeilijkhydrofobeermiddel toe.? Vochtgehalte van het betonoppervlak:het hydrofobeermiddel moet zich vastzet-ten tegen de poriewand. Dit lukt slecht alser nog vocht in de porie staat. Het hy-drofobeermiddel behandelt alleen dat deelvan poriewand dat droog is.Vochtgehalte is vaak doorslaggevend voor deeffectiviteit van de hydrofobeerbehandeling.Om dit uit te leggen, kijken we naar tweeverschillende pori?n aan het betonoppervlak:een smalle en een brede porie. Door de liefdevan het beton voor water zal de smalle poriehet water meer vasthouden dan de bredeporie. Het gevolg is dat de smalle porie lang-zamer uitdroogt dan de brede. Wanneerbeide pori?n oorspronkelijk even vol stonden,zal na tijd x de situatie zijn ontstaan zoals infiguur 6 is weergegeven.Krijgt het beton lang genoeg de tijd om ineen droge omgeving uit te drogen dan zal hetniveau van het water ook in de kleinste pori?nverder naar binnen zakken. In dergelijkeuitgedroogde pori?n treedt vervolgens hetomgekeerde effect op wanneer er bijvoor-beeld een hydrofobeermiddel wordt aange-bracht. De fijnste pori?n zullen door diezelfdeliefde voor waterkrachten nu de grootstecapillaire opzuiging vertonen. Vergelijk ditmaar met de capillaire opzuiging van buisjesmet verschillende diameters in een bak metwater. Het dunste buisje zuigt het water totde grootste hoogte op.Het is natuurlijk wel vervelend wanneer netvoor de oppervlaktebehandeling een regen-bui voorbij is gekomen. De smalle pori?n zit-ten dan al weer vol met regenwater en hethydrofobeermiddel heeft het nakijken.Testen van hydrofobeermiddelenZoals we inmiddels weten zijn niet alle hydro-fobeermiddelen gelijk. Dat hoeft ook niet,zolang ze maar minimaal voldoen aan wat weverwachten. En dat betekent dat we hydrofo-beermiddelen moeten testen. Met name doorde effecten op het gebied van duurzaamheidwas Rijkswaterstaat al vroeg ge?nteresseerd inhet gebruik van hydrofobeermiddelen, waterin resulteerde dat Nederland al sinds 1993een RWS-Aanbeveling voor de keuring vanhydrofobeermiddelen voor beton heeft. OpEuropees niveau is hier sinds 2004 een normbijgekomen, de NEN-EN 1504-2 `Productenen systemen voor de bescherming en repara-tie van betonconstructies ? Deel 2; Opper-vlaktebeschermingssystemen voor beton'.Dit heeft vervolgens geleid tot het intrekkenvan de RWS-Aanbeveling in 2011, onder hetgelijktijdig instellen van aanvullende eisenmiddels een RWS-Richtlijn. We gaan in dezeBetoniek Standaard niet in op alle voorge-8 november 2015 STANDAARD 16 I 14schreven testen. Om een idee te krijgen van deverschillen, zijn in tabel 1 de testvoorschriftenvoor de bepaling voor de indringdiepte vanhet hydrofobeermiddel met elkaar vergeleken.Hierbij valt op dat met name de testconditiesvan de NEN-EN 1504-2 grotere verschillenvertonen met het beton in de praktijk dan decondities uit de RWS-Aanbeveling.Ervaringen met hydrofobeermiddelenZien we nu ook wat van de effecten vanhydrofobeermiddelen in de praktijk? In dejaren negentig is door TNO veel en meerjarigonderzoek gedaan naar de werking vanhydrofobeermiddelen, op basis van de test-methoden van Rijkswaterstaat. Dit is wat erwerd geobserveerd.ApplicatieEen van de punten waarop moet wordengelet, is de vochtigheid van de ondergrondtijdens het aanbrengen. In het onderzoek isdit bestudeerd door proefstukken van onge-veer vijf maanden oud gedurende een uur tebevochtigen door onderdompeling in eenlaagje water. De proefstukken zijn vervolgensbewaard bij 80% RV. Op tijdstippen van??n, drie en negen dagen zijn proefstukkenuit de opslag gehaald en direct gehydrofo-beerd. Wanneer vervolgens de indring-diepte werd bepaald, bleek de indringdieptegemiddeld nog maar zo'n 50% te zijn vande indringdiepte bij de standaard voorbe-handeling van de testmethode. Verder bleekdat er niet veel verschil zit in indringdieptewanneer een proefstuk ??n of negen dagenwordt bewaard bij 80% RV.Microstructuur van betonDe microstructuur van beton speelt ook eengrote rol bij het naar binnen krijgen vanhet hydrofobeermiddel. Aardig voorbeeldhiervan is de vraag of het zin heeft om hoge-sterktebeton te hydrofoberen. Goed ge-maakt hogesterktebeton heeft immers eenzeer dichte microstructuur. Om dit te onder-zoeken, is gekeken naar beton met eenwater-cementfactor van 0,30 en een mengselvan 237 kg/m3 CEM I 52,5 R en 238 kg/m3CEM III/B 42,5 N. Tevens was er 25 kg/m3silicafume gebruikt. De maximale korrel was16 mm gebroken grind. De gemiddeldekubusdruksterkte was 90 MPa.Tabel 1 Overzicht van verschillen bij bepaling van de indringdiepteKenmerk NENEN 15042 (2004) RWSAanbeveling (1993)cementtype CEM I 42,5 R CEM I 42,5 R of CEM III/B 42,5 Ncementgehalte 260 kg/m3 340 kg/m3water-cementfactor 0,70 0,50periode tot hydrofoberen 1 dag in mal 1 dag in mal27 dagen onder water 2 dagen bij RV > 95%7 dagen drogen (RV = 60?10%) 25 dagen bij RV = 65%aanbrengen hydrofobeermiddel elk vlak 120 seconden dopen 1 vlak 5 seconden dopen, 10 minutendrogen en weer 5 seconden dopentijd tot testen 2 dagen drogen in zuurkast opslag bij 65% RVouderdom bij test 37 dagen ?eis indringing < 10 mm klasse I minimaal overal 1 mm indringing> 10 mm klasse II gemiddeld 2 mm indringing9november 2015 STANDAARD 16 I 14Op dit beton zijn twee verschillende hydrofo-beermiddelen gebruikt. Op een enkele uit-zondering na, waarbij 0,5 mm indringdieptewerd gemeten, kon geen indringing van hy-drofobeermiddel in het beton worden vastge-steld. Het leidde tot de conclusie dat het toe-passen van hydrofobeermiddel ophoge-sterktebeton niet zinvol wordt geacht.Effectieve werkingsduurEen terugkerende vraag bij het gebruik vanhydrofobeermiddelen is: hoe lang is deeffectieve werkingsduur? Het oudste onder-zoeksresultaat dat is gevonden voor hydrofo-beermiddelen gaat over een viaduct over deA16 uit 1974. Hier zijn betonnen brugdelendirect na de bouw gehydrofobeerd. Proevenop kernen die na negentien jaar zijn genomenuit de plasberm van het viaduct, laten zien datde hydrofoberende werking op dat momentgeheel is verdwenen.Tijdens langlopend onderzoek is de werkingvan hydrofobeermiddelen in buitenexpositiegedurende tien jaar gevolgd. Na negen jaarkon geen aanwezigheid van hydrofobeermid-del meer worden aangetoond voor beton metwat grovere poriediameter. Bij eerdere metin-gen bleek telkens dat de indringdiepte nau-welijks veranderde en nog grotendeels over-eenkwam met de resultaten van de vorigemetingen.Effect tegen chlorideindringingVoor het onderzoek naar de effectiviteit tegenchloride-indringing is gebruikgemaakt van eenonderzoeksopzet naar vorst-dooizout bestand-heid. Als onderdeel van het onderzoek werdenproefstukken blootgesteld aan een cyclus van??n dag onderdompelen in een zoutoplossingen vervolgens zes dagen drogen bij 50% RV.Deze cyclus is gedurende een jaar herhaald. Viaprofielslijpen is vervolgens het chlorideprofielvergeleken van onbehandeld beton met gehy-drofobeerd beton. Het resultaat is weergegevenin figuur 9. Duidelijk te zien is dat het hydrofo-beren een sterk remmend effect heeft op hetbinnentredende chloride, geheel volgens ver-wachting van de theorie.0,00,51,01,52,02,53,03,50 5 10 15 20chlorideopcementgewicht[m/m]diepte [mm]onbehandeld beton gehydrofobeerd beton9Chlorideprofielen naeen jaar cyclischedooizoutbelasting10 november 2015 STANDAARD 16 I 14024681012140 2 4 6 8 10carbonatatiediepte[mm]expositietijd [jaren]onbehandeld hoogovenonbehandeld portland gehydrofobeerd portlandgehydrofobeerd hoogoven012345670 5 10 15 20 25cumulatiefmassaverlies[kg/m2]aantal vorst dooi cyclionbehandeld hoogovenonbehandeld portland gehydrofobeerd portlandgehydrofobeerd hoogoven10Effect carbonatatiedoor gebruikhydrofobeermiddel11Effect van deverschillendeaantallen cycli ophet cumulatiefmassaverlies voorbeton met portlandof hoogovencementEffect tegen carbonatatieIn het uitgevoerde langdurige onderzoek isook gekeken naar de effecten van carbonata-tie. De resultaten hiervan zijn weergegeven infiguur 10. Hier laat zich duidelijk gelden datcarbonatatie een proces is via de gasfase. Hethydrofobeermiddel, dat een barri?re vormttegen vloeibaar water, is geen hindernis voor11november 2015 STANDAARD 16 I 14Betoniek = Standaard + VakbladOnderdeel van het Betoniek-abonnement is naast Betoniek Standaard ookBetoniek Vakblad. Dit is een magazine op groot formaat met artikelen over ondermeer projecten, ontwikkelingen, onderzoek, regelgeving en onderwijs. Dezeartikelen worden geschreven door de lezers van Betoniek zelf. Daarin wijkt BetoniekVakblad dus af van Betoniek Standaard, dat volledig door een deskundige redactiewordt geschreven. Betoniek Vakblad verschijnt vier keer per jaar. Alle artikelen zijnte raadplegen op www.betoniek.nl. Voor leden van Betoniek is dat gratis!. Dit is een magazine op groot formaat met artikelen over onderhet CO2-gas. Uit de resultaten komt voor degehydrofobeerde proefstukken zelfs een na-delig beeld naar voren. Waar in onbehandeldbeton de toetreding van CO2 nog wel kanworden geremd door hernieuwde bevochti-ging van de pori?n, blijft dit bij gehydrofo-beerd beton achterwege. Ook is duidelijk tezien in de resultaten dat dit effect nog meeraantikt bij hoogovencement. Dit kan wordenverklaard door de lagere hoeveelheden port-landiet in hoogovencement ten opzichtevan portlandcement, waardoor eerst de buf-ferende werking korter is en vervolgens deaantasting van de cementsteen zelf tot eenporeuze microstructuur leidt.Effect tegen vorstdooizout bestandheidBij vorst-dooizout bestandheid werken beidepositieve aspecten van hydrofobeermiddelensamen: chloride kan moeilijk naar binnen. Dewaterverzadiging om bij vorst schade te ver-oorzaken, wordt ook lastig gemaakt. Dit leidttot significante effecten, zoals uit de onder-zoeksresultaten kan worden opgemaakt(fig. 11). Het onderscheid tussen hoogoven-cement en portlandcement ? te zien in deonbehandelde situatie ? valt in grote mateweg wanneer het hydrofobeermiddel in hetporiesysteem aanwezig is.Tot slotIn deze Betoniek Standaard zijn we vrij letter-lijk over de koudwatervrees van de hydro-fobeerchemie heengestapt. Door de kennisop porieniveau van de werking van hydrofo-beermiddelen, begrijpen we nu beter waarwe aandacht aan moeten besteden bij hetaanbrengen van hydrofobeermiddelen en watwe kunnen verwachten aan effecten. Metdeze kennis kunt u zonder vrees bepalenwanneer u wel (regenpak aan) of niet (regen-pak uit) kiest voor hydrofobeermiddelen.12 november 2015 STANDAARD 16 I 14UitgaveAeneas Media bvDr. van Helvoortstraat 3, 5281 BJ BoxtelT: 0411 65 00 85, E: info@aeneas.nlWebsite www.betoniek.nlRedactie T: 0411 65 35 84,E: betoniek@aeneas.nlVormgeving Inpladi bv, CuijkAdvertentieverkoop Bureau Van Vliet,Frank Oudman, T: 023 571 47 45,E: f.oudman@BureauVanVliet.comAbonnementen/adreswijzigingen?neas Media bvDr. van Helvoortstraat 3, 5281 BJ BoxtelT: 0411 65 00 85,E: abonnementen@aeneas.nlAbonnementen 2015Jaarabonnement: 4x Betoniek Standaard,4x Betoniek Vakblad en toegang tot hetonline archief: 125,- (excl. btw).Buiten Nederland geldt een toeslag voorextra porto. Abonnementen lopen per jaaren kunnen elk gewenst moment ingaan.Opzeggen moet altijd schriftelijk gebeuren,uiterlijk twee maanden voor vervaldatum.Kijk voor de mogelijkheden van onlineabonnementen op www.betoniek.nl.? Aeneas Media bv 2015Betoniek wordt tevens elektronisch opge-slagen en ge?xploiteerd. Alle auteurs vantekstbijdragen in de vorm van artikelenof ingezonden brieven en/of makers vanbeeldmateriaal worden geacht daarvan opde hoogte te zijn en daarmee in te stemmen,e.e.a. overeenkomstig de publicatie- en/ofinkoopvoorwaarden. Deze liggen bij deredactie ter inzage en zijn op te vragen.Hoewel de grootst mogelijke zorg wordtbesteed aan de inhoud van het blad, zijnredactie en uitgever van Betoniek niet aan-sprakelijk voor de gevolgen, van welke aardook, van handelingen en/of beslissingengebaseerd op de informatie in deze uitgave.Niet altijd kunnen rechthebbenden vangebruikt beeldmateriaal worden achter-haald. Belanghebbenden kunnen contactopnemen met de uitgever.ISSN: 2352-1090Betoniek Standaard is onderdeel van Betoniek Platform, h?t kennisplatform over technologie enuitvoering van beton. Betoniek Standaard verschijnt 4x per jaar en is een uitgave van AeneasMedia bv, in opdracht van het Cement&BetonCentrum. In de redactie zijn vertegenwoordigd:BAM Infraconsult, BTE Nederland, ENCI, IKOB-BKB, Mebin en TNO.
Reacties