VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
VAKBL AD
3 2020
18 m diep
in hartje stad
TERUGWINNEN CEMENT UIT BETON WEERSTAND POEDERKOOLVLIEGASBETON
INGELIJMDE WAPENING RECYCLINGGR ANUL A AT
BV-2020_Cover.indd 1 21-09-20 08:56
Omdat wij die partners zo belangrijk vinden, krijgen zij een aantal
aantrekkelijke voordelen, zoals een aanzienlijke korting op de licenties, zichtbaarheid online en in het vakblad. Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met Marjolein Heijmans via m.heijmans@aeneas.nl of 073-2051015.
Kennisdeling via Betoniek, dankzij onze partners
Met het delen van kennis draagt Betoniek al sinds 1970 bij aan een
goede kwaliteit van de bouw in Nederland. Dit doen we met behulp van onze partners, die net als wij het belang van kennis inzien.
2 VAKBL AD 3 2020
02-Partnerpagina.indd 2 21-09-20 09:10
Circus Maximus
Circus Maximus was de eerste gelijkenis die in mij
opkwam toen ik het bijzondere ontwerp van de
parkeergarage onder de Garenmarkt in Leiden zag.
Ondertussen - ruim 5 jaar later - is het samen met
haar zusje op de Lammermarkt een mooi
ontvangspunt geworden voor de gemotoriseerde
bezoekers van de stad.
Dat Circus Maximus is zelf gelijk een mooi voor-
beeld dat circulair denken en hergebruik van
(bouw) materialen zo oud is als de weg naar...
Rome. Ook het Circus Maximus viel ten prooi aan
een activiteit die tegenwoordig urban mining wordt
genoemd. Samen met dit legendarische stadion
veranderde vele monumenten tot een publieke
bouwsto enhandel.Recycling en upcycling, het is
van alle tijden en zolang er maar een noodzaak is
(of grote armoede) dan wordt de mens inventief en
verandert afval in grondstof.
In deze a evering van ons Vakblad worden we
helemaal bijgepraat over een aantal ontwikkelin-
gen in dit circus van hergebruik. Terugwinnen van
cement en het gebruik van poederkoolvliegas
(zolang we nog kolen stoken) en de vele uitda-
gende aspecten, kansen en risico's van de toepas-
sing van betongranulaat komen uitgebreid aan
de orde.
Ik wens jullie veel leesplezier en kijk samen met
jullie uit naar de beton-arena van ons (online)
Beton Event in november van dit jaar.
Hans Kooijman
Hoofdredacteur Betoniek Vakblad
Voor reacties: hanskooijman@betoniek.nl18 M DIEP IN HARTJE STAD
Inhoud, vorm en diepte waren grote uitdagin-
gen bij de uitvoering van de parkeergarage
Garenmarkt in Leiden.
4
WEERSTAND TEGEN CHLORIDE-INDRINGING
VAN POEDERKOOLVLIEGASBETON
Onderzoek naar de invloed van ouderdom
van poederkoolvliegasbeton op de
chloridemigratiecoë ciënt. 10
MEER INZICHT IN INGELIJMDE WAPENING
Hoe diep moet een wapeningsstaaf worden
ingelijmd? Stubeco herziet studierapport
'ingelijmde staven als stekwapening'. 16
RECYCLINGSGR ANUL A AT: EEN
BETROUWBARE GRONDSTOF
Beton wordt in Nederland al decennialang
gerecycled. Tegenwoordig is ook de economi-
sche noodzaak steeds groter. De recycling-
sector hecht veel belang aan kwaliteit. 22
TERUGWINNEN VAN CEMENT UIT BETON
We kunnen bijna alles recyclen, maar hoe zit
dat met cement? Kunnen we cement of een
cementver vanger uit beton halen? 28
OK TOBER 2020
JA ARGANG 8
EN VERDER
PARTNERPAGINA 2 ONLINE EN SERVICE 35
VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
VAKBL AD 3 2020
18 m diep
in hartje stad
TERUGWINNEN CEMENT UIT BETON WEERSTAND POEDERKOOLVLIEGASBETON
INGELIJMDE WAPENING RECYCLINGGR ANUL A AT
Foto voorpagina: Garenmarkt Leiden, foto: Buro JP via Besix
3 VAKBL AD 3 2020
INHOUD
BV-2020_Column-inhoud.indd 3 21-09-20 10:46
1 Parkeergarage met hoog afwerkingsniveau, foto: Daisy Komen via Besix
LIGGING, VORM EN DIEPTE GROTE UITDAGINGEN BIJ
UIT VOERING PARKEERGAR AGE GARENMARK T IN LEIDEN
18 m diep
in hartje stad
In Leiden is recent een prachtige parkeergarage onder de Garenmarkt
afgerond. Vijf lagen diep, aan de rand van het historische centrum op
een bijzonder krappe locatie. Veel aandacht ging uit naar robuustheid
tijdens de bouwfase.
4 VAKBL AD 3 2020
Auteur Tim van den Berg, Combinatie Parkeergarage Leiden (Dura Vermeer en BESIX) ? Jacques Linssen, Redactie Betoniek/ Aeneas Media
BV-2020-3_Garenmarkt.indd 4 21-09-20 10:53
PROJECTGEGEVENS
project Parkeergarage Garenmarkt, Leiden
opdrachtgever Gemeente Leiden
opdrachtnemer Combinatie Parkeergarages Leiden (Dura Vermeer en BESIX)
contractvorm Design, Build & Maintain-contract
grond en duikwerk Van Werven
betonmortel Cementbouw
staalvezels Bekaert
vrieswerk Züblin
prefab beton Holcon
kanaalplaatvloeren Dycore
montage prefab vloeren Kuijpers Uitvoering & Advies
diepwanden Franki Grondtechnieken
GEWI-palen Jetmix Funderingstechniek
stalen stempelraam Marsé Montage
architect Studio VVKH
constructieadvies Besix Engineering Department I WSP | Lievense
geotechnisch advies Dura Vermeer (2
e lijns: CRUX Engineering)
2
e lijns kwaliteitscontrole BouwAd adviesgroep
D
e gemeente Leiden is veel gelegen aan
een goede bereikbaarheid en vol-
doende parkeergelegenheid in de
stad. Om die reden zijn er recent twee onder-
grondse parkeergarages gebouwd aan de rand
van het centrum. In 2017 werd de garage onder
de Lammermarkt (zie artikel 'Ronde onderwa-
terbetonvloer in uitvloering' uit Betoniek 2017-
2) al in gebruik genomen. En sinds februari
2020 is ook de parkeergarage onder de Garen-
markt operationeel. Deze vormt daarmee een
nieuwe aantrekkelijke entree aan de zuidkant
van de stad. De fraaie parkeergarage met een
hoog afwerkingsniveau heeft 425 parkeer-
plakken (foto 1). Bovenop de garage, op de
plek die voorheen vol stond met auto's, verrijst
momenteel een autoluw, groen stadsplein, dat
ook geschikt is voor evenementen.
De parkeergarage is 16 m en 5 lagen diep en
moest worden gerealiseerd te midden van his-
torische bebouwing. De plattegrond wordt
gekenmerkt door twee halve cirkels met daar-
tussen een rechthoekig deel (fi g. 2). Deze vorm
(ook wel schaatsbaanvorm genoemd) bleek het
meest optimaal in relatie tot de ligging van de
bestaande bebouwing. Zo maar een greep uit de
uitdagingen die hier van het gevolg waren: een
waterdichte aansluiting onderwaterbetonvloer,
baretten met ingehangen stalen profi elen, een
betonnen stempelraam als onderdeel van de
permanente dakvloer.
2 Isometrie van de parkeergarage, bron: VVKH Architecten
5 VAKBL AD 3 2020
BV-2020-3_Garenmarkt.indd 5 21-09-20 10:53
BOUWPUT
Om de garage te realiseren is een bouwput
gemaakt met diepwanden tot 26 m onder de
grond en een onderwaterbetonvloer (OWB-
vloer) op een diepte van circa 18 m, als horizon-
tale afsluiting aan de onderzijde. De diepwanden
z
orgen ook in de gebruiksfase voor de wateraf -
sluiting en voldoen aan klasse 4 volgens de 'clas -
sificering van lekwater ' in het Handboek Diep -
wanden. Ter plaatse van de ronde delen zijn de
diep
wanden 0,8 m dik en opgebouwd uit rechte
panelen (van circa 7 m). Ter plaatse van het
rechte deel is de diepwand 1,0 m dik. De over -
gang tussen het rechte en het ronde deel vroeg
om bi
jzondere aandacht van de constructeur.
Voor een deel blijven de diepwanden op ver -
zoek van de architect in het zicht, met name ter
plaatse van de entree. Ter plaatse van het par -keergedeelte zijn om esthetische redenen vóór
de diepwanden voorzetwanden geplaatst.
Na het gereedkomen van de diepwanden, is de
grond uit de bouwkuip verwijderd. Om trans
-
portbewegingen in de binnenstad te vermij-
den, is deze grond via persleidingen afgevoerd
naar een andere locatie buiten de binnenstad.
ONDERWATERBETON
Nadat de grond was afgevoerd, de bouwput
onder water stond en op de bodem van de
bouwput een laag grind was aangebracht, kon
met de bouw van de OWB-vloer worden begonnen. Het beton is vanuit twee pompen in
een tijdsbestek van 36 uur gestort, circa 300
vrachten van 12 m
3. Het ging in totaal om ruim
3500 m
3 beton. Er is de nodige aandacht uitge -
gaan naar het betonmensgel. Met name de
verwerkbaarheid van het onderwaterbeton
moest goed worden beheerst, zodat naar alle
hoeken en rondingen voldoende beton
stoomde. Er zijn twee mengsels toegepast, een
met staalvezels ter plaatse van de rondingen
en een zonder staalvezels in de rechte delen.
Op de grens tussen deze delen is een stortaf -
zetting gebruikt.
Voor de OWB-vloer zijn twee mengsels toegepast, een met
staalvezels ter plaatse van de rondingen en een zonder staalvezels
in de rechte delen
3 Overzicht bouwplaats, foto: Buro JP via BESIX
6 VAKBL AD 3 2020
BV-2020-3_Garenmarkt.indd 6 21-09-20 10:53
De continue aanvoer van het beton was erg
belangrijk. Hier voor zijn aparte afspraken
gemaakt met de gemeente', onder meer om het
mogelijk te maken over de busbaan te rijden.
Bij de selectie van de betonmortelleverancier
was vooral de ligging van de centrale van
belang, om risico's op vertragingen in de aan-
levering zo veel mogelijk te beperken. Er is
geleverd vanuit twee centrales, een in Zoeter-
woude-Rijndijk en een in Rotterdam.
A ANSLUITING DIEPWANDEN-OWB-VLOER
De aansluiting tussen de diepwanden en de
OWB-vloer vroeg de nodige aandacht, met
name ter plaatse van de halve cirkels. De diep-
wand is hier enorm stijf, terwijl de onderwater -
betonvloer de neiging heeft te krimpen. Omdat
de diepwanden hier niet meegeven, bestaat
4 Aanbrengen betonnen stempelraam, foto: Buro JP via BESIX
5
S
talen kolommen ter ondersteuning van het
betonnen stempelraam, foto: Buro JP via BESIX
6
S
talen stempelraam onder ?2-vloer,
foto: buro JP via BESIX
7 VAKBL AD 3 2020
BV-2020-3_Garenmarkt.indd 7 21-09-20 10:53
hert risico dat deze vloer hier loskomt van de
diepwanden, waardoor er een lekkage zou
kunnen ontstaan. Om de krimp te beperken is
de OWB-vloer uitgevoerd met staalvezelbeton.
Daarmee kon het risico echter niet afdoende
worden beperkt. Het verlagen van de grond-
waterstand was niet mogelijk, vanwege de
grote diepte en de invloed daar van op de
omliggende bebouwing, en het achteraf injec-
teren van de naad werd te risicovol geacht.
Daarom is besloten de grond hier tijdelijk te
bevriezen. Hiertoe zijn tegen de diepwanden
vriesleidingen geplaatst (fi g. #), waardoor
pekelwater van ? 38 ºC is rondgepomp. Hier-
door vroor de (krimp)naad dicht en kon de
bouwput worden leeggepompt zonder risico
op lekkages.
Voor het beperken van het risico
op lekkages is de grond bij de
aansluiting tussen de OWB-vloer
en de diepwand tijdelijk bevroren
Op de OWB-vloer is uiteindelijk in den droge,
nadat het water is weggepompt, een construc-
tieve vloer gestort, die zorgt voor de defi nitieve
waterafdichting. Voor de aansluiting met de
diepwand is een nok tegen de diepwand aan-
gestort. Voor de bevestiging van deze nok zijn
in de diepwanden stekankers ingestort. In de
nok zelf is een afdichtingsprofi el gestort voor
de aansluiting met de vloer. Hierdoor zorgt
krimp van vloer niet direct voor lekkages.STEMPELR A AM
Voor een bouwput moeten doorgaans voorzie-
ningen worden getro? en om de horizontale
krachten uit de bouwpuntwanden als gevolg
van water- en gronddruk op te nemen. Meestal
gebeurt dat met een stalen stempelraam. Bij
de parkeergarage Garenmarkt is er voor geko-
zen de bovenste stempeling uit te voeren met
een betonnen stempelraam. Dit raamwerk is in
de defi nitieve situatie geïntegreerd in het dak
van de parkeergarage. Het voordeel van deze
werkwijze is dat het stempelraam niet hoeft te
worden ontmanteld en afgevoerd, dat er geen
overname van krachten nodig is, die de nodige
risico's zou opleveren voor de omgeving en dat
er een platform kan worden gerealiseerd voor
het materieel tijdens de bouwfase.
Het betonnen stempelraam is aangebracht
nadat de diepwanden en de baretten gereed
waren. Het balkrooster is op maaiveldniveau
ter plaatse gestort op het zand en met behulp
van randbekistingen (foto 4). Op het stempel-
raam zijn tijdelijke werkplatforms aangebracht
waar vandaan alle werkzaamheden aan de
ondergelegen garage zijn uitgevoerd. Daar-
door moest het stempelraam behalve de hori-
zontale krachten, ook alle verticale belastin-
gen uit materieel en materiaal opnemen. Om
dat mogelijk te maken zijn ter plaatse van de
kruisingen tussen de balken tijdelijke stalen
kolommen aangebracht, ondersteund door
baretten (foto 5, zie verder onder 'Baretten').
Na de realisatie van de garage is over het beton-
nen stempelraam de dakvloer gestort. Dat is gedaan met een soort prefab-betonnen zwa-
luwstaartvloer die op de balken is opgelegd en
is aangestort met een druklaag. Ten behoeve
van de aansluiting met de dakvloer is direct na
het gereedkomen van de diepwand een ringbalk
op de diepwand gestort. Voor een goede water-
dichte aansluiting met deze ringbalk is hier later
een rubber afdichtingprofi el op bevestigd.
Het betonnen stempelraam was niet voldoende
om alle horizontale krachten over de volle
hoogte van de bouwput op te nemen. Aanvul-
lend was er onder het niveau van ?2-vloer een
stalen stempelraam nodig (foto 6). Dit is onder
het betonnen stempelraam gemonteerd en aan
trekstangen opgehangen aan het betonnen
stempelraam. Na uitgraven van de bouwkuip is
het stempelraam met behulp van vijzels circa
7 m onder water afgelaten. Hier is het op zijn
plaats gehangen, afgesteld en tegen de diep-
wanden vastgezet met groutzakken.
Het stempelraam kon worden verwijderd op
het moment dat de verdiepingsvloeren op ?3
en ?2 waren aangebracht. Dit verwijderen was
een uitdaging op zich, onder weer vanwege het
enorme gewicht. Het moest door de vides in de
?2-vloer worden afgevoerd. Vanwege de hoge
vloerbelasting was het niet mogelijk het stem-
pelraam met een heftruck te verwijderen. In
plaats daar van zijn de materialen met lucht-
kussens via een opening in de vloeren naar
buiten gemanoeuvreerd.
De stempeling was alleen nodig in het recht-
hoekige deel. De ronde diepwandenwaren
waren op zichzelf stijf genoeg. Wel was er, ten
behoeve van de horizontale stabiliteit van
zowel het betonnen als het stalen stempel-
raam, een doorkoppeling richting de ronde
delen van de diepwanden nodig.
VERDIEPINGSVLOEREN
De verdiepingsvloeren zijn op een verschillende
manier uitgevoerd. Aan de ?1- en de ?4-vloeren
waren geen bijzondere eisen gesteld, anders
dan het afdragen van de verticale belasting.
Deze vloeren zijn uitgevoerd met kanaalplaten,
zodat het eigen gewicht kon worden geredu-
ceerd. De ?2- en ?3-vloeren hadden wel een
functie in de horizontale belastingafdracht;
kanaalplaatvloeren volstonden hier daardoor
niet. In plaats daar van zijn vloeren toegepast
met een prefab onderschil waarop in het werk
een betonnen druklaag is gestort, een soort
dikke breedplaatvloeren dus. Deze vloeren
7 Trapeziumvormige platen ter plaatse van de rondingen, foto: Buro JP via BESIX
8 VAKBL AD
3 2020
BV-2020-3_Garenmarkt.indd 8 21-09-20 10:53
werden enkele voordelen gecombineerd: hoge
bouwsnelheid, beperkt gewicht tijdens mon-
tage, constructieve sterkte van een massieve
doorsnede en grote kolomvrije overspannin-
gen. Ter plaatse van de rondingen zijn op alle
verdiepingen massieve trapeziumvormige pla-
ten gebruikt (foto 7).
Alle vloeren zijn opgelegd op nokken aan de
diepwand (foto 8). De ruimte tussen de vloeren
de diepwanden is aangestort om een construc-
tieve koppeling mogelijk te maken. De nokken
zijn tegen de diepwand aangestort. Ten
behoeve van de bevestiging zijn in de diepwan-
den waar mogelijk stekkenbakken ingestort,
die aan het wapeningsnet voor in de diepwan-
den zijn bevestigd. De positionering moest
zeer nauwkeurig gebeuren. Voor het bepalen
van de juiste hoogte is hier gebruikgemaakt
van een maatvoeringsstaaf die met een laser
op de juiste hoogte is afgehangen. Het bevesti-
gen van de nokken gebeurde meestal vanuit
hangbakken. Alleen daar waar de nokken op
het niveau van een stempelraam zijn aange -
bracht, kon vanuit een platform op het stem-
pelraam worden gewerkt.
De inhijsen van de vloerplaten, met een gewicht
oplopend tot 18 ton, was een uitdaging op zich.
Het betonnen stempelraam was immers een
lastig obstakel. Daarom moesten de platen
schuin naar beneden worden getakeld.
BARET TEN
Als fundering van de tijdelijke kolommen onder
het stalen stempelraam zijn 18 baretten (losse
diepwandpanelen, 3,5 x 1,5 m 2) toegepast,
onder de onderste vloer. Deze baretten zijn
vanaf maaiveld aangebracht, voordat de
bouwput is ontgraven. Hierbij is dezelfde tech-
niek toegepast als voor de diepwanden. Echter
alleen het deel onder de onderste vloer is
voorzien van (diepwand)beton.
In de baretten zijn stalen kolommen afgehan- gen die zorgden voor de tijdelijke ondersteu-
ning van het stempelraam (foto 9). Deze stalen
kolommen zijn uiteindelijk geïntegreerd in
betonnen kolommen in de garage.
De kolommen zijn aan de onderzijde in het
verse beton van de baretten ingebracht. Aan de
bovenzijde liepen ze door tot iets boven de
positie waar uiteindelijk de onderzijde van het
betonnen stempelraam kwam.
De juiste positionering van de kolommen was
niet eenvoudig. Ze moesten zo goed mogelijk
in het hart van de baretten terechtkomen en zo
recht mogelijk worden gepositioneerd. En dat
allemaal terwijl ze aan het zicht waren onttrok
-
ken. Daartoe is een slim en systeem bedacht
met een visdraad en een soort omgekeerd
schietlood.
Voor het opnemen van de opwaartse belasting
zijn vanaf maaiveld 370 GEWI-ankers (Ø76,1,
Ø82,5 en Ø101,6 met boorpunten variërend van
300 tot 380 mm) aangebracht onder de OWB-
vloer. Het paalpuntniveau varieert van NAP
-42,0 tot -51 m. Aan de bovenzijde zijn ze ver -
ankerd in de OWB-vloer.
CREATIVITEIT
De realisatie van de parkeergarage was een
flinke klus. Maar dankzij een goede samen-
werking en creativiteit in het projectteam is het
project veilig en met een goed kwalitatief
resultaat afgerond. Er is alles aan gedaan om
de overlast voor de omgeving te beperken. En
de bewoners hebben er een prachtig groen
plein voor teruggekregen!
Als fundering van de tijdelijke
kolommen onder het stalen
stempelraam zijn 18 baretten
toegepast
8 Nokken ter plaatse van verdiepingsvloeren op ?1 t/m ?4, foto: Buro JP via BESIX
9
S
talen kolommen in de baretten. Bovenzijde van de baretten is verwijderd vóór het aanbrengen van de
owb-vloer, foto: Buro JP via BESIX
9 VAKBL AD 3 2020
BV-2020-3_Garenmarkt.indd 9 21-09-20 10:53
ONDERZOEK NA AR DE INVLOED VAN OUDERDOM VAN
POEDERKOOLVLIEGASBETON OP DE CHLORIDEMIGR ATIECOËFFICIËNT
Belangrijk aspect bij het beschouwen van de levensduur van beton is
de mate waarin het beton weerstand kan bieden tegen de indringing
van chloriden, bijvoorbeeld uit zeewater of strooizouten. Die
weerstand neemt in de loop van de tijd toe omdat het beton alsmaar
dichter wordt. Bekend is dat beton met hoogovencement meer
weerstand biedt dan normaal beton. Maar hoe zit dat met beton met
poederkoolvliegas? En welke invloed heeft de ouderdom daarop?
Weerstand tegen
chloride-indringing van
poederkoolvliegasbeton
I
n Nederland wordt al meer dan 25 jaar met
succes beton toegepast met lage cementge-
halten (beperkt tot 200 kg/m
3) en een hoog
aandeel poederkoolvliegas (100 kg/m
3). Hier -
bij wordt gebruikgemaakt van het 'concept
voor de gelijkwaardige prestatie van beton' in
NEN-EN 206 [3]. Hoewel de voordelen van een
beton met poederkoolvliegas algemeen
bekend zijn, is er reeds enige tijd discussie over
de invloed van veroudering [4].
De mate waarin chloriden kunnen indringen in
het beton wordt uitgedrukt in de chloridediffu-
siecoëfficiënt [1] [2]. Die diffusie is tijdsafhan-
kelijk. In welke mate de tijd invloed heeft op de
weerstand wordt uitgedrukt in de veroude -
ringscoëfficiënt. De chloridediffusiecoëfficiënt
is voor beton met poederkoolvliegas initieel
(na 28 dagen) veel hoger dan voor beton zon-
der poederkoolvliegas. Echter, als gevolg van
de puzzolane eigenschappen van poederkool-
vliegas, neemt deze diffusie gedurende de tijd
sterker af. Anders gezegd: de verouderings
-
c
oëfficiënt van poederkoolvliegasbeton is
hoger dan die van beton met hoogovencement
of portlandcement.
De invloed van de ouderdom op de chloride
-
diffusiec
oëfficiënt wordt doorgaans als volgt
uitgedrukt:
D
t = D 0 (t0/t) n
waarin:
D
t is de chloridediffusiecoëfficiënt op
tijdstip t
D
0 is de chloridediffusiecoëfficiënt op refe -
rentietijdstip t
0 (doorgaans 28 dagen)
n
is de v
erouderingscoëfficiënt
In de fib-modelcode voor ontwerpen op
levensduur [2] wordt een factor van 0,60 gege -
ven voor de verouderingscoëfficiënt n van poe -
derkoolvliegasbeton. CUR-Leidraad 1 [5]
geeft hogere waarden: 0,70 voor XS3/XD2 en 0,80 voor XS1/XD1/XD3. In recentere literatuur
wordt zelfs 0,90 genoemd [6] [7]. Dat de ver
-
ouderingscoëfficiënt afhangt van de milieu-
klasse heeft te maken met het vochtgehalte
van het beton in de betreffende milieuklassen.
Het chloride transport verloopt trager in beton
met een lager vochtgehalte (lagere verzadi-
gingsgraad).
De grote verschillen in de waarde voor n heb -
ben enorme invloed op de berekende levens -
duur. Om die reden is een langdurig onderzoek
uitgevoerd naar de invloed op de veroude -
ringscoëfficiënt van:
?
de her
komst van poederkoolvliegas;
?
her
komst en normsterkte van portlandce -
ment (dat in de combinatie wordt toegepast).
VER ANTWOORDING
Dit artikel is een vertaalde bewerking van de
paper
Ageing coefficient of fly ash concrete
voor het
4th International RILEM Conference
on Microstructure Related Durability of Cementitious Composites
, geschreven door
dr. Michel Boutz, dr.ir. Gert van der Wegen
(beiden SGS Intron) en ing. Angelo Sarabèr
(Vliegasunie). De bewerking is gedaan door ir.
Jacques Linssen (
Betoniek /Aeneas Media).
Als gevolg van de puzzolane
eigenschappen van poeder
koolvliegas, neemt deze diffusie
gedurende de tijd sterker af
10 VAKBL AD 3 2020
Auteur dr. Michel Boutz, SGS Intron
BV-2020-2_Poederkoolvliegasbeton.indd 10 21-09-20 12:31
ONDERZOEK
Om de chloride diff usie te kunnen bepalen,
wordt de chloridemigratiecoëffi ciënt bepaald
met een versnelde methode (zie onder ' Test-
methoden'). In het onderzoek is een typisch
Nederlands portlandcement CEM I 52,5N (in
het onderzoek gecodeerd als C1) gecombi-
neerd met drie poederkoolvliegassen vanuit
verschillende Nederlandse kolencentrales
(FA1, FA2 en FA3). Aanvullend is één van de
poederkoolvliegassen (FA1) gecombineerd
met twee andere cementen CEM I 52,5 met een
andere herkomst en een andere normsterkte
(C2 en C3). Als referentie (Cref) is een Neder-
lands hoogovencement CEM III/B toegepast,
dat bekend staat om zijn hoge weerstand tegen
chloride-indringing [3].
De chloridemigratiecoëffi ciënt van betonnen
proefstukken met deze bindmiddelen zijn
onderzocht op verschillende leeftijden, oplo-
pend tot 5 jaar. Ook de elektrische weerstand is
onderzocht omdat dit ook een beeld geeft van de weerstand tegen chloride-indringing.
Om zo goed mogelijk in de buurt van de praktijk
omstandigheden te komen, zijn deze proef-
stukken na een initiële verharding buiten
bewaard (onbeschut) tot het moment van
testen.
Materialen
De chemische samenstelling van de in het
onderzoek toegepaste poederkoolvliegassen
staat in tabel 1 en de druksterkte van de
gebruikte cementen in tabel 2. Cement C2
heeft duidelijk de langzaamste sterkteontwik-
keling van de portlandcementen. Als toeslag-
materiaal is Nederlands rivierzand (0?4 mm)
en grind (4?16 mm) gebruikt. De maximale
korrelafmeting is 16 mm om de variatie in de
chloridemigratiecoëffi ciënt te beperken.
In het beton is lokaal kraanwater gebruikt.
Voor de juiste verwerkbaarheid is een super-
plasti? ceerder toegevoegd (Tillman
ON-S5000). In tabel 3 staan de onderzochte betonsamenstellingen. Alle samenstellingen
hebben hetzelfde aandeel bindmiddel (cement
+ poederkoolvliegas = 360 kg/m
3), dezelfde
water-bindmiddelfactor (0,45) en dezelfde
dosering superplasti? ceerder.
In tabel 4 staan de eigenschappen van de
betonspecies.
1 Een electronenmiscroscopisch beeld van poederkoolvliegas, foto: SGS Intron
Tabel 1 Chemische samenstelling poederkoolvliegassen [m%]
FA1 FA2 FA3
SiO
2 58,6 61 61
Al
2O3 20,7 20,6 21,1
Fe
2O3 7,6 6,8 6,8
CaO 4,5 4,7 3,5
MgO 2 1,8 2,2
Na
2Oeq 2,5 3 2,7
TiO
2 0,88 0,86 0,94
P
2O5 0,55 0,38 0,34
gloeiverlies 2,7 0,72 2
< 45 µm 77,9 79,6 84,8
11
VAKBL AD 3 2020
BV-2020-2_Poederkoolvliegasbeton.indd 11 21-09-20 12:31
Proefstukken
Na 4 minuten mengen, is het beton gestort in
mallen van 150 × 150 × 150 mm
3. Ze zijn ver vol-
gens bedekt met plastic folie en gedurende 24
uur opgeslagen in een klimaatkast bij 20 °C.
Ver volgens zijn de proefstukken ontkist en
ondergebracht in een bak met daarin met kalk
verzadigd water van 20 °C. Na 7 dagen zijn de
proefstukken gewikkeld in een plastic folie
(geen verdamping van water) en opgeslagen
in een klimaatkast bij 20 °C tot 91 dagen. Op dat
moment zijn de folies verwijderd en uiteinde-
lijk zijn de proefstukken buiten bewaard
(onbeschut) tot het moment van testen.
Er zijn een RCMtest, een
TEMtest en een 'natuurlijke'
diff usietest uitgevoerd
TESTMETHODEN
De druksterkte van het cement is gemeten vol-
gens EN 196-1. De druksterkte van het beton is
gemeten volgens EN 12390-3.
Om de chloridemigratiecoëffi ciënt van het
beton te bepalen, is een RCM-test uitgevoerd
(Rapid Chloride Migration) volgens NT Build
492. Dit is een versnelde proef waarmee de
zogenoemde D
rcm -waarde wordt vastgesteld
(zie kader 'RCM-test'). Voor de RCM-test is een cilindrisch proefstuk
met een diameter van Ø100 mm en een hoogte
van 50 mm gebruikt. Er zijn metingen uitge-
voerd aan drie proefstukken per betonsamen-
stelling en per leeftijd.
Behalve de RCM-test is ook de TEM-test (Two
Electrode Method) uitgevoerd zoals omschre-
ven in [5]. Hierbij wordt de elektrische weer-
stand van de betonnen proefstukken gemeten,
die ook een maat is voor de weerstand tegen
chloride-indringing. De weerstand is bepaald
door stalen platen te klemmen op twee over-
liggende malzijden van de kubus met daartus-
sen een natte sponsdoek ten behoeve van goed
contact. Tussen deze twee elektroden loopt
een stroom door het gehele proefstuk
(wisselstroom, 1 kHz), waarbij de spanning is
gemeten. Op basis hier van is de weerstand
berekend.
Aanvullend onderzoek is uitgevoerd na 3 jaar
verharden om de chloridediff usie vast te stel-
len volgens EN 12390-11. Dit voor twee
samenstellingen (Cref, C1FA1). Voor elke
samenstelling zijn drie kubussen onderge-
dompeld in een oplossing met 3% (m/m)
NaCl-oplossing (20 °C) gedurende 90 dagen.
Na het verwijderen van de kubussen uit de
oplossing zijn zeven parallelle lagen van
1,0 mm droog afgeslepen. Het chloridegehalte
van elke laag is vastgesteld volgens EN 14629.
De non-steady state chloridediff usiecoëffi ci-
ent (D
nss) is afgeleid uit het gemeten chloride-
pro? el met de methode zoals in de norm
omschreven.
RCM-TEST
Bij de RCMtest wordt een proefstuk tussen
een chloridevrije en een chloridehoudende
alkalische oplossing geplaatst (? g. 2 en 3). Er
wordt een spanningsverschil aangebracht
tussen twee externe elektroden om het trans
port van chlorideionen door het proefstuk te
versnellen. Na bepaalde tijd wordt het proef
stuk gespleten en wordt op basis van een
kleurindicator de indringingsdiepte van de
vrije chlorideionen bepaald. De D
rcmwaarde
wordt bepaald op basis van de gemeten
indringingsdiepte, de toegepaste spanning en
enkele andere parameters.
2 Schematische weergave RCM-test
3 Opstelling RCM-test
Legenda
1. rubberen omhulling
2. chloridevrije oplossing (natriumhydroxide)
3. elektrode
4. proefstuk
5. chloridehoudende oplossing
(natriumchloride)
6. kunststofbak
7. kunststofondersteuning
8. kathode
9. elektrische spanning
Tabel 2 Druksterkteontwikkeling cementen [MPa] (EN 196-1)
CREF C1C2C3
CEM III/B 42,5N CEM I 52,5N CEM I 52,5N CEM I 52,5N
ENCI ENCICBR LixheSeibel Erwitte
2 dagen 11,830,123,230
7 dagen 33,347,938,751,1
28 dagen 56,461,85563
Tabel 3 Betonsamenstellingen [kg/m
3]
CREF C1FA1 C1FA2 C1FA3 C2FA1 C3FA1
CEM III/B 42.5N 36000000
CEM I 52,5N 0 240 240 240 240 240
poederkoolvliegas 0 120 120 120 120 120 rivierzand 800 793 793 793 793 793
riviergrind 1015 1006 1006 1006 1006 1006
water (eff ectief) 162 162 162 162 162 162
superplasti? ceerder 1,8 1,8 1,8 1,8 1,8 1,8
Tabel 4 Eigenschappen gebruikte betonspecies
CREF C1FA1 C1FA2 C1FA3 C2FA1 C3FA1
zetmaat (mm) 155 150 210 220 65 155
dichtheid (kg/m
3) 2350 2370 2350 2370 2370 2330
luchtgehalte (vol.%) 22,1 1 11,9 1,9
12
VAKBL AD 3 2020
BV-2020-2_Poederkoolvliegasbeton.indd 12 21-09-20 12:31
RESULTATEN
Druksterkte
De ontwikkeling van de druksterkte in de tijd is
weergegeven in ? guur 4. Het poederkoolvlie
gasbeton laat een minder snelle sterkteont-
wikkeling zien dan het referentiemengsel,
maar bereikt na 6 maanden hetzelfde niveau.
Een meer gedetailleerde blik op ? guur 4 en
tabel 2 laat zien dat de sterkteontwikkeling en
puzzolane werking vooral afhangen van de
herkomst van het portlandcement en minder
van de kwaliteit van de poederkoolvliegas.
Chloridemigratiecoë? ciënt
In tabel 5 staan de waarden van de chloride-
migratiecoëffi ciënt D
rcm bij een ouderdom tussen
de 28 dagen en de 5 jaar. Deze ouderdom is gere-
kend vanaf het moment van aanmaken van het
beton (zoals gebruikelijk en dus niet vanaf einde
nabehandeling). Op 28 dagen is de D
rcm van de
mengsels met poederkoolvliegas duidelijk hoger
dan die van het referentiebeton met CEM III/B
(Cref). Na 1 jaar zijn deze waarden echter verge-
lijkbaar en na 3 jaar zelfs lager. De D
rcm van alle
poederkoolvliegasmengsels is na 3 jaar afgeno-
men tot circa 0,5 ? 10
-12 m2/s. De D rcm is na 5 jaar
bijna identiek aan die na 3 jaar (tabel 5). Na 5 jaar
zijn overigens alleen de mengsels C1FA2 en
C1FA3 geselecteerd (op de reden waarom wordt
in dit artikel verder niet ingegaan).
Vanwege de
goede correlatie tussen de RCM- en de TEM-
test (zie onder 'Relatie tussen RCM en TEM'),
kunnen de RCM-waarden ook worden bere-
kend vanuit de TEM-waarden. De RCM-waar-
den die op deze manier zijn berekend, komen
goed overeen met de resultaten na 5 jaar. De
stijging van de TEM-waarden van alle poeder-
koolvliegasmengsels laat zien dat de chloride-
migratie continu blijft dalen, ook na 3 jaar.
Elektrische weerstand
De ontwikkeling in de tijd van de TEM-waarde
van alle mengsels is weergegeven in ? guur 5.
Deze waarde neemt toe voor alle mengsels
gedurende de volledige periode van 5 jaar. Tot
1 jaar hebben de poederkoolvliegasmengsels
minder weerstand dan het referentiemengsel, maar na 3 jaar en langer is de weerstand ver-
gelijkbaar of hoger.
Relatie tussen RCM en TEM
Is ? guur 6 staat de relatie tussen de D rcm en de
1000/TEM van alle afzonderlijke testresulta-
ten. De correlatie is heel duidelijk. Het product
van de RCM- en de TEM-waarde is constant
(K) en kan worden berekend uit de stijging in
de trendlijn. De verkregen waarde is gelijk aan
1170 ? 10
-12 ?m 3s-1. Deze waarde komt min of
meer overeen met de waarde 1000 ? 10
-12
?m
3s-1 zoals gerapporteerd in [8] voor beton-
mengsels met een water-cementfactor van
0,45 geproduceerd met zes verschillende
cementtypen.
Verouderingscoë? ciënt
Figuur 7 laat de D rcm zien als functie van de tijd
in een dubbel logaritmische schaal. Vanuit de
helling van de trendlijn wordt de verouderings-
Tabel 5 Chloridemigratiecoë? ciënt (×10 -12 m2/s) bij toenemende ouderdom
28 D 91 D 182 D 365 D 3 J 5 J
Cref 2,1 1,11,10,9
C1FA1 16,7 42,11,20,5
C1FA2 18 4,62,21,40,40,5
C1FA3 18,3 4,92,81,40,40,4
C2FA1 22,9 63,51,80,4
C3FA1 17,1 63,21,70,5
Tabel 6 Verouderingscoë? ciënt n [?] berekend volgens twee methoden
CREF C1FA1 C1FA2 C1FA3 C2FA1 C3FA1
methode 1 0,2 0,80,90,95 0,88 0,82
methode 2 ? 0,73 0,72 0,8 0,83 0,73
4 Ontwikkeling van de kubusdruksterkte in de tijd
5 Ontwikkeling van de TEM-waarde in de tijd
0
10 20 30 40
50 60 70
80
0 28 56 84 112 140 168
Druksterkte (MPa)
Ouderdom (dagen)
Cref
C1FA1
C1FA2
C1FA3
C2FA1
C3FA1
0
200 400 600
800
1000
1200
1400 1600 1800
2000
0 500 1000 15002000
TEM (?m)
Ouderdom (dagen)
Cref
C1FA1
C1FA2
C1FA3
C2FA1
C3FA1
13 VAKBL AD 3 2020
BV-2020-2_Poederkoolvliegasbeton.indd 13 21-09-20 12:31
coëffi ciënt n berekend (tabel 6, methode 1).
Deze n-waarde voor de poederkoolvliegas-
mengsels varieert tussen 0,80 en 0,95 en is
veel hoger dan die van het referentiemengsel
(0,20).
Zoals hier voor aangegeven, is het erg moeilijk
om de zeer lage waarden voor de RCM van de
poederkoolvliegasmengsels vast te stellen na
een periode van 3 jaar. Daarom is zoals eerder
aangegeven een tweede methode gebruikt om
de verouderingscoëffi ciënt voor de poeder-
koolvliegasmengsels vast te stellen. In deze
methode zijn de RCM-waarden tussen de 3 en
de 5 jaar berekend vanuit de TEM-waarden.
Hier voor zijn de K-waarden vanuit de RCM- en
de TEM-testresultaten tot 1 jaar gebruikt. De
n-waarden verkregen uit deze tweede
methode variëren tussen 0,72 en 0,83 en zijn
dus lager dan verkregen met methode 1 (tabel
6). Deze aangepaste n-waarden komen goed
overeen met de waarden zoals genoemd in
CUR-Leidraad 1.
Chloridedi? usie na 3 jaar
De RCM-proeven laten zien dat bij een ouder-
dom vanaf 1 jaar het poederkoolvliegasbeton
een vergelijkbare of lagere D
rcm heeft dan het
referentiemengsel. Om dit belangrijke resul-
taat te veri? ëren, is besloten de chloridediff u-
sie te meten via een proef met onderdompe-
ling, zoals beschreven in EN 12390-11. Dit voor
het referentiemengsel (Cref) en één poeder-
koolvliegasmengsel (C1FA1) bij een ouderdom
van 3 jaar. De testresultaten (tabel 7) zijn bijna
identiek voor beide mengsels.
Dus zowel de versnelde methode (RCM-test)
als de 'natuurlijke' methode laat zien dat op
hogere leeftijd de weerstand tegen chloride-
indringing van poederkoolvliegasbeton verge-
lijkbaar of beter is dan beton met CEM III/B.
Vergelijking met de praktijk
In het onderzoek is de ontwikkeling van D rcm
in de tijd gemeten tot 5 jaar. Tussen de 3 en de
5 jaar toont deze D
rcm een geringe of geen
afname voor poederkoolvliegasbeton. In
dezelfde periode neemt de TEM-waarde wel toe, wat overeen zou moeten komen met een
verdere afname van de D
rcm .
Om meer zekerheid te verkrijgen over het lang-
termijngedrag, zijn resultaten gebruikt van een
onderzoek van een 14 jaar oude snelweg in Nederland [9]. Het hier toegepaste beton bevat
350 kg/m
3 portlandvliegascement en een
water-cementfactor van 0,42. Vanuit een cur ve
? t van het chloridepro? el is een waarde van 0,1
? 10
-12 m2/s voor de diff usiecoëffi ciënt afgeleid
[3]. Als deze waarde wordt toegevoegd aan
? guur 4 blijkt dit goed overeen te komen met de
trendlijn van de RCM-waarden tot 5 jaar van het
poederkoolvliegasbeton.
6 1000/TEM versus RCM voor alle afzonderlijke testresultaten tot 5 jaar
7 D
rcm als functie van de tijd (log-schaal)
Tabel 7 Chloridedi? usie (D nss) bij een ouderdom van 3 jaar
DNSS (×10-12 M 2/S)
sample 1 sample 2 sample 3 gemiddeldestandaardafwijking
Cref 0,52 0,850,750,710,17
C1FA1 0,63 0,60,750,660,08
0 5
10
15
20
25
0 510 15 20 25 30
1000/TEM (1/? m)
RCM-waarde (10 -12 m2/s)
Cref
C1FA1
C1FA2
C1FA3
C2FA1
C3FA1
trendline
y
= 0,8529x
R2 = 0,976
0,1 1,0
10,0
100,0
10 10010.000 100.000
RCM-waarde (10-12 m
2/s)
Ouderdom (dagen)
Cref
C1FA1
C1FA2
C1FA3
C2FA1
C3FA1
CUR 2000-2
14 VAKBL AD 3 2020
BV-2020-2_Poederkoolvliegasbeton.indd 14 21-09-20 12:31
BESPREKING VAN RESULTATEN
Naar aanleiding van het onderzoek kunnen de
volgende conclusies worden getrokken:
? De D
rcm van poederkoolvliegasbeton is na 28
dagen veel hoger dan het referentiebeton
met CEM III/B. De RCM-waarde na 1 jaar is
echter vergelijkbaar en na 3 jaar zelfs lager.
? Zowel de versnelde methode als de natuur-
lijke methode laten zien dat de weerstand
tegen chloride-indringing van poederkool-
vliegasbeton na 3 jaar gelijk of zelfs beter is
dan het referentiebeton.
? De kwaliteit van het poederkoolvliegas heeft
een beperkt eff ect op de afname van D
rcm .
? De waarde van de verouderingscoëffi ciënt
varieert tussen 0,72 en 0,83 voor poeder-
koolvliegasbeton. Deze waarden komen
overeen met de waarden genoemd in [8].
Het gaat hier om een laboratoriumonderzoek dat
de potentie aangeeft van het poederkoolvlie-
gasbeton, met optimale nabehandeling. In de
praktijk is de nabehandeling echter niet zo opti-
maal en kan de chloridediff usiecoëffi ciënt een
hogere waarde hebben, zowel bij poederkool-
vliegasbeton als bij hoogovencementbeton.
Liter atuur
1 Duracrete Final Technical Report (2000) Document BE95-1347/R17, The European Union ? Brite EuRam lll,
DuraCrete ? Probabilistic performance based durability design of concrete struct ures.
2 Model Code for Ser vice Life Design, CEB-FIP, ? b bulletin 34, 2006.
3 Wegen van der, G., Lichtmann, M. and Polder, R. Beton mit hohem Chlorid-eindringwiderstand. Erfahrungen aus den Niederlanden. Beton 5 (2018) 166-171.
4 Development of guidelines for durability design of reinforced concrete structures, J. Gulikers, RWS, in: proceedings of the conference Ser vice Life Design for Infrastructure, Delft, 2010.
5 Duurzaamheid van constructief beton met betrekking tot chloride-geïnitieerde wapeningscorrosie, CUR-Leidraad 1, 2009.
6 Concrete binder performance evaluation in ser vice life design, J.H.M. Visser & R.B. Polder, pp. 330-340 in ConcreteLife'06, proceedings of the International Rilem-JCI Seminar on Concrete Durability and Ser vice Life
Planning (2 006).
7 New perspective of ser vice life prediction of ? y ash concrete, Z. Yu & G. Ye, Construction and Building Materials 48 (2013) 764 -771.
8 Measurements with the Rapid Chloride Migration Test (VC81-99), A. Cheizoo, ENCI, 2007.
9 Duurzaamheid van beton met poederkoolvliegas in de praktijk, CUR-rapport 2000-2, 2000.
De RCMwaarde van
poederkoolvliegasbeton
is na 1 jaar vergelijkbaar met en
na 3 jaar zelfs lager dan die van
beton met hoogovencement
8 Voorbeeld van de indringing van chloride in beton gemeten met de RCM-methode. Na het splijten van het proefstuk wordt het breukvlak besproeid met zilvernitraat (AgNO3), waarbij het beton met
chloride-indringing (vaal)grijs (bovenste deel kern) kleurt. Uit deze indringingsdiepte wordt de
chloridemigratiecoeffi cient berekend, ? guur: SGS Intron
15 VAKBL AD 3 2020
BV-2020-2_Poederkoolvliegasbeton.indd 15 21-09-20 12:31
STUBECO HERZIET STUDIER APPORT
'INGELIJMDE STAVEN ALS STEK WAPENING'
Hoe diep moet een wapeningsstaaf worden ingelijmd? Deze vraag
wordt vaak gesteld. Maar op voorhand is daar geen zinnig antwoord op
te geven; het is van te veel factoren afhankelijk. Over die factoren en
over de aspecten waarmee in de uitvoering rekening moet worden
gehouden, heeft Stubeco een studierapport gepubliceerd.
Meer inzicht
in ingelijmde
wapening
STUDIER APPORT
Stubeco heeft begin 2020 het studierapport
'Ingelijmde staven als stekwapening' uitge-
bracht. Dit rapport is een herziening van een
eerdere versie uit 2003, dat weer een vervolg
was op een rapport uit 1986.
Er is de laatste tijd veel veranderd op het
gebied van normen, voorschriften, toepas-
singen en ervaringen met ingelijmde wape-
ning. Dat was voor Stubeco aanleiding voor
een kritische herziening van het eerder ver-
schenen rapport. Het hoofddoel van het
nieuwe rapport is het onderwerp weer duide-
lijk in kaart te brengen, de laatste stand der
techniek en normering te verwerken en de
mogelijkheden beter onder de aandacht te
brengen.
De herziening is uitgevoerd door Studiecel
B06-2. Zitting in deze cel hadden:
? Marjan Vos-Pols (Hilti Nederland B.V.) ?
voorzitter
? Rob Cornelis (Hakron Nunspeet B.V.) ? mentor vanuit Stubeco
? Fred Gast ? secretaris
? Gerard van den Berg (Mobilis / TBI)
? Nick Nass (Mobilis / TBI)
? Frans Jansen (B+BTec B.V.)
? Fabian de Vos (Hilti Nederland B.V.)
Het rapport (? g. 2) is gratis beschikbaar op
www.stubeco.nl
Ingelijmde staven als
stekwapening
Studiecel B06 -2
Datum: 29 januari 2020 Status: Definitie f
2 Rapport 'Ingelijmde staven als stekwapening'
E
r zijn veel situaties denkbaar waarin het
wenselijk is stekwapening (wapenings-
staven of draadeinden) achteraf in een
betonconstructie te boren. Redenen zijn onder
meer het wijzigen/uitbreiden van bestaande
betonconstructies, het doorkoppelen van
wapening ter plaatse van stortnaden, het later
aanbrengen van stekken als deze vergeten zijn
in te storten en het ver vangen van beschadigde
stekken. Voor elke stek wordt een gat in de
bestaande betonconstructie geboord. In dit gat
wordt een lijmmortel aangebracht waarna de
stek in het gat wordt geplaatst.
CONSTRUCTIEVE EISEN
Stekwapening moet in staat zijn de krachten
over te brengen van de nieuwe op de
bestaande constructie. Om dat mogelijk te
maken, moet de staaf voldoende diep in de
betonconstructie worden aangebracht. Hoe
diep precies, is van vele factoren afhankelijk.
Het is niet mogelijk een standaardmaat, bij-
voorbeeld 20× de diameter, aan te geven. Om die maat te kunnen bepalen, is het belangrijk te
weten hoe de trekkracht in de constructie
wordt opgenomen. Bij een kort anker is dit
anders dan bij een langere, ingelijmde wape-
ningsstek.
Bij een kort anker in een ongewapende con-
structie wordt de maximale trekkracht bepaald
met de korte-ankertheorie, op basis van NEN-
EN 1992-4 [1] (voorheen met CUR-Aanbeveling
25). In deze theorie is de betonkegelbreuk bepa-
lend, het bezwijkmechanisme bij een trekbelas-
ting, waarbij door de verankering een betonke-
gel uit het beton wordt getrokken. Maatgevend
zijn vooral randafstanden, veel meer dan de
diepte. Het bezwijkmechanisme is bij een gro-
tere diepte namelijk exact hetzelfde (fi g. 3).
Bij langere ingelijmde stekwapening speelt ook
de in het beton aanwezige wapening een rol. De
kracht uit de stek kan worden overgedragen op
die wapening. De opneembare kracht is daar-
door hoger dan volgens de korte-ankertheorie.
Als gevolg van deze krachtswerking is vooral de
16 VAKBL AD
3 2020
Auteurs Marjan Vos-Pols, Hilti Nederland ? Jacques Linssen, Redactie Betoniek / Aeneas Media
BV-2020-5_Stubeco.indd 16 21-09-20 08:56
1 Ingelijmde wapening, foto: Hilti Nederland
Tabel 1 Ontwerpwaarde van de uiterst opneembare aanhechtspanning f
bd bij
wapeningsstaven tot Ø32 mm [2]
BETON-STERK TE-
KL ASSE A ANHECHTSPANNING
f
bd [MPa]
C12/15 1,6
C16/20 2
C20/25 2,3
C25/30 2,7
C30/37 3
C35/45 3,4
C40/50 3,7
C45/55 4
C50/60 4,3
overlappingslengte bepalend (fi g. 4). En die is
afhankelijk van de uiterst opneembare aan-
hechtspanning f
bd, die weer afhangt van de
staafdiameter en betonsterkteklasse.
De hoogte van de aanhechtsterkte moet wor-
den bepaald volgens de Europese norm voor
verlijmde wapeningsstaven, de TR023 [2]. In
[2] is, overeenkomstig Eurocode 2, een tabel opgenomen voor die toelaatbare hechtspan-
ning (tabel 1). Leveranciers kunnen via een
ETA-certifi caat aantonen dat de geleverde
lijm aan die voorwaarde voldoet. Er worden in
dit certifi caat overigens ook andere rand-
voorwaarden omschreven waaraan een inge-
lijmde stekwapening moet voldoen. In feite
3 Het bezwijkmechanisme volgens de korte-ankertheorie is hetzelfde bij grotere en kleinere diepte
kan ? als aan de voorwaarden wordt voldaan ?
worden gerekend alsof de stek is ingestort.
Bij ingelijmde stekwapening is
vooral de overlappingslengte
bepalend
17 VAKBL AD
3 2020
BV-2020-5_Stubeco.indd 17 21-09-20 08:57
Overige constructieve invloedsfactoren
In het Stubeco-rapport is een nadere toelichting
gegeven op deze constructieve onderbouwing.
Ook wordt kort ingegaan op andere construc-
tieve factoren die een rol spelen bij de maximale
belastbaarheid van ingelijmde stekwapening.
Genoemd worden temperatuur, vermoeiing,
seismische belasting en levensduur.
Voor alle boormethoden
bestaan er eisen ten aanzien
van randafstanden en
hart-op-hartafstanden
BOREN
Om in een bestaande betonconstructie stekwa-
pening te kunnen aanbrengen, moeten uiteraard
eer
st gaten worden geboord. Voor het boren van
gaten in beton bestaan drie methoden:
? met behulp van hamerboren;
? met behulp van luchtboren;
? met diamant.
Elke methode heeft zijn voor- en nadelen. Zo is
diamantboren wat nauwkeuriger. Het risico bij deze methode is echter dat bestaande wape
-
ning wordt beschadigd, hetgeen bij hamerbo-
ren niet het geval is. Voor alle boormethoden
bestaan er eisen ten aanzien van randafstan-
den en hart-op-hartafstanden (tabel 2). Dit
vooral om te voorkomen dat je door scheef -
stand uit de dekking loopt of dat andere ankers
worden geraakt. Hierbij is het van belang of je
met of zonder een boorstandaard werkt.
Afzuigen
Bij het boren in beton ontstaat stof. Omdat dit
problemen met de gezondheid kan veroorza-
ken, is het verplicht dit stof af te zuigen. Er zijn
eisen geformuleerd ten aanzien van het vrijko-
men van kwartsstof (< 0,05 mg/m
3).
Voor de afzuiging zijn voor alle boormethoden
oplossingen beschikbaar. Zo kan om de boor
een kous worden aangebracht aangesloten op
een afzuigsysteem (foto 5). Er zijn ook syste -
men waarin een afzuigsysteem direct op de
boor wordt aangesloten. Het stof wordt zo via
gaten in de boor zelf bij de bron afgezogen (fig.
6). Voordeel van dit laatste systeem is dat
aparte reiniging van het boorgat niet meer
nodig is.
Reinigen
Voor het reinigen gelden overigens ook afzon-
derlijke eisen. Hierbij is het nodig gebruiksin-
structies te raadplegen, omdat die instructies
per lijmsoort en per leverancier verschillend
zijn. Dit is van groot belang, want op basis van
deze reinigingsinstructies is de ETA-certifica-
tie gehaald.
LIJM
Er kunnen verschillende soorten lijm worden
gebruikt. Hierbij kan onderscheid worden
Tabel 2 Eisen t en aanzien van dekking op de boorgaten uit ETA-certificaat van specifieke lijmsoort
BOORMETHODE STA AFDIAMETER MINIMUM DEKKING C MIN [MM]
ZONDER BOORSTANDA ARD MET BOORSTANDA ARD
Hamergeboord gat ? < 2530 + 0,06 × lv ? 2 × ?30 + 0,02 × lv ? 2 × ?
? ? 25 40 + 0,06 × lv ? 2 × ?40 + 0,02 × lv ? 2 × ?
Luchtgeboord gat ? < 2550 + 0,08 × lv 50 + 0,02 × lv
? ? 25 60 + 0,08 × lv ? 2 × ?60 + 0,02 × lv ? 2 × ?
Dîamantgeboord gat ? < 25altijd met boorstandaard 30 + 0,02 × lv ? 2 × ?
? ? 25 altijd met boorstandaard 40 + 0,02 × lv ? 2 × ?
overlappingslengte
4 Bij de lange-ankertheorie is de overlappingslengte bepalend
5 Systeem met kous om de boor
ETA
Als er geen geharmoniseerde Europese norm beschikbaar is of een product sterk van een norm
afwijkt, kunnen fabrikanten vrijwillig kiezen voor CE-markering via een 'European Technical Assess -
ment' (ETA). Dit kan worden beschouwd als een Europees attest. Een ETA kan worden aangevraagd bij
een Technical Assessment Body (TAB).
18 VAKBL AD 3 2020
BV-2020-5_Stubeco.indd 18 21-09-20 08:57
gemaakt tussen producten met kunstharsen
als bindmiddel en producten met cement als
bindmiddel. Tot de eerste groep behoren
epoxy's, polyesters, polyurethanen, vinyles-
ters en vinylurethanen. Als cementgebonden
mortels kennen we traditionele gietmortels en
hybride mortels. Deze laatste bevatten naast
cement ook chemische componenten.
In de ETA staat per lijmsoort wat de mogelijke
toepassingen zijn. Zo is de ene lijmsoort
geschikt voor diamantboren en de andere niet.
Zo is weer een andere lijmsoort wel of niet
7 Injectiepistool, foto:B+Btec l
6 Systeem met afzuiggat in de boor
19 VAKBL AD 3 2020
BV-2020-5_Stubeco.indd 19 21-09-20 08:57
geschikt voor applicatie onder water. En de ene
lijmsoort hardt sneller uit dan de andere. Het is
dus van belang te weten wat de eisen zijn en
om de productinformatie van de leverancier te
raadplegen.
In de ETA staat per lijmsoort wat
de mogelijke toepassingen zijn
Aanbrengen lijm
Voor het aanbrengen van de lijm bestaan ver-
schillende methoden. Dit kan bijvoorbeeld met
injectiedispensers ofwel pistolen, waarin
harde of zachte kokers worden geplaatst (fi g.
7). Dit injecteren kan tot grote diepten ? diepte
kan wel 2000 mm bedragen. Voor deze grotere
diepten moeten verlengslangen worden toe-
gepast, waarmee de mortel helemaal achter in
het gat wordt aangebracht. Met deze methode
wordt luchtinsluiting voorkomen. Het kan
nodig zijn een vlotter, een opzetstukje op de
verlengslang, te gebruiken om lucht- en
waterinsluitingen te voorkomen (fi g. 8). Als de
verlengslang op de juiste wijze wordt afgete-
kend, kan de juiste hoeveelheid lijm in het
boorgat worden geïnjecteerd waarmee ver-
spilling wordt voorkomen. Wanneer de marke-
ring zichtbaar uit het boorgat is geduwd door
de lijm die tegen de vlotter drukt, is dit het
teken dat kan worden gestopt met injecteren.
8 Verlengslang met vlotter en markering
Lijm kan ook worden aangebracht met glazen
capsules (fi g. 9). De capsules worden in het
boorgat aangebracht en het anker slaat de
capsule stuk, waardoor componenten kunnen
mengen.
Gietmortels, die bestaan uit een poeder vorm
en water, worden op het werk aangemaakt en
in de boorgaten gegoten.
K WALITEITSBORGING
De kwaliteitsborging van ingelijmde stekwa-
pening wordt via het ETA-certifi caat van de
leveranciers geregeld. Daarnaast wordt ver-
wezen naar de Nationale Beoordelingsrichtlijn
BRL 0509 [3] voor het proces van verlijming en
installeren van de stekken.
Als een stek volgens de richtlijnen van het ETA-
certifi caat is aangebracht, hoeft deze in prin-
cipe niet te worden getest. Hier kan privaat-
rechtelijk wel verschillend mee worden
omgegaan. Zo staan er in de ROK (Richtlijnen
Ontwerp Kunstwerken) van Rijkswaterstaat
strengere eisen ten aanzien van testen. Ook
andere organisaties maken nog weleens
gebruik van deze eisen uit de ROK.
LEVER ANCIERS
Elk systeem kent zijn eigen kenmerken en
eigenschappen. Denk daarbij aan de samen-
stelling van de mortel, de uithardingstijden, de verwerkingsinstructies en de boordiameter.
Toch geeft het rapport van Stubeco goed
inzicht in de algemene mogelijkheden en aan-
dachtspunten van ingelijmde stekwapening.
Wel is het, juist door die variëteit aan kenmer-
ken, van belang altijd de productinformatie van
de leverancier te raadplegen.
Literatuur
1
NEN-EN 1992-4:2018 Eurocode 2: Ontwerp en
berekening van betonconstructies ? Deel 4: Ontwerp
en berekening van bevestigingsmiddelen voor gebruik
in beton.
2 EOTA TR023 ? A ssessment of post-installed rebar connections.
3 BRL 0509: Het achteraf aanbrengen van constructieve ankers in verharde betonconstructies.
lm
lv
vlotter
markering
9 Lijmcapsule, foto:B+Btec
20 VAKBL AD 3 2020
BV-2020-5_Stubeco.indd 20 21-09-20 08:57
TerLaare_adv_Betoniek_225x297mm.indd 1 16-09-2020 13:11 adv_terLaare.indd 21 21-09-20 09:13
Recyclinggranulaat: een betrouwbare grondstof
Beton wordt in Nederland al decennialang gerecycled.
Aanvankelijk was het recyclen een oplossing voor het betonafval,
maar tegenwoordig is ook de economische noodzaak steeds groter,
onder meer dankzij de transitie naar een circulaire economie.
Zeker door de toegenomen vraag hecht de
recyclingsector veel belang aan een
goede kwaliteit.
22 VAKBL AD 3 2020
Auteurs Peter Broere, BRBS Recycling ? Sjoerd Kloetstra, Cementbouw Recycling ? Martin Verweij, Cementbouw
BV-2020-6_Granulaat.indd 22 21-09-20 12:30
D
e kwaliteit van recyclinggranulaat wordt
vaak vergeleken met de kwaliteit van
primaire materialen, waarmee de pro-
ductiebedrijven al jarenlang er varing hebben.
Kwaliteits? uctuaties en verontreinigingen
komen ook in primaire materiaalstromen voor
(waterabsorptie, schelpen, oerhout, pyriet tot
aan vissen in zeegrind), maar men heeft er
mee leren werken. Maar er zijn uiteraard ver-
schillen. Secundaire toeslagstoff en hebben
hun specifi eke eigenschappen en ook hier
moet met men mee leren werken. Maar recy-
cling is inmiddels wel in staat een consistente
kwaliteit te leveren.
Het is niet meer dan normaal dat
er kritisch naar kwaliteit wordt
gekeken
Ook bij de recycling staat de kwaliteit van
betongranulaat en het daarmee te produceren
beton voorop. Jarenlange er varing, technolo-
gische kennis en kwaliteitsborging hebben
geleid tot het huidige eisenpakket voor recy-
clinggranulaten. Wel is recycling en de produc-
tie van recyclingbeton een activiteit waarbij
met kennis van zaken moet worden gewerkt.
Nu de vraag naar hoge percentages betongra-
nulaat in beton toeneemt en goed primair
materiaal schaarser wordt, worden vaker
vraagtekens gezet bij de kwaliteit van
betongranulaat (zie ook Betoniek Vakblad
2020/2). Het is niet meer dan normaal dat er
kritisch naar kwaliteit wordt gekeken, dat is
tenslotte ook bij primaire materialen en pro-
ducten het geval.
Afhankelijk van de milieuklasse
is nu 30% tot 50% vervanging
zondermeer mogelijk
HISTORIE
In de veertig jaar dat BRBS Recycling bestaat,
komen discussies over kwaliteit regelmatig
terug. Al in de jaren tachtig verschenen de eer-
ste CUR-aanbevelingen die het gebruik van
recyclinggranulaten (met name beton- en
Recyclinggranulaat: een betrouwbare grondstof
1 Recyclinginstallatie, foto: BRBS Beton
23 VAKBL AD 3 2020
BV-2020-6_Granulaat.indd 23 21-09-20 12:30
menggranulaat) beschreven. Op basis van die
aanbevelingen kon zonder verdere aanpassing
van de constructieve rekenregels al 20% van
het primaire toeslagmateriaal worden ver van-
gen. Bij hogere percentages (50% tot 100%
ver vanging) moest in de constructieve bereke-
ningen rekening worden gehouden met afwij-
kende betoneigenschappen (elasticiteitsmo-
dulus, krimp en kruip). Nu, veertig jaar en een
aantal updates van de normen verder, is dat
basisprincipe niet anders. Afhankelijk van de
milieuklasse is nu 30% tot 50% ver vanging
zondermeer mogelijk (EN 206 / NEN 8005).
BRL 2506-1 kent een intensief
keuringsregime en een hoge
externe auditfrequentie
EISEN
Naast de normen bestaat er een beoordelings -
richtlijn, BRL 2506 [1, 2], die al meer dan twin-
tig jaar eisen kent voor recyclinggranulaten als toeslagmateriaal voor beton. Deze eisen zijn in
samenwerking met de betonsector opgesteld,
gebaseerd op deze jarenlange er varing en
NEN- en EN-normen.
BRL 2506-1, waarin de eisen zijn opgenomen
voor certificatie van meng-, betongranulaat en
recyclinggrind voor toepassing in beton, kent
een intensief keuringsregime en een hoge
externe auditfrequentie.
Hierbij kan worden opgemerkt dat een CE-
markering met een prestatieverklaring vol-
gens EN 12620 geen kwaliteitsgarantie is. Bij
CE-markering stelt de producent een presta-
tieverklaring op die voor een selectie van ?
door de producent gekozen ? eigenschappen
aangeeft wat de prestatie van het product is.
Dit geeft niet aan wat de geschiktheid is van
het product voor een specifieke (beton)toe
-
passing. Het KOMO-productcertificaat op basis
van BRL 2506 borgt de geschiktheid van het
materiaal voor de beoogde toepassing en is
daarom wél een kwaliteitsgarantie.
De veelheid aan relevante normen en stan- daarden maakt het soms ingewikkeld. Een
aantal onderwerpen worden nader toegelicht.
Hoogwaardige toepassingen
Met het eisenpakket uit de normen en certifi-
cering zijn met recyclinggranulaten de meeste
betonsoorten verantwoord te produceren. In
het zeer diverse productenpalet van de beton-
industrie zijn er echter ook toepassingen die
extra aandacht vereisen als er voor recycling-
granulaat wordt gekozen. Denk hierbij aan
(zeer-)hogesterktebeton, zelfverdichtend
beton, monolietvloeren en zichttoepassingen.
Dit betreft maar een klein deel van de totale
betonproductie in Nederland.
Waterabsorptie en dichtheid
Volgens de Europese Bouwproductenverorde
-
ning (CPR, zie ook artikel 'Gevolgen CPR voor
beton' uit Betoniek Vakblad 2013/1) mogen
nationale keurmerken niet worden gebruikt om
aan te tonen dat aan de CPR is voldaan. Omdat
de Europese norm voor enkele eigenschappen
2 Grondstof voor nieuw beton, foto: Cementbouw
24 VAKBL AD 3 2020
BV-2020-6_Granulaat.indd 24 21-09-20 12:30
geen kwaliteitsklassen kent, moest BRL 2506
terughoudend zijn deze eigenschappen te
benoemen, om de schijn van vermenging met de
CPR te voorkomen. Het enkel verklaren van de
waarde zonder dat deze de geschiktheid van het
product aantoont, zou te veel lijken op een ver-
klaring volgens de CPR. Voor dichtheid is dit
opgelost door een concrete eis in BRL 2506 op te
nemen. Voor waterabsorptie was dit niet moge -
lijk en daarom is deze eigenschap weggelaten.
Het is echter wel informatie die van belang is
voor de betontechnoloog.
De CE-markering met prestatieverklaring is
verplicht en de waarden kunnen via deze ver -
klaring worden gecommuniceerd.
ASR
ASR (alkali-silicareactie of alkali-toeslag-
materiaalreactie) vormt een risico onder
bepaalde oms
tandigheden, bijvoorbeeld in
geval van een hoog gehalte oplosbare alka -
liën en de toepassing van een ASR-gevoelig
t
oeslagmateriaal. BRL 2506 gaat er van uit dat
de betontechnoloog afweegt of het te ver -
vaardigen mengsel in een risicotoepassing
v
alt, overigens net zoals bij alle mengsels die
worden ontworpen. De betontechnoloog kent
de toepassing en kan afwegen of ASR een
relevant risico is. Als dit het geval is, kan aan -
vullend de reactiviteit van de toeslagstoffen
w
orden beoordeeld of moet voor een andere
toeslagstof of een ander bindmiddel worden
gekozen. ASR maakt daarom geen deel uit
van het eisenpakket van BRL 2506. In de basis
geeft het certificaat aan dat recyclinggranu -
laat als ASR-verdacht wordt beschouwd.
Moment
eel wordt er zowel op Europees
niveau als binnen Nederland gewerkt aan een
eenvoudige test om via een toets op reactivi -
teit een betere praktische invulling mogelijk
t
e maken.
Vorst-dooi
Schades ten gevolge van vorst-dooiwisselin-
gen, al dan niet in combinatie met dooizouten,
zijn vooral afhankelijk van de kwaliteit van het
betonopper vlak, dus van het bindmiddel en de
nabehandeling. Er is onderzoek bekend dat
indiceert dat recyclinggranulaten een goede
invloed hebben op vorst-dooigedrag [4, 5]. De
verklaring is dat de porositeit van de toeslag-
materialen ruimte biedt voor expansie van het
bevriezende water en opwarmend ijs (ook wat
betreft brandwerendheid en geluidwerend- heid zijn er daardoor goede resultaten
bekend). NEN 5905 vermeldt geen onderzoek
naar vorst-dooi voor recyclinggranulaten.
Vorst-dooibestandheid is daarom geen onder
-
deel van het standaard onderzoekspakket in
BRL 2506-1.
Lichte bestanddelen en samenstelling
De invoering van de CPR (toen nog CPD) heeft
geleid tot onduidelijkheid in het eisenpakket
voor onderzoek naar de samenstelling en de
lichte bestanddelen van recyclinggranulaat. Bij
deze onderzoeken wordt vastgesteld uit welke
bestanddelen het granulaat is opgebouwd. Dit
kunnen betonsoorten zijn, maar ook baksteen-
soorten, keramiek, andere steenachtige mate -
rialen of niet-steenachtige materialen en ver -
ontreinigingen. Of materialen al of niet
geschikt zijn voor hergebruik (zowel voor de
wegenbouw als voor beton), bleek onvol-
doende doordacht te zijn in de producteisen en
testmethoden die volgen uit de Europese nor -
men. BRBS Recycling heeft dit onderkend en
voorstellen gedaan voor verbetering. Helaas
zijn dit langdurige trajecten, maar door toe -
passingsgerichte vertaling in BRL 2506-1 is dit
voorlopig onder vangen. Een voorbeeld zijn de
hydraulically bound materials. Deze worden in
de internationale context vooral beschouwd
als beton, maar in Nederland ook als slakge -
bonden materialen of als lichtbeton. Deze materialen worden volgens de Europese nor
-
men alle toegerekend aan de categorie 'beton'
(Rc). De norm zou onderscheid moeten maken
in categorieën voor geschiktheid van de soort
korrels voor toepassing, maar dat gebeurt
onvoldoende. Dit is in BRL 2506 onderkend en
daar is een betere vertaling opgenomen van
wat er aan bepaalde categorieën kan worden
toegerekend.
Cementgebruik
Een misverstand is dat recyclinggranulaat in
beton zou leiden tot meer cementgebruik.
Waterabsorptie van het toeslagmateriaal leidt
weliswaar tot meer vocht in het mengsel, wat
tot meer cement leidt (theorie rond de water-
cementfactor (wcf) die iedere betontechno-
loog meekrijgt in de opleiding). In de praktijk
blijkt dit effect echter mee te vallen en is door
toepassing van superplastificeerder geen
extra cement nodig. De plastificeerder stuurt
de verwerkbaarheid van het mengsel. Het
vocht dat is geabsorbeerd blijkt niet dezelfde
werking te hebben als extra toegevoegd vocht
voor de cementbinding. Daar voor mag worden
gecorrigeerd in de wcf. Voordeel van het geab-
sorbeerde vocht is dat dit zeer langzaam vrij-
komt en juist een gunstige invloed heeft op de
toename van de sterkte op langere termijn. Dit
effect wordt bijvoorbeeld in geperste beton-
waren goed benut.
3 Proefvakken Meijel tot 100% ver vanging zand en grind, foto: Cementbouw
25 VAKBL AD 3 2020
BV-2020-6_Granulaat.indd 25 21-09-20 12:30
Fijne fractie
De fijne fracties van de recyclinggranulaten
worden weinig in beton toegepast, maar heb-
ben veel potentie. Deze stroom voortkomend
uit het klassieke breken van beton is daarom
ook onderdeel van BRL 2506-1. De fijne fractie
kan in theorie bijdragen aan de sterkte van het
betonmengsel. Maar praktisch is dit moeilijk te
realiseren, bijvoorbeeld doordat het materiaal
wordt gewassen. Een ander praktijkprobleem
is dat de fijne fractie gemakkelijk verkit en
daardoor moeilijk handelbaar is in silo's. Dit is
wel oplosbaar maar vergt aanpassingen in het
proces of de installaties. Volgens CUR-Aanbe-
veling 106 [9] is de fijne fractie van recycling-
granulaten wel prima toepasbaar in beton,
waarbij moet worden opgemerkt dat opnieuw
naar de rekenregels moet worden gekeken.
Nieuwe benaderingen van het breekproces,
waarbij de oorspronkelijke grondstoffen wor -
den teruggewonnen (zand, grind, gehydra-
teerd en ongehydrateerd cement), zijn in dit
kader interessant.
MARK T EN BESCHIKBA ARHEID
Een soms gehoorde opmerking is dat recy -
clinggranulaat in onvoldoende mate beschik -
baar is. Berekend is dat als vrijkomend beton
uit sloop, bouw en (mis)productie maximaal
wordt ingezet in de betonsector, er dan tussen
5 en 6 Mton betongranulaten per jaar beschik -
baar zouden kunnen zijn. Deze vraag is er ech-
ter niet. De huidige inzet van betongranulaat in
beton bedraagt circa 0,4 Mton en de totale
inzet aan secundaire grondstoffen ligt tussen
0,8 en 1 Mton als menggranulaat, ecogranulaat
en ballastgrind mee worden gerekend. Ver -
wacht wordt wel dat deze hoeveelheid sterk
groeit. In principe is er een potentie van jaar -
lijks ruim 20 Mton steenachtig productieafval
en slooppuin. Er zijn dus voldoende mogelijk -
heden om primaire materialen te ver vangen.
Een opdrachtgever moet zich daarom niet te
snel laten verleiden tot acceptatie van gebruik
van primaire materialen wanneer hij zelf recy -
clinggranulaat heeft voorgeschreven.
MEER EN BETERE RECYCLING
Met recycling zijn kosten gemoeid en die zijn
momenteel concurrerend met de primaire
grondstof grind. Veel steenachtige recyclings -
tromen gaan echter naar de wegenbouw die
toleranter is voor menggranulaat (dat ook
betongranulaat bevat) en waar de vraag groot
KENNIS
Er is veel kennis beschikbaar over betongra-
nulaat en recycling. Deze is te vinden bijvoor -
beeld bij BRBS Recycling [6] en haar leden, bij
Bouwcirculair [7] en het toeleveringsnetwerk
BetonBlijftBeton [8]. In 2019 is in overleg met
de betonsector, het Betonhuis, de kennis
gebundeld in het informatieblad Richtlijn voor
specificaties van recyclinggranulaten voor
beton [3].
is. Een mindere beschikbaarheid van grind,
zoals nu het geval is, maakt recycling voor
beton interessanter en dat geeft weer ruimte
voor verdere investeringen.
Het recyclingvolume in de betonsector kan
eenvoudig omhoog. Dit kan worden bereikt
door in slooptenders voor te schrijven dat
selectiever moet worden gesloopt en dat het
schone beton ter beschikking moet komen voor
hergebruik in beton. En geen zuiver betongra-
nulaat onder de weg, dat is waardeverlies.
Daarmee kan het tekort aan grindwinning in
Nederland worden gecompenseerd en wordt
een betere invulling gegeven aan hoogwaardig
hergebruik en circulaire doelstellingen.
De afgelopen jaren zijn er bij leden van BRBS
Recycling vele miljoenen geïnvesteerd in
capaciteit en procesverbetering ten behoeve
van de opwerking van beton-grondstoffen. Dit
kon alleen doordat de kwaliteit er van op orde
is, en er een goed ondernemingsplan, inclusief
goede afzet, tegenover staat. Samenwerking
in de keten is daarbij een voorwaarde.
Bedrijven die uit oud beton nieuwe grondstof -
fen maken, zijn zich zeer bewust van de beno-
dig
Reacties