VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
VAKBL AD
1 2022
Aan de slag met
grondsto en
HECHTING DEK VLOEREN ? GROF SECUNDAIR TOESL AGMATERIA AL
ONTWIKKELINGEN GRONDSTOFFEN ? BR ANDWERENDHEID TUNNELS
Cover.indd 1Cover.indd 1 26-04-22 09:5126-04-22 09:51
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met
Marjolein Heijmans, 06-57676351 of via e-mail m.heijmans@aeneas.nl.
Ook partner van Betoniek worden?
Met het delen van kennis draagt Betoniek al sinds 1970 bij aan een goede kwaliteit van de bouw in
Nederland. Dit doen we met hulp van onze partners, die net als wij het belang van kennis inzien.
Tegenover deze ondersteuning staan een aantal privileges, zoals een hoge korting op licenties, aandacht in het vakblad en online en gratis gebruik van de vacaturebank.
D
e resultaten in CO 2-reductie en de verho-
ging van de circulariteit die A. Jansen
bereikt, wordt bijgehouden en gemoni-
tord. Voor Jansen Beton geldt dat ze al veel ver-
der zijn dan de doelen die landelijk zijn vastge-
steld. Dit komt doordat zij betonmortel leveren
met een zeer lage milieu-impact. Ook het per-
Partner uitgelicht
A. Jansen B.V. is een van de koplopers in het
Betonakkoord. Dit akkoord, op 3 september 2018
door Jansen Beton B.V. (onderdeel van A. Jansen)
ondertekend, is in het leven geroepen om de
betonketen verder te verduurzamen.
A. Jansen B.V. een van de koplopers
in het Betonakkoord
centage gerecycled materiaal dat zij nu al in het
beton toepassen ligt zeer hoog. De betoncentrale
in Son past bijvoorbeeld in de toeslagsto en al
65% gerecyclede grondsto en toe.
Onlangs zijn, ten behoeve van het rapport '
Koploperaanpak Betonakkoord/onderbouwing
koploperwaarden', de koplopers binnen het Beton-
akkoord geïnter viewd door ABT B.V. Tijdens dit
inter view werd gevraagd waar A. Jansen nu staat
met ontwikkelingen om de milieu-impact van beton
verder te verlagen. Hieruit bleek dat zij, samen met
andere bedrijven, in Nederland voorop lopen wat
betreft de milieuprestaties van ons beton. Een
prestatie waar Jansen Beton trots op is!
2 VAKBL AD 1 2022
BV 4-2021 Partners + Partners uitgelicht.indd 2BV 4-2021 Partners + Partners uitgelicht.indd 2 26-04-22 10:1226-04-22 10:12
Betoniekers
aller landen !
Wees gerust trouwe lezers van ons vakblad, ook zo
rondom de eerste mei houdt de redactie zich niet
bezig met politiek maar slechts met (uitvoering)
techniek. Maar deze historische aanhef met oproep
tot internationale vereniging van onze vernuftige
krachten schoot mij als eerste te binnen toen ik
terugdacht aan de succesvolle en aangename
Betoniek partnerbijeenkomst van 30 maart in
Ouderkerk aan de Amstel.
Na het genot van een bezoek aan het innovatieve
bruggenbouwwerk van partner Van Hattum en
Blankevoort was het ? corona volente ? dan
eindelijk zover: onze eerste partnerbijeenkomst.
Het is mooi om te zien dat Betoniek een begrip is en
blijft in de Nederlandstalige betonwereld en het
was een genoegen om daarbij ook onze Belgische
partners te ontvangen.
Na een terugblik op onze activiteiten was er volop
gelegenheid om ideeën uit te wisselen voor een
verdere verdieping van de samenwerking met ? en
tussen ? de Betoniekpartners. Daarbij waren ook
voorstellen om te gaan werken aan een verdieping
van de bijdrage van leden en lezers.
Dus niet alleen delen van informatie via de
bekende bladen, nieuwsbrief en website, maar ook
als lezers zelf actief aan de slag met de verdieping
van onderwerpen en het delen van er varingen.
Waren sommigen bij de start van Betoniek Vakblad
nog wat terughoudend met het delen van hun
'geheimen', nu wordt het voor iedereen zichtbaar
dat het delen van kennis en innovaties ieders markt
alleen maar vergroot en verbetert.
Daarom bij deze dan ook een oproep aan alle
lezers van Betoniek die daaraan een bijdrage
willen leveren ? aan kennistafels, in discussie-
groepen of expertpanels en meer ? om samen te
werken aan een mooie ? grijze toekomst, dus?
Betoniekers aller landen, verenigt u!
Ik hoor graag jullie reactie en wens jullie ? mede
namens mijn redactiecollega's ? veel leesplezier.
Hans Kooijman
Hoofdredacteur Betoniek Vakblad
Voor reacties: hanskooijman@betoniek.nlHECHTING BETONNEN DEK VLOEREN
Diverse maatregelen verbeteren hechting
betonnen dekvloer aan onder vloer.
4
ONTWIKKELINGEN GRONDSTOFFEN IN
BETON
Kansen voor alternatieve cementen,
alkali-geactiveerde bindmiddelen en
alternatieve benaderingen. 12
BR ANDWERENDHEID TUNNELS
Nieuwe inzichten in de risico's op spatten
van onbeschermd beton in tunnels. 18
HET TOEPASSEN VAN GROF SECUNDAIR
MATERIA AL IN BETON
Literatuuronderzoek naar de mogelijkheden
en eigenschappen van betongranulaat als
eindopdracht voor de opleiding Beton-
technologisch Adviseur. 24
MEI 2022
JA ARGANG 10
EN VERDER
Partner uitgelicht/partners 2 Gesponsord bericht Hendriks 11
Gesponsord bericht Suivo 31 Online en ser vice 31
VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
VAKBL AD 1 2022
Aan de slag met
grondsto en
HECHTING DEK VLOEREN ? GROF SECUNDAIR TOESL AGMATERIA AL
ONTWIKKELINGEN GRONDSTOFFEN ? BR ANDWERENDHEID TUNNELS
Cover.indd 1Cover.indd 1 26-04-22 08:3226-04-22 08:32
Foto voorpagina:
Betongranulaten,
foto: A. Jansen Beton
3 VAKBL AD 1 2022
INHOUD
BV 1-2022 redactioneel_inhoud.indd 3BV 1-2022 redactioneel_inhoud.indd 3 26-04-22 09:3826-04-22 09:38
DIVERSE MA ATREGELEN VERBETEREN
HECHTING BETONNEN DEK VLOER A AN ONDERVLOER
In diverse toepassingen worden monoliet afgewerkte betonnen
dekvloeren op een constructieve betonnen ondervloer gestort.
In verreweg de meeste gevallen worden die dekvloeren
hechtend aangebracht op de ondervloer. Om de kwaliteit van de
totale vloer te kunnen garanderen, is een goede hechting
cruciaal.
E
r zijn diverse redenen om op een con-
structievloer een betonnen dekvloer te
storten (niet te verwarren met een
cementdekvloer als afwerklaag). Ze worden
bijvoorbeeld toegepast als druklaag op
kanaalplaatvloeren (foto 1), op betonnen
in-situvloeren wanneer een vlak en slijtvast
opper vlak nodig is (tweelaagse vloeren), of bij
het renoveren van bestaande vloeren (foto 2).
In dat laatste geval is de dekvloer volledig
ongewapend.
Hechting betonnen
DEK VLOEREN
4 VAKBL AD 1 2022
Auteur Niki Loonen, ABT ? Nick Ver voort, Van Berlo Groep
BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 4BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 4 26-04-22 10:1426-04-22 10:14
MONOLIET
Monolietvloeren of monoliet afgewerkte vloeren zijn betonnen vloeren waarvan het oppervlak, direct
aansluitend aan het storten, in één arbeidsgang glad wordt afgewerkt door mechanisch afspanen
(vlinderen). Een aparte vloerafwerking is daarbij dus niet nodig. De term monoliet wordt ook gebruikt
voor hechtende betonnen dekvloeren die op een vergelijkbare manier, dus monoliet, worden afge-
werkt. In dit artikel gaat het om deze laatste toepassing.
SCHUIFSPANNING IN HET A ANSLUIT VL AK
Een betonnen dekvloer kan bedoeld en onbe-
doeld een interactie aangaan met de onderlig-
gende constructievloer. Enerzijds kunnen er
krimpverschillen tussen de constructievloer
en de dekvloer ontstaan. Anderzijds kan er
door belasting op de vloer of ver vorming van
de constructievloer krachtswerking in de dek-
vloer optreden. In beide gevallen treden er
schuifspanningen op in het aansluitvlak tussen
de constructievloer en de dekvloer. De hech-ting tussen beide vloerdelen moet er voor
zorgen dat deze spanningen kunnen worden
opgenomen. Gebeurt dat niet, dan treedt
onthechting op.
Schuifspanningen door krimp
Wanneer de dekvloer door afkoeling en/of
(zelf)uitdroging krimpt ten opzichte van de
constructievloer ontstaat er trekspanning in de
dekvloer en drukspanning in de constructie-
vloer. Uitgaande van een 200 mm dikke con-
1 Monoliet afgewerkte druklaag op
een kanaalplaatvloer
2 Dunne vloeroverlaging met kiftbeton (beton met fi jn toeslagmateriaal) als vloerrenovatie
5 VAKBL AD 1 2022
BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 5BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 5 26-04-22 10:1426-04-22 10:14
structievloer en een 50 mm dikke betonnen
dekvloer bedraagt de drukspanning 25% van de
trekspanning (door de verhouding in dikte).
Omdat de dekvloer niet kan verschuiven (er is
sprake van verhinderde ver vorming), ontstaat
op het hechtvlak een schuifspanning. Uitgaande
van een treksterkte van beton van 3 N/mm
2 kan
de dekvloer 50 × 3 = 150 N/mm
1 trekkracht
opnemen. In principe volstaat het als die kracht
aan beide uiteinden wordt opgenomen, maar als
de dekvloer scheurt treedt ook aan beide zijden
van de scheur een hoge schuifspanning op (fig.
3). De exacte afstand waarover deze schuif -
spanning moet worden opgenomen, is complex
vast te stellen. Indien er van wordt uitgegaan dat
dit gebeurt over een breedte gelijk aan driemaal
de dikte van de dekvloer, bedraagt de schuif -
spanning circa 1,0 N/mm
2.
Schuifspanningen door buiging
Wanneer de gecombineerde constructievloer
met dekvloer op buiging wordt belast, treedt er
een drukspanning op in de dekvloer en een
trekspanning onder in de constructievloer (fig.
4). Hierbij ontstaan ook schuifspanningen tus -
sen de dekvloer en de constructievloer. Zeker
als de dekvloer een constructieve functie
heeft, zal de constructeur moeten toetsen of
deze schuifspanning kan worden opgenomen,
of dat er wapening in de vloer moet worden
geboord om de afschuifsterkte te verhogen.
Maatgevend
In de meeste gevallen zal het krimpen van de
dekvloer maatgevend zijn voor de schuifspan-
ningen die kunnen optreden. Als de dekvloer goed hechtend is aangebracht, kan een krimp-
scheur niet verder doorlopen dan tot de con-
structievloer. Dat komt omdat door krimp er
trekspanningen in de dekvloer ontstaan en
druk in de onderliggende vloer. Wanneer de
dekvloer door krimp scheurt, valt de trekspan-
ning weg en is de aandrijvende kracht om een
scheur in de onderliggende vloer te laten ont
-staan niet meer aanwezig. Een scheur in een
goed gehechte dekvloer kan daardoor nauwe
-
lijks in wijdte toenemen; zelfs zonder wape -
ning ontstaat dan hooguit een fijnmazige cra-
quelé. Wapening is pas effectief als de
onderliggende vloer naden of werkende
scheuren heeft die kunnen reflecteren in de
bovenliggende betonnen dekvloer; denk aan
kelknaden van kanaalplaatvloeren.
VERBETEREN HECHTING
Hoe beter de hechting van de dekvloer aan het
opper vlak van de constructievloer, hoe hoger de
opneembare schuifspanning. Bij een glad
opper vlak is de opneembare schuifspanning
min of meer gelijk aan de hechtsterkte; de verti-
cale sterkte tussen twee lagen. Voor de hecht -
sterkte is de huidtreksterkte van belang. Dit is
de sterkte van een opper vlak zelf, bijvoorbeeld
het opper vlak van de constructievloer. Deze
huidtreksterkte van de constructievloer kan
worden gemeten met hechtsterktemetingen
volgens de ingetrokken, maar nog wel relevante
CUR-Aanbeveling 20.
De hechtsterkte en de huidtreksterkte kunnen
worden verhoogd door het beton met een
dekvloer
constructie vloer
verloop
schuifspanning
krimp
scheur
belasting
moment
darskracht
schuifspanning dekvloer
constructievloer
3 Schuifspanningsverloop in het hechtvlak van een betonnen dekvloer als gevolg van krimp
4 Spanningsverdeling in een vloer
6 VAKBL AD 1 2022
BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 6BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 6 26-04-22 10:1426-04-22 10:14
opper vlaktebewerking op te ruwen. Dit kan
door frezen of stralen (foto 5 en 6). Met deze
bewerkingen wordt de cementhuid met weinig
hechting verwijderd en wordt textuurdiepte verkregen. Door beton intensief te stralen tot
een textuurdiepte van 2 à 3 mm wordt de maxi-
male huidtreksterkte gerealiseerd. Frezen geeft
weliswaar een grotere textuurdiepte, maar een lagere huidtreksterkte doordat er microscheur-
vorming onder het opper vlak ontstaat.
Door de opper vlaktebewerking wordt de
opneembare schuifspanning een factor 2 of
meer hoger dan de hechtsterkte. Om die reden
is een veelgebruikte waarde voor de te behalen
hechtsterkte 1,4 à 1,5 N/mm
2, zodat de
afschuifsterkte al snel een ? voor verreweg de
meeste gevallen ? veilige waarde heeft van 3,0
N/mm
2. Onthechting door krimp treedt dan in
de praktijk niet op. Praktijker varing leert dat bij
een goede hechting de hechtsterkte van een
dekvloer een factor 1,5 tot 2,5 lager ligt dan de
huidtreksterkte (indien de huidtreksterkte
zonder inboren wordt gemeten). Om een
hechtsterkte van 1,4 N/mm
2 te kunnen
behalen, zal de huidtreksterkte dus minimaal
2,0 N/mm
2 moeten bedragen (gemiddelde van
drie metingen; individuele waarde minimaal
1,4 N/mm
2).
Nadat het beton met een opper vlaktebewer-
king wordt opgeruwd, is het aan te raden het
opper vlak ook voor te behandelen met bijvoor-
beeld water, cementwater of een hechtbrug
met acr ylaat.
5 Gestraald opper vlak (links) en onbewerkt opper vlak (rechts)
6 Gefreesd opper vlak
7 VAKBL AD 1 2022
BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 7BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 7 26-04-22 10:1426-04-22 10:14
HECHTPROEVEN
Om inzicht te krijgen in het eff ect van verschil-
lende opper vlaktebewerkingen en voorbehan-
delingen is voor een overlagingsproject een
uitgebreide hechtproef uitgevoerd (foto 7 en
8). Bij deze proef zijn geprefabriceerde beton-
platen als onder vloer gebruikt waarop een
dunne ongewapende overlagingslaag van
beton is aangebracht.
Er is gevarieerd met de volgende oppervlakte-
bewerkingen:
? Onbewerkt
? Machinaal gefreesd
? Gestraald
? Licht
? Middel
? Grof
De volgende voorbehandelingen zijn getest:
? Droog opper vlak
? Voorbevochtigd opper vlak
? Met cementwater aangebrand opper vlak
? Met acr ylaat hechtbrug aangebrand
opper vlak
Tabel 1 en de grafi ek in fi guur 9 tonen de resul-
taten van huidtreksterktemetingen afhankelijk
van de oppervlaktebewerking. In eerste
instantie werden lage meetwaarden gevonden
op het onbewerkte opper vlak. Hierop is beslo-
ten extra metingen uit te voeren om meer
inzicht te krijgen in de spreiding.
Tabel 2 en de grafi ek in fi guur 10 tonen de
resultaten van huidtreksterktemetingen
afhankelijk van de voorbehandeling. De hecht-
proef is niet onder laboratoriumcondities uit-
gevoerd. De omgevingstemperatuur bedroeg
tijdens het storten en verharden ongeveer
5-10 °C.
Uit de resultaten is af te leiden dat voorbewer-
ken erg eff ectief is om de huidtreksterkte te
verbeteren. Het type voorbewerking is minder
relevant.
Nadat de dekvloer is aangebracht is na 14
dagen en na 28 dagen de hechtsterkte van de
dekvloer gemeten. Hierbij zijn kernboringen
Hoe beter de hechting van
de dekvloer aan het
oppervlak van de
constructievloer, hoe
hoger de opneembare
schuifspanning
7 Meetinstrument hechtproef
8 Proefopstelling hechtproef
Om inzicht te krijgen in het
e? ect van verschillende
oppervlaktebewerkingen
en voorbehandelingen
is een uitgebreide
hechtproef uitgevoerd
8 VAKBL AD 1 2022
BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 8BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 8 26-04-22 10:1426-04-22 10:14
door de dekvloer tot in de betonplaat uitge-
voerd, waarop de metingen zijn uitgevoerd. Er
zijn grote verschillen gemeten tussen de
hechtsterkte na 14 dagen en 28 dagen. Deze
verschillende kunnen deels worden verklaard
door de relatief lage omgevingstemperatuur
van ongeveer 5-10 °C. Het lijkt er echter op dat
de hechting zich minder snel ontwikkelt dan
bijvoorbeeld de treksterkte van het beton, iets
wat bij de slijtvastheid van monolietvloeren
bijvoorbeeld ook wel wordt geregistreerd.
Resultaten
Uit de testresultaten blijkt dat bij een acr ylaat
hechtbrug de hechting sneller ontwikkelt,
maar op de lange termijn kan de hechtsterkte
achterblijven ten opzichte van bijvoorbeeld
een voorbevochtigd opper vlak.
Wanneer er geen voorbehandeling wordt toe -
gepast, zoals bijvoorbeeld voorbevochtigen,
lijkt het grof stralen van het bestaande beton-
opper vlak te resulteren in de beste hechting;
dit is eventueel te verklaren uit het grotere
specifiek opper vlak dat wordt gerealiseerd. De
lagere waarde van het frezen kan zijn veroor -
zaakt door microscheur vorming in het
gefreesde opper vlak.
Het voorbehandelen met water blijkt het meest
effectief te zijn. Het voorbehandelen met een
acr ylaat hechtbrug lijkt uitvoeringsgevoeliger
vanwege de spreiding in meetresultaten.
Bij grote overlagingen heeft machinaal frezen
van de ondergrond vanwege de praktische uit -
voerbaarheid de voorkeur. Op basis van de
gepresenteerde meetresultaten kan worden
geconcludeerd dat dit frezen een kwalitatief
goede optie is. Voor het overlagingsproject
waar voor de test is uitgevoerd, is dan ook geko-
zen voor het frezen van het bestaande opper -
vlak met voorbevochtigen voor het storten.
Hoewel de resultaten laten zien dat bij fijn/
middel/grof stralen zonder voorbehandeling
ook een goede hechting wordt verkregen, kan
dat bij een onder vloer die minder hechtsterkte
of minder dicht beton heeft, anders zijn. Mede
omdat het voorbehandelen met grof frezen
plus water ook goede resultaten geeft, wordt
deze wél aanbevolen.
ONGEWAPENDE VLOERRENOVATIE: DE
PR AK TIJK
Zoals gezegd kan een reden voor het aanbren -
gen van een betonnen dekvloer zijn het renove -
ren of aanpakken van een bestaande monoliet -
Tabel 1. R esultaten huidtreksterktemetingen afhankelijk van oppervlaktebewerking
BEWERKING MEETWA ARDEN [N/mm 2] GEMIDDELD [N/mm 2]
Geen 0,24 - 0,24 - 0,75 - 1,26 - 0,7 - 2,36 0,93
Fijn stralen 4,41 - 4,37 4,39
Middel stralen 3,86 - 4,02 3,94
Grof stralen 4,68 - 4,22 4,45
Grof frezen 4,25 - 4,03 - 4,05 - 3,23 3,89
Tabel 2.
R
esultaten hechtsterktemetingen afhankelijk van oppervlaktebewerkingen en voorbehandelingen
BEWERKING VOORBEHANDELING HECHTSTERK TE NA 14 DAGEN
[N/MM
2]BREUK VL AK
HECHTSTERK TE
NA 28 DAGEN
[N/MM 2]BREUK VL AK
Fijn stralen Droog 0,39
0,88
1,02
Gem. 0,76Grensvlak
Grensvlak
Ondergrond
1,86
1,35
1,96
Gem. 1,72 Toplaag
Toplaag
Grensvlak
Middel stralen Droog 0,45
0,43
0,45
Gem. 0,44Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
1,80
1,91
1,54
Gem. 1,75 Ondervloer
Toplaag
Grensvlak
Grof stralen Droog 0,66
0,43
0,51
0,39
Gem. 0,50Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
1,94
2,02
2,24
2,52
Gem. 2,18 Ondervloer
Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
Grof frezen Droog 0,28
0,28
0,82
0,42
Gem. 0,45Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
1,25
1,71
1,61
Gem. 1,52 Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
Water 0,42
0,30
0,49
Gem. 0,40Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
1,70
1,95
2,28
Gem. 1,98 Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
Cementwater 0,37 0,23
0,40
Gem. 0,33Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
1,54
1,53
1,05
Gem. 1,37 Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
Acrylaat 0,39
0,56
0,98
0,97
Gem. 0,73Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
0,6
0,87
1,85
1,73
Gem. 1,26 Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
Grensvlak
5,0
4,5
,4,0 3,5
3,0
2,5
2,0
1,5
1,0
0,5 0 geen jn stralen middel stralen grof stralen grof frezen
Huidtreksterkte [N/mm
2]
9 Gemiddelde meetwaarden huidtreksterkte bij verschillende opper vlaktebewerkingen
9 VAKBL AD 1 2022
BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 9BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 9 26-04-22 10:1426-04-22 10:14
vloer. Bijvoorbeeld in geval van slijtage of bij
toegenomen vlakheidseisen. Een hechtende
ongewapende dekvloer kan dan uitkomst bie-
den. In het volgende deel van dit artikel wordt de
w
erkwijze van zo'n overlaging nader toegelicht.
Werkwijze
Het proces begint, zeker wanneer een dikkere
laag beton verwijderd moet worden, om prak -
tische redenen, met het machinaal affrezen
van het bovenste vloergedeelte, meestal circa
20 mm diep, zodat een gezond beton wordt
aangetroffen en het nieuwe vloerpeil niet te
veel wordt verhoogd. Het opper vlak moet ruw
zijn, het is daarom aan te bevelen voor deze
werkzaamheden een wegenfrees te gebrui-
ken, zoals die ook voor asfalt wordt gebruikt.
Mocht de huidtreksterkte laag uitvallen, kan
het opper vlak schoon worden gefreesd.
De randen en hoeken moeten met de hand
worden opgeruwd. Ver volgens wordt de vloer
grondig gereinigd, alle losse onderdelen en
stof moeten worden verwijderd.
Afhankelijk van de situatie ? als het nodig is dat
de op te nemen schuifspanning aan de randen
wordt verhoogd ? worden langs de vloerran-
den en in het vloer veld stekken ingeboord met
ombuigingen in de te realiseren overlaging. De
stekken worden in het oude beton gelijmd met
een geschikte lijm. Nadat de stekken zijn inge -
lijmd, moet het boorstof worden verwijderd.
Voordat het beton wordt gestort, is het ver -
standig om het onderliggende opper vlak voor
te behandelen. Een kwalitatief goede en prak -
tische optie is het matvochtig (nat zonder plas -
vorming) maken van het bestaande opper vlak.
Hiermee wordt voorkomen dat het bestaande
beton een zuigende werking uitoefent op de
aan te brengen betonspecie. Ver volgens wordt
het beton gestort, licht verdicht (met een
screed en/of (tril)rij) en monoliet afgewerkt.
Na gereedkomen van de vloer moet het opper -
vlak worden nabehandeld met folie of curing
compound.
Betonmengsel
Voor het te gebruiken betonmengsel van de
overlaging geldt dat de (ontwerp)druksterkte
moet worden afgestemd op het gebruik van de
vloeroverlaging. In de praktijk wordt normaal
gesproken een druksterkte gehanteerd beho-
rende bij een C30/37. Om de krimp van het
betonmengsel zo veel mogelijk te minimalise -
ren, is het belangrijk het cement- en waterge -halte te beperken. Toch is het ook bij lage mili-
euklassen (zoals XC1 of XC2) aan te bevelen de
water-cementfactor te maximaliseren tot 0,57,
waarbij de balans tussen water- en bindmiddel-
dosering altijd een compromis is tussen sterkte,
autogene krimp en uitdrogingskrimp. Wel kun-
nen vulstoffen zoals kalksteenmeel een aan-
zienlijk deel van het cement ver vangen.
Verdere krimpreductie kan bijvoorbeeld wor
-
den gerealiseerd door het doseren van SR A
(Shrinkage Reducing Agent). Wanneer de
vloeroverlaging monoliet wordt afgewerkt, is
het extra belangrijk het cementtype af te stem-
men op de temperatuur van de ondergrond en
de specietemperatuur. Vanwege de geringe
dikte van de vloeroverlaging zal het verhar -
dingsproces namelijk niet worden aangejaagd
door hydratatiewarmte.
De maximale korreldiameter moet worden
afgestemd op de dikte van de vloeroverlaging.
In de praktijk leidt dit vaak tot een D
max van
8 mm.
De consistentie is afhankelijk van de uitvoe -
ringswijze. Die wordt gekozen op basis van de
vereiste vlakheid. Super vlakke vloeroverla-
gingen (volgens DIN 15185) worden ver vaar -
digd met behulp van een superscreed. De
benodigde consistentie van de betonspecie is
dan F4 (schudmaat ? 500 mm). Vloeroverla-
gingen met reguliere vlakheden (NEN 2747,
klasse 5) worden handmatig op hoogte afge -
werkt. Hier voor is zeer vloeibare betonspecie
benodigd, namelijk SF1 (vloeimaat ? 600 mm).
Nabehandeling
Voor een relatief dunne monoliet afgewerkte
betonnen dekvloer geldt nog meer dan voor
andere betonnen onderdelen dat een goede
nabehandeling cruciaal is voor de te verkrijgen
kwaliteit. In de dekvloer is door de geringe
dikte weinig water aanwezig en een slechte
nabehandeling leidt dan al snel tot een zwakke
toplaag of scheur vorming in de jonge fase.
PR AK TIJKERVARINGEN
Met een combinatie van een goede voorberei-
ding, zorgvuldige uitvoering, monitoring en bijsturen waar nodig, kan een goede hecht
-
sterkte tussen een constructievloer en een
dekvloer worden gerealiseerd. In het begin van
deze eeuw zijn diverse postsorteercentra
gerealiseerd met kanaalplaten met monoliet
afgewerkte druklagen. Huidtrek- en hecht -
treksterktemetingen lieten zien dat een goede
hechting mogelijk was en ook werd gereali-
seerd. Voorbeelden van betonnen dekvloeren
met een minder goede hechting zijn er ook. Bij
cementdekvloeren komt dit vaker voor. De
vloer klinkt dan hol en kan ongecontroleerd
scheuren. Wanneer de dekvloer als construc -
tieve druklaag is voorzien, kan er dan zelfs
sprake zijn van een constructief probleem.
DUURZA AMHEID
Een betonvloer met een goed uitgevoerde
betonnen druklaag functioneert scheurarm en
heeft een lange levensduur. Een overlaging
van een bestaande betonvloer verlengt de
levensduur van die vloer. Doordat de construc -
tievloer en de dekvloer beide van beton zijn, is
het granulaat bij sloop hoogwaardig herbruik -
baar. Bij toepassing van cementgebonden dek -
vloeren of coatings bijvoorbeeld is hoogwaar -
dig hergebruik bij einde levensduur veel
gecompliceerder.
SAMENVAT TING
Betonnen dekvloeren zijn in de praktijk goed te
hechten op een constructievloer. Een con-
structeur moet altijd vooraf bepalen of met
hechting kan worden volstaan om optredende
spanningen op te nemen, of dat wapening in
het hechtvlak moet worden aangebracht.
Bij een ruw afgewerkte kanaalplaat of door de
constructievloer te stralen of te frezen, ont -
staat een textuurdiepte die er voor zorgt dat
een hoge hechtsterkte leidt tot een nog hogere
afschuifsterkte van de dekvloer. Voor een
goede hechting is het van belang dat de huid-
treksterkte in de praktijk wordt gemeten en
een minimale er varingswaarde heeft van
2,0 N/mm
2.
Met licht voorbevochtigen met water van de
schone opgeruwde constructievloer kan ver vol -
gens een goede hechting worden gerealiseerd.
De hechtsterkte kan worden verhoogd door het beton met een
oppervlaktebewerking op te ruwen middels frezen of stralen
10 VAKBL AD 1 2022
BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 10BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 10 26-04-22 10:1426-04-22 10:14
Om de hechting sneller te laten ontwikkelen, kan
een acr ylaat hechtbrug worden toegepast. Op
de lange termijn lijkt de acr ylaat hechtbrug qua
hechtsterkte achter te blijven ten opzichte van
het licht voorbevochtigen met water.
Uit oogpunt van kwaliteitsborging is het sowieso
noodzakelijk dat de dekvloer in een geconditio-
neerde ruimte met krimparm beton wordt
g
estort en dat er goed wordt nabehandeld; dus
met een beheerste hoeveelheid water en
cement en/of de toevoeging van SR A. Doordat
de hechting trager lijkt te ontwikkelen dan de
sterkteontwikkeling van beton, is het te advise -
ren een vloer met deklaag niet te snel zwaar te
be
lasten om onthechting te voorkomen.
Met behulp van ongewapende overlagingen
kunnen bestaande vloeren een tweede leven
krijgen met verbeterde slijtvastheids- en vlak -
heidseigenschappen en is het beton bij einde
levensduur van de dekvloer hoogwaardig her -
bruikbaar.
jn stralenmiddel stralen
grof stralen
grof frezengrof frezen + water
grof frezen + cementwater grof frezen + acrylaat
3,0
2,5
2,0
1,5
1,0
0,50
Hechtsterkte [N/mm
2] 14 dagen 28 dagen
10 G emiddelde meetwaarden hechtsterkte bij verschillende opper vlaktebewerkingen en voorbehandelingen
V
eiligheid speelt bij deze vorm van
betonbouw een voorname rol. Daarbij
is vooral het moment dat de tunnel -
be
kisting uit de beuk wordt getrokken of
gereden kritisch. Hierbij wordt meestal
g
ebruikgemaakt van een lier, een speciale
kraan en een compensatiecilinder. Om de
veiligheid van het systeem verder te vergro- ten, ontwikkelde Hendriks stalen bekisting-
techniek, een bedrijf dat is gespecialiseerd in
ont
werp en productie van stalen tunnel- en
wandbekistingen, een dubbelwerkende
hydraulische compensatiecilinder die te
bedienen is met een afstands
bedienin
g. Hier-
mee kan de last op ieder moment en op een
v
eilige afstand worden gecorrigeerd.
Veilig werken dankzij
nieuwe compensatiecilinder
met afstandsbediening
Gesponsord bericht
Meer over de compensatiecilinder met
afstandsbediening staat op
www.betoniek.nl/hydraulischecompensatiecilinder
Het is zo'n 60 jaar geleden dat tunnelgietbouw in Nederland zijn intrede deed en nog steeds kan
de bouwmethode op grote populariteit rekenen. Deze populariteit is te danken aan de grote
repeteerbaarheid en de strakke, voorspelbare planning. Voor hoogbouw biedt het gebruik van
tunnelbekisting bovendien het voordeel dat ? meer dan bijvoorbeeld met prefab mogelijk is ?
een monoliet geheel ontstaat.
Tunnelbekisting hangt in de
kraan met een hydraulische compensatiecilinder
11 VAKBL AD 1 2022
BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 11BV 1-2022 2-hechting dekvloeren.indd 11 26-04-22 10:1426-04-22 10:14
K ANSEN VOOR ALTERNATIEVE CEMENTEN, ALK ALI-GEACTIVEERDE
BINDMIDDELEN EN ALTERNATIEVE BENADERINGEN
Hoewel de gemiddelde CO 2-uitstoot door cement in Nederland
relatief laag is, is de roep om milieuvriendelijkere varianten groot.
De industrie is volop in ontwikkeling en er dienen zich diverse
mogelijkheden aan. In veel gevallen hangt de slagingskans daarvan
samen met de beschikbaarheid van benodigde grondsto? en. In
opdracht van Rijkswaterstaat deed SGS Intron onderzoek naar de
ontwikkelingen en mogelijkheden van deze grondsto? en.
Ontwikkelingen
grondsto en in beton
A
ls bindmiddel in beton wordt wereld-
wijd het meest gebruikgemaakt van
portlandcement (CEM I). Bij de produc-
tie hier van komt veel CO
2 vrij. Dit komt deels
door de benodigde energie bij de productie van
portlandcementklinker. De meeste CO
2 komt
echter vrij bij de calcinatie van kalksteen. Een-
voudig gezegd wordt daarbij kalksteen (calci-
umcarbonaat, CaCO
3) bij hoge temperaturen
omgezet in gebrande kalk (calciumoxide, CaO)
en CO
2. De makkelijkste stap om het CO
2-profi el van
cement te verlagen, is een deel van de port-
landcementklinker te ver vangen door
geschikte alternatieven zoals hoogovenslak,
een latent-hydraulisch product dat vrijkomt bij
de productie van ruwijzer. Het op gegranu-
leerde slak gebaseerde hoogovencement
(CEM III) is in Nederland verreweg het meest
toegepaste bindmiddel. Een tweede alterna-
tief voor portlandcement is portlandvliegas-
cement (CEM II), gebaseerd op poederkool-
vliegas dat vrijkomt uit kolengestookte
elektriciteitscentrales.
Nederland is al decennia koploper in de toe-
passing van deze relatief milieuvriendelijke
materialen: het in ons land toegepaste cement
(inclusief import) heeft het laagste CO
2-profi el
ter wereld: een bijdrage aan de totale CO
2-
emissie in Nederland van circa 1,2% in plaats
van 7% wereldwijd.
De beschikbaarheid van de grondstoff en voor
deze cementsoorten is echter onvoldoende om
volledig aan de ambities uit het Betonakkoord
te kunnen voldoen (zie kader). Het aanbod aan
poederkoolvliegas is de afgelopen jaren al fors
gedaald door het sluiten van kolengestookte
elektriciteitscentrales. Naar verwachting zal ook het aanbod aan hoogovenslak de komende
jaren gaan afnemen.
VR A AG NA AR CEMENT
Het verbruik van cement in Nederland
bedraagt gemiddeld ongeveer 5 miljoen ton
per jaar (fi g. 2). De verwachting is dat deze
vraag tot 2050 op vergelijkbaar niveau zal blij-
ven. De verdeling van de toegepaste cement-
soorten is momenteel:
? CEM III 55-60%
? CEM I 30-35%
? CEM II en CEM V (composietcement)
5-10% (samen).
Het gemiddelde klinkergehalte van cement dat in
Nederland wordt gebruikt, is naar schatting 50%.
PORTL ANDCEMENTKLINKER
Mede als gevolg van sluiting van de klinkerpro-
ductie bij ENCI in Maastricht wordt portlandce-
mentklinker momenteel geïmporteerd uit
onder andere België, Duitsland en Portugal.
Het transport van die portlandcementklinker
verhoogt de CO2-uitstoot enigszins en dus ook
de MKI (MilieuKostenIndicator)-waarde van
het cement. Vanwege het extra transport is er
een gemiddelde verhoging van 3% in de CO
2-
BETONAKKOORD
Het Betonakkoord geeft invulling aan de doe-
len en de ambities voor de betonketen. Enkele
voorbeelden: ten minste 30% CO
2-reductie in
2030 ten opzichte van 1990 met een ambitie
van > 49%, in 2030 100% hoogwaardig herge-
bruik van vrijkomend beton en circulair ont-
werpen als leidend principe. Recent is de
ambitie nog wat verder opgeschroefd. De eer-
ste maatregelen zullen al in 2023 leiden tot
een reductie van 15%-20% CO
2-uitstoot ten
opzichte van 2021. Ook ligt een pakket aan
maatregelen klaar om daarna verder te
versnellen.
1 In de constructief gewapende tussenwanden in de spooronderdoorgang in de Vennewatersweg in Heiloo
is geopolymeerbeton toegepast (foto: Jane van Raaphorst)
12 VAKBL AD 1 2022
Auteur Jacques Linssen, Betoniek / Aeneas ? Gert van der Wegen en Natalie Muehleisen, SGS Intron
BV 1-2022 4-grondstoffen.indd 12BV 1-2022 4-grondstoffen.indd 12 26-04-22 10:1626-04-22 10:16
uitstoot in vergelijking met CEM l dat werd
gemaakt met in Nederland geproduceerde
klinker (tabel 1).
GEGR ANULEERDE HOOGOVENSL AK
Wereldwijd werd in 2014 naar schatting 480-
560 miljoen ton hoogovenslak geproduceerd,
die nagenoeg volledig in cement of beton is
toegepast (tabel 2). Dit kom overeen met circa
8% van de totale wereldproductie aan cement.
Een verdere reductie aan CO
2-uitstoot van
cement of beton door verhoogde inzet van
gegranuleerde hoogovenslak is dus beperkt.
Het aanbod aan hoogovenslak is bovendien
afhankelijk van de ijzerproductie. In de Neder-
landse staalsector worden technologieën ver-
kend om het productieproces van staal duur-
zamer te maken, zoals CO
2-afvang en -opslag en een smeltreductieproces. Dit kan bijvoor-
beeld door over te schakelen op waterstof-
reductie. In dat geval kan de productie van
gegranuleerde hoogovenslak worden voort-
gezet. Het is echter nog niet aangetoond dat de
gegranuleerde hoogovenslak die met deze
methode wordt geproduceerd, dezelfde latent-
hydraulische eigenschappen heeft als de slak
uit het traditionele proces. Bovendien is het
niet duidelijk of dezelfde hoeveelheden slak
zullen worden geproduceerd. Er is meer
onderzoek nodig voordat voorspellingen over
de stabiliteit en de prijs van deze materiaal-
stroom kunnen worden gedaan.
De situatie wordt zeker anders wanneer voor de
productie van ruwijzer wordt overgestapt op
elektro-ovens. Nu worden in de hoogovens grote
hoeveelheden kalksteen toegevoegd om de tem-
peratuur te kunnen beheersen. Die kalk speelt
een belangrijke rol bij de hydrauliciteit van hoog-
ovenslak. In een elektro-oven wordt die kalk-
steen niet meer toegepast en wordt de chemi-
sche samenstelling van de slak totaal anders.
Als de staalindustrie in de EU geen nieuwe tech-
nologieën introduceert om de CO
2-uitstoot te
verminderen, zal de staalproductie naar alle
waarschijnlijkheid uit de EU verdwijnen en ver-
huizen naar landen waar producenten niet wor-
den geconfronteerd met hoge CO
2-heffi ngen.
Nederland zal dus wellicht meer gegranuleerde
hoogovenslak moeten importeren. Dit zal de
CO
2-uitstoot van CEM III verhogen.
POEDERKOOLVLIEGAS
In 2014 werd wereldwijd naar schatting 675 mil-
joen ton poederkoolvliegas geproduceerd
(tabel 2). In 2018 bedroeg het gebruik in cement
of beton wereldwijd circa 250 miljoen ton. Dit is
circa 5% van de totale cementproductie. Om de
CO
2-uitstoot te verminderen, zal de energiepro-
ductie in kolengestookte centrales afnemen ?
Nederland plant de sluiting van alle kolenge-
stookte centrales in 2030; er zijn inmiddels al
enkele centrales gesloten. Ook andere landen in
de EU plannen de sluiting of vermindering van
hun kolengestookte centrales. Er is daardoor
een daling te verwachten van de capaciteit van
kolengestookte centrales van meer dan 60% in
2030. De verwachting is dat het aanbod zal wor-
den aangevuld door import, waarschijnlijk uit
landen buiten de EU, zoals India. Hierdoor zal de
CO
2-uitstoot van CEM II/B-V toenemen met
ongeveer 10%, in vergelijking met CEM II/B-V
dat voorheen werd geproduceerd met Neder-
landse poederkoolvliegas (+8% CO
2) en port-
Tabel 1. Toename in de CO 2-uitstoot voor portlandcementklinker, geïmporteerd uit België
(vrachtwagen), Duitsland (vrachtwagen) en Portugal (schip), in vergelijking met in
Nederland geproduceerde klinker [%] (indicatieve berekeningen van SGS Intron)
A ARDOPWARMINGSVERMOGEN (GWP)
België +2%
Duitsland +4%
Portugal +4%
Tabel 2. Wereldwijde productie en gebruik van gegranuleerde hoogovenslak en poederkoolvliegas
GEGR ANULEERDE
HOOGOVENSL AK POEDERKOOLVLIEGAS
Wereldwijde productie in 2014 [miljoen ton] 480675
Wereldwijd gebruik in cement of beton [miljoen ton] ca. 400 ca. 250
Percentage van cementproductie [%] 8%5%
1 In de constructief gewapende tussenwanden in de
spooronderdoorgang in de Vennewatersweg in Heiloo
is geopolymeerbeton toegepast (foto: Jane van Raaphorst)
6,0
5,0
4,0
3,0
2,0
1,0
0,0
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
cement in m ton / jaar
2 Cementgebruik in Nederland in miljoen ton per jaar volgens Euroconstruct
Mogelijke alternatieve cementen zijn belietrijk portlandcement,
calciumsulfoaluminaatcement (CSA), beliet-CSA-ternesiet (BCT),
hydrothermisch vervaardigd cement, door carbonatatie verhard
cement en kalksteen-gecalcineerd klei-cement (LC3)
3 Ongemalen portlandcementklinker
13 VAKBL AD 1 2022
BV 1-2022 4-grondstoffen.indd 13BV 1-2022 4-grondstoffen.indd 13 26-04-22 10:1626-04-22 10:16
landcementklinker (+2% CO 2).
Naast nieuw geproduceerd poederkoolvliegas
is er overigens een groeiende belangstelling
en research naar de kwaliteit en het gebruik
van oud poederkoolvliegas dat wereldwijd is
gestort of opgeslagen.
ALTERNATIEVEN
Om aan de vraag naar cement te kunnen blijven
voldoen en tegelijkertijd de ambities ten aan-
zien van de reductie van CO
2-reductie waar te
maken, wordt momenteel intensief gezocht
naar andere mogelijkheden dan toepassing van
hoogovencement en portlandvliegascement.
Voorbeelden zijn:
? alternatieve cementen;
?
alt
ernatieve supplementaire cementeuze
materialen (SCM);
? alkali-geactiveerde bindmiddelen.
In het navolgende worden deze mogelijkheden
beschreven.
ALTERNATIEVE CEMENTEN
Er worden flinke stappen gezet in de ontwik -
kelingen van alternatieven voor zowel cement
als k
linker. Kansrijk zijn belietrijk portlandce -
ment, calciumsulfoaluminaatcement (CSA),
be
liet-CSA-ternesiet (BCT), hydrothermisch
ver vaardigd cement, door carbonatatie ver -
hard cement en kalksteen-gecalcineerd klei-
c
ement (LC3). Meer achtergrondinformatie
over deze alternatieven staat in het Betoniek-
artikel 'CO
2-reductie: opties voor cement'. Een
overzicht van de potentiële vermindering van
de CO
2-uitstoot, het TRL niveau (TRL = Tech-
nology Readiness Level) en de mogelijkheden
v
an toepassing op grote schaal in 2030 staan
in tabel 3.
Belietrijk portlandcement
Belietrijk portlandcement bestaat, zoals de
naam al aangeeft, vooral uit beliet (C2S) in
plaats van aliet (C3S). Waar reguliere portland-
cementklinker voor zo'n 65% bestaat uit C3S en
voor 15% uit C2S, is bij belietcement het aandeel
C2S meer dan 50%. Dit cement wordt op een
vergelijkbare wijze geproduceerd als normaal
portlandcement. Verschil is dat er minder kalk
wordt gebruikt en dat de brandtemperatuur met
circa 1350 °C wat lager ligt. Gemiddeld heeft dit
cement daardoor een ongeveer 10% lagere
CO
2-uitstoot. Omdat het een trage sterkteont -
wikkeling en een bijbehorende lage hydratatie -
warmte vertoont, is het vooral geschikt voor
toepassing in massabeton.
Calciumsulfoaluminaatcement
Calciumsulfoaluminaatcement (CSA) wordt
ook op een vergelijkbare manier geproduceerd
als normaal portlandcement, maar de grond-
stofmix bestaat uit meer aluminiumbronnen en
minder kalksteen. Dit resulteert in calciumsul-
foaluminaat ye'elimite (C4A3$). Hiermee
wordt de trage sterkteontwikkeling van beliet
gecompenseerd. Hoe hoger de concentratie
ye'elimite in CSA, hoe lager de CO
2-uitstoot,
maar des te hoger de productiekosten.
Beliet-CSA-ternesiet
Om de productiekosten te verlagen, kan de fer -
riet-fase (C4AF) worden geïntroduceerd om
een beliet-calciumsulfoaluminaat-ternesiet
(BCT) te creëren. BCT-cement wordt door Hei-
delberg Cement als ' Ternocem' en door
Lafarge als 'Aether ' op de markt gebracht. In
vergelijking met portlandcement is de CO2-
uitstoot van Ternocem 30% lager en van Aether
25-30% lager dan CEM I.
Hydrothermisch ver vaardigd cement
Als alternatief kan een belietachtig hydraulisch
bindmiddel worden geproduceerd met een
hydrothermisch proces. Dit heeft een verge -
lijkbare samenstelling als belietrijk portland-
cement, maar is veel reactiever en heeft daar -
door een hogere sterkteontwikkeling. Het
productieproces is veel complexer dan nor -
maal portlandcement en er zijn extra pro-
4 Van links naar rechts: cement, gemalen gegranuleerde hoogovenslak, kalksteenmeel, poederkoolvliegas (op de achtergrond een betonprisma)
Tabel 3. V ermindering van CO 2-uitstoot, TRL-niveau en indicatie grootschalige toepassing in 2030
alternatieve bindmiddelen
VERMINDERING VAN DE CO 2-
UITSTOOT* TRL
MOGELIJKHEID VAN GEBRUIK OP
GROTE SCHA AL TEGEN 2030
Belietrijk portlandcement 10%TRL 7Laag/middelmatig
Calciumsulfoaluminaatcement
(CSA) 25-30%
TRL 5-6Laag/middelmatig
Beliet-CSA-ternesiet (BCT) 25-30%TRL 6-7Middelmatig/hoog
Hydrothermisch vervaardigd
cement 10%
TRL 3Laag
Carbonatatie verhard cement 60%TRL 9**Middelmatig/hoog
Kalksteen-gecalcineerd klei-
cement (LC3) 30%
TRL 7Middelmatig/hoog
Alkali-geactiveerde bindmiddelen 40-80%TRL 5-7Middelmatig/hoog
* Vermindering ten opzichte van CEM I CO 2-uitstoot
**
V
oor kleine, niet-gewapende betonelementen
Toepassing van alkali-geactiveerde bindmiddelen wordt belemmerd
door ontbrekende regelgeving, hogere kosten en de beperkte
beschikbaarheid van activatoren en grondstoffen die al in cement
worden toegepast
14 VAKBL AD 1 2022
BV 1-2022 4-grondstoffen.indd 14BV 1-2022 4-grondstoffen.indd 14 26-04-22 10:1626-04-22 10:16
cesstappen voor nodig, waardoor het erg kost-
baar is. Deze methode is vooralsnog niet erg
kansrijk, te meer omdat het bindmiddel niet
geschikt is voor constructief beton. Het wordt
momenteel enkel in laboratoria getest. Ther -
modynamische berekeningen suggereren dat
CO
2-reducties vergelijkbaar zijn met die van
belietrijk portlandcement.
Door carbonatatie verhard cement
Er is een cementsoort dat deels door carbona-
tatie verhardt. Het gaat om cement dat is
samengesteld uit calciumsilicaat-mineralen
met een laag kalksteengehalte. Deze klinkers
kunnen worden ver vaardigd in bestaande
cementovens met traditionele grondstoffen in
verschillende verhoudingen. Ze hebben door
het lagere kalksteengehalte, de lagere brand-
temperatuur en de binding van CO
2 bij verhar -
den een ongeveer 60% lagere CO
2-uitstoot in
vergelijking met CEM l. Een voorbeeld is Soli-
dia cement dat al wordt toegepast bij de fabri-
cage van niet-gewapend prefab beton en in de
Verenigde Staten ook in ter plaatse gestort
beton. Solidia beton kan tot 25% sterker zijn
dan CEM I, is beter vorst-dooibestand en vergt
een kortere nabehandeling. Maar het biedt
geen bescherming tegen staalcorrosie.
Het bedrijf CarbonCure heeft een systeem ont -
wikkeld om vloeibare CO
2 tijdens het mengen in
nat beton te injecteren. De CO
2 gaat een chemi-
sche reactie aan met Ca(OH)
2, een reactiepro-
duct van portlandcementklinker en vormt calci-
umcarbonaat. CarbonCure is beschikbaar voor
zowel ter plaatse gestort beton als voor prefab
beton. De vermindering van de CO2-uitstoot
hangt af van het betreffende product. Over het
algemeen vertoont het een verhoging van de
druksterkte in de ordegrootte van 10-20% in
vergelijking met CEM I (bron: CarbonCure).
Kalksteen-gecalcineerd klei-cement
Kalksteen-gecalcineerd klei-cement (LC3) is
een ander opkomend alternatief voor cement,
dat een hoge mate van klinker ver vanging
mogelijk maakt. LC3-50 bestaat uit 50% port -
landcementklinker, 30% gecalcineerde klei,
15% kalksteen en 5% gips. Wanneer de gecal-
cineerde klei voldoende kaoliniet bevat, zijn de
mechanische eigenschappen vergelijkbaar
met die van portlandcement (CEM I). LC3-50
maakt een vermindering van de CO
2-uitstoot
met 30% mogelijk ten opzichte van portlandce -
ment (CEM I). ALTERNATIEVE SUPPLEMENTAIRE
CEMENTEUZE MATERIALEN
Cement op basis van portlandcementklinker
zal tot zeker 2030 een dominante factor blijven.
Daarom is het cruciaal de portlandcementklin-
ker gedeeltelijk te blijven ver vangen door
geschikte puzzolane of latent-hydraulische
materialen (Supplementar y Cementitious
Materials, SCM). Naast de genoemde gegra-
nuleerde hoogovenslak en poederkoolvliegas
zijn er alternatieve SCM's. Voorbeelden zijn
gemalen kalksteen, gecalcineerde klei, bio-
massa-vliegas, glasafval, bewerkte bodemas
van verbrandingsovens en lava.
Kalksteen
Wereldwijd is kalksteen een van de meest
gebruikte SCM's, hoewel het bijna volledig
inert is. Het effect van kalksteen is zowel
fysisch als chemisch, en deze zullen het verlies
aan druksterkte beperken. De ver vanging van
portlandcementklinker met 35 tot 50% aan
bestanddelen naast klinker met maximaal 20%
kalksteen, is mogelijk als CEM ll/C-M. Dit
cement kan eenvoudig worden toegepast vóór
2030 en kan de CO
2-uitstoot in vergelijking met
CEM I tot 50% verminderen.
Gecalcineerde klei
Ook gecalcineerde klei kan als SCM worden
gebruikt. De best functionerende kleisoorten
zijn gecalcineerde kleisoorten die kaoliniet
bevatten. Die zijn doorgaans te vinden in tropi- sche en subtropische omgevingen. De klei die
in Nederland wordt gevonden is minder
geschikt, omdat het kaolinietgehalte te laag is.
Maar de klei kan wel worden verrijkt.
Gecalcineerde klei kan worden gebruikt om tot
30% portlandcementklinker te ver vangen,
zonder nadelige effecten voor de sterkteont
-
wikkeling of duurzaamheid (levensduur) op
lange termijn van het beton. Het gebruik van
gecalcineerde klei kan in Nederland vóór 2030
worden geïmplementeerd. Er is wel een oven
nodig om de klei de calcineren (verhitten tot
800 °C).
Biomassa-vliegas
Ook vliegas afkomstig van biomassaverbran-
ding kan worden gebruikt als SCM of als alter -
natieve grondstof voor de productie van port -
landcementklinker. De potentiële hoeveelheid
biomassa-vliegas die jaarlijks in Nederland
kan worden geproduceerd, bedraagt meer dan
2,7 miljoen ton (54% van het jaarlijkse cement -
verbruik in Nederland). Hoewel dit enorm veel
lijkt, zijn er aanzienlijke ontwikkelingen nodig
om dit op grote schaal te implementeren. Het is
daarom niet waarschijnlijk dat biomassa-
vliegas vóór 2030 substantieel zal bijdragen.
Glasafval
Als mogelijke SCM is glasafval voorgesteld,
vanwege de over vloedige beschikbaarheid, de
chemische compatibiliteit met cement, en de
lage kosten. Glasafval kan puzzolane eigen-
5 Gegranuleerde hoogovenslak
15 VAKBL AD 1 2022
BV 1-2022 4-grondstoffen.indd 15BV 1-2022 4-grondstoffen.indd 15 26-04-22 10:1626-04-22 10:16
schappen vertonen wanneer het zeer fijn wordt
gemalen. In vergelijking met poederkoolvliegas
heeft gemalen glas een betere reactiviteit en
een vergelijkbare sterkte op lange termijn. Het
gebruik van gemalen glasafval als een gedeel-
telijke ver vanging voor portlandcement kan in
Nederland ? mits voldoende gestimuleerd ? al
vóór 2030 worden geïmplementeerd.
Gemalen bewerkte bodemas
Gemalen bewerkte bodemas van verbran-
dingsovens, waarin een grote hoeveelheid
glasafval aanwezig is, geeft nu al goede resul-
taten in betonproducten zoals betonnen
straatstenen en tegels bij 25% ver vanging van
CEM I. Momenteel wordt gewerkt aan regelge-
ving voor diverse (reactieve) vulstoffen, zodat
deze op korte termijn kunnen worden toege -
past in beton. Zo is recentelijk CROW-CUR-
Aanbeveling 128 'AEC-vulstof in ongewapend
aardvochtig beton' verschenen.
ALK ALI-GEACTIVEERDE BINDMIDDELEN
Recent staat toepassing van alkali-geacti-
veerde bindmiddelen, ofwel geopolymeren
flink in de belangstelling. Ondanks decennia
van onderzoek blijft het wereldwijde gebruik
echter bijzonder klein, en beperkt tot nichetoe -
passingen. Grootschalig gebruik wordt belem-
merd door ontbrekende regelgeving, hogere
kosten en de beperkte beschikbaarheid van grondstoffen die al in cement worden toege
-
past. Bovendien vraagt de verwerkbaarheid
van alkali-geactiveerde bindmiddelen extra
aandacht en vergen de sterk alkalische activa-
toren extra veiligheidsmaatregelen.
Alkali-geactiveerde bindmiddelen worden
geproduceerd op basis van twee componenten:
een aluminosilicaatbron (precursor) en een
activerende alkalische vloeistof (activator).
Als precursor wordt meestal gegranuleerde
hoogovenslak, poederkoolvliegas of metakao-
lien (gecalcineerde vorm van het kleimineraal
kaoliniet) toegepast. Zoals gezegd is de toekomstige beschikbaar
-
heid van hoogovenslak en poederkoolvliegas
in Nederland onzeker. Momenteel worden
deze materialen hoofdzakelijk gebruikt als
gedeeltelijke ver vanging van portlandcement -
klinker in cement. Daarnaast kan de omscha-
keling van het gebruik van slak naar alkali-
activering leiden tot een algemene toename in
de wereldwijde CO
2-uitstoot, aangezien niet
alle alkali-geactiveerde bindmiddelen een
lagere CO
2-uitstoot hebben dan CEM III.
In vergelijking met gegranuleerde hoog-
ovenslak of poederkoolvliegas is voor metaka-
olien beduidend meer natriumsilicaat nodig
voor de activering, waardoor het minder inte -
ressant is.
Als activator wordt momenteel voornamelijk
natriumhydroxide in combinatie met natrium-
silicaat gebruikt, of soms silica fume. Natrium-
hydroxide is een agressieve chemische stof
waar voor bijzondere veiligheidsmaatregelen
zijn vereist. De wereldwijde vraag naar natri-
umhydroxide is veel groter dan de jaarlijkse
productie en de productiekosten zijn hoog, wat
het gebruik er van beperkt.
Ook natriumsilicaat en silica fume zijn slechts
beperkt beschikbaar en tevens erg duur. En net
als natriumhydroxide is natriumsilicaat ook
agressief.
Het gebrek aan geschikt materiaal (zowel pre -
cursoren als activatoren) en de vereiste regel-
geving zijn de grootste belemmeringen voor een
w
ereldwijd, grootschalig gebruik van alkali-
geactiveerde bindmiddelen. Daarom zijn ze
momenteel gerangschikt als TRL 5-7 (Techno -
Om het lage CO 2-profiel te behouden of het verder te verlagen, moet
de beschikbaarheid en het gebruik van nieuwe bindmiddelen met
een lage CO
2-uitstoot worden gestimuleerd, uiteraard met een ten
minste gelijkwaardige prestatie
6 Roterende klinkeroven met volledig droog proces (foto: JM BYL) 7
V
loeibaar mengsel van slak en ijzer, net uit de hoogoven
16 VAKBL AD
1 2022
BV 1-2022 4-grondstoffen.indd 16BV 1-2022 4-grondstoffen.indd 16 26-04-22 10:1626-04-22 10:16
logy Readiness Level). Alkali-geactiveerde
bindmiddelen hebben een CO
2-uitstoot die 40
tot 80% lager kan zijn dan die van CEM I (tabel
3). Daarbij wordt uitgegaan van slak- en vliegas-
precursor. Omdat die momenteel al in cement
worden toegepast, levert dit alleen een ver -
schuiving op. Er is alleen echte milieuwinst wan -
neer andere materialen worden gebruikt zoals
g
eactiveerde klei. Maar dan is de CO
2-winst fors
lager dan genoemde 40 tot 80%. Toch is verdere
ontwikkeling meer dan gerechtvaardigd.
ALTERNATIEVE BENADERINGEN
Als alternatief voor toepassing van andere
cementen, SCM's en alkali-geactiveerde bind-
middelen kan worden ingezet op een efficiën-
ter materiaalgebruik en op recycling van
cementsteen.
Efficiënter materiaalgebruik
Het noodzakelijke gehalte aan cement in beton
kan worden gereduceerd door het optimalise -
ren van het mengselontwerp of het gebruik van
chemische dispergeermiddelen en minerale
vulstoffen. In plaats van 'cement voor generieke
toepassing' moet het bindmiddel worden
gebruikt dat het meest geschikt is voor de
betreffende toepassing en dat de laagste impact
op het milieu heeft. Het materiaalverbruik kan
worden gereduceerd door bijvoorbeeld meer
geschikte toepassingen van hogesterktebeton.
Normen (zoals EN 206/NEN 8005) zijn vaak
een obstakel voor het verminderen van de CO
2-
uitstoot van beton, omdat ze gebaseerd zijn op
een minimaal cementgehalte. Beton zou niet
uitsluitend mogen worden gedefinieerd op
basis van de samenstelling, druksterkte of
verwerkbaarheid, maar eerder op prestatie-
eigenschappen als bestandheid tegen aantas -
tingsmechanismen, duurzaamheid en circula-
riteit. Voor regulier beton wordt dit opgenomen
in de Eurocode.
Normen op basis van prestaties (zoals CUR-
Aanbeveling 48 in Nederland, ASTM C1157 in
de VS en de Exposure Resistance Classes
(weerstandsklassen) in de toekomstige norm
EN 206) zijn een stap in de goede richting.
Cementsteenrecycling
De grote hoeveelheid bouw- en sloopafval uit
beton die in de EU wordt gegenereerd, kan wor -
den gebruikt voor recycling van de daarin aan-
wezige cementsteen. De er varing leert dat zeer
fijn materiaal uit gerecycled beton, eventueel na verdere bewerking, bruikbaar is als primaire
grondstof voor de productie van portlandce
-
mentklinker. Daarnaast kan dit zeer fijne mate -
riaal ook worden gebruikt als cementver van-
ging in CEM ll cement of rechtstreeks als vulstof
in beton. Er wordt al gewerkt aan een Europese
norm hier voor (CEM ll/B-F in EN 197-6).
TOT SLOT
Toepassing van alternatieve cementen, SCM's
en alkali-geactiveerde bindmiddelen biedt uit -
eenlopende kansen om de CO
2-uitstoot te ver -
minderen. Soms geldt dat echter alleen ten
opzichte van CEM I en niet ten opzichte van het
in Nederland veel toegepaste CEM III. De ver -
wachting is bovendien dat de beschikbaarheid
van nieuwe CO
2-arme bindmiddelen in 2030
beperkt zal zijn en het gebruik afhankelijk is van
de marktacceptatie en de beschikbaarheid van
de benodigde regelgeving. Grotere transportaf -
standen van grondstoffen (portlandcement -
klinker, gegranuleerde hoogovenslak en poe -
derkoolvliegas) hebben een negatieve invloed op het CO
2-profiel van het Nederlandse cement
(tabel 4). Hierdoor is het al een uitdaging om die
op het huidige lage niveau te houden. Verwacht
wordt dan ook dat de CO
2-uitstoot en dus ook de
MKI van bindmiddelen voor beton niet aanzien-
lijk zal dalen in de komende jaren.
Om het lage CO
2-profiel te behouden of het
verder te verlagen, moeten alternatieve bena-
deringen worden overwogen en moet de
beschikbaarheid en/of het gebruik van nieuwe
cementsoorten met een lage CO
2-uitstoot
worden gestimuleerd.
R APPORT
Meer over de ontwikkelingen van grondstoffen
in beton staat in het rapport 'Ontwikkelingen
betreffende hoofdbestanddelen voor klinker -
gebaseerde cementen en geopolymeren'
opgesteld door SGS Intron in opdracht van
Rijkswaterstaat. Dit rapport is beschikbaar op
www.betonakkoord.nl
Tabel 4. Ber ekende toename van de CO2-uitstoot voor enkele cementen door grotere
transportafstanden grondstoffen (gebaseerd op de indicatieve berekeningen van SGS
Intron)
CEMENTT YPE TOENAME VAN DE CO 2-UITSTOOT
Portlandcementklinker uit
België, Duitsland en
Portugal Hoogovenslak uit
Turkije
Poederkoolvliegas
uit India Totale toename
CEM l 3% n.v.t.n.v.t. 3%
CEM lll/A (50% slak) 1,5% +7%n.v.t. 8,5%
CEM III/B (65% slak) 1% +12%n.v.t. 13%
CEM II/B-V (30%
vliegas) 2%
n.v.t.+8% 10%
8 In de Drieklovendam in China (1994-2006; 2,7 miljoen m 3 beton) is belietrijk portlandcement toegepast
(bron: Wikimedia Commons)
17 VAKBL AD 1 2022
BV 1-2022 4-grondstoffen.indd 17BV 1-2022 4-grondstoffen.indd 17 26-04-22 10:1626-04-22 10:16
In 2017 zijn naar aanleiding van brandproeven twijfels ontstaan
over de brandwerendheid van onbeschermd beton (het zogeheten
ROK-beton) in tunnels. Het ROK-beton zou ongevoelig zijn voor
spatten, maar dat bleek niet uit de recente brandproeven. Naar
aanleiding hiervan zijn door het Kennisplatform Tunnelveiligheid
(KPT) vier gesprekstafels geformeerd om de problematiek nader te
beschouwen: Bestaande tunnels, Nieuwe tunnels, Onderzoek en
Hulpverlening. De gesprekstafels hebben na zo'n drie jaar werk hun
conclusies in 2021 gerapporteerd. In dit artikel wordt de achtergrond
van het 'ROK-beton' beschreven, wordt het fenomeen spatten van
beton toegelicht en worden de conclusies van de gesprekstafel
Onderzoek weergegeven.
ROK-BETON
Tot medio jaren negentig was spatten van
beton geen belangrijk aandachtspunt bij
nieuwbouw van tunnels. Dat veranderde met
de bouw van de geboorde Westerscheldetun-
nel (1997-2002). Vooral omdat daarin prefab
beton met een relatief hoge sterkte (en daar-
mee minder en kleinere poriën) zou worden
toegepast, waardoor er een risico op spatten
zou kunnen bestaan.
Met onderzoek TNO naar ROK-beton
In opdracht van Rijkswaterstaat werd door
TNO eerst literatuuronderzoek uitgevoerd
(BR AWAT-literatuurstudie spatten beton;
1996) [7]. Ver volgens werden er door TNO
brandproeven uitgevoerd met beton met hitte -
werende bekleding en met onbeschermd beton met polypropyleenvezels (BR AWAT II;
1997-1999).
Tot slot werd gekeken naar afgezonken tun-
nels. Het plafond van afgezonken tunnels werd
doorgaans voorzien van isolerende bekleding
om te voorkomen dat de wapening bij een felle
brand te heet zou kunnen worden, maar de
wanden (met uitzondering van de bovenkant)
in de regel niet. Er werd een proef uitgevoerd
om het spatgedrag te beoordelen van deels
onbeschermd beton, waarbij een wand van een
afgezonken tunnel werd gesimuleerd (BR A
-
WAT 3; 2001 [8].
De proef bevestigde wat werd verwacht van
beton met een normale sterkte: ook het onbe -
schermde beton vertoonde nauwelijks schade.
Men concludeerde op basis van deze proef dat
onder gelijke omstandigheden (inclusief het betonmengsel; 340 kg/m
3 cement CEM III/B;
druksterkte na 28 dagen circa 45 MPa) een
vergelijkbaar resultaat mag worden verwacht
en het afspatcriterium niet maatgevend is.
Het resultaat van het BR AWAT 3-onderzoek
werd verwerkt in de richtlijn van Rijkswater -
staat. In de ROK (en daar voor in de ROBK)
stond dat afspatten van beton niet mag optre -
den; te realiseren door beton te beschermen of
door het toepassen van een betonmengsel dat
ongevoelig is voor spatten (eventueel met
polypropyleenvezels). Dit kon worden aange -
toond door het uitvoeren van brandproeven. In
de toelichting bij de eis stond echter dat voor
grindbeton met een sterkteklasse C28/35 met
maximaal 340 kg/m
3 hoogovencement is aan-
getoond dat het voldoet (mits de hoofddruk -
PERSOONLIJKE TITEL
Dit artikel is op persoonlijke titel geschre-
ven en is geen weergave of samenvatting
van de toelichting op de conclusies die door
de gesprekstafel Onderzoek is opgesteld.
Brandwerendheid
TUNNELS
NIEUWE INZICHTEN IN DE RISICO'S OP SPAT TEN
VAN ONBESCHERMD BETON IN TUNNELS
18 VAKBL AD 1 2022
Auteur ir. Edwin Vermeulen MBA, Betonhuis
BV 1 2022-3_Brand.indd 18BV 1 2022-3_Brand.indd 18 26-04-22 10:1826-04-22 10:18
spanning aan het opper vlak niet hoger is dan
10 MPa). Indien het betreff ende onderzoek
(TNO-rapport BR AWAT 3) [8] werd gebruikt
om aan te tonen dat een mengsel voldeed,
mocht de maximale waarde voor de 28-daagse
kubusdruksterkte maximaal 45 MPa zijn.
Ver volgens werd jarenlang in tunnels het
zogeheten ROK-beton toegepast, waarbij er
ook tunnels werden gebouwd zonder hittewe-
rende bekleding. Door voldoende dekking op
de wapening werd voorkomen dat de wape-
ning te heet zou worden bij een brand volgens
de RWS-cur ve.
Onderzoek Efectis ? samenstelling veranderd?
In 2015 bleek uit onderzoek bij Efectis dat bij de
in de ROK beschreven betonsamenstelling
toch spatten kan optreden. Naar aanleiding
A ANLEIDING
Toen in 2015 het vermoeden ontstond dat er mogelijk iets aan de hand was met de brandwerendheid
van het beton in tunnels, heeft Rijkswaterstaat in eerste instantie zelf onderzoek gedaan naar dit
onderwerp. Maar aangezien de brandwerendheid van beton in wegtunnels de belangen raakt van vele
partijen betrokken bij de veiligheid van tunnels (tunnelbeheerders, openbare hulpdiensten en de
bevoegde gezagen), heeft het KPT een themadag over de brandwerendheid van betonnen tunnels
georganiseerd. Na deze themadag zijn vier gesprekstafels ingericht die vanuit verschillende invals-
hoeken de problematiek rondom de brandwerendheid van beton in wegtunnels konden uitdiepen:
Gesprekstafel 1 ? Bestaande tunnels
Gesprekstafel 2 ? Nieuwe tunnels
Gesprekstafel 3 ? Onderzoek
Gesprekstafel 4 ? Brandbestrijding en hulpverlening
Het verslag van het werk van het KPT en alle producten die door de verschillende gesprekstafels zijn
opgeleverd, zijn verzameld in het document 'Brandwerendheid beton in wegtunnels ? Resultaten en
verslag van het samenwerkingsproces', beschikbaar op de website van het KPT [6].
1 Zeeburgertunnel. Aanbrengen brandwerende platen tegen de binnenwanden van de tunnel (1988),
foto: https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat
19 VAKBL AD 1 2022
BV 1 2022-3_Brand.indd 19BV 1 2022-3_Brand.indd 19 26-04-22 10:1826-04-22 10:18
hier van zijn in 2017 diverse brandproeven uit-
gevoerd op ROK-beton, waaruit het beeld naar
voren kwam dat ROK-beton meestal gaat spat -
ten bij beproeving volgens de RWS-brand-
cur ve.
Al snel werd gesteld dat de samenstelling van
het beton veranderd zou zijn en dat daarom het
spatgedrag zou zijn veranderd. In onder meer
het Algemeen Dagblad werd aandacht besteed
aan de recente onderzoeken naar de brandwe -
rendheid van onbeschermd beton in tunnels.
Op 18 augustus 2020 stond in deze krant: "Er
loopt een onderzoek naar vier tunnels die na
2008 zijn opgeleverd, omdat ze niet aan alle
brandwerende normen voldoen. Oorzaak is dat
bij extreme brand beton van de tunnel af kan
spatten. Het beton houdt daardoor minder lang
stand. Dat komt omdat in de loop der jaren de
samenstelling van het beton is veranderd."
Oorzaak in proeven
Voor de betonindustrie en voor de leveranciers
van grondstoffen voor beton was echter duide -
lijk dat er geen bijzondere wijzigingen zijn
geweest rond 2008 maar ook niet rond en na
2001, het jaar waarin het BR AWAT 3-onder -
zoek plaatsvond. Zowel wat betreft de regel-
geving als de productiemethoden van beton en
grondstoffen voor beton zijn er geen bijzon-
dere wijzigingen geweest. Bedenk ook dat
installaties zoals klinkerovens en hoogovens al
snel meer dan 50 jaar meegaan. De oorzaak
van het verschil moet dan ook worden gezocht
in de proef in 2001 en de proeven vanaf 2017.
Achteraf kunnen we concluderen dat het uit -
voeren van één proef aan onbeschermd beton
in 2001 onvoldoende was om het ROK-beton
als afspatongevoelig te karakteriseren. Boven-
dien week de proefopzet af van de vanaf 2017
uitgevoerde proeven en zeer waarschijnlijk
was ook het vochtgehalte in het proefstuk laag
(4,1% m/m) en daarmee niet representatief
voor beton in tunnels. Rond 2000 werd echter
algemeen verondersteld dat spatten van beton
vooral een aandachtspunt was voor hoge
-
s
terktebeton en zeker niet voor beton tot
sterkteklasse C28/35. De eenmalige proef
bevestigde dat beeld, waardoor er geen aan-
leiding was voor aanvullend onderzoek.
Aanpassing ROK
De ROK is inmiddels aangepast. Nog steeds
kan in plaats van hittewerende bekleding een
betonmengsel worden toegepast dat ongevoe -lig is voor spatten, maar dat moet op basis van
brandproeven worden aangetoond. De brand-
proeven mogen maximaal drie jaar geleden zijn
uitgevoerd en moeten uiteraard representatief
zijn voor het betonmengsel en de omstandig-
heden in de tunnel (ROK 1.4, april 2017) [1].
THEORIE SPAT TEN VAN BETON
Onder spatten van beton verstaan we het al
dan niet explosief afspringen van grote of
kleine stukken beton uit het betonopper vlak
door blootstelling aan hoge en snel oplopende
temperaturen. Dit spatten is een grillig feno-
meen, dat zowel plaatselijk als over het gehele
verhitte opper vlak kan optreden. Door het
spatten neemt de betondekking snel af en kan
de wapening bloot komen te liggen, waardoor
deze direct opwarmt (foto 2). Terwijl zonder
spatten het gedrag van de constructie bij brand
redelijk voorspelbaar is, zijn er voor het optre
-
den van spatten en de mate waarin het
optreedt helaas geen goede algemeen toepas -
bare modellen beschikbaar. Het spatten van
beton is een complex fenomeen dat nog niet
volledig wordt begrepen.
We kunnen meerdere vormen van spatten
onderscheiden, waar van de belangrijkste en
meest ernstige vorm het explosief afspringen
van stukken beton uit het opper vlak is. Dit
treedt gebruikelijk op na zo'n 7 tot 30 minuten
na aanvang van de brand en leidt snel tot ern-
stige beschadiging van het beton. Als verklaring voor het optreden van explosief
spatten worden in de literatuur hoofdzakelijk
twee mechanismen beschreven: spatten als
gevolg van hoge poriedrukken door het ver
-
dampen van water en spatten als gevolg van
het optreden van thermische spanningen. Vaak
wordt één van deze twee mechanismen als
enige of hoofdoorzaak genoemd, maar er zijn
ook bronnen die aan beide mechanismen even-
veel belang toekennen.
Onderzoek naar het fenomeen spatten begon
al meer dan 100 jaar geleden. In een proef -
schrift uit 1935 wordt al gesteld dat spatten
niet alleen wordt veroorzaakt door hoge porie -
drukken, maar ook door thermische spannin-
gen als gevolg van het snelle opwarmen. Beton
is een fysisch en chemisch zeer complex mate -
riaal, waar van de eigenschappen tijdens de
brand ook nog eens veranderen. Naast de
eigenschappen van het beton zijn er nog veel
andere factoren van invloed op het spatgedrag
van beton. Te denken valt aa
Reacties