VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
VAKBL AD
3 2023
Verminderen
CO
2
-voetafdruk
ONTWERP EN UITVOERING ? HYBRIDE BETONMENGSEL?
TOEPASSING GERECYCLED CEMENT ? TOELICHTING OP RTD 1034
Betoniek Vakblad 03-Cover.indd 1Betoniek Vakblad 03-Cover.indd 1 16-10-23 08:2516-10-23 08:25
B
allast Nedam bestaat uit 18 organisa-
tieonderdelen, waaronder Haitsma
Beton en Hoco Beton. Haitsma Beton
ontwerpt en produceert prefab betonnen
elementen voor verschillende markt-
segmenten, zoals barriers, heipalen en
Partner uitgelicht
Ballast Nedam is eenNederlands bouw- en ontwikkelbedrijf met internatio-
nale invloeden.De mensen zijn de grootste kracht van het bedrijf. Zij maken
al meer dan 140 jaariconischebouwwerken die bijdragen aan een veilige en
gezonde leefomgeving.Ballast Nedam realiseert samen met partners klein-
schalige projecten, gebiedsontwikkelingen, grote infrastructurele werken
of complexe hoogbouw onder uitdagende omstandigheden.
Ballast Nedam
Haitsma Beton ? Hoco Beton
uitzonderlijk lange voorgespannen liggers
voor bruggen en viaducten. Hoco Beton richt
zich op architectonisch beton dat onder
andere wordt gebruikt voor hoogbouw en
producten met bijzondere constructieve
en/of technologische eisen.
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met Coen Smets, 06-10705780 of via e-mail c.smets@aeneas.nl.
Ook partner van Betoniek worden?
Met het delen van kennis draagt Betoniek al sinds 1970 bij aan een goede kwaliteit van de bouw in
Nederland. Dit doen we met hulp van onze partners, die net als wij het belang van kennis inzien.
Tegenover deze ondersteuning staan een aantal privileges, zoals een hoge korting op licenties, aandacht in het vakblad en online en gratis gebruik van de vacaturebank.
2 VAKBL AD 3 2023
Betoniek Vakblad 03-Partners + Partners uitgelicht.indd 2Betoniek Vakblad 03-Partners + Partners uitgelicht.indd 2 16-10-23 08:3416-10-23 08:34
Groene Praatjes
In deze alweer 41e uitgave van ons Vakblad staan
we even ? niet te lang ? stil bij ons tweede lustrum.
Tien jaar onderscheidende uitvoeringstechniek
waarbij we steeds op zoek zijn naar het antwoord
op de vraag "Hoe maakt u het?". Dat bouwen mid-
den in de maatschappij staat, was natuurlijk allang
duidelijk en het is dan ook niet verrassend dat het
thema duurzaamheid in ons eerste decennium een
rode draad vormde. Daarbij zijn wij ? auteurs,
lezers en redactie ? innovatief en kritisch.
Nog niet zolang geleden startte de Autoriteit Consu-
ment & Markt de campagne 'Groene Praatjes'. Een
toetssteen voor het waarheidsgehalte van de duur-
zame propositie die veel bedrijven tegenwoordig aan
ons voorhouden. De ACM haalt het voorbeeld aan
van de postorderpakjes die per ets worden
bezorgd. Dat is ook echt zo, alleen gaat het over de
laatste kilometers vanaf het postkantoor. Een soort
van 'dier vriendelijk vlees'. Dat klinkt sympathiek
maar het kost nog altijd een dier de kop.
We doen ons best ? auteurs, lezers en redactie ? om
in de betonsector weg te blijven van 'groene praat-
jes' en serieus te streven naar een minimalisatie van
onze impact. We bieden met Betoniek daarbij graag
een podium voor discussies; die leiden immers altijd
tot bewustwording en verbetering.
Toeval bestaat niet. Juist afgelopen week werd
bekend dat mr. W.B. Hoekstra MBA ? Wopke voor
intimi ? geslaagd is voor zijn mondeling examen
Eurocommissaris voor Klimaat. Waren dat ook
groene praatjes, of gaan we toch echt allemaal ?
met zijn woorden ? ons stinkende best doen om
eens wat te veranderen? Of blijft duurzaam bouwen
net zoiets als dier vriendelijk vlees?
Beste lezers, ik reken op jullie input, acties en
reacties om ook de komende tien jaar te blijven
werken aan de vermindering van onze footprint:
niet met praatjes, maar met daadjes?
Hans Kooijman
Hoofdredacteur Betoniek Vakblad
Voor reacties: hanskooijman@betoniek.nlOK TOBER 2023
JA ARGANG 10
EN VERDER
Partner uitgelicht / partners 2
Examen Betontechnoloog BV 2023 28 Colofon 31
VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
VAKBL AD 3 2023
Verminderen
CO
2-voetafdrukONTWERP EN UITVOERING ? HYBRIDE BETONMENGSEL?
TOEPASSING GERECYCLED CEMENT ? TOELICHTING OP RTD 1034
Betoniek Vakblad 03-Cover.indd 1Betoniek Vakblad 03-Cover.indd 1 16-10-23 08:2516-10-23 08:25
Foto voorpagina:
Betonnen woningcasco's Foto Voorbij prefab
BIJVANGST 3D ONTWERPEN WAPENING
Voor de nieuwe universiteitsbibliotheek van
de UvA zijn twee monumentale panden in het
centrum van Amsterdam onderkelderd. Voor
de wapening leidde dit tot een aantal inke
uitdagingen. Volledige uitwerking in 3D, ook
van het uitvoeringsproces, bood uitkomst. 4
BAL ANS TUSSEN SNELHEID EN CO
2
In de prefab-betonindustrie is snelheid
essentieel. Hier voor zijn snelle betonmeng-
sels nodig. Dit staat echter op gespannen voet
met de ambitie de CO
2-uitstoot van beton te
verminderen. Het is daarom zoeken naar de
juiste balans. 8
BINDING CO
2 HERGEBRUIK CEMENTSTEEN
In de discussie over het terugdringen van de
CO
2-uitstoot in de bouw gaat veel aandacht
uit naar cement. Een van de recentste ontwik-
kelingen is het hergebruik van jngemalen
cementsteen uit bouw - en sloopafval. 12
10 JA AR BETONIEK VAKBL AD
In oktober 2013 verscheen het eerste nummer
van Betoniek Vakblad. We zijn nu 10 jaar en
41 nummers verder. Wat hebben we in die
tijd zien veranderen en wat was de rol van
Betoniek daarbij? De redactie blikt terug. 18
LEIDR A AD VOOR BEOORDELING
GESCHIK THEID INNOVATIEF BETON
Betonnormen zijn gebaseerd op langdurige
praktijker varingen en bieden daardoor weinig
ruimte voor innovaties. Om die reden heeft
Rijkswaterstaat RTD 1034 opgesteld, een
hulpmiddel waarmee de geschiktheid van een
nieuw, innovatief betonmengsel is te beoor-
delen. 22
3 VAKBL AD 3 2023
INHOUD
Betoniek Vakblad 03-Inhoud-voorwoord.indd 3Betoniek Vakblad 03-Inhoud-voorwoord.indd 3 16-10-23 08:4116-10-23 08:41
ONTWERP EN UIT VOERING WAPENING ONDERKELDERING BIBLIOTHEEK UVA
Voor de nieuwe universiteits-
bibliotheek van de UvA zijn twee
monumentale panden in het cen-
trum van Amsterdam onderkel-
derd. Voor de wapening leidde dit
tot een aantal inke uitdagingen,
op het gebied van zowel het
ontwerp als de uitvoering.
Volledige uitwerking in 3D, ook
van het uitvoeringsproces, bood
uitkomst.
Bijvangst van het 3D
ontwerpen van wapening
T
en behoeve van de verhuizing van de
bibliotheek van de Universiteit van
Amsterdam (UvA) naar de locatie op het
Binnengasthuisterrein worden het voormalige
Zusterhuis en de Tweede Chirurgische kliniek
aan een grote verbouwing onderworpen. Een
bijzonder deel van die verbouwing is de com-
plete onderkeldering van deze gebouwen, voor
onder meer de stalling van etsen ( g. 2).
FUNDERINGSWERKEN
De funderingswerken voor deze onderkelde-
ring zijn op z'n minst indrukwekkend te noe-
men. Onder het monument zijn 620 schroe n-
jectiepalen aangebracht (foto 3). Ver volgens is
het gebouw op een hulpframe van stalen
draagbalken en vijzels gezet, waarbij de func-
tie van de fundering volledig is overgenomen
(foto 4). Daarna zijn de funderingsbalken
gesloopt, is de nieuwe beganegrondvloer aan-
gebracht en is het gehele gebouw omgeven
met een trillingsvrij aangebrachte damwand-
kuip. Daarna kon de ruimte onder het gehele PROJECTGEGEVENS
Project Onderbouw universiteitsbibliotheek UvA
Opdrachtgever Universiteit van Amsterdam
Opdrachtnemer Volker Staal en Funderingen en Van Hattum en Blankevoort
Wapening Spanberg Wapening
Modellering wapening Staalis Egineering
Architect MVSA Architects en Architectenbureau J. van Stigt
Constructeur Van Rossum Raadgevende Ingenieurs
Geotechnisch advies Crux
1 Wapening van beton
2 Doorsnede nieuwe
universiteitsbibliotheek UvA
4 VAKBL AD 3 2023
Auteur Dennis Knaap, Spanberg Wapening
Bijvangst van het 3D ontwerpen van wapening.indd 4Bijvangst van het 3D ontwerpen van wapening.indd 4 16-10-23 08:4316-10-23 08:43
gebouw met klein materieel worden ontgraven
en kon de houten paalfundering worden ver-
wijderd. Zo ontstond ruimte voor de bouw van
een gewapend betonnen kelder in een doolhof
van stalen palen en hulpconstructies (foto 4).
Een knap 'staaltje' funderingstechniek dat met
minimale schade en hinder is uitgevoerd.
WAPENING IN 3D
Gewapend beton begint uiteraard gewoon met
wapening, in dit geval in totaal 800 ton. Van dat
'gewone' was bij deze onderkeldering echter in
geen enkel opzicht sprake. Los van de com-
plexiteit van de vorm van de onderkeldering
zelf, moest ook de maatvoering van de
beschikbare ruimte tussen palen en hulpcon-
structie worden gevolgd. Kort samen te vatten
als: "Niks past, je kunt nergens bij, het moet in
één keer goed en o ja, ook nog een beetje vlot
graag."
De grote uitdagingen lagen dus in de maatbe-
heersing en de logistiek. De onderkeldering
was slechts benaderbaar vanuit één centraal
toegangspunt op de binnenplaats van het Bin-
nengasthuisterrein, waarbij veelal 'van achter
naar voren' werd teruggewerkt in de richting
van dat zelfde toegangspunt.
De oplossing werd gevonden in het volledig 3D
modelleren van de wapening ( g. 7 en 9). Niet
alleen in de 'eindsituatie', maar gedurende alle
logistieke stappen die hieraan voorafgingen;
vanaf de productie van de wapening, de volg-
orde van het beladen van de vrachtwagens, de
passing en door voer door de toegang en
'palenjungle' en de verschillende opbouw van horizontale en verticale wapeningslagen op de
montagelocatie in het wapeningsnet.
Omdat het eigenlijk niet mogelijk was om op
locatie onder het gebouw nog aanpassingen in
het werk uit te voeren, was het belangrijk
vooraf precies te weten wat de afmetingen en
locatie waren van gebouw, ondergrond, palen
en hulpconstructie. Hier voor is gebruikge-
maakt van het Revit-model dat door de aanne-
mer 'as built' was uitgewerkt.
Elk wapeningsonderdeel is laag-voor-laag uit-
gewerkt en vooraf in het model gepast. Ook de
instructie voor de wapeningsmonteur (de
functietitel vlechter is op dit werk eigenlijk niet
meer van toepassing) is vooraf digitaal gege-
ven, met als uitgangspunt: elke staaf in één
keer op de goede plek. In samenwerking tus-
sen modelleur en wapeningsmonteur werden
alle logistieke stappen in het model doorlopen.
Instructie van de monteurs op de bouwplaats
3 Aanbrengen schroe njectiepalen
4 Bouw van een gewapend betonnen kelder in een doolhof van stalen palen en hulpconstructies
Voor de wapening moest de maatvoering van de beschikbare ruimte
tussen palen en hulpconstructie worden gevolgd
5 VAKBL AD 3 2023
Bijvangst van het 3D ontwerpen van wapening.indd 5Bijvangst van het 3D ontwerpen van wapening.indd 5 16-10-23 08:4316-10-23 08:43
vond plaats met een tablet waarin het
3D-model was te raadplegen.
Deze manier van 3D modelleren van wapening
gaat dus een paar stappen verder dan de stan-
daard clashdetectie die in een 3D-model zit.
Het is namelijk prima mogelijk twee gesloten
beugels als schakels in een ketting te verbin-
den; dat levert geen clash op in het 3D-model.
Maar alleen een illusionist als Hans Klok zou
deze beugels zo in het werk aan kunnen bren-
gen!
Wapening is steeds aangevoerd in dagproduc-
ties van circa 10 ton. Dat was mede het gevolg
van de beperkingen van de belastbaarheid van
de toegangswegen naar het bouwterrein. Het
opdelen in kleine vrachten met een goed
gespeci ceerde beladingsvolgorde leverde
daarbij overigens ook een ongestoorde uitvoe-
ring op zonder daarbij opslagruimte op de
bouwplaats te gebruiken.DE KUNST VAN HET LOSL ATEN
Het proces verliep in een aantal opzichten
anders dan gebruikelijk. Het was een kwestie
van loslaten.
Loslaten stap 1: de constructeur tekent niet meer
Anders dan bij andere 3D-gemodelleerde
wapeningswerken is er voor gekozen om het
uitwerken van de wapening geheel over te
laten aan de leverancier van de wapening
Spanberg en zijn modelleringsbedrijf Staalis.
Door de constructeur zijn daartoe steeds
wapeningsprincipes (schetsen) aangeleverd
( g. 8). Met respect voor de aangegeven beno-
digde doorsneden, zijn alle staven en faserin-gen staaf-voor-staaf gemodelleerd en
getoetst op bereikbaarheid en maakbaarheid.
Uiteraard vond ? nadat een maakbaar model
tot stand was gekomen ? een toets door de
constructeur plaats, voordat tot productie van
de wapening werd overgegaan.
Loslaten stap 2: valideren gebeurt vooraf, niet in
het werk
Een groot voordeel van het een-op-een uit-
werken van de wapening is dat er in het werk
weinig controle meer nodig is van staa eng-
ten, verdeling en laslengten. Die zijn ? in
tegenstelling tot wapening op 'platte' 2D-teke-
ningen ? namelijk al gewoon in het model te
6 Het was niet mogelijk om op locatie onder het gebouw aanpassingen in het
werk uit te voeren
7 3D-model van de wapening 5 Wapening ingepast tussen het hulpwerk
De wapening is volledig 3D gemodelleerd, niet alleen in de
'eindsituatie', maar gedurende alle logistieke stappen die hieraan
voorafgingen
6 VAKBL AD 3 2023
Bijvangst van het 3D ontwerpen van wapening.indd 6Bijvangst van het 3D ontwerpen van wapening.indd 6 16-10-23 08:4316-10-23 08:43
zien. Het blijft uiteraard wel zaak dat de staven
ook exact geproduceerd worden zoals in het
model weergegeven. De koppeling van het
ontwerpmodel met de aansturing van de buig-
machines heeft daarbij voor het gewenste
resultaat gezorgd.
Loslaten stap 3: documentatie en archivering
Een bijzonder aandachtspunt bij het volledig
3D werken, vormt de toets door bouwtoezicht.
Anders dan gebruikelijk zijn nu niet vooraf
2D-tekeningen ter toetsing verstuurd. Ook het
archiveren in het archief van gemeentelijk toe-
zicht is anders. Voor de toetsing van het model
is gebruikgemaakt van een Solibri 3D-viewer.
Hoewel de toetsingen en steekproeven in het
3D-model tijdens de uitvoering vrijwel pro-
bleemloos verliepen ? het gehele werk kende
slechts tien afwijkingen ? is in overleg met
gemeente Amsterdam toch besloten het werk in 2D-tekeningen te archiveren. Er is nog geen
goede oplossing voor een 3D-archief.
DE BIJVANGSTEN
Door de gekozen aanpak van volledig in 3D
werken en door direct met de einddetaillering
van de afzonderlijke wapeningsstaven te
beginnen, zijn ? naast een beheerste uitvoe-
ring ? ook nog een paar 'bijvangsten' ontdekt.
Hoewel in eerste instantie werd gedacht dat de
kosten van het modelleren op deze gedetail-
leerde schaal zeer kostbaar zou zijn in relatie
met het totale volume van het werk, bleek het
volledig ontbreken van faalkosten hier ruim-
schoots tegenop te wegen.
Door de zeer beperkt beschikbare hoogte moest
de beschikbare betondikte volledig worden
benut. Hierdoor was zelfs geen ruimte over voor
de vaak in vlechtwerk gebruikte 'borgstaaf'.
Deze hulpstaaf onder de eerste laag wapening blijft traditioneel in het werk achter. Hierdoor
gaat ? bij het aanbrengen van voldoende dek-
king op deze staaf ? al gauw een staafdikte con-
structieve hoogte verloren. Het werken zonder
deze borgstaaf vraagt om extra handelingen en
faseringen voor de wapeningsmonteurs. Door
deze stappen in de 3D-modellering op te nemen,
kon dit in één moeite worden meegenomen.
Een bijzonder aandachtspunt bij
het volledig 3D werken, vormt de
toets door bouwtoezicht
Door direct inzichtelijk te maken hoe de wape-
ningsprincipes van de constructeur zich verta-
len in de werkelijke staven en afmetingen, is het
voor de constructeur zelf ook veel duidelijker
om te zien welke wapening er beschikbaar is
voor het opnemen van de verschillende belas-
tingssituaties. Bij het 'plat uitwerken' van wape-
ning komt het nog wel eens voor dat belastings-
situaties stuk voor stuk worden vertaald in een
wapeningsprincipe, waarbij de nadere uitwer-
king tot veel meer ? en vaak con icterende ?
wapening leidt. Door 'andersom' te toetsen of de
uitvoerbare wapening ook alle belastingssitua-
ties het hoofd kan bieden, ontstaat dus tevens
een rationeler constructief ontwerp.
Bij de uitwerking van alle wapeningsstaven in
het 3D-model is bij dit project de hulpwape-
ning nog niet in beschouwing genomen. Ook dit
biedt dus nog mogelijkheden voor verdere ver-
betering. Een wapeningsstaaf die aangebracht
wordt als hulpstaaf voor het tijdelijk dragen
van het bovennet, werkt na het storten en ver-
harden van het beton namelijk even goed mee
als de overige wapeningsstaven.
IKEA-BENADERING
We kondigden de door Spanberg en Staalis toe-
gepaste werkmethode al eerder aan als de
IKE A-benadering van het bouwen. Daarmee
doen we de dit 'staaltje' van uitvoeringstechniek
wellicht toch wat te kort. Ook IKE A doordenkt
het complete proces van minimale verpakking,
draagbare pakketjes, faalvrije montageme-
thode en stuk voor stuk precies getelde en pre-
cies passende onderdelen. Tot zover gaat de
vergelijking op. Wat de prestatie onder het Bin-
nengasthuisterrein uniek maakt, is dat het ?
anders dan de populaire meubelstukken ? een
éénmalig product is dat door intensieve werk-
voorbereiding foutvrij tot stand is gekomen.
VIDEO
Voor een verder inzicht in de werkwijze van
het wapenen zijn alle stappen van het proces
verduidelijkt in een video.
8 Wapeningsprincipes
aangeleverd door
constructeur
9 3D-model wapening
7 VAKBL AD 3 2023
Bijvangst van het 3D ontwerpen van wapening.indd 7Bijvangst van het 3D ontwerpen van wapening.indd 7 16-10-23 08:4316-10-23 08:43
VERSNELLING HYDR ATATIE DOOR ALK ALISCHE
ACTIVATIE HOOGOVENSL AK IN HYBRIDE BETONMENGSEL
In de prefab-betonindustrie is snelheid essentieel. Elementen moeten
soms al na 8 uur worden ontkist. Om dat te kunnen realiseren, zijn snelle
betonmengsels nodig. Dit staat echter op gespannen voet met de ambitie
de CO
2-uitstoot van beton te verminderen. Het is daarom zoeken naar de
juiste balans. Bij Voorbij prefab is daarmee positieve ervaring opgedaan
met de toepassing van hoogovenslak in combinatie met natriumsulfaat
als activator. De redactie van Betoniek vroeg betontechnoloog Ruud Out
naar de achtergronden van deze ontwikkeling.
Balans tussen
snelheid en CO
2
I
n de prefab-betonindustrie wordt in beton-
mengsels van oudsher gebruikgemaakt van
portlandcement (CEM I), in ieder geval voor
een belangrijk deel. De reden is dat dit cement
snel hydrateert en daarbij in korte tijd hoge
sterkten genereert, ook bij lagere temperatu-
ren. Dat is nodig omdat het beton voor een kos-
tene? ciënt proces snel na het storten moet
worden ontkist en om schade aan het product
bij ontkisten te voorkomen.
Het nadeel van portlandcement is dat de pro-
ductie van het belangrijkste bestanddeel, de
portlandcementklinker, gemoeid gaat met een
grote CO
2-emissie. Dit komt vooral doordat CO 2
vrijkomt als restproduct bij het chemische pro-
ces, de calcinatie. Hierbij wordt kalksteen
(CaCO) bij hoge temperatuur in een reactie
met zuurstof (O
2) omgezet tot klinker (CaO en
CO
2). Een kleiner, maar nog steeds signifi cant
deel is te wijten aan het verbruik van energie in
de verbrandingsovens.
Bij de productie van cement kunnen als ver-
vanger voor klinker ook bijproducten als hoog-
ovenslak (dat vrijkomt bij de productie van
ruwijzer) of poederkoolvliegas (dat vrijkomt uit kolengestookte elektriciteitscentrales)
worden gebruikt. De CO
2-footprint van de
betreff ende cementen, respectievelijk hoog-
ovencement (CEM III) en poederkoolvliegas-
cement (CEM II), is veel lager dan die van port-
landcement. Het nadeel is dat deze cementen,
en dus ook het beton waarin ze worden toege-
past, minder snel verharden dan CEM I.
VERSNELLEN
Er zijn verschillende manieren om het verharden
van beton te versnellen. Het type cement is een
belangrijke factor. Zo verhardt portland cement
zoals gezegd sneller dan hoogoven cement. En
er zijn ook nog eens extra snelle typen portland-
cement beschikbaar. Maar niet alleen het type
cement is bepalend, ook de hoeveelheid: meer
cement betekent doorgaans een lagere water-
cementfactor wat leidt tot een snellere sterkte-
ontwikkeling. Verder speelt de temperatuur
waarop beton verhardt een belangrijke rol;
cement hydrateert sneller bij hogere temperatu-
ren. Dat is de reden dat beton in de prefab-
betonindustrie vaak in klimaatkamers verhardt,
bij een constante temperatuur.
Al deze methoden hebben echter een nega-
tieve impact op het milieuprofi el van beton
(waarbij de milieu-impact van portlandklinker
er met kop en schouders bovenuit steekt). Als
alternatief kan een versneller als hulpstof wor-
den toegepast, die de verharding van beton
een extra duw in de rug kan geven. De meeste
versnellers komen het beste tot hun recht in
combinatie met portlandcementklinker. Voor
hoogovencement zijn nog geen voldoende
eff ectieve genormeerde, commerciële ver-
snellers beschikbaar. Toch zijn er mogelijkhe-
den om ook hoogovencement te versnellen. Zo
komt uit onderzoek naar voren dat natriumsul-
faat de vroege sterkte van hoogovenslak-
houdende cementen kan versnellen.
NATRIUMSULFA AT
Natriumsulfaat is een kristallijn zout, met als
chemische formule Na
2SO 4. Het versnelt de
reactiviteit van bindmiddelen met hoog-
ovenslak. Met name de vroege sterkteontwik-
keling (tot 24 uur) kan worden bevorderd.
De werking van natriumsulfaat als activator is
gebaseerd op een versnelling van de reactie van
8 VAKBL AD 3 2023
Auteur Jacques Linssen, Aeneas Media / Redactie Betoniek
BV-3-2023_Balans tussen snelheid en CO2.indd 8BV-3-2023_Balans tussen snelheid en CO2.indd 8 16-10-23 08:4516-10-23 08:45
het C 3S-mineraal uit het klinkeraandeel. Natri-
umsulfaat bespoedigt de vorming van ettringiet
(calcium-sulfo-aluminaat-hydraat), waar
vooral de eerste sterkteontwikkeling van kan
profi teren. Verder reageert natriumsulfaat met
het calciumhydroxide uit het cement tot
natrium hydroxide, met een verhoogde pH tot
gevolg, waardoor de hoogovenslak wordt geac-
tiveerd (het lost sneller op in het poriënwater).
Ten opzichte van activatoren die voor geopoly-
meerbeton worden toegepast, zoals natrium-
hydroxide (NaOH, natronloog), natriumsilicaat
(Na
2SiO 3, waterglas) en in mindere mate ook
natriumcarbonaat (Na
2CO 3, soda), is natrium-
sulfaat een relatief zwakke activator. Er is altijd
een klein aandeel portlandcement nodig. Ook is
er een minimale temperatuur nodig. Bij bijvoor-
beeld 5 °C zal natriumsulfaat weinig doen. Voor-
deel is dat natriumsulfaat minder agressief is en
dat er dus minder veiligheidsrisico's bestaan bij
de verwerking er van. Bovendien blijken veel
van die sterkere activatoren niet te werken in
combinatie met portlandcementlinker.
Natriumsulfaat is beschikbaar als restproduct
uit de farmaceutische industrie of als natuurlijk product. De zuiverheid is belangrijk en kwali-
teit moet daarom goed worden onderzocht. Er
bestaan immers ook ver vuilende soorten.
Een alternatief voor natriumsulfaat is kalium-
sulfaat (K
2SO 4), dat een vergelijkbare werking
heeft. CO
2-ARM BETON VOORBIJ
In het streven de MKI van beton voor casco-
wanden te verlagen, ging Voorbij prefab in
samenwerking met ABT op zoek naar moge-
lijkheden voor het ontwikkelen van een CO
2-
arm beton, dat niet ten koste mocht gaan van
ACTIVATIE HOOGOVENSL AK EN POEDERKOOLVLIEGAS
De samenstelling van gegranuleerde hoogovenslak en poederkoolvliegas is verwant aan die van port-
landcementklinker. Met water kunnen de componenten ervan reageren tot een soort cementsteen.
Dat gaat echter zeer langzaam (slak) of vrijwel helemaal niet (poederkoolvliegas). We noemen deze
materialen daarom ook wel latent hydraulisch (slak) en puzzolaan (poederkoolvliegas).
De reactie kan worden geactiveerd door een verhoogd alkalisch milieu (hoge pH). Dat wordt verkre-
gen door calciumhydroxide, samen met calcium-silicaat-hydraat (CSH) het belangrijkste eindproduct
bij de hydratatie van portlandcement. Het portlandcement zorgt als het ware voor de activatie van
hoogovenslak en poederkoolvliegas.
De reactie kan door aanvullende alkalische activatie worden bespoedigd, een methode die ook bij
geopolymeerbeton wordt toegepast. Een van de mogelijkheden voor activatie is de toevoeging van
natriumsulfaat, waar het in dit artikel over gaat.
Uit onderzoek komt naar voren dat activatie met natriumsulfaat
de vroege sterkte van hoogovenslak-houdende cementen kan
versnellen
9 VAKBL AD 3 2023
BV-3-2023_Balans tussen snelheid en CO2.indd 9BV-3-2023_Balans tussen snelheid en CO2.indd 9 16-10-23 08:4616-10-23 08:46
de productiesnelheid en de kwaliteit van het
product. Daarbij kwam de mogelijkheid naar
voren om gegranuleerde hoogovenslak in
combinatie met natriumsulfaat toe te passen.
Bij de ontwikkeling van een mengsel is gezocht
naar een balans tussen vroege sterkte, eind-
sterkte, aandeel hoogovenslak, aandeel klin-
ker en hoeveelheid natriumsulfaat. Na veelvul-
dig experimenteren kwam er een ideaal
hybride mengsel uit, met de gewenste eind- en
ontkistingssterkte. Fijnheid van het bindmid-
del (Blaine-waarde) is daarbij een zeer bepa-
lende factor. Het mengsel bestaat uit portland-
cement (CEM I 52,5 R), hoogovencement (CEM
III/A 52,5N), gegranuleerde hoogovenslak en
natriumsulfaat. De samenstelling en de korrel-
opbouw van de bindmiddelen en de hoog-
ovenslakken zorgt er voor dat het aandeel aan
portlandklinker kan worden beperkt (tot ca.
25%). Daarbij is zowel de sterkteontwikkeling
als de eindsterkte voldoende. Hoewel Voorbij
vrij open is in het delen van kennis, wordt de
exacte samenstelling niet gedeeld in een
openbaar artikel. Voorbij roept wel andere
partijen op samen te werken en is in die
samenwerking bereid informatie te delen.
Het ontwikkelde mengsel heeft een relatief gun-
stig milieuprofiel, met een MKI die zo'n 44%
la
ger is dan mengsels die voorheen werden
gebruikt. Die 44% geldt voor het mengsel dat
wordt toegepast voor de elementen die na 18 uur worden ontkist (voor de zogenoemde enkel
-
storts). Een deel van de elementen, degene die
in de z
ogenoemde dubbelstorts worden
gemaakt, worden al na 8 uur ontkist. Het meng -
sel dat daar voor wordt toegepast heeft een iets
minder guns
tig milieuprofiel, maar leidt nog
altijd tot een besparing van 25% op de MKI.
Die winst geldt overigens ten opzichte van de
mengsels die in het laatste decennium al flink
zijn geoptimaliseerd. Die optimalisatie heeft
geleid tot het beperken van de hoeveelheid
portlandcement en de toevoeging van hoog-
ovencement (CEM III/A), om daarmee te grote
oversterkten te beperken. Zou je het mengsel
vergelijken met dat wat 30 jaar geleden werd
toegepast, met uitsluitend portlandcement,
dan ligt de milieuwinst aanzienlijk hoger.
Voorbij voegt in het mengsel zelf gemalen
hoogovenslak toe. Beperking van klinker zou
natuurlijk ook kunnen door toepassing van uit -
sluitend hoogovencement in plaats van port -
landcement, waarbij de klinker al in de cement -
fabriek is ver vangen door slak. De maling van
het hoogovencement met een gering klinker
-
aandee
l (CEM III/B of CEM III/C) is naar de er va-
ring van Voorbij echter niet voldoende fijn,
waardoor de gewenste eindsterkte niet wordt
gehaald. Bovendien kan Voorbij door deze aan-
pak zelf de verhouding klinker/slak bepalen om
zo een optimaal mengsel te maken. Mocht er op
termijn een extra fijngemalen hoogovenslak beschikbaar komen, dan zou het zelfs mogelijk
zijn uitsluitend portlandcement en hoog-
ovenslak toe te passen, waarmee nagenoeg alle
combinaties mogelijk zijn.
RISICO'S
In beton zit een grens aan de reductie van port
-
landcement, onder meer om het risico op car -
bonatatie te beperken. Daarom wordt in NEN
8005 een minimaal klinkergehalte geëist bij
bepaalde milieuklassen. Die eis geldt niet voor
milieuklasse XC1 (droog milieu) en dus ook
niet voor de casco-elementen van Voorbij.
Ook aan de toepassing van natriumsulfaat kle -
ven risico's. Zo bestaat er een verhoogd risico
op ASR in combinatie met gebruik van een
reactief toeslagmateriaal. Daarom moet vol-
gens CUR-Aanbeveling 89 het Na2O-equiva-
lent (Na2Oe) worden beperkt en daarbij telt
het natriumkation uit het natriumsulfaat mee.
Dit kan een beperking geven op de toepas -
baarheid. Die beperking geldt overigens niet
voor een droog milieu en dus niet voor de cas -
co's van Voorbij, omdat daar geen expansie van
eventuele ASR-gel optreedt. Om toch alle risi-
co's uit te sluiten, worden momenteel lange -
termijnproeven uitgevoerd bij Concrefy naar
het risico op ASR als gevolg van het natrium-
sulfaat. De eerste resultaten stemmen positief.
Een ander aandachtspunt is de vorming van
ettringiet door het sulfaat. Ettringiet is een van
de reactieproducten van cementhydratatie.
Het ettringiet dat in de eerste 24 uur wordt
gevormd, draagt bij aan de vroege sterkte.
Ettringiet dat in een latere fase wordt gevormd,
2 Testwanden Voorbij Prefab
Aandachtspunten zijn het risico op carbonatatie,
een verhoogd risico op ASR en de vorming van ettringiet
PURDOCEMENT
De ontwikkeling van natriumsulfaat als activa-
tor is feitelijk niet nieuw. In de jaren vijftig van
de vorige eeuw werd het materiaal in België
ontwikkeld door Arthur Oscar Purdon en onder
de naam Purdocement op de markt gebracht.
Het is echter beperkt toegepast en de produc -
tie eindigde in 1958.
In 2010 is onderzoek verricht naar de kwaliteit
van met Purdocement gerealiseerde construc -
ties. Daaruit bleek dat het materiaal nog altijd
een hoge druksterke had, maar ook dat het
kwetsbaar was ten aanzien van slijtage en car -
bonatatie [12, 13]. Dit is te wijten aan te hoge
sulfaatdoseringen die het beton op lange ter -
mijn kunnen beschadigen.
10 VAKBL AD 3 2023
BV-3-2023_Balans tussen snelheid en CO2.indd 10BV-3-2023_Balans tussen snelheid en CO2.indd 10 16-10-23 08:4616-10-23 08:46
leidt echter tot expansie en daarmee mogelijk
tot schade. Dat speelt vooral bij een hoog sul-
faatgehalte door te hoge doseringen natrium-
sulfaat. Dit risico is onderzocht en blijkt bij de
toegepaste mengsels niet aan de orde.
Extra aandacht moet uitgaan naar de verwerk-
baarheid (consistentie) van het mengsel. De
t
oepassing van natriumsulfaat vermindert de
verwerkbaarheid, wat door toepassing van extra
plastificeerder kan worden gecompenseerd.
CERTIFICERING
Het ontwikkelde mengsel is uitvoerig onder -
zocht, onder meer door SGS en Concrefy. Dit om
de gelijkwaardigheid met een bekend referen-
tiebeton aan te tonen. Daarbij zijn grenswaar -
den vastgesteld voor het klinkergehalte, het
slakgehalte en de hoeveelheid natriumsulfaat.
Hierbij is aangetoond dat onder meer de sterkte
van het eindproduct, de levensduur en de
bestandheid tegen chemische invloeden vol-
doen. KIWA heeft dit proces gecontroleerd, wat
uiteindelijk heeft geleid tot een goedkeuring op
de bindmiddelcombinatie (attest) tezamen met
een maximale dosering aan natriumsulfaat.
MILIEUWINST
Zoals aangegeven heeft het hybride mengsel
een duidelijk lagere MKI dan de mengsels die
eerder in de fabriek werden toegepast. Daarbij
moet worden aangetekend dat hoogovenslak
niet in over vloed beschikbaar is. Haast alle
bruikbare vrijkomende hoogovenslak wordt al
toegepast in diverse typen hoogovencemen-
ten. Bovendien is de verwachting dat ? van-
wege nieuwe technologieën bij Tata Steel ? het
aanbod van de huidige kwaliteit hoogovenslak in de toekomst kan afnemen. De reactiviteit
van die mogelijk nieuwe vrijkomende slak is
nog onbekend.
Alternatieven voor hoogovenslak moeten wor
-
den onderzocht. Grondstoffen als gecalci-
neerde klei (metakaolien), vulkanische as of
gecarbonateerde beton-fines zouden hier
mogelijk voor in aanmerking komen. Ook daar
wordt binnen Voorbij naar gekeken, maar het
vraagt nog aanvullend onderzoek.
Verder moet worden aangemerkt dat de
genoemde winst geldt in deze specifieke situa-
tie, waarbij snelheid van het mengsel een
dominante factor is. Is er meer tijd voor de ver -
harding, bijvoorbeeld bij in-situbeton, dan is
het sowieso al mogelijk meer hoogovencement
toe te passen, met een gunstiger milieuprofiel.
In zijn algemeenheid geldt dat er in de prefab-
betonindustrie veel winst is te behalen in de
CO
2-uitstoot. Te vaak wordt er gewerkt met
pure portlandcement in zeer hoge dosering,
waar dat niet nodig is. Door ver vanging van
klinker maar ook met het gebruik van warmte
of isolatie kunnen mengsels meer worden
geoptimaliseerd. En proefonder vindelijk kan
worden vastgesteld of, eventueel in combina-
tie met voorzichtiger ontkisten, lagere onkis -
tingssterkten kunnen worden toegepast.
RICHTING 0%
Voorbij heeft met deze ontwikkeling duidelijk
de ambitie getoond een steentje bij te dragen
aan het terugdringen van de CO
2-footprint van
beton. Het ontwikkelde mengsel wordt
momenteel in alle casco-elementen toegepast
en daarmee in circa 1500 woningen per jaar.
Maar het bedrijf weet ook dat het moet door -
gaan met innoveren, als de eis van 0% CO
2-
emissie in 2050 en de ambities voor de kortere
termijn in zicht willen komen.
ANDERE TOEPASSINGEN
Voorbij produceert naast wanden ook andere
betonelementen zoals heipalen. Ook voor deze
toepassingen wordt gekeken naar de moge -
lijkheden van activatie van hoogovenslak. Voor
de heipalen heeft dat geleid tot een serie
hybride mengsels bestaande uit portlandce -
ment met slak en/of hoogovencement. Hier
kunnen ook CO
2-reducties tot zo'n 42% wor -
den bereikt. Uit ervaringen tot nu toe blijkt
verder dat bij elementen met zeer complexe
bekistingen, ettringietvorming door activatie
problemen kan geven bij het ontkisten.
3 Voorbij Prefab slaagde erin een CO2-arm beton te
ontwikkelen, waarmee
Voorbij Prefab de CO2-
footprint van haar betonnen
woningcasco's fors
terugdringt
4 Voorbij Prefab levert de Groene Voorbij Casco's met isolatie voor het project Nieuw Kralingen in Rotterdam
11 VAKBL AD 3 2023
BV-3-2023_Balans tussen snelheid en CO2.indd 11BV-3-2023_Balans tussen snelheid en CO2.indd 11 16-10-23 08:4616-10-23 08:46
TOEPASSING GERECYCLED CEMENT BEL ANGRIJK
ONDERDEEL IN STR ATEGIE CO
2-REDUCTIE
Binding CO 2 bij
HERGEBRUIK
cementsteen
In de discussie over het terugdringen van de CO 2-uitstoot in de bouw
gaat veel aandacht uit naar cement. Niet zo vreemd, want wereldwijd
draagt cement naar schatting circa 7% bij aan de totale CO
2-uitstoot.
In Nederland is het beeld een stuk positiever; de CO
2-uitstoot door
cement bedraagt hier slechts 1,2%. Toch doet de cementindustrie er
veel aan om de uitstoot verder omlaag te krijgen. Een van de recentste
ontwikkelingen is het hergebruik van fijngemalen cementsteen uit
bouw- en sloopafval, eventueel met een proces waarbij ook nog eens
CO
2 kan worden opgenomen.
12 VAKBL AD 3 2023
Auteur Marcel Bruin, Heidelberg Materials
Binding CO2 bij hergebruik cementsteen.indd 12Binding CO2 bij hergebruik cementsteen.indd 12 16-10-23 08:4716-10-23 08:47
W
ereldwijd de meest toegepaste
cementsoort is portlandcement, met
als belangrijkste bestanddeel port-
landcementklinker. Bij de productie hier van
komt relatief veel CO
2 vrij, met verschillende
oorzaken (fi g. 2). In de eerste plaats is energie
nodig voor het verwarmen van de ovens waarin
de klinker wordt gemaakt. De tweede, meest
belangrijke oorzaak is dat er CO
2 vrijkomt bij de
calcinatie van kalksteen.
GEGR ANULEERDE HOOGOVENSL AK EN
POEDERKOOLVLIEGAS
Een eerste, voor de hand liggende strategie is
om de CO
2-uitstoot door het energieverbruik
bij de productie van cement te beperken. Op
dat gebied vinden diverse ontwikkelingen
plaats, waarbij wordt ingezet op het gebruik
van alternatieve brandstoff en in plaats van
fossiele en niet-hernieuwbare brandstoff en.
Het terugdringen van de CO
2-uitstoot als
gevolg van calcinatie is een complexer vraag-
stuk. In het chemische proces bij de productie
van portlandcementklinker komt CO
2 vrij, dat is
niet te vermijden. Een mogelijkheid om dat
deel van de CO
2-uitstoot bij de cementproduc-
tie te verminderen, is het verlagen van het aan-
deel portlandcementklinker in cement. Dit kan
door andere grondstoff en te gebruiken, die
door portlandcementklinker worden geacti-
veerd, ook wel Supplementary Cementitious
Materials (SCM's) genoemd. De activatie van
alternatieve grondstoff en vindt plaats dankzij
de hoge alkaliteit die ontstaat dankzij de
calciumhydroxide (CH), samen met calcium-
hydraatsilicaat (CSH) het belangrijkste
reactieproduct van de calciumsilicaten uit de
portlandcementklinker met water.
cementmaling 10%
calcinatie
61%
CEM I 52,5 CEM II / B-V 42,5 N CEM III / A 42,5 CEM III / B 42,5 N CEM III / B 42,5 L
kg CO
2 / ton
CEM III/B 40%
fossiele brand-
stoen 29%
CEM II10% CEM I
35%
CEM III/A 15%
2 Oorzaak CO 2-emissies cement, bron: Heidelberg
Materials België/Nederland
1 Cementfabriek LEIL AC (Low Emissions Lime And Cement Industr y) in Lixhe
(België), waar een succesvol pilotproject is uitgevoerd met het afvangen van CO
2
Er wordt gezocht naar andere materialen dan gegranuleerde
hoogovenslak en poederkoolvliegas, waarmee portland-
cementklinker kan worden vervangen
13 VAKBL AD 3 2023
Binding CO2 bij hergebruik cementsteen.indd 13Binding CO2 bij hergebruik cementsteen.indd 13 16-10-23 08:4716-10-23 08:47
De bekendste alternatieve grondstof voor
cement is gegranuleerde hoogovenslak, een
latent-hydraulisch product dat vrijkomt bij de
productie van ruwijzer. De CO
2-footprint van
het op slak gebaseerde hoogovencement (CEM
III/A of CEM III/B) is veel lager dan portlandce -
ment (fig. 3).
Een andere ver vanger voor klinker is poeder -
koolvliegas, dat vrijkomt uit kolengestookte
e
lektriciteitscentrales. Daarmee wordt port -
landvliegascement (CEM II/A-V of CEM II/B-V)
g
emaakt. In Nederland zijn er momenteel echter
nauwelijks nog kolengestookte elektriciteits -
centrales actief. In centrales die wel nog produ-
ceren, wordt een deel van de kolen ver vangen
door alt
ernatieven zoals houtpellets en bio -
massa. Dat levert biokoolvliegas op, die niet is
t
oegelaten en veel minder geschikt is als grond -
stof in cement of als reactieve vulstof in beton.
Toepassing van alternatieve grondstoffen voor
cement is verre van nieuw. Hoogovencement
(en tot voor kort portlandvliegascement)
wordt in Nederland al decennialang op grote
schaal toegepast. Hoogovencement is zelfs
veruit het meest toegepaste bindmiddel (fig.
4). Dat is ook de reden dat de CO
2-uitstoot bij
de cementproductie in ons land aanzienlijk
lager is dan wereldwijd.
ALTERNATIEVE BINDMIDDELEN
Naast gegranuleerde hoogovenslak en poe -
derkoolvliegas wordt gezocht naar andere
materialen (SCM's) waarmee portlandce -
mentklinker kan worden ver vangen. Dit is nodig omdat de verwachting is dat het aanbod
gegranuleerde hoogovenslak de
komende jaren sterk afneemt.
Bekende alternatieven zijn kalk
-
steen, natuurlijke puzzolanen en
gecalcineerde klei.
Ook worden nieuwe cementsoorten ontwikkeld
met een alternatief voor portlandcementklinker,
met een lagere CO
2-footptint dan portlandce -
ment. Voorbeelden zijn calciumsulfoaluminaat -
cement (CSA), belietcement (bij HeidelbergMa-
terials heet een combinatie van beide
T
ernocem), wollastonietcement (bijvoorbeeld
Solidia van Holcim) en Celitement.
Een andere ontwikkeling zijn de alkalisch geac -
tiveerde bindmiddelsystemen, ook wel geopo-
lymeren genoemd. Geopolymeerbeton, bestaat
in de ba
sis uit dezelfde grondstoffen als traditi -
oneel beton, namelijk een bindmiddel, toeslag -
materiaal (zand en grind), water en eventuele
hulp- en v
ulstoffen. Het bindmiddel wordt ech -
ter niet geactiveerd door portlandcementklin-
ker, maar door sterk alkalische stoffen (zoge -
noemde activatoren, zoals natriumsulfaat,
na
triumhydroxide en waterglas (natrium -
silic
aat). De activator wordt toegepast op
bestaande SCM's, met name gegranuleerde
hoogovenslak. Maar andere SCM's (zoals poe -
derkoolvliegas, natuurlijke puzzolanen en
g
ecalcineerde klei) kunnen ook alkalisch wor -
den geactiveerd, al dan niet in combinatie met
hoog
ovenslak. De alkalisch te activeren mate -
rialen worden precursors genoemd.
Voor het verder beperken van de CO 2-footprint van beton is het belangrijk dat de schaarse
hoogovenslak wordt ver vangen door andere
precursors. Hoogovenslak wordt in Nederland
immers al grotendeels toegepast in hoogoven-
cement, waardoor er geen milieuwinst is bij het
gebruik in geopolymeerbeton. Er zijn ontwikke
-
lingen om geopolymeerbeton ook op basis van
andere precursors te produceren, zoals gecalci-
neerde klei en natuurlijke puzzolanen (en even-
tuele combinaties met elkaar), die al zijn toege -
laten volgens de Europese cementnorm EN
197-1. Daarnaast wordt er ook gewerkt aan de
ontwikkeling van nieuwe SCM's, zoals staalslak,
koperslak, bauxietresiduen, AEC-vulstoffen,
historische vliegassen en biokoolvliegassen.
Een andere ontwikkeling is de toepassing van
een combinatie van alkalische activatie van
precursors met een klein aandeel portland -
c
ementklinker, zogenoemde hybride systemen
(zie hier voor het artikel 'Balans tussen snel-
heid en CO
2', elders in dit nummer).
Al deze cementsoorten en alternatieven zijn
nog in ontwikkeling en vragen meer onder -
zoek. Vooralsnog is er niet één alternatief dat
qua beschikbaarheid en kwaliteit
portlandcement(klinker) en gegranuleerde
hoogovenslak volledig kan ver vangen.
De alternatieve bindmiddelen worden in dit
artikel verder niet in detail beschreven. Meer
hierover is te vinden in eerder verschenen
Betoniek-artikelen (zie kader 'Meer lezen').
cementmaling 10%
calcinatie 61%
CEM I 52,5 CEM II / B-V 42,5 N CEM III / A 42,5 CEM III / B 42,5 N CEM III / B 42,5 L
kg CO
2 / ton
CEM III/B 40% fossiele
brand-
stoen 29%
CEM II 10% CEM I
35%
CEM III/A 15%
cementmaling 10%
calcinatie 61%
CEM I 52,5 CEM II / B-V 42,5 N CEM III / A 42,5 CEM III / B 42,5 N CEM III / B 42,5 L
kg CO
2 / ton
CEM III/B 40%
fossiele brand-
stoen 29%
CEM II10% CEM I
35%
CEM III/A 15%
3 CO2-footprint cement (in kg CO 2 / ton) 4
G
ebruik cement in Nederland
MEER LEZEN
Meet over alternatieve cementsoorten staan
in de artikelen:
?
CO
2-reductie: opties voor cement
?
Ont
wikkelingen grondstoffen in beton
Door carbonatatie worden RCF's gemineraliseerd
en krijgen ze puzzolane eigenschappen
14 VAKBL AD 3 2023
Binding CO2 bij hergebruik cementsteen.indd 14Binding CO2 bij hergebruik cementsteen.indd 14 16-10-23 08:4716-10-23 08:47
HERGEBRUIK 'FINES'
Bij het slopen en breken van zuiver beton uit
bestaande constructies komt materiaal vrij dat
goed te hergebruiken is. Er is al veel er varing
met het hergebruik van het grove en fijne toe-
slagmateriaal bij de productie van nieuw
beton. Dankzij de ontwikkeling van innova-
tieve, extra selectieve breektechnieken, wordt
de kwaliteit van die gerecyclede producten,
zoals betongranulaat, alleen maar beter. Zo is
het bij die technieken mogelijk het aan het toe -
slagmateriaal aangehechte cementsteen gro-
tendeels te verwijderen, wat de kwaliteit van
het toeslagmateriaal bevordert. Hierbij is het
de uitdaging net voldoende kracht op het al
gebroken beton los te laten, zodat de cement -
steen bezwijkt en de toeslagmateriaaldeeltjes
in tact worden gelaten.
Bij dat proces komt het verwijderde cement -
steen als fijn materiaal vrij. Afhankelijk van de
scheidingstechniek zal deze fijne fractie voor
een groot deel uit cementsteen (gehydrateerd
cement) bestaan, met daarnaast mogelijk
ongehydrateerd cement en fijne delen toeslag-
materiaal (silica).
In het verleden wist men niet zo goed wat men
met dit fijne materiaal aan moest, maar dankzij
recente ontwikkelingen is het mogelijk het
gerecyclede cementsteen (Recycled Concrete
Paste, RCP) te gebruiken als zogenoemde
Recycled Concrete Fines (RCF) bij de productie
van portlandcementklinker als CO
2-vrije
grondstof. Hierbij hoeft er vanwege het in de
cementsteen aanwezige calcium minder kalk -
steen te worden gebrand en vindt er dus een
reductie van de CO
2-emissie plaats. Ook kun-
nen deze fines direct worden gebruikt als SCM
in cement, al dan niet na volledige carbonatatie
(zie verderop).
Regelgeving
Voor de toepassing van RCF in cement is sinds
kort nieuwe regelgeving beschikbaar. Zo is
sinds 1 juni 2023 de EN 197-6 ? Cement with
recycled building materials van kracht. Deze
norm is opgezet door CEN/TC 51, de commissie
verantwoordelijk voor Europese regelgeving op
het gebied van cement en bouwkalk. Deze com-
missie heeft de norm opgesteld op basis van
een technisch dossier, gemaakt door de Euro-
pese brancheorganisatie voor cement: CEMBU-
RE AU. CEMBURE AU heeft een werkgroep
geformeerd, omdat vanuit de leden (industrie)
de wens is geuit ook circulaire materialen te
hergebruiken in cement en beton. Het dossier
bevat er varingen van de toepassing van RCF uit
Zwitserland, Frankrijk, Duitsland en Nederland.
Nu EN 197-6 beschikbaar is, zal deze ook wor -
den opgenomen in de nationale annex van EN
206 (de Europese betonnorm), NEN 8005.
Cement met RCF als bestanddeel kan echter pas
worden toegepast in met name constructief
beton, wanneer minimaal gelijkwaardigheid is
aangetoond volgens CROW-CUR Aanbeveling
48. In de Europese norm heeft RCF de afkorting
F (RCF (F)) gekregen.
RCF kan mogelijk ook inzetbaar zijn als inerte
(type l) of reactieve vulstof (type ll) recht -
streeks in beton. EN 197-6 beschrijft een
tweetal cementtypen CEM II en CEM VI die in
combinatie met de andere SCM's uit de
cementnorm kunnen worden samengesteld.
EN 197-6 zou een basis kunnen zijn voor uit -
breiding van de vulstofrichtlijnen voor toepas -
sing in beton.
CARBONATATIE
Als cementsteen is verhard, start een fase
waarbij met name calciumhydroxide kan car -bonateren. Dit is een natuurlijk proces waarbij
CO
2 wordt gebonden: CO 2 reageert met calci-
umhydroxide (Ca(OH)
2) tot calciumcarbonaat
(CaCO
3). Het is in feite een omgekeerde reac -
tie van de eerdergenoemde calcinatie. Dit is
het mechanisme dat leidt tot een verlaging van
de pH in het poriesysteem van beton, waarbij in
geval van gewapend beton de corrosie
-
be
scherming van de wapening vermindert.
Het RCF dat vrijkomt bij het breken kan met CO
2
reageren, waarbij naast calciumcarbonaat
door carbonatatie van de CSH, bij hoge druk en
temperatuur een silica-aluminiumgel ontstaat
die puzzolane eigenschappen heeft. Dus door
carbonatatie van de RCF's worden deze gemi-
neraliseerd en krijgen puzzolane eigenschap-
pen. Hier wordt ook wel gesproken van [c]RCF.
Dit materiaal kan als bestanddeel worden toe -
gepast in cement.
GEFORCEERDE CARBONATATIE
Er zijn verschillende aspecten die invloed heb-
ben op de carbonatatie van RCF. Zo is vochtig-
heid van belang; het kan droog, semi-nat of nat
plaatsvinden (foto 6). Daarnaast zijn ook tem-
peratuur en druk van invloed op de mate en de
snelheid van carbonatatie. Uit recent onder -
zoek is gebleken dat ook fijne silicadeeltjes uit
het toeslagmateriaal bij hoge temperatuur en
druk puzzolaan kunnen worden. Behandeling
bij hoge druk en met stoom wordt ook wel
autoclaveren genoemd en is ook bekend als
techniek om hydratatiereacties en sterkte
-
ont
wikkeling in beton te versnellen.
Omdat de carbonatatie van RCF interessant is
bij het hergebruik, wordt gekeken hoe dit pro-
ces kan worden geoptimaliseerd. Hoewel de
carbonatatiereactie spontaan verloopt en exo-
therm is (geen energie nodig), is er wel ener -
gie nodig om dit proces op industriële schaal
effectief uit te voeren, bijvoorbeeld in een wer -
velbed. Er wordt aangenomen dat er 10 kWh
elektriciteit nodig is om 1 ton RCF te fluïdiseren
gedurende 30 minuten, ongeacht de chemi-
sche samenstelling. Omdat de RCF al fijn is, is
er geen verdere maalenergie nodig. Carbona-
tatie op industriële schaal wordt ook wel
geforceerde carbonatatie genoemd.
In het ideale plaatje kan bij de carbonatatie van
RCF gebruik worden gemaakt van CO
2 die vrij-
komt bij de productie van portlandcementklin-
ker. Bij Heidelberg Materials is deze techniek al
tweemaal op industriële schaal getest. In Brevik
(Noorwegen) is dit semi-droog gebeurd en in
cementmaling 10%
calcinatie 61%
CEM I 52,5 CEM II / B-V 42,5 N CEM III / A 42,5 CEM III / B 42,5 N CEM III / B 42,5 L
kg CO
2 / ton
CEM III/B 40% fossiele
brand-
stoen 29%
CEM II 10% CEM I
35%
CEM III/A 15%
5 Van links naar rechts: portlandcement, gemalen gegranuleerde hoogovenslak, kalksteenmeel, poederkoolvliegas
(op de achtergrond een betonprisma)
15 VAKBL AD 3 2023
Binding CO2 bij hergebruik cementsteen.indd 15Binding CO2 bij hergebruik cementsteen.indd 15 16-10-23 08:4716-10-23 08:47
Ribblesdale (Groot-Brittannië) onder natte
omstandigheden. In deze testen is het CO
2-hou-
dend gas van de oven direct gebruikt. Hierbij is
vastgesteld dat het proces robuust is en e? ci-
ent qua opname van CO
2. Momenteel wordt in
een fabriek in Polen een selectieve recycle-
installatie voor beton geïnstalleerd, waarbij een koppeling wordt gemaakt met de gassen die
vrijkomen uit de klinkeroven. De materialen uit
de recycle-installatie, met name de RCF, zullen
in een soort reactor in contact worden gebracht
met de afgassen die CO 2 bevatten en waarbij de
RCF zal carbonateren. Deze installatie zal in
2024 operationeel zijn en het gecarbonateerde
materiaal zal in deze fabriek als bestanddeel in
cement worden toegepast.
De hoeveelheid CO
2 die kan worden gebonden
is sterk afhankelijk van de scheidingstechniek,
ofwel het aandeel cementsteen in de RCF.
Deze factor is dominant ten opzichte van de
andere genoemde factoren vocht, druk en
temperatuur. Verwacht wordt dat een RCF met
een hoog aandeel cementsteen tot 200 kg aan
CO
2 per ton aan materiaal kan opnemen.
EIGENSCHAPPEN GECARBONATEERD RCF
Gecarbonateerde betonfi nes ([c]RCF) zijn een
zeer reactieve puzzolaan met een hoog specifi ek
opper vlak. Uit onderzoek is gebleken dat, in
vergelijking met andere puzzolanen, [c]RCF
extreem snel kan reageren, sneller dan bijvoor-
beeld poederkoolvliegas (fi g. 8). In vergelijking
met kalksteen zijn positieve resultaten bekend
bij 40% ver vanging van portlandcement door
[c]RCF (fi g. 9). Op laboratoriumschaal is al
onderzoek gedaan met 60% [c]RCF resulterend
in een goed presterend cement in de 32,5-klasse.
AFVANGEN, GEBRUIKEN EN OPSL A AN CO 2
Bij het geforceerd carbonateren van RCF snijdt
het 'CO
2-mes' aan twee kanten. Enerzijds
wordt gerecycled cement geschikt gemaakt
voor toepassing in nieuw cement, wat het
gebruik van de relatief CO
2-onvriendelijke
portlandcementklinker beperkt. Anderzijds
wordt CO
2 dat vrijkomt bij de productie van
cement afgevangen en gebonden.
Demolishing
Mineralization
substrate New SCM
Fresh
concrete Old concrete
Recycled a ggregates and sand
1
2
3
1
2
3
? Disintegration of old concrete i nto constituents:
aggregates, sand and cement paste (RCP)
? 100 % mechanical process: low energy / costs
? CO2 mineralization from raw fue gas using RCP
= Carbon Capture and Storage tec hnology
? Thermodynamically favorable: fast, low energy
demand, robust
? RCP becomes pozzolanic upon carbonation
? Highly reactive Si - Al gel allows high
replacementlevels
6 Labopstelling carbonatatie cementsteen
7 Schematische weergave mogelijkheden RCP
16 VAKBL AD 3 2023
Binding CO2 bij hergebruik cementsteen.indd 16Binding CO2 bij hergebruik cementsteen.indd 16 16-10-23 08:4716-10-23 08:47
Dat laatste past in een van de belangrijke stra-
tegieën van Heidelberg Materials: het afvangen,
gebruiken en opslaan van CO
2. Dit is beter
bekend onder de Engelse term Carbon Capture,
Utilisation and Storage, ofwel CCUS . De over-
tuiging is dat de doelstelling ? het reduceren van
de CO
2-footprint tot 0 in 2050 ? alleen mogelijk
is door ook op deze strategie in te zetten.
Het gebruik van CO
2 bij de mineralisatie van
cementsteen is een van de voorbeelden van
utilisation. Daar zijn diverse andere manieren
voor. Zo kan de afgevangen CO
2 worden
gebruikt bij de productie van brandstoff en en
het kweken van algen. Recent heeft Heidel-
berg Materials een contract afgesloten met
Linde voor de verkoop van afgevangen CO
2 uit
de cementfabriek in Lengfurt voor toepassing
in de chemische en voedingsindustrie.
Ook kan CO
2 worden gebruikt voor zoge-
noemde CO
2-verharding. Hier van is sprake bij
het al eerdergenoemde wollastoniet. Maar ook
andere materialen kunnen met CO
2 verharden.
Staal- en roestvaststaalslakken kunnen als
fi jngemalen product worden gebruikt bij de
productie van bouwblokken, waarbij CO
2- ve r-
harding plaatsvindt onder de juiste omstandig-
heden (druk, vocht en temperatuur). Een voor-
beeld hier van is Carbstone.
Als CO
2 niet wordt gebruikt kan het worden
opgeslagen. Deze storage kan bijvoorbeeld in
oude gasvelden, maar wellicht ook in minera-
len (zoals in olivijn). 's Werelds eerste groot-
schalige carbon capture and storage-project
bij een cementfabriek komt te staan in Brevik in
Noorwegen, waar jaarlijks 400.000 ton CO
2 zal
worden afgevangen (foto 10). Die techniek
wordt inmiddels op meerdere plekken toege-
past, zoals bij een cementfabriek in Mitchell in
de Verenigde Staten, waar jaarlijks 2 miljoen
CO
2 wordt afgevangen en opgeslagen.
1 d 2 d7 d28 d 90 d
0
10 20
30 40 50
60
70
)aPM( htgnerts evisserpmoC
Time (Days)
L-2 L-4 cRCP-d-2 cRCP-d-4 cRCP-w-2 cRCP-w-4
SCM: L=limestone, cRCP =carbonated RCP
Clinker
replacement
2=20 %
4=40 %
Carbonation
method
d=semi - dry
w=wet
EN 197 - 2
M. Zajac, Efect of semi-dry carbonated paste on cement hydration a nd performance. Submitted to Cement a nd Concrete Research
DOELSTELLINGEN
Samenvattend zijn er drie pijlers in de strategie
van Heidelberg Materials om de CO
2-uitstoot
te verminderen:
1 het ontwikkelen van alternatieve innova- tieve bindmiddelen met andere SCM's,
waarbij circulariteit (van met name beton)
een van de speerpunten is; 2 het gebruik van alternatieve brandstoff en bij
de productie van portlandcementklinker;
3 Carbon Capture, Utilisation and Storage.
Met deze drie pijlers is Heidelberg op weg naar
een reductie van CO
2-emissies (wereldwijd)
met 47% in 2030 2030 en naar 'net zero' in 2050
(fi g. 11).
8 Gecarbonateerde RCF reageert sneller dan andere puzzolanen
9 Gecarbonateerde betonfi nes presteren goed als SCM bij 40% ver vanging van portlandcementklinker in vergelijking met kalksteen
11 Verlaging van CO
2-footprint van cement tot 2050 door alternatieve bindmiddelen (optimise products),
alternatieve brandstoff en (optimise process) en Carbon Capture, Utilisation and Storage (CCUS)
10 Cementfabriek in Brevik, de eerste grootschalige
cementfabriek waar CO
2-afvang en -opslag plaatsvindt
17 VAKBL AD 3 2023
Binding CO2 bij hergebruik cementsteen.indd 17Binding CO2 bij hergebruik cementsteen.indd 17 16-10-23 08:4716-10-23 08:47
In oktober 2013 verscheen het eerste nummer van Betoniek Vakblad.
We zijn nu 10 jaar en 41 nummers verder. Wat hebben we in die tijd
zien veranderen en wat was de rol van Betoniek daarbij? De redactie
blikt terug.
10 JA AR
Betoniek Vakblad
HOE HET BEGON
Niet in 2013, maar al in 1970 zag Betoniek het
daglicht. In januari van dat jaar verscheen
Betoniek 1/1, een uitgave speciaal gewijd aan
cement, de basis van beton (foto 1). In de vier
decennia die volgden, verscheen er tien keer
per jaar een afl evering van Betoniek, telkens
een waardevol naslagwerk over één specifi ek
onderwerp in de wereld van technologie en
uitvoering van beton.
Hoewel Betoniek al die tijd goed werd gelezen
en op veel waardering kon rekenen, was het in
2013, na 43 jaar, tijd voor verandering, zo von- den uitgever en eigenaar. De techniek en ken-
nis in de bouw ontwikkelden zich dermate snel,
dat de vakwereld meer verdiende dan wat
Betoniek tot dan toe kon bieden. Daarom werd,
naast de vertrouwde Betoniek op A5-formaat,
een nieuw magazine op groot formaat gelan-
ceerd:
Betoniek Vakblad (foto 2).
Met de komst van Betoniek Vakblad werd meer
ruimte gecreëerd voor artikelen over nieuwe
ontwikkelingen en er varingen in de betonsec-
tor, op het gebied van zowel uitvoeringstech-
niek als betontechnologie. Waar Betoniek
voorheen werd geschreven door een vaste
redactie, bood Vakblad ruimte voor artikelen
van mensen uit het vak, mensen met verstand
van bouwen. Persoonlijke zienswijzen en
meningen wilden we daarbij niet langer uit de
weg gaan.
Dit betekende overigens niet het einde van
Betoniek in de oude vorm. Want waarom stop-
pen met een zo gewaardeerde uitgave? De
'kleine' Betoniek werd omgedoopt tot Betoniek
Standaard, met eenzelfde frequentie als
Vakblad: vier nummers per jaar.
De tien jaar zijn voorbijgevlogen. Toch is er in die
periode veel gebeurd in de betonwereld. Een
mooi moment om eens terug te blikken aan de
hand van een aantal thema's en bouwwerken.
DUURZA AMHEID
Het thema duurzaamheid is natuurlijk al veel
ouder dan tien jaar. Toch is de aandacht eraan
met name in de laatste jaren enorm toegeno- men. Alleen al in dit nummer staan twee arti-
kelen die ingaan op de mogelijkheden om de
CO
2-voetafdruk van beton terug te dringen.
Uiteraard komt die aandacht door de hoge
ambities die zijn uitgesproken, onder meer in
het Betonakkoord, en doordat de betonsector
zich bewust is daar fl ink aan te moeten bijdra-
gen.
Als we in Betoniek spreken over duurzaamheid
gaat het veelal over het terugdringen van de
CO
2-voetafdruk van het materiaal. Over zin en
onzin rond geopolymeerbeton bijvoorbeeld. Al
in het tweede nummer van Betoniek Vakblad, in
december 2013, werden de uitdagingen van dit
materiaal besproken. Maar er zijn veel meer
alternatieven denkbaar voor portlandcement-
klinker ? verreweg de belangrijkste veroorza-
ker van CO
2-emissies van beton ?, zo laten
diverse andere artikelen zien. Ook besteedden
we aandacht aan circulariteit, recycling, her-
gebruik en meetmethoden. Een enkele keer
kwam de invloed van de uitvoering aan bod,
bijvoorbeeld het gebruikmaken van door-
gaande sterkteontwikkeling.
Door te laten zien wat de kansen zijn en ook
aandacht te besteden aan mogelijke valkuilen,
draagt Betoniek bij aan misschien wel de
belangrijkste uitdaging van deze tijd. En we
zullen dat de komende tijd blijven doen.
VEILIGHEID
Net als duurzaamheid is het thema veiligheid
niet nieuw. Maar ook dit onderwerp staat meer
1 De eerste Betoniek Standaard verscheen al bijna 54
geleden 2
Het eerste nummer van Betoniek Vakblad
Vakblad.
2 Het eerste nummer van Betoniek Vakblad
18 VAKBL AD 3 2023
BV-3-2023_Betoniek_Vakblad_10_jaar_.indd 18BV-3-2023_Betoniek_Vakblad_10_jaar_.indd 18 16-10-23 08:5516-10-23 08:55
in de belangstelling dan een aantal decennia
geleden. Dat geldt ook voor Betoniek. Vooral in
de nummers die we samen maakten met VSB,
de branchevereniging van de bekistingsindus-
trie, stond dit onderwerp centraal. Veel inno-
vaties in de bekistingsindustrie zijn juist ont-
staan om die veiligheid op de bouwplaats te
verbeteren.
PROJECTEN
Een kleine terugblik door de archieven van
Betoniek geeft een mooi panorama van wat er
in de (beton)bouw te beleven viel in het afge-
lopen decennium. Daarbij beperkten we ons
niet tot Nederland en gingen we ook regelma-
tig op bezoek in België. Ook schuwden we geen
uitstapjes voor meer exotische betontoepas-
singen naar bijvoorbeeld Oostenrijk en Singa-
pore. Hoewel het natuurlijk wat saai is om hier
al die projecten van de afgelopen jaren op te
sommen, vallen er wel een aantal thema's op.
Het is druk in Nederland en dus zoeken we de
ruimte, omhoog of omlaag. Projecten als Y
Towers en De Zalmhaven (foto 3) zijn niet
alleen groot en hoog maar vroegen ook om
onderscheidende uitvoeringstechnieken voor
een goede, vlotte en veilige uitvoering.
Naast grote hoogten bereikte ons beton ook
grote diepten met een fl ink aantal onder-
grondse parkeeroplossingen, waarbij de par-
keergarages in Leiden en Jaarbeurs Utrecht
niet te missen waren. We tunnelden ook fl ink
wat af met onder meer de tunnel A2 Maastricht,
3 De hoogste woontoren van de Benelux, Zalmhaven I De hoogste woontoren van de Benelux, Zalmhaven I3 De hoogste woontoren van de Benelux, Zalmhaven I
19 VAKBL AD 3 2023
BV-3-2023_Betoniek_Vakblad_10_jaar_.indd 19BV-3-2023_Betoniek_Vakblad_10_jaar_.indd 19 16-10-23 08:5516-10-23 08:55
de spoortunnel Delft, de ombouw van de eer-
ste Coentunnel (en de bouw van de tweede),
de tunnel voor de Rijnlandroute (foto 4), de
landtunnels voor Gaasperdammerweg en A13-
A16 en recent de Maasdeltatunnel. Een bijzon-
der aspect bij deze ondergrondse activiteiten
waren ook de ontwikkelingen in de toepassing
van onderwaterbeton, waar 'vezelversterkt' de
norm is geworden.
En over tunnels gesproken: het is erg indruk -
wekkend om te zien hoe onze gietbouw tunnel-
techniek in woning- en utiliteitsbouw zich
gewoon continu blijft veranderen en verbete -
ren. De ronde woontorens Twister en Tango zijn daar een sprekend voorbeeld van. Naast ?
complete ? nieuwbouw vindt beton ook haar
plek in steeds belangrijker wordende transfor
-
maties, zoals de Fenix loods in Rotterdam. Ook
in de infrasector wordt voorzichtig de stap
gezet naar hoogwaardig hergebruik en
ombouw.
Op, aan en boven het water konden we afgelo-
pen tien jaar een aantal bijzondere uitvoe -
ringsprestaties zien. De bijzonder fraaie brug-
gen bij Lent, het standaardwerk over vrije
voorbouwbruggen over het Amsterdam-Rijn-
kanaal en ? op iets kleinere schaal ? mooie
voorbeelden van de toepassing van UHSB en
zelfs geprint beton. Niet onvermeld mag blij-
ven dat we in deze periode ook werkten aan ?
en schreven over ? een aantal grote nieuwe
sluizen in Nederland en België.
4 De tunnel voor de Rijnlandroute.
Foto: Comol5
Door te laten zien wat de kansen zijn en ook aandacht te besteden
aan mogelijke valkuilen, draagt Betoniek bij aan misschien wel de
belangrijkste uitdaging van deze tijd.
20 VAKBL AD 3 2023
BV-3-2023_Betoniek_Vakblad_10_jaar_.indd 20BV-3-2023_Betoniek_Vakblad_10_jaar_.indd 20 16-10-23 08:5516-10-23 08:55
EN VERDER
Het zijn zo maar enkele thema's en projecten
die de afgelopen tien jaar aandacht hebben
gekregen. Ze vormen slechts een deel van het
verhaal; Betoniek Vakblad is veel meer. Zo had-
den we een vraag-en-antwoordrubriek, in
samenwerking met VOBN (tegenwoordig
Betonhuis). Opvallend was een serie over
schoonbeton. Vier afleveringen uit die serie,
met specifieke aandachtspunten voor bekistin-
gen, zijn later zelfs gebundeld tot een Stubeco-
rapport (A-08). Om maar aan te geven dat
Betoniek Vakblad dienstdoet als naslagwerk.
Ook op het gebied van onderwijs hebben we ons steentje bijgedragen. Zo is Betoniek de
vaste plek waar het jaarlijkse examen Beton-
technoloog van de Betonvereniging wordt
besproken. Sinds kort besteden we ook aan-
dacht aan de beste eindrapporten van de
cursus Betontechnologisch adviseur. Los van
onze artikelen op papier en online zijn we in
2021 ? midden in de coronatijd ? in samen
-
w
erking met Betonhuis met een webinarserie
gestart, waarin aandacht voor uiteenlopende
onderwerpen op het gebied van betonuitvoe -
ring. Met succes. Rond het verschijnen van dit
nummer van Betoniek Vakblad vindt het 13e
webinar plaats.
Er is nog veel meer, te veel om te noemen in
één enkel artikel. Voor een compleet beeld
kunnen we niets anders doen dan verwijzen
naar het rijke archief op www.betoniek.nl,
waar alle kennis beschikbaar is.
DE REDACTIE
Bij de keuze en de beoordeling van alle
genoemde onderwerpen is er uiteraard een
belangrijke rol weggelegd voor de redactie.
Hoewel een buitenstaander het zich wellicht
lastig kan voorstellen, is er niets gezelligers
dan een redactievergadering van Betoniek
Vakblad. Waar we als redactie begonnen met
aanmoedigingen als "Jullie halen nooit meer
dan drie afleveringen" en "Nog meer cement -
propaganda", bleek al snel dat Betoniek Vak -
blad ? met haar redactie voorop ? een open
platform is waar we samen bouwen. Steeds
beginnen we met de vraag "Hoe maakt u het?".
Vast openingspunt van elke vergadering is dan
ook het stevig en functioneel roddelen over
wat er in onze grijze wereld aan de hand is. Dat
is ook een mooie kernkwaliteit, openheid over
het vak en gewoon positief met elkaar delen
wat er speelt, wat er lukt en ? vooral ? ook wat
er niet lukt. Daarbij trekken we geen grenzen
tussen partijen. Het vak, de uitvoeringstech-
niek en het bouwmateriaal beton houden ons
bij elkaar.
De redactie heeft in tien jaar tijd een beperkt
aantal wisselingen meegemaakt. Zo werd Jos
Kronemeijer opgevolgd door Eelco van der
Weij, RWS-ambassadeur Jan Mijnsbergen
werd opgevolgd door Sonja Fennis en recent
gaf Betoniek-nestor Peter de Vries zijn stokje
over aan Przemek Spiesz. Samen met Henk
Wapperom, Gert van der Wegen, Jan Remmits,
Edwin Vermeulen, Coen Smets, Jacques Lins -
sen en Hans Kooijman lukte het dit team om steeds weer verslag te doen van de actualiteit
van onderscheidende uitvoeringstechniek.
Reacties