Betoniek114|29 Betoniek december 2009B A N D U I T G AV E14 29december 2009 V a k b l a d V o o r b o u w e n m e t b e t o nbetonrechercheU zult de sc?nes uit de politie series van CSI inmiddels wel kennen. We zien eenkamer die overhoop is gehaald. We zien bloedspetters op de muur. Wat is hiergebeurd? De technische recherche haalt een haar onder de ravage vandaan.Met die haar en het patroon van de bloedspetters wordt vervolgens de helezaak opgelost. Niet echt de stijl van Derrick of Baantjer, maar zo gaat hettegenwoordig.Kan zoiets nu ook bij beton? In deze Betoniek nemen we een kijkje achter deschermen bij wat we de technische recherche van beton zouden kunnen noe-men: de microscopisten.2 14|29 Betoniek december 2009In deze Betoniek komt een aantal kunsten en vaar-digheden van de betonmicroscopisten aan bod. Hetis niet de eerste keer dat we in Betoniek aandachtbesteden aan dit vakgebied. In Betoniek 7/23 `Micros-copisch onderzoek van beton' (1988) vinden we aleen eerste introductie in betonmicroscopie. Daarbijwordt gebruikgemaakt van technieken uit de petro-grafie, `een systematische beschrijving van gesteen-ten gebaseerd op macroscopische waarnemingen enmicroscopische karakterisering'. In 1998, Betoniek11/3 `Petrografie', volgt een herhaling, dit keer inkleur. Inmiddels is het 2009. In de afgelopen jarenzijn veel vorderingen gemaakt in ervaring en inter-pretatie van betonmicroscopie. De hoogste tijd vooreen update van ons kennisniveau.De insteek van deze Betoniek is anders dan in devoorgaande twee versies. Toen zijn we vertrokkenvanuit de techniek en de theorie van de petrografie.Nu draaien we de zaak om en redeneren we vanuitde praktische toepassing. Wat kunnen we dan alle-maal zien aan en vooral in het beton?een korte herhaling van petrografieVoordat we met de betonrechercheurs op padgaan, werpen we eerst een korte blik in hun ge-reedschapskoffer. Welke kunstgrepen kunnen zeallemaal toepassen? Hiertoe gaan we in vogelvluchtdoor wat basisinformatie van petrografie heen. Veeluitgebreidere informatie over dit onderwerp is tevinden in Betoniek 7/23 en Betoniek 11/3.een slijpplaatjeHet overgrote deel van de petrografische informatiehalen we uit een klein stukje beton dat we bekijkenonder een microscoop. Zo'n stukje beton is in demeeste gevallen slechts 50 x 30 mm groot. Boven-dien is het slechts 30 ?m dik, ongeveer 1/3 deel vande dikte van een mensenhaar. We noemen zo'nproefstukje een slijpplaatje, omdat het heel dunwordt geslepen. Het is eigenlijk meer een vliesjebeton. Het is zo dun dat we door de stenen heenkunnen kijken. In figuur 1a is een schematischeopbouw van zo'n slijpplaatje te zien. In foto 1b iseen echt slijpplaatje afgebeeld.We verkrijgen zo'n slijpplaatje uit een groter stukbeton dat we zagen uit bijvoorbeeld een boorkern.Om te voorkomen dat tijdens het zagen en polijstenhet vliesje beton breekt of scheurt, impregneren wehet beton eerst met een fluoriscerende en verste-vigende hars. Alle scheuren, luchtbellen en pori?nworden hiermee opgevuld. Door deze bewerkingkunnen we voorzichtig het blokje beton verderschuren en polijsten, zonder dat we extra scheurenintroduceren. Mocht dit toch gebeuren, dan valt ditduidelijk op. In die scheuren zit immers geen fluo-riscerende hars.op zo'n klein proefstuk?De constructies die we bouwen zijn groot. Erg grootzelfs als we het afzetten tegen de grootte van eenslijpplaat (50 x 30 mm). Kunnen we op basis vanzo'n klein stukje materiaal eigenlijk wel een uit-spraak doen over een heel kunstwerk? Deze vraagis terecht en natuurlijk is het antwoord niet zwart/wit, nee of ja. Het hangt er namelijk van af wat wewillen weten.Als eerste is er een aantal randvoorwaarden waarwe aan moeten voldoen. Zo moet het detail dat wewillen zien, passen binnen de afmetingen van eenslijpplaat. Niet te groot bijvoorbeeld. De vraag hoevliesje betonglasplaatSchematische opbouw van een slijpplaatje Echt slijpplaatje met een blokje materiaal waar het van af gezaagd is1a 1b314|29 Betoniek december 2009groot een grindnest is, lossen we niet op met micros-copie. Gelukkig zijn zaken die te groot zijn voor eenslijpplaat vaak groot genoeg om zonder microscoopte zien.Maar het detail moet ook niet te klein zijn. Als eendetail kleiner is dan 5 ?m (0,005 mm) kunnen wehet zelfs met een lichtmicroscoop al bijna niet meerzien. Er bestaat weliswaar een ontsnappingsroute viade elektronenmicroscoop, maar dit kanon zetten weniet vaak in voor routinematig onderzoek.Als we binnen deze randvoorwaarden blijven, dankan er al heel wat. We kunnen bijvoorbeeld zienof een component wel of niet aanwezig is. Bijvoor-beeld als het gaat om het type bindmiddel of omhet type toeslagmateriaal. Als we dit in een slijp-plaatje aantreffen, gaan we ervan uit dat het doorde hele constructie zit. Op zo'n manier kunnen wedus zelfs op basis van een slijpplaatje iets over dehele constructie zeggen.Vinden we zo'n uitspraak op basis van slechts ??nstukje beton toch een beetje mager, dan bekijken weeen aantal slijpplaatjes uit verschillende plaatsenvan de constructie. Zo kunnen we vaststellen of hetiets lokaals is, of dat het door de hele constructie zit.analyseren met lichtWelke basistechnieken heeft een microscopisteigenlijk om vast te stellen wat er precies in hetbeton zit. Voordat we een aantal voorbeelden langs-lopen, laten we eerst zien wat een microscopistkan zien met verschillende lichtinstellingen. In devoorbeelden die later in deze Betoniek volgen zijnvaak meerdere van deze lichttechnieken gebruikt,hoewel we vaak maar ??n foto laten zien.Om alle technieken uit te leggen tonen we in foto 2alle lichtinstellingen op hetzelfde stukje beton. Welopen ze ??n voor ??n langs.Normaal doorvallend lichtIn foto 2a kijken we met normaal doorvallend licht.In deze foto zijn vijf nummers en een rode cirkelaangegeven die corresponderen met dezelfde num-mers en plaatsen in de andere foto's 2. Hierdooris het effect van een instelling beter te volgen. Wezien duidelijk dat de gele hars, die we in de pre-paratiefase hebben gebruikt, in de luchtbellen isgetrokken, bijvoorbeeld bij nummer 4.Met ultraviolet lichtIn foto 2b kijken we met ultraviolet licht. Hierdoorstraalt de fluorescerende hars groen licht terug, na-tuurlijk alleen op plaatsen waar hars zit. Waar geenhars zit, blijft het zwart. Ook hier zien we weer demet hars gevulde luchtbellen. Ook de cementsteen-matrix heeft een groene gloed, doordat de pori?n inde cementsteenmatrix met hars zijn gevuld.2 Zelfde beeld bij verschillend licht: a) normaal licht; b) ultraviolet licht; c) gepolariseerd licht; d) gepolariseerd licht gedraaid (foto 45? gedraaid)0 1 mm2atoeslagmateriaal cementsteen hars2b 2d2c1234512345123451234512345123451235 123544 14|29 Betoniek december 2009Met gepolariseerd lichtIn foto 2c kijken we met zogenaamd gekruiste polari-sator en analisator. Hierbij gaat het licht van de lampeerst door een tralie (de polarisator) waardoor het nogmaar in ??n trillingsrichting wordt doorgelaten. Ver-volgens gaat het door het proefstuk. De verschillendeonderdelen van het beton kunnen de lichtstralen neteen beetje anders verdraaien. Daarna gaat het lichtopnieuw door een tralie (analisator geheten), die ge-kruist staat op de polarisator. Gevolg is dat het beeldgeheel zwart is, behalve op plaatsen waar het proef-stuk het licht heeft gedraaid. Omdat elk mineraal ofgesteente een eigen kenmerkende verdraaiing geeftvan het licht kunnen we hiermee bepalen wat weprecies zien.Deze verdraaiingen van het licht zijn afhankelijkvan de orientatie van het proefstuk. Om te bepalennaar wat voor gesteente we kijken, verdraaien we hetproefstuk. In foto 2d hebben we het proefstuk onge-veer 45? verdraaid. Kijk nu eens naar de genummerdepunten in foto 2c en 2d. Waar punt 2 van donker grijsnaar wit gaat, gaat punt 3 van lichtgrijs naar bijnazwart. Het kan zelfs binnen dezelfde steen verande-ren, zoals in de rode cirkel zichtbaar wordt. Het zijndeze hoekverdraaiingen in combinatie met de kleur-schakeringen die de betonmicroscopist vertellen metwelk mineraal we te maken hebben.eerst zienHet zijn deze technieken die de betonrechercheurgebruikt om zijn speurwerk op de vierkant milime-ter te verrichten. Onder het motto `Eerst zien, dangeloven', nemen we u bij de hand langs een serievoorbeelden uit de praktijk. We laten daarbij zienwat we onder de microscoop kunnen waarnemen:op het gebied van de grondstoffen van beton, voorzaken die te maken hebben met de uitvoering, enschadebeelden.5 Voorbeeld van verschillende bindercomponenten: a) portlandklinker; b) hoogovenslak; c) poederkoolvliegas4 Beton bij kleine vergroting (normaal licht)3 Overzichtsbeeld van een betonnen proefstuk0 10 20 mm 0 1 2 mmtoeslagmateriaalcementsteencementsteenluchtbelgrof toeslagmateriaal fijn toeslagmateriaal0 0,05 0,1mm 0 0,125 0,25 mm 0 0,25 0,5 mmzandkorrel hoogovenslakportlandcementklinker poederkoolvliegasa b c514|29 Betoniek december 20096 Onderscheid tussen luchtbellen met normaal licht (a) en ultraviolet licht (b); in 6b is ook de groene gloed van de capillaire pori?n zichtbaar7 Bij portlandcementsteen op dezelfde ouderdom wordt bij een hogere wcf (hogere porositeit) steeds meer hars in de capillaire pori?n opgenomen,waardoor het beeld steeds helderder wordtGrondstoffen in betonVaste stoffenOm te wennen aan de verhoudingen beginnen wein foto 3 met een overzichtsbeeld van een betonnenproefstuk. Hierin herkennen we het toeslagmateri-aal als afzonderlijke deeltjes en de grijze massa alscementsteen. Kijken we nu op een kleine vergoting(25x) naar foto 4, dan valt op dat we veel minderoverzicht hebben. Van het grotere toeslagmateriaalzien we nu maar delen. Een grote gindkorrel zoumakkelijk het hele beeld kunnen vullen. We kunnennu wel beter de verdeling van het fijnere toeslagma-teriaal in de cementsteen zien. Naast het toeslag-materiaal bestaat natuurlijk ook het bindmiddel uitvaste stoffen. Bij nog iets grotere vergroting kunnenwe de componenten van het gebruikte bindmiddelterugvinden. In foto 5a zijn mineralen van portland-cementklinker aangegeven; in 5b zien we stukjeshoogovenslak; in 5c bolletjes poederkoolvliegas.Water en luchtbellenWaar we vaste stoffen werkelijk kunnen zien en aan-wijzen, moeten we voor water en lucht gebruikmakenvan een vervangend materiaal. Tijdens het preparerenvan het slijpplaatje vervangen we het water en luchtdoor een fluorescerende hars. Deze hars vertelt onsdan later waar water of lucht gezeten heeft.Het onderscheid tussen lucht en water lijkt moei-lijk met dezelfde hars, maar hier helpt de vorm enafmeting ons: de luchtbellen hebben een kenmer-kende cirkelvormige vorm. In foto 6a zijn de lucht-bellen goed te zien met de gele hars. Wanneer wemet ultraviolet licht kijken, wordt naast de groeneluchtbellen ook een groene gloed zichtbaar vande capillaire pori?n waar water in de cementsteenheeft gezeten (zie foto 6b).Water-cementfactorWe kunnen in beton ook de water-cementfactorachterhalen. Dit doen we door gebruik te makenvan de capillaire porositeit van de cementsteen.Hoe meer water bij hetzelfde cementgehalte wehebben gebruikt in ons mengsel, hoe hoger de wa-ter-cementfactor en hoe groter de capillaire porosi-teit. In die grotere capillaire pori?n kan meer harsdringen, wat in ons microscopiebeeld meer oplichtin ultraviolet licht. Een voorbeeldreeks voor port-landcement van dezelfde ouderdom met verschil-lende water-cementfactoren is gegeven in foto 7.0 0,5 1 mm 0 0,5 1 mmluchtbellen innormaal lichtluchtbellen inultraviolet lichta b0 1 mm0 1 mm0 1 mmwcf = 0,40 wcf = 0,45 wcf = 0,506 14|29 Betoniek december 2009de droogscheuren in een modderige ondergrond(foto 10). Zouden we hier een dwarsdoorsnede vanmaken dan krijgen we een beeld dat sterke vergelij-king vertoont met foto 11. Hierin is een toplaag vaneen constructie weergegeven. De verticale scheurenvan het oppervlak dieper de constructie in, zijnqua principe overeenkomstig met het beeld uitfoto 10. Ook de verschillende horizontale gebiedenin groenkleuring in foto 11 laten zien dat we geenhomogene betonstructuur hebben gekregen.SchadebeeldenDe schadebeelden die we in dit gedeelte van deBetoniek presenteren, zijn puur illustratief bij hetverhaal. De voorbeelden zijn eigenlijk allemaal eenbeetje uit hun context gehaald, want een betonre-chercheur zal bijna nooit een schade alleen via eenmicroscopiebeeld beoordelen. Er hoort altijd eenverhaal met aanvullende informatie bij. Neem alsvoorbeeld scheuren die we in een proefstuk kunnende uitvoeringVerdichtingsholten en overmatige bleedingHet verdichten van beton is belangrijk om een goedekwaliteit te verkrijgen. In foto 8 is een foto gegevenvan een situatie waar dit minder goed gelukt is. On-der de microscoop valt dit door de gele hars duidelijkop. In foto 9 zien we een toplaag van een constructie.Door overmatige bleeding is een zeer zwakke enporeuze toplaag ontstaan die welhaast lijkt te zijnlosgedreven van de onderste helft van de foto. Innormaal doorlatend licht is al te zien dat de toplaagveel poreuzer is dan in de onderste helft van de foto.NabehandelingIn de eerste fasen van de reactie tussen bindmiddelen water speelt nabehandeling een belangrijke rol.Eigenlijk hebben we het hier dan over een soort wa-termanagement. Verkeren we in een te droge situ-atie dan ontstaat een beeld dat vergelijkbaar is met8 Voorbeeld van verdichtingsholten (gevuld met gele hars bij normaallicht)9 Poreuze toplaag ontstaan door overmatige bleeding (normaal licht)0 1 2 mm0 0,5 1 mmverdichtingsholten verdichtingsholtenporeuze toplaag lucht buiten het proefstukJ Uitdrogingsscheuren in de toplaag van een modderige ondergrond714|29 Betoniek december 2009zien. Een slijpplaatje vertelt ons meestal nauwelijksiets over hoe die scheuren zijn ontstaan. Krimp-scheuren, overbelasting, vorstschade, ze geven alle-maal scheuren. Op basis van een foto met een scheurterugredeneren wat de oorzaak is van die scheur, isveel moeilijker. Maar het kan (vaak) wel.VorstschadeNeem bijvoorbeeld de scheuren in foto 12. Die zijnveroorzaakt door vorstschade (zie Betoniek 14/05).Tot deze conclusie komen we doordat het scheur-patroon hoofdzakelijk parallel aan het oppervlakloopt, wat kenmerkend is voor vorstschade. Boven-dien komt het proefstuk uit een constructie waar inde periode na het storten en voor de monsternameinderdaad een flinke nachtvorst is geweest.CarbonatatieWe kunnen ook meerdere microscoopinstellingengebruiken om iets aan te tonen, zie het voorbeeldvan een gecarbonateerde zone in hoogovenbeton(foto 13). In 13a valt al een kleurverschil op tus-sen het ongecarbonateerde beton en de gecarbo-nateerde zone. Met gepolariseerd licht (foto 13b)letten we bij carbonatatie op het Ca(OH)2. In degecarbonateerde zone heeft dit gereageerd en is hetverdwenen, terwijl het in het ongecarbonateerdebeton als witte stipjes nog aanwezig is. Ten slotteblijkt via foto 13c, dat de gecarbonateerde zone ooknog poreuzer is (lichter van kleur) dan het ongecar-bonateerde beton.K Dwarsdoorsnede met uitdrogingsscheuren in de toplaag(in ultraviolet licht)M Aantasting door carbonatatie op verschillende manieren vastgesteld: a) normaal licht; b) gepolariseerd licht; c) fluorescerend lichtL Vorstschade met kenmerkend scheurpatroon, parallel aan hetoppervlak (in ultraviolet licht)0 1 2 mm 0 1 2 mm0 0,5 1 mm 0 0,5 1 mm 0 0,5 1 mmgecarbonateerde zoneongecarbonateerde zone witte Ca(OH)2puntjes aanwezigCa(OH)2verdwenen hogere porositeita b cluchtholte8 14|29 Betoniek december 2009Alkali-silica reactie (ASR)Bij ASR zoeken we naar scheuren die zijn terug teleiden naar reactieve toeslagkorrels. Het silica uitdit toeslagmateriaal reageert met alkali?n in hetporiewater (meestal uit het cement) en water. Ervormt zich daarbij een gel en er treedt een volumevergroting op die tot scheuren kan leiden. Dezealkalisilicagel kunnen we, bij normaal doorlatendlicht, in de scheuren als een soort witte water-stroompjes terugvinden (foto 14).SulfaataantastingIn foto 15 is een voorbeeld gegeven van massive et-tringietvorming, zichtbaar in de scheuren. Dit kanoptreden bij. Hierbij reageert het resterende C3Amineraal uit het cement met water en van buitenafaangevoerde sulfaten (bijvoorbeeld uit grondwater)tot ettringiet. De compacte, massieve vorming vanettringiet neemt ruimte in en is hier verantwoorde-lijk voor de scheuren.Verhoogd luchtgehalteSoms kun je schade niet binnen ??n microsco-piebeeld vaststellen, maar zit de oplossing in hetbeschouwen van een aantal microscopiebeelden,bijvoorbeeld over de diepte. Een goed voorbeelddaarvan is gegeven in foto 16. We zien hier eenvoorbeeld van een losliggende toplaag. Hierbij is eenverhoogd luchtgehalte aanwezig onder het breuk-vlak, terwijl de luchtbellen niet aanwezig zijn in hetgedeelte boven het breukvlak (zie Betoniek 13/29.O Sulfaataantasting: in de scheur is een massieve afzetting vanettringietgel aanwezigN Twee voorbeelden van ASR: de gel is als waterstroompjes terug te vinden in de scheuren (normaal licht)0 0,5 1 mmscheur (gele hars)alkalisilicagel (wit)0 0,5 1 mmscheur (gele hars)alkalisilicagel (wit)0 0,063 0,125 mmmassieve ettringietvorming914|29 Betoniek december 2009BrandschadeBeton is redelijk goed bestand tegen brand, maardat betekent niet dat het na brand altijd onge-schonden uit de strijd komt. Een normaal betonnenproefstuk met een structuur zoals is weergegevenin foto 17a kan er na verhitting ogenschijnlijknog goed uit zien, totdat het onder de microscoopwordt gelegd (foto 17b). Door de verhitting is veelwater verdwenen uit pori?n en de cementsteen-structuur zelf. Hier is bij het impregneren allemaalhars teruggekomen, en dat zie je. De cementsteenis zeer poreus en daarmee zwak geworden.kunnen we dan echt alles zien?In het voorafgaande zijn veel voorbeelden gegevenwat we onder de microscoop allemaal kunnen zien.Betekent dit nu dat we echt alles kunnen zien? Nee,op dit moment is dat nog niet mogelijk. We kun-nen bijvoorbeeld niet zien welk type CEM I cementer gebruikt is. Ook heel precies aangeven hoeveelpoederkoolvliegas of hoogovenslak is toegepast, ismoeilijk. Dit komt vooral doordat het merendeelvan het bindmiddelmateriaal door de reactie metwater wordt omgezet naar eenzelfde soort cement-steen.P Meerdere foto's geven een goed beeld van het verhoogd luchtgehalteonder de breukQ Brandschade: a) cementsteen voor brand; b) cementsteen na brand(beide in ultraviolet licht)0 mm5 mm10 mm0 0,5 1 mma b0 0,5 1 mm 0 0,5 1 mma b14|29 Betoniek december 200910In onze volgende uitgaveen verwerkt. Deze informatie zit letterlijk vast inhet beton en kan tot vele tientallen jaren na leve-ring nog worden achterhaald. U zult hiermee nogniet zijn opgeleid tot een Sherlock Holmes, maarweten dat u iets aan een Sherlock Holmes kuntvragen is al een belangrijke stap vooruit.referenties- Betoniek 7/23 `Microscopisch onderzoek vanbeton'- Betoniek 11/3 `Petrografie'- Betoniek 13/29 `Losliggende toplagen'- Betoniek 14/05 `De stukken eraf'Ook het gebruik van chemische stoffen valt niet tezien. Met microscopie kunnen we bijvoorbeeld nietbeoordelen welke hulpstof is toegepast. Uitzonde-ring hierop zijn hulpstoffen die luchtbelvormingtot gevolg hebben. Deze luchtbellen zijn zoals eer-der beschreven goed zichtbaar te krijgen.tot slotWe hopen u in deze Betoniek een beeldend verhaalte hebben gegeven van de mogelijkheden van be-tonmicroscopisten. We zijn daarbij ingegaan op eenaantal specifieke voorbeelden die informatie kun-nen leveren over het beton, nadat het is afgeleverd14/30 40 jaar BetoniekDe volgende uitgave van Betoniek is een speci-aal jubileumnummer ter gelegenheid van het40 jaar bestaan. Deze 400e aflevering geeft eenoverzicht van de ontwikkeling van beton in delaatste 40 jaar.15/01 Regels zijn regelsDe regelgeving rond bouwen in beton veranderten wordt langzaamaan omvangrijker. Een van deoorzaken is dat Nederland steeds verder wordt`ingebed' in Europa. Dat heeft ook consequentiesvoor de regelgeving in de betonwereld. We zienbovendien veel verschillende vormen van regel-geving. Er zijn Eurocodes met daarbij behorendenationale bijlagen, NEN-EN normen, CUR-Aanbe-velingen en een RAW-standaard. Het is niet altijdeven duidelijk hoe we met deze documentenmoeten omgaan. Met deze aflevering vanBetoniek proberen we ons normbesef te actu-aliseren. We gaan in op allerlei vragen over deregelgeving voor beton. Hoe is dit vanuit Europageregeld. Welke organisaties zijn er? Wie schrij-ven onze normen eigenlijk?Abonnementsprijzen 2009:Nederland 46 (excl. 6% btw)Belgi? 51 (excl. 6% btw)Kijk voor de mogelijkheden vanmeelees- en online abonnementenop www.betoniek.nl.Aanmeldingen/opzeggingen:Abonnementen kunnen op iedergewenst moment ingaan en wordenautomatisch voor een jaar verlengd,tenzij twee maanden voor de verval-datum schriftelijk wordt opgezegd.Overname van artikelen en illustra-ties (met uitzondering van foto's) istoegestaan onder voorwaarde vanbronvermelding.ISSN 0166-137xRedactie en uitgever stellen dezeuitgave zorgvuldig en naar besteweten samen. Zij aanvaarden echtergeen enkele aansprakelijkheid voorschade, van welke aard ook, diehet gevolg is van handelingen en/of beslissingen gebaseerd op deinformatie in deze uitgave. Niet altijdkunnen alle rechthebbenden vangebruikt beeldmateriaal worden ach-terhaald. Belanghebbenden kunnencontact opnemen met de uitgever.ColofonBetoniek is h?t vakblad over hetmateriaal beton en verschijnt 10 keerper jaar. Betoniek wordt uitgegevendoor ?neas in opdracht van hetCement&BetonCentrum. In de redactiezijn vertegenwoordigd: BAM Infra, BMCCertificatie, BTE Nederland, ENCI, Mebinen TNO.Uitgave:?neas, uitgeverij van vakinformatie bvPostbus 101, 5280 AC, BoxtelT: 0411 65 00 85E: info@aeneas.nlWebiste:www.betoniek.nlRedactie:T: 0411 65 35 84E: betoniek@aeneas.nlVormgeving:Twin Media bvAbonnementen/adreswijzigingen:Uitgeverij ?neasPostbus 101, 5280 AC, BoxtelT: 0411 65 00 85E: info@aeneas.nl
Reacties