Beton bestaat hoofdzakelijk uit toeslagmateriaal, water en cement, waarbij het cement verantwoordelijk is voor meer dan 80% van het totale CO2-profiel van beton. Het CO2-profiel van cement verlagen of alternatieven voor cement maken is echter nog niet zo eenvoudig. In dit artikel beschrijven we waarom niet, wat er wél kan en waarom we waarschijnlijk nog wel even met beton op basis van portlandcementklinker werken.
Verlaging van CO 2-emissie van beton is nog niet zo eenvoudig
CO
2
-reductie: opties voor cement
Beton bestaat hoofdzakelijk uit toeslagmateriaal, water en
cement, waarbij het cement verantwoordelijk is voor meer dan
80% van het totale CO
2-profiel van beton. Het CO 2-profiel van
cement verlagen of alternatieven voor cement maken is echter
nog niet zo eenvoudig. In dit artikel beschrijven we waarom
niet, wat er wél kan en waarom we waarschijnlijk nog wel even
met beton op basis van portlandcementklinker werken.
O
mdat de Nederlandse mix van
cementsoorten al het laagste
CO
2-profiel ter wereld heeft, hoofd-
zakelijk door het hoge aandeel hoog-
ovencement, zijn grote innovaties
nodig voor verdere verlaging. Alvorens
op de ontwikkeling van nieuwe
cementsoorten en alternatieve bind- middelen in te gaan, wordt eerst ach-
tergrondinformatie gegeven over de
ontwikkeling van het huidige cement
en de hiervoor gebruikte grondstoffen.
Deze achtergrondinformatie geeft
inzicht in de mogelijkheden en beper-
kingen voor de ontwikkeling en toepas-
sing van nieuwe bindmiddelen. Tot slot wordt ingegaan op de mogelijkheden
voor het afvangen van CO
2.
Van gedroogde klei tot
portlandcement
Ongeveer 10.000 jaar geleden kwam
adobe op als steenachtig bouwmateri-
aal. Adobe, stenen van ongebakken
gedroogde klei, werd een populair bouw-
materiaal vanwege de levensduur en
andere gunstige eigenschappen in verge-
lijking met de toen beschikbare alterna-
tieve bouwmaterialen en technieken als
tenten van dierenhuiden. Adobe wordt
nog steeds toegepast in landen in Afrika
(foto 1) en Azië. Het is een milieuvrien-
delijk bouwmateriaal, maar adobe vraagt
veel onderhoud en heeft een beperkte
levensduur. Vanwege de lage druksterkte
(ongeveer 2 MPa) zijn ook de construc-
tieve mogelijkheden zeer beperkt.
1
Bouw van een muur
van adobe in Burkina
Faso (bron: Wikimedia
Commons)
10 VAKBLAD I
3 2019
auteur ir. Edwin Vermeulen MBA Betonhuis
BV3-2019_1 cementsoorten.indd 10 23-09-19 15:50
-reductie: opties voor cement
veel sneller reagerende C 3S (tricalcium-
silicaat of aliet) bevat. Portlandcement
bestaat uit portlandcementklinker waar-
aan een paar procent gips als bindtijd-
regelaar is toegevoegd. Portlandcement-
klinker wordt net als hydraulische kalk
gemaakt door hoofdzakelijk kalksteen
(80 ? 90%) en klei (10 ? 15%) te bran-
den, maar op een veel hogere tempera-
tuur: circa 1450 °C in plaats van circa
1100 °C (fig. 3). De klei levert naast
silicium ook aluminium en ijzer. Door de
aanwezigheid van aluminium en ijzer
kunnen de calciumsilicaten C
2S en C 3S
bij deze relatief lage temperatuur wor-
schappen zit het tussen luchtkalk en
cement in.
Ook vóór 1800 werd vaak onbewust
hydraulische kalk geproduceerd, door
het branden van onzuivere kalksteen
dat naast calciumcarbonaat ook klei of
andere siliciumhoudende mineralen
bevat. Oude gebouwen gemaakt met
kalkmortels bevatten naast kalksteen
(CaCO
3) dan ook vaak CSH-gel.
Rond 1850 werd het moderne portland-
cement geïntroduceerd, dat naast C
2S
(dicalciumsilicaat of beliet) vooral het
verharding door
carbonatatie kalksteen
branden bij 1000 C
gebrande kalk blussen met water
luchtkalk
mengen met
zand en water kalkmortel
H
2O
CO
2
CaCO 3 CO 2
CaO
Ca(OH)
2
Waarschijnlijk werd rond 4000 v.Chr. in
het Midden-Oosten (voor het eerst) uit-
gevonden hoe van zuivere kalksteen
een bindmiddel kon worden gemaakt:
luchtkalk (fig. 2).
Luchtkalk (calciumhydroxide, Ca(OH)
2)
verhardt door een reactie met de in de
lucht aanwezige CO
2 tot kalksteen
(CaCO
3). Dit is een traag proces en
levert (bij omgevingstemperatuur en
druk) lage sterkten op, maar het was
een aanzienlijke stap vooruit in vergelij-
king met adobe.
De Romeinen wisten het bindmiddel
sterk te verbeteren door aan de lucht-
kalk gemalen vulkanische as toe te voe-
gen en later ook wel gemalen gebakken
klei. Dit bindmiddel kon ook onder
water verharden en leverde veel betere
eigenschappen op. De gebakken klei en
vulkanische as kennen we nu onder de
soortnaam puzzolaan. Puzzolanen zijn
silicarijke materialen die met calcium-
hydroxide kunnen reageren tot CSH-
gel, de belangrijkste component van
cementsteen.
Rond 1800 werd hydraulische kalk uit-
gevonden, de voorloper van portland-
cement. Hydraulische kalk wordt
gemaakt door kalk samen met klei te
branden op circa 1100 °C en daarna te
blussen met een beperkte hoeveelheid
water. Naast Ca(OH)
2 ontstaat hierbij
ook het klinkermineraal beliet
(2CaO·SiO
2 of afgekort C 2S). Hydrauli-
sche kalk reageert hierdoor gedeeltelijk
(de C
2S) met water (waarbij CSH-gel
ontstaat) en niet uitsluitend met CO
2
uit de lucht zoals luchtkalk. Hydrauli-
sche kalk levert in vergelijking met
luchtkalk een sneller verhardende en
sterkere mortel op. Wat betreft eigen-
massa
temperatuur (C) CO
2
CaCO 3
CaO
SiO
2
AI2O3
C2S C
3S
C
3A
Fe
2O3 C4AF
200 400 600 800 1000 1200 1400
2
De kalkcyclus
3
Vorming van klinker-
mineralen als functie
van de temperatuur
11 VAKBLAD I
3 2019
BV3-2019_1 cementsoorten.indd 11 23-09-19 15:50
den gevormd. Naast C 2S en C 3S bevat
portlandcementklinker hierdoor C
3A
(tricalciumaluminaat) en C
4AF (tetracal-
ciumaluminaatferriet), componenten
die nauwelijks sterkte leveren (fig. 4).
Ook zonder aluminium en ijzer kunnen
C
2S en C 3S worden gevormd, maar wel
bij een nog hogere temperatuur.
Grondstoffen
Wanneer we zoeken naar alternatieven
voor de huidige op portlandcement-
klinker gebaseerde cementsoorten is
het van belang te kijken naar de
beschikbaarheid van de benodigde
grondstoffen. De wereldwijde vraag
naar cement is namelijk gigantisch:
circa 4,7 miljard ton per jaar [1]. Hier-
mee wordt meer beton geproduceerd
dan alle andere materialen bij elkaar.
Daarnaast is het wenselijk dat de grond-
stoffen regionaal beschikbaar zijn.
Schaarse en kritieke materialen komen
daarom niet in aanmerking voor de ont-
wikkeling van nieuwe cementsoorten
voor grootschalige toepassing.
Portlandcementklinker, de basis voor alle
reguliere cementsoorten, is gebaseerd
op de elementen calcium, silicium,
aluminium en ijzer. De belangrijkste
grondstof is kalksteen. Hiervan is jaar-
lijks wereldwijd ongeveer 1,5 km
3 nodig
( fig. 5). Dit is een haast onvoorstelbare
hoeveelheid, maar kalksteen is gelukkig
onbeperkt beschikbaar. Kalksteen is overigens vrijwel volledig biologisch
gevormd door skeletten van plankton;
jaarlijks wordt in de oceanen zo'n 5 mil-
jard ton kalksteen gevormd [3] (waarbij
CO
2 wordt vastgelegd), wat meer is
dan voor de cementproductie wordt
gewonnen.
De elementen silicium, aluminium en
ijzer worden in de regel geleverd door
klei, een eveneens regionaal en onbe-
perkt beschikbare grondstof. In de prak-
tijk worden naast kalksteen en klei (of
de in de natuur voorkomende meng-
vorm mergel) vaak ook kleine hoeveel-
heden van andere materialen gebruikt
om tot een optimale verhouding van
calcium, silicium, aluminium en ijzer
te komen, zoals zand en secundaire
materialen als poederkoolvliegas.
In figuur 6 worden de in de aardkorst
meest voorkomende elementen weer-
gegeven, die daarmee in principe in
aanmerking komen voor de ontwikke- ling van een alternatief voor portland-
cementklinker. Daarbij is wel de voor de
productie benodigde concentratie van
belang: ijzer en aluminium zijn onbe-
perkt beschikbaar, maar wel in de vorm
van onder andere klei; ijzererts en in
mindere mate bauxiet zijn niet onbeperkt
beschikbaar.
IJzer in de vorm van ijzererts kan als
schaars worden beschouwd met een
verwachte uitputting over 300 jaar.
Aluminium in de vorm van bauxiet
wordt als niet-schaars beschouwd
omdat uitputting (bij het huidige ver-
bruik en een groeiscenario) pas over
20.000 jaar zal plaatsvinden [2]. Wan-
neer bauxiet echter grootschalig voor
de productie van cement zou worden
ingezet, zou de uitputting veel eerder
plaatsvinden dan over 20.000 jaar.
Fosfor komt helaas niet in figuur 6 voor.
Er worden op basis van fosfor hydrauli-
sche cementen geproduceerd voor
specifieke toepassingen, maar er is maar
net genoeg fosfor voor de productie
van meststoffen. Wanneer de productie
van op fosfor gebaseerd cement
wezenlijk zou worden opgeschaald, zou
er een probleem ontstaan voor de
landbouwsector.
Zwavel komt ook niet in figuur 2 voor,
maar is wel een essentieel element in
druksterkte [MPa]
tijd [dagen]
0
0
10
20
30
40
50
60
70
80
60 120 180 240 360
300
C3S
C
2S
C
3A
C
4AF
1,15 km
rest < 2%
O
Si
AI
Fe
Ca
Na
K
Mg
4
Sterkteontwikkeling van
de klinkermineralen
5
Voor de wereldwijde
cementproductie is veel
kalksteen nodig: jaar-
lijks een kubus met een
ribbe van bijna 1,2 km
6
De samenstelling van
de aardkorst. Naast
genoemde elementen
komen waterstof en
koolstof veel voor, in de
oceanen, de atmosfeer
en het aardoppervlak.
Van andere elementen
is te weinig beschikbaar
om als basisgrondstof
voor de productie van
regulier cement te
kunnen dienen
12 VAKBLAD I
3 2019
BV3-2019_1 cementsoorten.indd 12 23-09-19 15:50
cement in de vorm van de bindtijdrege-
laar calciumsulfaat. Het aandeel van
zwavel in de aardkorst is slechts circa
0,03%, maar de mineralen met calci-
umsulfaat, te weten gips (calciumsul-
faat dihydraat, CaSO
4·2H 2O) en anhy-
driet (calciumsulfaat, CaSO
4) komen
desondanks zeer algemeen voor, terwijl
ook grote hoeveelheden gips vrijkomen
bij andere industriële processen als
rookgasontzwaveling.
Vervanging van
portlandcementklinker
De makkelijkste stap om het CO 2-profiel
van cement te verlagen, is door een
deel van de portlandcementklinker te
vervangen door geschikte alternatieven
zoals hoogovenslak en poederkool-
vliegas. Nederland is hierin al decennia
koploper en het in Nederland toege-
paste cement (inclusief import) heeft
daardoor ook het laagste CO
2-profiel
ter wereld: een bijdrage aan de totale
CO
2-emissie in Nederland van circa
1,2% in plaats van 7% wereldwijd.
Wereldwijd wordt hoogovenslak al voor
circa 90% gegranuleerd (snel afgekoeld
waardoor het glasachtig blijft en daar-
mee reactief is) en toegepast in cement
en beton, maar het totale volume aan
hoogovenslak vormt slechts ongeveer
8% van de totale behoefte aan cement.
Het aandeel aan geschikte vliegassen is
wereldwijd in dezelfde orde van
grootte. Het aanbod aan hoogovenslak
en poederkoolvliegas is bovendien
afhankelijk van respectievelijk de ruwijzer-
productie en de elektriciteitsproductie
in kolengestookte elektriciteitscentrales.
De verwachting is dat op termijn het
aanbod van zowel slak als poederkool-
vliegas zal afnemen.
Buiten Nederland worden de pijlen
gericht op ongebrande kalksteen,
gecalcineerde klei of een combinatie
van deze twee. Ongebrande kalksteen
is vrijwel inert, maar het kan desondanks
een deel van portlandcementklinker
vervangen zonder een evenredig
sterkteverlies.
Bij de klei gaat het om de kleisoort kaolien (Chinese klei) die rijk is aan het
mineraal kaoliniet (Al
2O3·2SiO 2·2H 2O).
Bij circa 600 °C wordt de aluminium-
silicaat omgezet in metakaolien: het
kristalwater wordt eruit gestookt en er
ontstaat een complexe min of meer
amorfe structuur, waarmee het puzzo-
lane eigenschappen krijgt. Onderzoeken
wijzen op mogelijkheden om in combi-
natie met kalksteen het klinkergehalte
in cement te verlagen tot zo'n 50%.
Omdat kalksteen en kaolien wereldwijd
praktisch onbeperkt en regionaal
beschikbaar zijn, is de ontwikkeling van
een cementsoort op basis van gecalci-
neerde klei en kalksteen een kansrijke
optie voor reductie van het CO
2-profiel
van cement. Voor Nederland biedt
deze ontwikkeling echter voorlopig
geen toegevoegde waarde. Regionaal
hebben we een groot aanbod aan
hoogovenslak en in Nederland is hoog-
ovencement CEM III/B met slechts 30%
klinker het meest toegepaste
cementtype.
Het gemiddelde klinkergehalte in de in
Nederland toegepaste mix van cement-
soorten is ongeveer 50%. Wereldwijd is
het klinkergehalte met gemiddeld circa
75% een stuk hoger, waarbij verwacht
wordt dat dit kan dalen naar zo'n 70%
in 2050.
Chemische mogelijkheden
Het ruim beschikbaar zijn van grond-
stoffen is uiteraard niet de enige voor-
waarde voor de ontwikkeling van een
nieuw bindmiddel. Uitgaande van een
hydraulisch bindmiddel moeten de
deeltjes kunnen oplossen in water, het
reactieproduct moet een groter volume
hebben dan het volume van de oplos-
sende cementdeeltjes en het reactie-
product moet slecht oplosbaar zijn in
water. Daarnaast moet de reactie vol-
doende snel verlopen.
Op basis van de beschikbaarheid van de
grondstoffen en de chemische moge-
lijkheden blijven er dan drie groepen
mineralen over:
? calciumsilicaten, zoals C
2S (beliet) en
C
3S (aliet), de hoofdbestanddelen in
portlandcement; ?
calciumaluminaten, zoals CaO·Al
2O3
of afgekort CA (monocalciumalumi-
naat), het hoofdbestanddeel in
aluminiumcement;
? calciumsulfoaluminaten, zoals
4CaO·3Al
2O3·SO 3 of afgekort C 4A3$
(ye'elimite).
Omdat bij de productie van portlandce-
mentklinker de meeste CO
2 vrijkomt bij
de calcinatie van kalksteen (de omzetting
van calciumcarbonaat in calciumoxide
en CO
2), zijn klinkersoorten met een rela-
tief laag aandeel aan calcium interessant
(fig. 7). Verder kan winst worden geboekt
wanneer een nieuwe klinkersoort bij een
lagere temperatuur ontstaat.
Alternatieven
portlandcementklinker
In het navolgende beschrijven we de
belangrijkste ontwikkelingen ten aan-
zien van alternatieve bindmiddelen.
Belietrijk portlandcement
Belietrijk portlandcement bestaat zoals
de naam al aangeeft vooral uit beliet
(C
2S) in plaats van aliet (C 3S). Waar
reguliere portlandcementklinker voor
zo'n 65% bestaat uit C
3S en voor 15%
uit C
2S, is bij belietcement het aandeel
C
2S meer dan 50%. De productiewijze is
vergelijkbaar met die van reguliere port-
landcementklinker, waarbij er minder
kalk wordt gebruikt en de brandtempe-
ratuur met circa 1350 °C wat lager ligt.
Ten opzichte van portlandcement is er
sprake van een ongeveer 10% lagere
10%
55%
35%
cementmaling
calcinatie
Fossiele brandstofen
7
CO
2-emissies bij de
productie van portland-
cement (CEM I)
13 VAKBLAD I 3 2019
BV3-2019_1 cementsoorten.indd 13 23-09-19 15:50
CO 2-emissie. Voor deze bescheiden
winst moet genoegen worden geno-
men met een veel tragere sterkteont-
wikkeling (fig. 4), al biedt de eveneens
lagere warmteontwikkeling ook voor-
delen voor toepassing in massabeton.
Belietrijk portlandcement wordt vooral
in China toegepast in bepaalde niche-
markten (foto 8).
Belietcement is wat gevoeliger voor
carbonatatie dan portlandcement door
het lagere gehalte aan calciumhydroxide.
Bij de hydratatie van C
3S ontstaat (in
massaverhoudingen) ruim tweemaal
zoveel calciumhydroxide als bij de
hydratatie van C
2S:
2C
3S + 6H ? C 3S2H3 + 3Ca(OH) 2
2C 2S + 4H ? C 3S2H3 + Ca(OH) 2
Calciumsulfoaluminaat-belietcement
Bij calciumsulfoaluminaat-belietcement
(CSA-B) wordt de trage sterkteontwikke-
ling van beliet gecompenseerd door de
aanwezigheid van het calciumsulfoalu-
minaat ye'elimite (C
4A3$). Bij hydratatie
van ye'elimite ontstaat ettringiet, dat
sterkte levert en de hydratatie van beliet
versnelt. CSA-B betreft een brede groep
van cementsoorten, waarbij het gehalte aan ye'elimite kan variëren tussen 15 en
meer dan 35% en het gehalte aan beliet
varieert tussen circa 40 en 75%. Daar-
naast bevat CSA-B nog enkele andere
mineralen waaronder C
4A F.
Er zijn meerdere varianten van CSA-B in
ontwikkeling, met verschillende metho-
den, om naast de aanwezigheid van
ye'elimite, de hydratatie van beliet te
versnellen. Doordat er minder calcium
nodig is en door de lagere brandtempe-
ratuur van circa 1250 °C is er sprake
van een CO
2-reductie van circa 25 tot
30% ten opzichte van portlandcement,
terwijl de sterkteontwikkeling vergelijk-
baar is.
Het productieproces is ook vergelijkbaar
met dat van portlandcementklinker en
in principe zou CSA-B regulier cement
moeten kunnen vervangen in (con-
structief) beton. Voor de productie is
echter een aluminiumrijke grondstof
nodig. Dat kan een secundair materiaal
als poederkoolvliegas zijn, maar bij
opschaling zal bauxiet nodig zijn, wat
het zeer kostbaar maakt. Op de zeer
lange termijn zal er, bij grootschalige
vervanging van portlandcement,
bovendien ook schaarste aan bauxiet
optreden. Voor de korte en middellange
termijn kan het echter wel een wezen- lijke bijdrage leveren aan een verlaging
van de CO
2-emissie.
Het hydratatieproces van CSA-B wordt
minder goed begrepen dan de hydrata-
tie van regulier portlandcement, maar
duidelijk is wel dat er, net als bij belie-
trijk portlandcement, minder calcium-
hydroxide vrijkomt. De pH van CSA-B is
hierdoor circa 11 tot 12 in plaats van
13,5 bij portlandcement. Hierdoor en
door de lagere kalkbuffer is de weer-
stand van CSA-B tegen carbonatatie
lager dan die bij portlandcement.
Wollastoniet
Naast de bekende klinkermineralen C
3S
en C
2S kan er ook CS (wollastoniet) wor-
den geproduceerd. Wollastoniet is, in
tegenstelling tot aliet en beliet, ook een
in de natuur veel voorkomend mineraal.
Net als olivijn (magnesiumsilicaat
2MgO·SiO
2) kan het reageren met CO 2
tot carbonaat en (amorf) siliciumdi-
oxide, maar de reactie verloopt sneller.
Wollastoniet kan met de gebruikelijke
grondstoffen en installaties worden
geproduceerd, waarbij naast CS ook
C
2S en C 3S2 (rankiniet) ontstaan. CS,
C
2S en C 3S2 reageren met CO 2 tot calci-
8
In de Drieklovendam in
China (1994 ? 2006;
2,7 miljoen m
3 beton)
is belietrijk portland-
cement toegepast
(bron: Wikimedia
Commons)
14 VAKBLAD I 3 2019
BV3-2019_1 cementsoorten.indd 14 23-09-19 15:50
umcarbonaat en amorf siliciumdioxide.
De reactie voor wollastoniet verloopt als
volgt:
CaO·SiO
2 + CO 2 + H 2O ? CaCO 3 +
SiO
2 + H 2O
Water dient dus alleen als medium en
doet niet mee in de reactie. De cement-
steen bestaat uit niet-gereageerde CS-
deeltjes met een schil van siliciumdi-
oxide in een matrix van kalksteen (fig. 9).
Doordat er veel minder kalk wordt
gebruikt en door de lagere brandtem-
peratuur van circa 1250 °C wordt er
tijdens de productie ongeveer 30%
minder CO
2 uitgestoten in vergelijking
met de productie van portlandcement-
klinker. Daarnaast wordt er tijdens de
verharding circa 30% CO
2 opgenomen,
waarmee de totale besparing ten
opzichte van portlandcement circa 60%
bedraagt. De sterkteontwikkeling is zeer
snel: na 24 uur wordt een sterkte bereikt
die met portlandcement pas na 28
dagen wordt bereikt.
Al deze voordelen maken wollastoniet
een zeer interessante ontwikkeling. Er
zijn echter ook de nodige nadelen:
omdat er CO
2 moet kunnen indringen,
zijn de haalbare afmetingen beperkt tot
een dikte van circa 200 mm. Verder is de
pH van ongeveer 9 te laag voor toepas-
sing in constructief beton. Tot slot vraagt
de verwerking van wollastoniet een spe-
ciaal productieproces, met een klimaat- kamer met zuiver CO
2, wat ook de
nodige veiligheidsvoorzieningen vraagt.
Voor betonwaren lijkt het echter een
serieus alternatief voor regulier cement.
De genoemde calcium- en magnesium-
silicaten komen overigens ook voor in
de slak die vrijkomt bij de recycling van
roestvaststaal. Uit die slak wordt sinds
enige tijd ook een bindmiddel vervaar-
digd dat verhardt met CO
2.
Gehydrateerd calciumsilicaat
Calciumoxide en siliciumdioxide kunnen
bij lage temperatuur in combinatie met
stoom reageren tot een calciumsilicaat-
hydraat. Het calciumsilicaathydraat kan
vervolgens weer deels van water worden
ontdaan, waarmee een calciumsilicaat
ontstaat dat weer met water kan reage-
ren tot CSH-gel.
Het productieproces is globaal als volgt.
Eerst wordt er net als bij de productie
van portlandcementklinker calciumoxide
geproduceerd bij circa 1000 °C. Het cal-
ciumoxide reageert vervolgens in een
autoclaaf bij circa 200 °C met siliciumdi-
oxide (zand) en water tot een gehydra-
teerd calciumsilicaat (C
xSH met x tussen
1 en 2). De C
xSH ontstaat hierbij op het
oppervlak van de zandkorrels. De C
xSH
kan vervolgens worden geactiveerd en
gedeeltelijk worden gedehydrateerd
door het te malen samen met zand of
door het te verhitten. Uiteindelijk ont-
staat er een product dat iets weg heeft
van beliet maar wel veel reactiever is. De ontwikkeling van dit type bindmiddel
bevindt zich nog in de laboratoriumfase.
Het is een interessante ontwikkeling
omdat de gebruikelijke grondstoffen
kalksteen en zand worden gebruikt,
terwijl er een forse CO
2-besparing van
circa 50% ten opzichte van portland-
cement wordt gerealiseerd. Het resulte-
rende bindmiddel kan bovendien op
dezelfde wijze worden toegepast als
regulier cement. Het productieproces is
echter zeer complex en kostbaar. Daar-
naast wordt de meeste winst geboekt
door het lage aandeel calcium in het
bindmiddel. Bij de hydratatie ontstaat
er geen calciumhydroxide, waardoor er
geen hoge pH ontstaat en dit bindmid-
del vooralsnog niet geschikt lijkt voor
constructief beton. Mogelijk wordt door
de lage concentratie aan Ca
2+- en OH -
-ionen in het poriewater de CSH-gel
ook snel aangetast door carbonatatie,
met negatieve consequenties voor de
levensduur. Anderzijds zal de zeer
dichte poriestructuur die bij dit bind-
middel ontstaat de carbonatatie wel
vertragen.
Geopolymeren
Geopolymeren zijn alkalisch geacti-
veerde bindmiddelen. Materialen zoals
poederkoolvliegas en hoogovenslak
worden hierbij niet geactiveerd met
portlandcementklinker maar met een
sterke base zoals natronloog en/of
waterglas. Bij grondstoffen die hoofdza-
kelijk silicium bevatten, zoals poeder-
koolvliegas, kan er hierbij een min of
meer polymeerachtige structuur ont-
staan. Bij materialen die ook veel cal-
cium bevatten, zoals hoogovenslak,
ontstaat er net als bij regulier cement
hoofdzakelijk een CSH-gel.
Dat er met geopolymeren gebouwd
kan worden, weten we uit ervaringen in
de afgelopen decennia. Geopolymeren
kunnen ook bijdragen aan een CO
2-
reductie. Voorwaarde hiervoor is wel
dat er geen gebruik wordt gemaakt van
grondstoffen die nu al volledig worden
toegepast in de cement- en betonin-
dustrie, zoals slak en poederkoolvliegas.
Net als bij het in een bepaald werk toe-
passen van hoge gehalten aan slak of
calciumcarbonaat
ongereageerde
cementkorrel
silicagel
9
Schematische weer-
gave microstructuur
cementsteen
wollastoniet
15 VAKBLAD I 3 2019
BV3-2019_1 cementsoorten.indd 15 23-09-19 15:50
10
Nieuwe bindmiddelen
op basis van grond-
stoffen die al volledig
worden toegepast in
de cement- en beton-
industrie leveren geen
milieuwinst op. In het
geval van geopolymeer-
beton nemen de milieu-
kosten landelijk zelfs
toe door de toevoeging
van activatoren aan de
betonketen poederkoolvliegas, bijvoorbeeld in
de vorm van een hoogovencement
CEM III/C met meer dan 80% slak, lijkt
er op projectniveau wel sprake van
milieuwinst, maar landelijk is dat niet
het geval. Er is alleen sprake van een
verschuiving van grondstoffen (fig. 10).
Geopolymeren kunnen dus alleen een
bijdrage leveren als er gebruik wordt
gemaakt van materialen die we nu nog
niet toepassen in beton. Dat kan een
kunstmatig vervaardigde slak zijn maar
ook andere secundaire materiaalstro-
men dan poederkoolvliegas en slak. In
het geval van alternatieve secundaire
materiaalstromen zijn de beschikbare
volumes meestal helaas beperkt. Gecal-
cineerde klei kan wel onbeperkt gepro-
duceerd worden en als grondstof voor
geopolymeerbeton worden gebruikt.
Carbon capture
Uit het voorgaande blijkt dat er welis-
waar veel mogelijkheden zijn om de
CO
2-emissie te verlagen, maar groot-
schalige vervanging van portlandce-
mentklinker is niet eenvoudig. Naast
verdere inzet van alternatieve brand-
stoffen wordt er door de cementindus-
trie daarom ook sterk ingezet op afvang
en vervolgens opslag of gebruik van
CO
2. Uit de 'Technology Roadmap
Low-Carbon Transition in the Cement
Industry' [5], blijkt dat in 2050 het
grootste deel van de vereiste CO
2-
reductie gerealiseerd moet worden door het afvangen van CO
2.
Voor het nuttig toepassen van CO
2 zijn
diverse mogelijkheden waaronder de
productie van brandstoffen en het kwe-
ken van algen. Opslag van CO
2 kan in
oude gasvelden maar wellicht is opslag
in mineralen (zoals door een reactie met
een magnesiumsilicaat als olivijn) ook
mogelijk. Zowel bij opslag als bij gebruik
zal de CO
2 geconcentreerd moeten
worden afgevangen. Hiervoor zijn meer-
dere technieken in ontwikkeling:
1 Door in de oven geen lucht maar zui-
vere zuurstof te gebruiken, kan de hoe-
veelheid gas worden beperkt en kan
er een hoge concentratie CO
2 in de
uitgaande gasstroom worden bereikt.
2 CO
2 kan worden afgevangen door de
luchtstroom uit de oven door een
amineoplossing te leiden, waarbij de
CO
2 zich bindt aan de amine. Wan-
neer de oplossing vervolgens tot
120 °C wordt verhit, komt de CO
2
weer vrij en kan worden afgevangen,
waarna de oplossing weer opnieuw
kan worden gebruikt.
3 Enigszins vergelijkbaar met punt 2 is
het gebruik van kalk als medium om
CO
2 op te vangen uit de gasstroom
bij circa 650 °C en geconcentreerd
weer vrij te geven bij circa 900 °C.
4 De meeste CO
2 komt vrij bij de calci-
natie van kalksteen. Door de calcinatie
in een separate buis te laten plaats-
vinden, die uitwendig wordt verhit,
kan deze CO
2 apart en dus gecon-
centreerd worden opgevangen. In de eerdergenoemde 'Technology
Roadmap' wordt voorzien dat CO
2-
afvang pas vanaf ongeveer 2035 voor
een belangrijk deel van de CO
2-reductie
zal zorgen.
Tot slot
Het CO 2-profiel van beton is laag in
vergelijking met andere bouwmaterialen
[6], maar door de enorme vraag naar
beton en daarmee naar cement levert
de productie van cement een forse bij-
drage aan de totale CO
2-emissie. De
noodzakelijke verlaging van de CO
2-
emissie zal moeten worden gerealiseerd
door een breed scala aan nieuwe
cementsoorten en vooral door CO
2-
afvang. Dit vraagt echter nog de nodige
technologische ontwikkelingen. Voor
de komende jaren zijn de mogelijkheden
voor cement daarom beperkt en moet
verlaging van het CO
2-profiel van beton
vooral worden gezocht in betontechno-
logische maatregelen als optimalisatie
van de korrelpakking.
Literatuur
1 Activity Report 2017, mei 2018,
CEMBUREAU, Brussel.
2 Mineral resources: Geological scar-
city, market price trends, and future
generations, Elsevier 2016.
3 Contribution of Calcareous Plankton
Groups to the Carbonate Budget of
South Atlantic Surface Sediments,
Baumann et al. Universität Bremen,
Fachbereich Geowissenschaften,
2004.
4 Eco-efficient cements: Potential, eco-
nomically viable solutions for a low-
CO
2, cement-based materials indus-
try, Karen L. Scrivener, Vanderley M.
John, Ellis M. Gartner, United Nations
Environment Programme, Paris 2016.
5 Technology Roadmap Low-Carbon
Transition in the Cement Industry,
International Energy Agency / World
Business Council for Sustainable
Development, 2018.
6 Making Concrete Change ? Innova-
tion in Low-carbon Cement and
Concrete, Johanna Lehne and Felix
Preston, Chatham House Report,
June 2018.
Nederlands beton zonder
geopolymeren:
Nederlands beton met volledige toepassingvan slak en vliegas in geopolymeerbeton:
activatoren
portlandcement
vliegasslak
14 miljoen m
3
regulier beton
op basis van een mix
van verschillende
cementsoorten en
vulstofen
(gemiddeld 50%
klinker, 40% slak
en 10% vliegas) extra: activatoren
7 miljoen m
3
regulier beton
op basis van
portlandcement
7 miljoen m
3
geopolymeerbetonop basis van slak,
vliegas én
activatoren
16 VAKBLAD I
3 2019
BV3-2019_1 cementsoorten.indd 16 23-09-19 15:50
Reacties