Beton wordt mooi door de vorm die eraan wordt gegeven. De mogelijkheden om vormen te ontwerpen zijn het afgelopen decennia sterk toegenomen met de opkomst van digitale tekenprogramma's. Het is echter vaak niet mogelijk deze vormen daadwerkelijk te realiseren tegen een redelijke prijs. Waar in bijzondere gevallen nog een beroep kan worden gedaan op vakmanschap om zo een unieke bekisting te realiseren, is dit maatwerk geen oplossing voor bijvoorbeeld de woningbouw of een doorsneebrug in een nieuwbouwwijk. De huidige kloof tussen ontwerp en uitvoering kan alleen worden gedicht door ook de uitvoering te digitaliseren en dus te robotiseren, een pad dat in
andere industrieën al eerder met succes is bewandeld.
OP WEG NA AR EEN BRL VOOR EEN KEURMERK VOOR BETONCONSTRUCTIES
Welke prestaties
heeft mijn beton?
Auteurs dr.ir. Ton van Beek, SKG-IKOB ? dr.ir. Mario de Rooij, TNO ? dr. Penny Pipilikaki, TNO
1 Het storten van beton
18 VAKBL AD 1 2020
3. keurmerk beton.indd 18 03-02-20 14:53
Welke prestaties
heeft mijn beton?
Met goede betonmortel heb je nog niet meteen een goede
betonconstructie. Daarom bestaan er vele regels, voorschriften,
richtlijnen en normen. Wanneer deze netjes worden gevolgd, is
de impliciete veronderstelling dat het allemaal wel goed komt
met het beton en de constructie die daarvan is gemaakt. Maar wat
nu als er moet worden aangetoond dat het beton in de constructie
ook daadwerkelijk de prestaties heeft die impliciet worden
verondersteld? Welke mogelijkheden zijn er dan en waar moet op
worden gelet? TNO en SKG-IKOB hebben samen de eerste
stappen gezet in een verkennend traject in deze richting, getiteld
'Keurmerk Betonconstructies'.
OMVANG EN BELEID BOUW- EN SLOOPAFVAL
Beton is bijna letterlijk (minstens) zo oud als
de weg naar Rome. Als trots voorbeeld wordt
vaak gewezen naar het Pantheon in Rome. Er is
al vele eeuwen er varing met het maken van
goed beton. Die er varing, samen met het toe-
genomen inzicht in het materiaal zelf, is vast-
gelegd in vele voorschriften, beoordelings-
richtlijnen, regels en normen. Tot op vandaag
vormt dit alles de kern van het rotsvaste ver-
trouwen in het materiaal beton.
Maar een goede kwaliteit betonmortel wil nog
niet vanzelf zeggen dat het uiteindelijke beton
of de constructie ook van goede kwaliteit is.
Veel hangt af van een deugdelijke uitvoering.
Daar komt bij dat de grondstoff en en ingredi-
enten waarmee beton wordt gemaakt in de
loop der jaren zijn veranderd. Door het gebruik
van deze nieuwe materialen is echter ook het
referentiekader weggevallen dat is opge-
bouwd door de er varingen van vele jaren.
Bovendien gaan we naar een situatie waarin
niet de kwaliteit van het materiaal moet wor-
den aangetoond maar de prestaties van een
geleverd product of constructie. De invoering
van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
is een nadrukkelijke stap in deze richting.
Als verkenning voor de toekomst hebben TNO
en SKG-IKOB het voortouw genomen om te
bekijken wat nodig zou zijn om prestaties van
betonconstructies te meten en hoe dit aan te
tonen met een keurmerk. In dit artikel worden
de resultaten van het verkennende deel van
het onderzoek gepresenteerd. Het artikel gaat
specifi ek in op ter plaatse gestort beton, omdat
daar veel activiteiten voor het maken van de
constructie op de bouwplaats plaatsvinden.
Natuurlijk kunnen een aantal zaken die worden
voorgesteld eventueel ook van nut zijn bij
gebruik van prefab beton.
" Een goede kwaliteit beton-mortel wil nog niet zeggen dat
de uiteindelijke constructie ook
van goede kwaliteit is"
19 VAKBL AD 1 2020
3. keurmerk beton.indd 19 03-02-20 14:53
BRL 1518 BETONSTORTEN
Voor het verkrijgen van een keurmerk voor
grondstoffen, bouwproducten en processen
wordt in Nederland gebruikgemaakt van
beoordelingsrichtlijnen: BRL's. Hierbij worden
de prestaties beoordeeld aan de hand van
onder meer procesbeschrijvingen, registraties
en vakbekwaamheid.
Om vertrouwen te krijgen in de prestaties van
de uiteindelijke betonconstructies, kan het
proces van het betonstorten (foto 1) worden
beoordeeld. SKG-IKOB heeft hierbij samen-
werking gezocht met KIWA. Dit heeft geresul-
teerd in een werkgroep die bezig is met het
opstellen van een beoordelingsrichtlijn: BRL
1518 ? KOMO-procescertificaat voor het stor-
ten van beton op de bouwplaats. Het is de
bedoeling om de BRL in de loop van 2020 voor
te leggen aan het College van Deskundigen.
De werkgroep is begonnen op het punt waar de
huidige beoordelingen stoppen, te weten bij de
BRL 1801 Betonmortel. De betonmortelcen-
trale is verantwoordelijk voor het samenstel-
len, mengen en transporteren van de beton-
mortel, zodat deze goed op het werk aankomt.
De BRL 1801 borgt door middel van controles
die worden uitgevoerd op de betonmortelcen-
trale, dat er grote zekerheid is dat de beton-
mortel van de gevraagde kwaliteit is.
De BRL 1518 is bedoeld om ook voor het opvol-
gende deel, het storten van beton, de kwaliteit
te borgen zodat de beoogde prestaties van de
betonconstructie worden gehaald. De werk -
groep die bezig is met het opstellen van de
beoordelingsrichtlijn richt zich daarbij in eer -
ste instantie op het raamwerk van het certifi-
caat en zal slechts bij een aantal onderwerpen
met een verdere detailuitwerking komen. Er
wordt dus bewust gekozen niet in één keer
allesomvattend te zijn, maar duidelijk te leren
van er varingen.
Een belangrijk punt bij de beoordelingen is het
meten, voor, tijdens en na het storten. De
metingen na het storten zijn vooral bedoeld als
bevestiging dat de beloofde prestaties ook
gehaald zijn. Wanneer dat meten op 101 manie -
ren kan worden gedaan, zullen al die manieren in de praktijk ook worden gebruikt. Voor het
vergelijken van prestatiewaarden met presta-
tie-eisen is dat niet altijd even handig. Vanaf het
begin was het daarom duidelijk dat er ook
afspraken zouden moeten worden gemaakt
over een proces waarmee de kwaliteit wordt
geborgd om prestaties te kunnen vaststellen.
Tijdens het opzetten van de richtlijn kwam bij
het willen vaststellen van de prestaties al snel
de vraag naar voren: 'Hoe meet je nu eigenlijk
de kwaliteit van het beton in de constructie?'
Op deze vraag, die TNO samen met SKG-IKOB
heeft opgepakt, wordt in het volgende onder
-
deel nader ingegaan.
WELKE PAR AMETERS?
Wanneer het gaat over prestaties van beton,
heeft iedereen daar een ander beeld bij. Al heel
snel binnen het project was het daarom duide -
lijk dat het niet over 'de' kwaliteit van beton
moest gaan, maar dat er specifieke parameters
zouden moeten worden benoemd om presta-
tiewaarden te kunnen gaan bepalen.
In eerste verkennende gesprekken met aanne -
mers en opdrachtgevers is daar een eerste lijst
van vijf parameters ontstaan, te weten:
?
Af stand tot de wapening
De maa t van de dekking is een van de belang-
rijke aandachtspunten bij de levensduur van
een constructie. Vandaar dat deze parameter
met stip op één kwam bij de inventarisatie.
?
P ermeabiliteit van de dekkingszone
Naast de afstand van het opper vlak tot de
wapening is voor de levensduur van een con-
structie ook van belang hoe snel die afstand
door schadelijke stoffen kan worden over -
brugd. Dit is vertaald in de permeabiliteit van
de microstructuur van de dekkingszone.
?
Ge sommeerde scheurwijdte per lengte-
eenheid
Een heel goede kwaliteit beton tussen de
scheuren doet natuurlijk alleen maar z'n
werk tussen de scheuren. Vandaar dat
scheuren ook als een belangrijke parameter
is geïdentificeerd.
?
Gr ote holten/grindnesten in het beton
Bij deze parameter is het de bedoeling pres -
taties te kunnen afleiden voor de aanwezig-
heid van holten en/of grindnesten in het
beton. Zeker grotere holten en/of grindnes -
ten kunnen gevolgen hebben voor zowel de
constructieve veiligheid als de levensduur
van de constructie.
?
L os- of vastzitten van de stortnaad
Ook bi j deze parameter kunnen constructieve
veiligheid en levensduur in het geding zijn.
Wanneer een stortnaad tussen twee storten
niet goed aansluit, vormen ze constructief
niet meer één geheel en kunnen er bovendien
water voerende scheuren gaan ontstaan.
Na de verkennende gesprekken zijn deze vijf
parameters (en hun meetmethoden, maar
daarover later meer) doorgesproken in afzon-
derlijke workshops met aannemers, opdracht -
gevers en inspecteurs. Tot slot is al die infor -
matie bijeengebracht op een plenaire
bijeenkomst om nog een laatste keer bespro-
ken te worden. Die discussie heeft de oor -
spronkelijke lijst parameters verder aange -
scherpt tot uiteindelijk:
?
af stand tot de wapening;
?
per meabiliteit van de dekkingszone;
?
w aterdichtheid van de constructie.
Het is niet zo dat er buiten deze drie geen
andere parameters zijn die de prestaties van
het beton bepalen. Dit zijn echter wel de para-
meters waar gezamenlijk van is vastgesteld om
hiermee te beginnen. Uitbreiden naar meer
kan later altijd nog (nadat er meer er varing is).
Een opvallend afwezige parameter is de druk -
sterkte van beton. Het blijkt dat over de druk -
sterkte zelf eigenlijk nauwelijks twijfel bestaat.
En mocht dit in bijzondere gevallen toch zo zijn,
zijn er nu al prima procedures en meetmetho-
den beschikbaar om antwoorden te verstrek -
ken.
2 E
en Torrent-meter, foto: TNO
" Sne
l kwam de vraag naar voren:
'Hoe meet je nu eigenlijk de
kwaliteit van het beton in de
constructie'"
20 VAKBL AD 1 2020
3. keurmerk beton.indd 20 03-02-20 14:53
HOE TE METEN?
Na het vaststellen van de parameters is geke-
ken welke meetmethoden geschikt zouden
zijn.
Afstand tot de wapening
Deze meetmethode is vrij snel te definiëren. De
dekkingsmeter (foto 3), die door middel van
elektromagnetische velden de afstand van het
betonopper vlak tot de wapening meet, is de
geëigende methode. Naar aanleiding van het
meetproces en de interpretatie ontspon zich
hier in de bijeenkomsten een interessante dis -
cussie. Afspraken over de dekking worden nu
vaak deterministisch gemaakt, bijvoorbeeld:
de dekking moet minimaal 40 mm zijn. Hoe
wordt er dan omgegaan met één staaf die niet
aan een dergelijke dekking voldoet (en de rest
wel). Een oplossingsrichting hier voor is wel
gevonden en wordt beschreven in het onder -
deel 'Stappen', verderop in dit artikel.
Permeabiliteit van de dekkingszone
Moeilijker dan de dekking is het meten van de
permeabiliteit van de dekkingszone. Met de
introductie van nieuwe grondstoffen is geble -
ken dat dit soms beton oplevert dat vooral in de
dekking gevoelig is voor een juiste uitvoering.
Om iets te kunnen zeggen over deze permeabi-
liteit zijn slechts enkele methoden geopperd.
Zo is de Torrent-meter (foto 2) genoemd,
waarbij lucht uit het beton wordt gezogen. De
mate waarin lucht door de dekking heen wordt
getrokken, geeft aan hoe permeabel deze dek -
king is. Het apparaat wordt weliswaar ver -
kocht, maar geniet nog weinig vertrouwen.
Omgekeerd zou er een mobiele waterindrin-
gingsproef kunnen worden ontwikkeld. Daar -
naast is er potentie voor metingen op basis van
elektrische weerstand. Conclusie is in alle
gevallen dat hier nog geen pasklare oplossing
voorhanden is.
Waterdichtheid van de constructie
Hierbij gaat het in eerste instantie over water -
voerende scheuren. Voor waterkerende con-
structies zijn er wel classificaties met verschil-
lende ontwerpeisen. De eerste stap die hierbij
is voorgesteld, is om deze classificaties om te
werken naar debieten voor verschillende
scheuren. Het debiet bij een bredere en lan-
gere scheur zal groter zijn dan bij een scheur
met een beperktere scheurwijdte en minder
lengte. Ver volgens kan op basis daar van wor -
den gekeken op welk meetbereik er naar appa-
ratuur zou moeten worden gezocht. Kant-en-
klaar is er momenteel niets in de handel.
STAPPEN
Uit het voorgaande blijkt dat er nogal wat stap-
pen nodig zijn om prestaties van beton te kun-
nen bepalen. Schematisch gezien gaat het om
vier treden:
1.
Ont wikkelen
Er is nog g een methode die voldoet aan de
meeteisen die worden gesteld om een pres -
tatiewaarde te kunnen vaststellen. Er is nog
ontwikkelingswerk nodig. Dit geldt voor de
permeabiliteit en voor de waterdichtheid. 2.
V
alideren
Er z ijn methoden op de markt beschikbaar en
deze moeten worden gevalideerd. Een voor -
beeld hier van is de Torrent-meter.
3.
Pr otocol
Als de met hode is gevalideerd, kan worden
gewerkt aan een protocol. Dit gaat verder
dan alleen het meten en neemt ook de
afspraken rondom de uitkomsten van analy -
ses mee. Een voorbeeld van dit niveau is de
dekkingsmeter. Denk daarbij ook aan de dis -
cussie wat te doen met bijvoorbeeld een te
lage dekking van een enkele wapenings -
staaf. Een protocol kan bijvoorbeeld gaan
over hoe met de gegevens moet worden
omgegaan en hoe de uitkomsten moeten
worden geïnterpreteerd.
4.
Opleiden
Als ook een pr otocol beschikbaar is, kan
werk worden gemaakt van het opleiden en
eventueel certificeren van mensen of pro-
cessen.
VOORUITBLIK
In dit artikel is geprobeerd een beeld te schet -
sen van de mogelijkheden om prestaties te
meten van gerealiseerd beton. Daarbij is met
een schuin oog reeds geanticipeerd op veran-
deringen die op de bouw afkomen.
De resultaten zoals hier beschreven, waren
onderdeel van een eerste verkennend traject.
De voorzichtige conclusies zijn dat het een
weliswaar lang, maar begaanbaar pad is. Een
pad waarin zowel meetmethode als procesbe -
schrijving hand in hand moet gaan.
Deze verkenning heeft tot stand kunnen komen
dankzij financiële bijdragen van SKKB, Bou-
wend Nederland, Strukton, Rijkswaterstaat en
ProRail. Wat TNO en SKG-IKOB betreft, eindigt
het hier niet.
Tijdens de laatste plenaire bijeenkomst heb-
ben partijen aangegeven concreet werk te wil-
len maken van een protocolbeschrijving voor
dekkingsmetingen. Ook wordt er met belang-
stelling gekeken naar mogelijkheden om iets te
ontwikkelen voor de permeabiliteitsbepaling
op locatie. Tot slot hebben partijen aangege -
ven eerste stappen te willen zetten in de rich-
ting van waterdichtheid van een constructie.
Graag zouden we daarom willen afsluiten met
een open oproep aan partijen om zich te melden
bij TNO en SKG-IKOB om samen verder te kijken
welke mogelijkheden er zijn om op onderdelen
de volgende stappen te kunnen zetten.
" He
t is een weliswaar lang,
maar begaanbaar pad"
3 Een Dekkingsmeter, foto: Hilti
21 VAKBL AD 1 2020
3. keurmerk beton.indd 21 03-02-20 14:53
De ontwikkeling van de industrie kenmerkt zich door een aantal fasen van revolutie. De eerste industriële revolutie gaat gepaard met de komst van de (stoom)machine, waarbij spierkracht wordt vervangen door machines. In de bouw zien we dit bijvoorbeeld terug in kranen en materieel voor grondverzet. De tweede industriële revolutie introduceert de lopende band, waaraan seriematig en in massa aan producten wordt gewerkt. Een voorbeeld hiervan in de bouw is de prefab-betonindustrie. Daar waar de tweede industriële revolutie tot massaproductie heeft geleid, brengt de derde industriële revolutie industrieel maatwerk door de komst van robots. Robots onderscheiden zich (alleen) van ‘gewone’ machines door de mogelijkheid tot programmeren. Omdat elke unieke handeling met hetzelfde gemak kan worden uitgevoerd zonder de machine zelf aan te passen, leidt industrieel maatwerk tot gematigde prijzen voor unieke producten. De bouw kent, in verhouding tot zijn omvang, nog slechts een gering aantal robots. Enkele voorbeelden zijn freesmachines voor de vervaardiging van mallen, lasrobots en een toenemende mate van digitalisering in de productie van lijnvormige prefab-betonelementen. Momenteel staan we aan de vooravond van een nieuwe en vierde industriële revolutie waarin robots niet meer vooraf worden geprogrammeerd, maar over de intelligentie beschikken om zelf te acteren op signalen van sensors in de omgeving via het Internet of Things. De bouw kan grofstoffelijk worden getypeerd als een industrie 1.0 of 2.0. Een directe consequentie van de lage industrialisatiegraad is de focus op het te realiseren eindproduct zonder dat de opgedane ervaring weer automatisch leidt tot een verbetering van het ontwerp. De digitale ontwerpomgeving en de machinale – maar daarmee nog steeds ambachtelijke wijze – van uitvoering zijn nog niet op elkaar aangesloten. Per project wordt een uniek team van ingenieurs, toeleveranciers en een aannemer geformeerd om het betreffende ontwerp te realiseren. Het resultaat van deze ‘adhocratie’ is per definitie een prototype, met geheel begrijpelijke risico’s in termen van tijd, geld, kwaliteit en dus ook lage marges. Er is in zo’n situatie weinig ruimte voor onderzoek en innovatie omdat de kosten daarvan op één object moeten worden terugverdiend.
Dit kan worden voorkomen door ons als sector door te ontwikkelen naar een industrie 3.0 of hoger. Digitaal ontwerpen én maken, waarbij de focus niet langer ligt op het eindproduct maar juist op het proces waarmee het product tot stand komt. Het totale proces van ontwerpen, maken en assembleren ligt vast in een digitale tweeling (digital twin ofwel een virtuele representatie van een product) van het te maken gebouw of kunstwerk. Fouten leiden tot aanpassingen in het digitale proces en worden geen tweede keer gemaakt. Het proces wordt geparametriseerd, wat niet veel anders betekent dan dat overal de ruimte wordt gezocht om tot een maximale ontwerpvrijheid te komen, zonder daarbij in een onbekend gebied te belanden. De eindgebruiker is hier stellig bij gebaat en, ook niet onbelangrijk, investeren in onderzoek loont omdat de inzet kan worden terugverdiend over meerdere gebouwen en kunstwerken.
Reacties
Filip Props - O.B.B.C. 19 februari 2020 09:26
"Download artikel als PDF" is artikel "Welke prestaties heeft mijn beton?" ipv "Digitaal beton: niet omdat het kan, maar omdat het moet!"