Een maandelijkse uitga\fe van deNederlandse Cementindustrieredactie-adresHerengracht 507 Amsterdamtelefoon 020-238531Examenbetontechnologie CB11974Het begint bijna traditie te worden om jaarlijksin BETONlEK het Examen CB1 mèt de daarbl]behorende antwoorden op te nemen. Dat hetvak betontechnologie een snelle ontwikkelingdoormaakt, komt onder meer tot uitdrukkingin de Voorschriften Beton 1974 waarvanalthans deel A, dat het gedeelte Materialenbevat, binnenkort van kracht zal worden.De cursus Betontechnologie CB1 en hetdaarbij behorende examen volgen dezeontwikkeling op de voet. Dit heeft er dan ooktoe geleid dat deze cursus het afgelopen jaarenige ingrijpende wijzigingen heeft ondergaan.Het betreft allereerst het aanpassen aan deVB 1974. :Nu bestaat een betoncursus welis-waar niet uit een opsomming van allerleivoorschriften. Integendeel, het streven is er delaatste jaren op gericht meer aandacht tegeven aan de fundamentele kanten van hetvak. Dit neemt niet weg dat de praktischevoorbeelden waarmee de theorie wordtgeïllustreerd 'uit het leven gegrepen' moetenzijn, dat wil zeggen aangepast aan de voor-schriften die binnenkort van kracht zullen zijn.Want de bevoegdheid die het diploma geeft,geldt voor de toekomst en niet voor het ver-leden.Daarnaast is er een aanzienlijke uitbreidingvan de cursusstof, vooral door opneming vanhet hoofdstuk 'Statistische verwerking vanmeetresultaten'. Strikt genomen is dit wel geenbetontechnologie maar zolang de aankomendecursisten niet over deze basiskennisapril 1974beschikken, moet de cursus hier toch in voor-zien.Desondanks heeft de Coördinatie CommissieCursussen Betontechnologie die in opdrachtvan de Betonvereniging en namens de groepdocenten deze cursus beheert, getracht deuitbreiding tot het uiterste te beperken. Decursusduur is van 13 op 151esavonden ge-bracht. De ervaring van het afgelopen cursus-jaar heeft inmiddels geleerd dat dit slechtsweinig speelruimte aan de docent laat en dathoge eisen worden gesteld aan de zelfwerk-zaamheid van de cursist.Het aantal deelnemers aan de cursus bedroegdit jaar 238, het aantal examencandidatenwas 203, hiervan slaagde 54 %.Wellicht dat de volgende weergave van hetExamen CB1 1974 voor vele gediplomeerdebetontechnologen tot een gewetensonderzoekzal leiden: is mijn kennis nog wel bij-de-tijd?Mocht dit antwoord tegenvallen dan kunt uinschrijven voor de komende cursus die ookdit najaar weer van start gaat.Ook de vorm van het examen heeft enigewijziging ondergaan. Het is gesplitst in tweegedeelten. Het eerste gedeelte, waarvoor5 kwartier beschikbaar is, bestaat uit eenaantal theorie-vragen. Voor het tweedegedeelte waarbij enkele rekenvoorbeeldenmoesten worden uitgewerkt, was uuruitgetrokken. Bij dit tweede gedeelte mochthet cursusboek worden geraadpleegd, terwijl- uiteraard - van rekenlineaal en rekenmachinegebruik mocht worden gemaakt. Vooral hetsterk toegenomen gebruik van (zak)reken-machines was opvallend!Evenals vorig jaar was weer bij elke vraag depuntenwaardering aangegeven; totaal waren er100 punten te verdienen.Grafiek, behorend bij vraag 1c......c.oC.klasse B.klasse A.EERSTE GEDEELTEVraag 1 (waardering voor elk onderdeel5 punten; dus totaal 30 punten)a. Welke uitwendige omstandigheden hebbeninvloed op de uitdrogingskrimp van beton?Welke aspecten van een betonsamenstellingkunnen bij gelijke uitwendige omstandighedende uitdrogingskrimp vergroten?rijkste factor die daarnaast van invloed opde betonsterkte, is de wcf. Voor alle beton-sterkten tussen zeer hoog en zeer laag wordtde relatie het beste weergegeven door degrafiek die bij diverse water-cementfactorenvoor elke klasse cement het verband tussengenormaliseerde betonsterkte en normsterktecement aangeeft (zie figuur boven).f. Noem enige constructies of toepassingendie zich lenen tot een uitvoering in glij-bekisting. Noem enige eisen die aan debetonspecie hierbij worden gesteld.e. Beschrijf kort waarvoor de verhardingsproefdient en hoe deze proef wordt uitgevoerd.De verhardingsproef dient om een indruk tekrijgen van de sterkte die op een gegevenmoment in het beton aanwezig is, bijv. tenbehoeve van het ontkisten of voorspannen.De verhardingsproef wordt uitgevoerd metbehulp van een aantal proefkubussen waar-bij de verhardingsomstandigheden van hetbeton in het werk zo goed mogelijk wordennagebootst. Volgens de VB 1974 mag deverhardingsproef worden vervangen doorniet-destructief onderzoek met de betonhamer,de betontester of een combinatie van dezebeide methoden.Voor elk van deze drie methoden geldt daneen bepaalde reductiefactor voor het herleidenvan de gemeten waarden.d, Welke nadelen kunnen er verbonden zijnaan de toepassing van cement met een hoogC3A-gehalte?1. Verminderde bestandheid tegen sulfaat-aantasting;2. hoge hydratiewarmte in de beginfase van deverharding.Wat verstaat men onder de kruip van beton?belasten van een constructie ontstaatHet gedeelte van de vervormingoverblijft na wegnemen van de belastingde kruip.Hoe staat de druksterkte van beton, verhard28 dagen in water van 20°C, intot de normsterkte van het in het betontoeqepaste cement? Licht het antwoord in eenI toe.overigens gelijke omstandigheden isbetonsterkte hoger naarmate de norm-Van het cement hoger is. De belang-Deze vraag is bijna woordelijk gelijk aan devraag die vorig jaar over dit onderwerp werdgesteld. Steeds weer blijkt door velen dezeuitdrogingskrimp verward te worden met deplastische krimp die in betonspecie, dus inhet niet-verharde stadium, optreedt.De uitwendige omstandigheden die invloedhebben op de uitdrogingskrimp zijn de rela-tieve vochtigheid van de lucht, de heersendetemperatuur en de windsnelheid. Aspectenvan de betonsamenstelling die de uitdrogings-krimp vergroten zijn een grotere hoeveelheidcementsteen en een hogere water-cement-factor (wet), Door deze beide factoren wordtnamelijk de hoeveelheid verdampbaar wateren de poriëngrootte bepaald.Detail van vijzel en klimstaaf van eenglijbekisting (zie vraag 1/)Strengenpers (vraag 2c)Glijbekisting wordt onder meer toegepast voorschoorstenen, liftschachten, silo's e.d, Ookvalt te denken aan moderne wegenbouw-machines en fabriekmatig vervaardigde vloer-platen enz. De voornaamste els is de stabiliteitvan de slechts enkele uren oude betonspecie.Deze wordt bepaald door de 'groene sterkte',dat is de stabiliteit van de verse specie, als-mede door het opstijvingsgedrag. Voor de'groene sterkte' is de korrelopbouw van hetmengsel van belang (vooral de fijne delen) ende consistentie. Voorts is van belang hetopstijvingsgedrag van de specie dat moet zijnaangepast aan de glijsnelheid. Daarvoor zijnde keuze van cementsoort en -klasse, dewater-cementfactor en de specietemperatuurbepalend.Vraag 2 (de onderdelen a, b en c worden resp.gewaardeerd met 7, 7 en 6 punten)a. Ter versnelling van de verharding wordtaan een betonmengsel calciumchloride toe-gevoegd. Op de betoncentrale is calcium-chloride beschikbaar in de vorm van schilfers.Gekozen wordt voor een dosering vantechnisch calicumchloride ten opzichte vanhet cementgewicht.Hoeveel callcumchlorlde moet worden gedo-seerd als het mengsel 300 kg cernent/m"bevat en de water-cementfactor = 0,50?Op welke wijze dient de dosering te ge-schieden? Geef aan hoe de betonsamen-stelling moet worden gewijzigd ten opzichtevan eerder toegepast mengsel waaraan noggeen calicumchloride werd toegevoegd.De hoeveelheid calciumchloride bedraagt1,5 van 300 kg, dit is 4,5 kg per m3beton-specie. Calciumchloride moet in water wordenopgelost en in deze vorm worden gedoseerd.3Als correctie op de betonsamenstelling kangelden dat het water waarin het calcium-chloride in opgeloste vorm is gedoseerd, moetworden afgetrokken van de hoeveelheid aan-maakwater die aan het mengsel wordt toe-gevoegd.b. Op een werk blijken de hoeken vankolommen na het entkisten veelgrindnestente bevatten. Geef aan wat hiervan de oorzakenkunnen zijn.1. Een niet sluitende bekisting waarbij te nattebetonspecie wordt gebruikte al dan niet incombinatie met te intensief trillen), waardoorcementlijm en andere fijne delen door debekisting zijn weggelopen.2. Storten van te grote hoogte zodat doorwegspatten van grindkorrels ontmenging isopgetreden.3. Onvoldoende verdichting door te stijvespecie of onvoldoende trillen.4. Onjuiste cement-toeslagverhouding,resulterend in een te grinderig mengsel.c. Op een betonfabriek moeten vrij dunne,vlakke vloerplaten worden vervaardigd. Welkeverdichtingsmethoden komen hierbij in aan-merking?De meest gebruikelijke methode hiervoor is detril- of schoktafel. Ook oppervlaktetrillers(zoals trilbalken) worden veel gebruikt. Tenslotte kunnen nog genoemd worden persen,walsen en de vacuümmethode.TWEEDE GEDEELTEZoals reeds vermeld, mocht bij dit gedeeltevan het examen het cursusboek wordengeraadpleegd. Bovendien kreeg men nog debeschikking over onderstaande algemenegegevens.Algemene gegevenss.q, portlandcement: 3,15s.g. hoogovencement: 2,95s.g. zand en grind: 2,64vochtgehalte zand: 4 t.o.v. nat gewichtvochtgehalte grind: t.o.v. nat gewichtformules Rengers/Antonisse:pz= 10. N Fz + 28 + 0,5t - 0,08Cpz = 10. NFz + 27 + 2 X c.g. -0,08CMinimale cementgehalten volgens VB '74(tabel 7.11, blz. 12, Hoofdstuk VII Cursusboek):uitvoering volgens klasse Iminimum cementgehaltein kg/m3 verhard beton bijtoepassing van cementklasse Aof Bgrenslijnen van hetbetonkwaliteit korrelverdel ings-consistentiegebiedengebied1 2 3 4B 12,5 Aen B * 280 300 320Aen C - * 300 320 340B 17,5 Aen B 280 300 320 340AenC 300 320 340 360822,5 Aen B 300 320 340 - *AenC 320 340 360 *'niet toegestaanRichtwaarden voor de waterbehoefte vanmengsels bij verschillende nominale korrel-grootten (tabel 7.14, Hoofdstuk VII Cursus-boek):Nominale korrel 8 16 31,5 63Graderingsgebied AB AC AB AC AB AC A8 ACConsistentiegebied 1 170 190 155 175 145 165 135 150Consistentiegebied 2 183 203 170 190 155 175 145 165Consistentiegebied 3 203 223 190 213 175 195 163 185Consistentîegebied 4 215 243 205 228 190 210 175 200Ten minste vereist absoluut volume fijnmateriaal per m3beton (tabel 7.15, blz. 16,Hoofdstuk VII Cursusboek):ten minste vereist absoluut volume fijn materiaal per m3 betonzeven volgens NEN 2560nominale korrel
Reacties