Een maandelijkse uitgave van deNederlandse Cementindustrieredactie-adresHerengracht 507 Amsterdamtelefoon 020-238531 april 1973 NQExamenbetontechnologie CB11973Op 8 februari werd ineen drietal plaatsen inons land het examen betontechnologie CB1afgenomen. Aan dit examen werd deelgenomendoor 184 deelnemers; 48% daarvan legdehet examen met goed gevolg af.De examenstof was dit jaar nog gebaseerd opde Gewapend Betonvoorschriften 1962. Napublikatie van de Voorschriften Beton 1972 zaluiteraard zowel de lesstof als het examen, aandeze nieuwe betonvoorschriften worden aan-gepast.Als applicatiecursus betontechnologie werdook dit jaar een korte cursus georganiseerd,waarin de toekomstigebetontechnologen meteen aantal aspecten van de nieuwe voorschrif-ten vertrouwd werden gemaakt. Het examenbetontechnologie heeft een extra dimensie ge-kregen omdat in de nieuwe voorschriften eengediplomeerd betontechnoloog wordt vereistvoor het uitvoeren van de betoncontrole voorklasse 11.De beschikbare tijd voor dit schriftelijk examenwas, zoals elk jaar, 3 uur. Voor het eerst werddit jaar voor elke opgave de puntenwaar-dering vermeld, wat voor de deelnemers aanhet examen een waardevoHeinlichting zal zijngeweest.De vragen werden voorafgegaan door de vol-gende algemene gegevens:s.g. portlandcement 3,10s.g. hoogovencement 2,95s.g. zand en grind 2,64vochtgehalte za.nd 4% '\ t.o.v. nat gewichtvochtgehalte gnnd 2°/0 Jen voorts tabel 1 en 2.Tabe/1Korre/verdeling voor verschillende grootste korre/afmetingen (Dmax) volgens FullerDmax in mm zeefdoorgang in %19 9,5 4,8 2,4 1,2 0,60 0,300 0,150 mm Tyler-zevenNed. Tyler11,2 5,623 2,8 1,4 0,60 0,300 0,150 mm Ned.-zevenzeven zeven19 16 100,0 77,0 54,7 38,7 27,4 19,4 13,7 9,722 18 100,0 72,7 51,6 36,5 25,8 18,3 12,9 9,124 20 97,5 69,0 49,0 34,8 24,5 17,3 12,2 8,726 22 93,0 65,6 46,7 33,0 23,4 16,5 11,7 8,229 24 89,0 62,9 44,7 31,6 22,4 15,7 11,2 7,931 26 85,6 60,5 42,9 30,4 21,5 15,2 10,7 7,634 28 82,4 58,2 41,4 29,3 20,7 14,6 10,3 7,336 30 79,7 56,3 40,0 28,3 20,0 14,1 10,0 7,138 32 77,0 54,5 38,8 27,4 19,4 13,7 9,7 6,841 34 74,8 52,8 37,6 26,6 18,8 13,3 9,4 6,6-cement in kg percentage zandper m3275 1üFz + 9 H300 10 Fz + 7 +1-2325 10 Fz + 5 +1-2350 10 Fz + 3 + 6..2375 10Fz +1 +6..2400 10 Fz - 1 +6..2Vraag 1 waardering 30 puntena. Wat is uitdrogingskrimp en door welke ~toren wordt deze krimp beïnvloed?Uitdrogingskrimp is de krimp die optreedt tengevolge van het verdampen van water uit beton.De factoren die deze krimp beïnvloeden, zijnde hoeveelheid cementsteen, de kwaliteit vande cementsteen, de aard van het toeslagmate-riaal en de relatieve vochtigheid van de om-geving. De hoeveelheid cementsteen in hetbeton is afhankelijk van de hoeveelheid cement+ water, terwijl de kwaliteit ervan afhankelijkis van de verhouding tussen cement en water,dus van de water-cementfactor.De uitdrogingskrimp zal geringer zijn naarmatede hoeveelheid cementsteen kleiner is en dewater-cementfactor lager. De volumeverande-ring (krimp) is overigens gedeeltelijk omkeer-baar; bij vochtopname treedt uitzetting op.b. Noem enige oorzaken voor slechte hechtingvan beton aan wapening.De aanhechting van beton aan wapening wordtverminderd door:· verontreiniging van de wapening met ont-kistingsolie of vet;· losse 'roestbladders' op de wapening;· (in de winter) een ijslaag op de wapening;· te hoge zetmaat van de betonspecie waar-door uitzakking onder de wapening kan op-treden;· overmatige verdichting ter plaatse van dewapening;· het in trilling brengen van de wapening,vooral als het beton enige uren oud is en debinding reeds is ingetreden.2Tabe/2Tabel Rengers-AntonisseBepaling van de zetmaat (rechts) en de ver-dichtingsmaat van Wa/z (uiterst rechts)c. Noem 3 methoden voor het meten van deconsistentie. Geef kort aan hoe de proevenworden uitgevoerd en in welke grootheden deconsistentiemaat wordt uitgedrukt.Dein de cursus betontechnologie behandeldemethoden voor het meten van de verwerkbaar-heid zijn:zetproef;schudproef;verdichtingsproef van Walz;VB-proef.Hoewel het voldoende was om drie van de viergenoemde methoden kort te beschrijven, zalvolledigheidshalve een korte omschrijving vanalle vier de methoden worden gegeven.De zetproef wordt uitgevoerd met behulp vande kegelmantel van Abrams. De kegelmantelwordt geplaatst op een vlakke, niet-water-opzuigende ondergrond. Vervolgens in drie ge-lijke lagen gevuld met betonspecie, waarbijiedere laag 10 maal moet worden gepord meteen stalen staaf. Na het afstrijken van debovenzijde, wordt de kegelmantel na een halveminuut wachten rechtstandig omhooggetrok-ken. De inzakking van de specie t.o.v. de hoogtevan de kegelmantel wordt zetmaat genoemd enuitgedrukt in centimeters.De schudproef is voor een deel identlek aande zetproef, met dit verschil dat de zetproefwordt uitgevoerd op een vierkant stalen blad,dat het bovenblad vormt van een dubbel raam-werk; het bovenste blad is scharnierend be-vestigd aan het onderste raamwerk. Dit laatsteis voorzien van een zodanige aanslag dat hetbovenblad 40 mm kan worden opgetild. Na hetnemen van de zetproef, wordt het bovenbladmet de daarop geplaatste speciekegel 10 maalvoorzichtig tegen de aanslag opgetild en danlosgelaten. Dit 10 maal schokken dient binnen30 seconden plaats te vinden. De gemiddeldediameter van de speciekoek wordt schudmaatgenoemd en wordt eveneens uitgedrukt incentimeters.Voor de verdichtingsproef volgens Wa/z wordtgebruik gemaakt van een vat met een hoogtevan 0,40 m en een grondvlak van 0,20 X 0,20m2· De betonspecie wordt voorzichtig met eentroffel over de bovenrand van het vat gekiept,steeds over een volgende zijde van het vat. Naafstrijken wordt de specie in het vat zo vol··ledig mogelijk verdicht, waarna op 4 punten deinzakking wordt gemeten. De verdichtingsmaat40wordt berekend uit V = 40 .· kk' . De- mza mgverdichtingsmaat is een onbenoemd getal, ge-legen tussen 1,0 en 1,5.Ook bij de VB-proef wordt gebruik gemaakt vande kegelmantel van Abrams. In dit geval wordtde kegelmantel echter in een cilindrisch vatgeplaatst, dat op zijn beurt weer op een triltafelis vastgemaakt. Na het nemen van de zetproef,wordt een doorzichtige ronde schijf op despeciekegel neergelaten, waarna wordt getrildtot de specie onder de schijf geheel is uitge-vloeid. De triltijd, nodig voor deze verdichting,is hier een maat voor de consistentie. De VB-maat wordt uitgedrukt in seconden.d. Welke factoren zijn van belang voor het ver-krijgen van een goede slijtvastheid van beton?Met welke methode kan men de slijtvastheidmeten?Voor het verkijgen van een goede slijtvastheidvan beton zijn van belang enerzijds de slijtvast-3heid van het gebruikte toeslagmateriaal enanderzijds de hechting van de korrels aan decementsteen. Voor een goede hechting is hetvan belang om een goed dicht beton toe tepassen met een optimale korrelopbouw en eengoede kwaliteit cementsteen. Als toeslagmate-riaal kan speciaal slijtvast toeslagmateriaalworden toegepast. De duurzaamheid van slijt-lagen kan onderzocht worden met de zand-blaasproef of de slijtproef. Bij de eerste wordtde hechting tussen de korrels toeslagmate-riaal en de cementsteen onderzocht, terwijl bijde slijtproef de kwaliteit van de toeslagkorrelsde doorslag geeft.e. Waarvoor wordt spuitbeton toegepast?Hoe is daarbij de werkwijze?Spuitbeton wordt toegepast bij reparaties aanbeton, bij het uitvoeren van schaaldaken,tunnels, bekledingen, sierbeton en bij het uit-voeren van moeilijk op andere wijze te vervaar-digen constructiedelen. De werkwijze bij hetaanbrengen van spuitbeton is als volgt: eenvoorgemengd mengsel van cement, zand enfijn grind, wordt door een buis naar een spuit-mondstuk geblazen. In dit spuitmondstuk wordthet droge mengsel bespoten met een water-nevel, waarna het mengsel onder hoge druktegen de bekisting wordt aangespoten.f. Noem een aantal factoren die de snelheid vande sterkteontwikkeling van met water reagerendcement bepalen.De snelheid van. de sterkte-ontwikkeling vanmet water reagerend cement wordt bepaalddoor de samenstelling en fijnte van maling vanhet cement (dus soort en klasse), door dewater-cementfactor, door de temperatuur vancumulatieve zeefresten in %zeef N480zand grind 1 grind 232 - 1 523 - 20 3511,2 - 63 785,6 - 93 882,8 8 98 951,4 21 100 1000,60 48 100 1000,300 86 100 1000,150 98 100 100zeven zand grind 1volgens 31,5% 68,5% mengselN48032 0 + 0,7 = 123 0 13,7 1411,2 0 43,2 435,6 0 63,7 642,8 2,5 67,1 701,4 6,6 68,5 750,6 15,1 68,5 840,30 27,1 68,5 960,15 30,9 68,5 99Tabel 3 Tabel 4Eerst zal de maximum korrel van grind 2 moetenworden bepaald, ten einde te kunnen beoor-delen of wellicht ook een andere Fullerkrommeals vergelijkende ideaalkromme moet wordengenomen. De maximum korrel vindt mendoor de grindkromme te tekenen in een zeef-diagram op lineaire schaal en de snijpuntenvan de kromme met de 15% en 85% restlijn teverbinden door een rechte lijn. Het snijpunt vandeze rechte lijn met de 0% restlijn geeft demaximum korrelafmeting, die wordt afgerondin even millimeters. Zie voor de uitwerking hier-van figuur 2.Zowel het zeefdiagram waarin de zeefkrommeen de Fullerkromme moesten worden getekend,als het zeefdiagram voor de bepaling van demaximumkorrelgrootte, waren beide bij hetexamen beschikbaar.b. Hoe moet de mengverhouding worden ge-wijzigd als grind 1 opraakt en verder gewerktwordt met grind 2?Teken ook deze mengselkromme in de grafiek.Een berekening volgens de methode Lem-Theissing houdt in dat het zand-grindmengselzodanig wordt gekozen, dat de Fullerkrommeop de zeef 2,8 en 0,60 mm zo dicht mogelijkwordt benaderd. Voor het berekenen van demengverhouding zand-grind 1 zijn als gegevensnodig de zeefdoorgang van het zand op dezeven 2,8 en 0,60, de zeefdoorgang van hetgrind op de zeven 2,8 en 0,60 en de zeefdoor-gang van de Fullerkromme op deze zeven.Gegeven is dat de maximum korrel uitgedruktin Tyler-zeven 24 mm is. Uit de gegevens vantabel 1 kan worden afgelezen dat voor eenDmax = 24 mm de zeefdoorgang op de zeef2,8 mm 31,6% is en de zeefdoorgang op dezeef 0,60 mm 15,7%. Op grond van deze ge-gevens kunnen de volgende vergelijkingenworden opgezet.Voor zeef 2,8 mm:Pz X 92 + (100 - Pz) X 2 = 100 x 31,6.Hieruit volgt Pz = 33%.Voor zeef 0,60 mm:P: x 52 + (100 - P:)X °= 100 x 15,7.Hieruit volgt P: = 30%.Om een zand-grindmengselkromme te krijgendie zo dicht mogelijk bij de Fullerkromme ligt,dient nu het gemiddelde te worden genomenVraag 2 waardering 15 puntena. Men beschikt over zand en grind met eenkorrelopbouw volgens tabel 3.Bereken de mengverhouding zand : grind 1volgens de methode Lem-Theissing. Dmaxgrind 1 ::::: 24 mm (Tyler-zeven).Teken de mengselkromme en de ideaalkrommeop bijgevoegdgrafiekpapier (in log. schaal).de specie en ten slotte door het eventueel toe- ,30 + 33 0/passen van de sterkte-ontwikkeling beïnvloe- van Pzen Pz dus 2 =31,5 o.dende hulpstoffen. Antwoord:mengverhouding: 31,5% zand, 68,5% grind 1.Voor de berekening van de mengselkrommedient steeds 31,5% van de resp. zeefresten vanhet zand te worden opgeteld bij 68,5% van deresp. zeefresten van het grind; zie hiervoorfiguur 1 en tabel 4. In figuur 1 is niet alleendeze mengselkromme uitgezet, maar tevens deFul'lerkromme met een maximum korrel van24 mm (Tyler-zeven). De zeefresten van dezeFullerkromme kunnen worden afgelezen uittabel 1 die in de algemene gegevens is op-genomen.4(7,,') (.a)N 10'80 in Jine.ire scn:aal #0aflm10 /vV,...,'040/'J;o //Go· //o .r;/BoP1" T?!4 t. ." 1 . " .67Figuur 2.'" 30- ·. -zKKX6:>-8010-Figuur 1Uit figuur 2 volgt dat Drnax van grind 2 =:28mm.De bepaling van de mengverhouding zand:grind 2 geschiedt nu op dezelfde wijze als ge-beurd is in a. Voor een Fullerlijn met Drnax :==28 mm is de zeefdoorgang op de zeef 2,8 mm29,3% en op de zeef 0,60 mm 14,6%. De vol-gende vergelijkingen kunnen worden opge-steld:Zeef 2,8mm:Pz X 92 + (100 - Pz) x 5 =: 100 X 29,3.Hieruit volgt Pz =: 28û/o.Zeef 0,60 mm:Pz' X 52 =: 100 X 14,6.Hieruit volgt Pz' =: 28%.De 'mengverhouding wordt dus 28% zand en72% grind 2.zevenzand grind 2volgens 28% 72% mengselN48032 0 + 3,6 = 423 0 25,2 2511,2 0 55 555,6 0 63 632,8 2,2 68 701,4 5,9 72 780,6 13,4 72 850,30 24,1 72 960,15 27,4 72 99Tabel 5Omdat ook in dit geval de mengselkrommemoest worden getekend, moeten de zeefrestenvoor alle zeven voor het mengsel worden be-paald. De uitwerking hiervan is gegeven intabel 5.In figuur 3 is naast de mengselkromme vanzand en grind 2 ook nog getekend de ideaallijnvolgens Fuller voor Dmax =28 mmoVraag 3 waardering 15 puntenOp een bouwwerk werd gestort met de volgen-de betonsamenstelling :cementgehalte: 325 kg hoogovencement per m3zetmaat 6 cm, wcf 0,4537% zand - 63% grindOmdat wordt overgegaan op het storten vaneen constructie-onderdeel waar een hogerezetmaat voor vereist is, wordt verzocht onge-veer 15 liter water meer per m3toe te voegen,met de bedoeling de zetmaat met ca. 6 cm teverhogen. In verband met de vereiste druksterk-50-PMc:tolil,:: 110NGo1°BoFiguur 3107 liter161 liter10 liter290 litergewicht absoluut volume350350 kg = 119 liter2,95Aan aanmaakwater moet wordengedoseerd 161 - 54 =De betonsamenstelling wordt dus:350 kg hoogovencement per m3742 kg nat zand1186 kg nat grind107 liter aanmaakwaterwaterlucht 1%cementVoor het berekenen van de gevraagde hoeveel-heden cement, zand, grind en water per m3,dient een uitleveringsberekening te wordengemaakt.Aan toeslagmateriaal is dus aanwezig1000 - 290 liter = 710 literIn gewicht is dit 710 X 2,64 == 1874 kgA d· . 38an zanls aanwezig 100 X 1874 = 712kgA. d 62an grm : 100 X 1874 1162 kgIn de algemene gegevens is als vochtgehaltevan zand 4% en als vochtgehalte van grind 2%(beide t.ON. nat materiaal) gegeven.Aan nat zand en nat grind moet worden af-gewogen:10096 X 712 = 742 kg nat zandAan grind:10098 X 1162 = 1186 kg nat grindHet in het toeslagmateriaal aanwezige vochtbedraagt van het zand 742 - 712 = 30 litervan het grind 1186 - 1162 == 24 liter54 literPz = 38%.6te mag de wcf niet hoger worden dan 0,46.Hetluchtgehalte mag op 1'0/0 worden gesteld.Op welke wijze dient het mengsel te wordenaangepast? Bereken hoeveel cement, vochtigzand en grind en hoeveel water moet wordenafgewogen per m3betonspecie van de nieuwesamenstelling (met zetmaat 12 cm).Uit de gegevens blijkt dat in de nieuwe beton-samenstelling 15 liter water meer per m3zalworden toegevoegd, zodat het watergehaltewordt:0,45 X 325 + 15 liter =146 + 15 = 161 liter water.Voorts is gegeven dat in verband met de ver-eiste druksterkte, de wcf niet hoger magden dan 0,46. Het cementgehalte moet dus tenminste bedragen: 161 : 0,46 = 350 kg hoog-ovencement per m3·Door de toename van het cementgehalte van325 tot 350 kg per m3en de verhoging van dezetmaat van 6 naar 12 cm, zal ook de zand-grindverhouding moeten worden aangepast.Uit de formule van Rengers-Antonisse, vermeld,in de algemene gegevens, voor 325 kg cement fper m3, t.w. percentage zand =10 F + 5 + zetmaat I .z 2 vo gt.37 = 10 Fz + 5 + K Hieruit volgt: Fz = 2,9.Voor een cementgehalte van 350 kg cementper m3 luidt de formule volgens Rengers-Antonisse:10 Fz + 3 HK Het nieuwe zandpercentagewordt dus:10 X 2,9 + 3 + ..!3..2Schutsluis in uitvoering (zie vraag 7)Vraag 4 waardering 10 puntenEen hoeveelheid vochtig zand weegt a gram.Onder water gewogen weegt dezelfde hoeveel-heid b gram.Druk het vochtpercentage van het zand uit ina en b (uitgedrukt ten opzichte van nat zand).Uit het gegeven ten aanzien van het gewichtonder water van de hoeveelheid zand, kangewicht van het droge zand boven water wor-den afgeleid. Immers, het gewicht van hetmateriaal = absoluut volume X soortelijkgewicht. Het 'soortelijk gewicht onder water'vaneen materiaal is gelijk aan het soortelijkgewicht min het soortelijk gewicht van water,met andere wOorden voor zand 2,64 - 1 = 1,64.Het gewicht onder water (b) = absoluutvolume X 1,64. Gezien het feit dat het gewichtboven water = absoluut volume X 2,64 is het. 2,64gewicht boven water = 1,64 X b.De hoeveelheid vocht in het zand = nat ge-wicht - droog gewicht, dus a - droog gewicht= a - 2,64 X b = a 161 b1,64 , .Het vochtpercentage van het zand uitgedruktten opzichte van nat zand is dus_a_-_1....,;,_61_b 1 00/X 0 o.aVraag 5 waardering 10 puntenVan een betonmengsel is de verhouding porhlandcement : toeslagmateriaal 1 : 5,8 (in gew.delen). Verder is bekend dat 1/4 van het specie-volume bestaat uit cement en water. De wcf =0,45.Bereken het luchtgehalte in procenten.7Dit vraagstuk kan op verschillende manierenworden opgelost. Een methode is uit te gaanvan 1 m3betonspecie = 1000 liter. Gegeven isimmers dan 1/4 van het specievolume bestaatuit cement en water, d.w.z. dat per m3250 litercementpasta aanwezig is. De wcf is gegevenals 0,45. Uit deze beide gegevens kan hetcementgehalte worden berekend.Immers:absoluut volume cement + abs. vol. water =absoluut volume cementpasta.Indien het cementgewicht per m3wordt uitge-drukt als C en de hoeveelheid water per m3als W, kan de volgende formule opgesteldCworden: 31 + W =0,32C + W= 250.,Verder is: W = 0,45 C (wcf = 0,45),zodat 0,32 C + 0,45 C = 250.Hieruit volgt: C = 325 kg/m3·Uit het gegeven cement: toeslagmateriaal =1 : 5,8 (in gew. delen), volgt:gewicht toeslagmateriaal = 5,8 X 325 =1885 kg.Het absolute volume aan toeslagmateriaal =1885 .2,64 = 714 hter.Gezien het feit dat per m3250 liter cement-pasta aanwezig was, wordt het restant van hetvolume ingenomen door toeslagmateriaal enlucht. Het luchtgehalte is dus 750 714 =36 liter, wat overeenkomt met 3,6%.Vraag 6 waardering 10 puntenEen mengsel met een samenstelling 325 kgportlandcement per m3, 713 kg droog zand en1164 kg droog grind per m3, bevat na verdich-ting 1,5% lucht in de vorm van luchtinsluitingenof holten.Het totaal aan fijn kleiner dan 0,300 mm in hetmengsel blijkt 475 kg/m3te bedragen. Men wildeze hoeveelheid in het mengsel beperken doorgebruik van een ander zand, waarbij hetzelfdezandpercentage wordt toegepast.Hoeveel dient de totale zeefrest van het zand opzeef 0,300 mm te zijn opdat het totaal aan fijnkleiner dan 0,300 mm in het mengsel wordtbeperkt tot 400 kg/m3?Bij deze vraag is het belangrijk te beseffen watwordt beschouwd als fijn materiaal kleiner dan0,300 mmo Als zodanig worden beschouwd:cement, zand kleiner dan 0,300 mm en lucht-bellen die het gevolg zijn van de dosering vaneen luchtbelvormer.Uit de opgave blijkt niet dat een luchtbel-vormer is toegepast. Wel wordt vermeld dat debetonspecie na verdichting 1,5% lucht in devorm van luchtinsluitingen of holten bezit. Ditwordt echter niet beschouwd als fijn materiaal,zodat met deze 1,5'% geen rekening moetworden gehouden.Gezien het feit dat het totaal aan fijn kleinerdan 0,300 mm 475 kg bedraagt, is er aan fijnzand kleiner dan 0,300 mm 475 - 325 = 150 kg.Het is de bedoeling deze hoeveelheid in hetmengsel te beperken door het gebruik van eenander zand, met behoud van hetzelfde zand-percentage. De hoeveelheid 'fijn' wordtperkt tot 400 kg. Hieruit volgt dat aan fijnzand aanwezig is: 400 - 325 = 75 kg. De zeef-doorgang van het zand door de zeef 0,300 mm75= --- X 100% = 105'%.713 'De gevraagde zeefrest van het zand op de zeef0,300 mm wordt dan 100 - 10,5% = 89,5%.Vraag 7 waardering 10 puntenIn uitvoering is een sluis, waarbij wanden vanplaatselijk ruim 2 meter dik gestort moetenworden. Bij het storten van een wandgedeeltewordt in. de betonspecie een plastificeerdertoegevoegd, die tevens een vertragende wer-king heeft. Doordat op een bepaald ogenblik debetonspecie over een te grote hoogte in debekisting nog te weinig gebonden is, wordt dedruk op de bekisting zo groot, dat deze plaat-selijk een flinke zetting vertoont. Het stortenwordt gestopt en er dienen maatregelen teworden genomen om bij de voortgang van hetstort verdere schade te voorkomen. Het blijktechter niet mogelijk te zijn de geprefabriceer-de bekisting te versterken.8Welke maatregelen mag U nemen ten aanzienvan ,qe beton.samenstelling en de aanpak vanhet stort, om te voorkomen dat er zich op-nieuw zetting In de bekisting voordoet?Bij de beantwoording van deze vraag moetworden beseft dat het enerzijds gaat om massa-beton waarbij het optreden van temperatuur-spanningen zoveel mogelijk moet wordenvermeden en anderzijds om het probleem dat debekistingsdruk plaatselijk te groot wordt door-dat de betonspecie over een te grote hoogtenog te weinig gebonden is. Voor het opvoerenvan de snelheid Van binden zouden enige maat-regelen genomen kunnen worden, zoals bijv.het verhogen van het cementgehalte, die niettoelaatbaar zijn in het kader van het gegevendat men hier te maken heeft met massabeton.Ten aanzien van de betonsamenstelling kunnenslechts die maatregelen worden genomen, dieten opzichte van beide gegevens verantwoordzijn.Voor massabeton moet worden gedacht aanmaatregelen ter beperking van temperatuur-verschillen, zoals een zo laag mogelijk cement-gehalte, gebruik van een cement met een zolaag mogelijke hydratatiewarmte, een lage wcf,maar ook aan isolerende bekisting. Om nu hetprobleem van de te hoge bekistingsdruk tekunnen oplossen, kan worden overwogen of erwellicht met een lagere zetmaat kan wordengestort, zodat de wcf verlaagd kan worden ende snelheid van de binding zal toenemen.Een factor die ook meehelpt om de snelheidvan binden te doen toenemen, is het verminde-ren van de dosering van de vertragende plasti-ficeerder of het toepassen van een plastifi-ceerder die geen vertragende werking heeft.Een mogelijkheid om de samenstelling te ver-beteren is het verbeteren van de gradering,zodat enerzijds de samenhang van de specietoeneemt en anderzijds met minder aanmaak-water kan worden volstaan voor dezelfde ver-werkbaarheid. Ook ten aanzien van de aanpakvan het stort is een aantal maatregelen teoverwegen:· een langzamer storttempo;· de laagdikte waarin gestort wordt, vermin-deren;· indien gestort werd volgens het systeemvan het storten in storttront, overgaan op hetstorten inlagen.
Reacties