BetoniekAlgemeenExamenExamenBetontechnoloog BV 2000Maandag 17 april 2000.Terwijl half Nederland een enerverendweekend achter de rug had en met het angstzweet in de handende ontwikkelingen op de Amsterdamse beurs volgde, had een groepvan 139 mannen en vrouwen, verzameld in Utrecht, heel andereproblemen. Daar werd in de jaarbeurs het examen BetontechnoloogBV afgenomen. Het weer leek de stemming op die dag naadloos tevolgen: een heerlijk voorjaarszonnetje van halfweg de ochtend tot inde middag met uiterst dreigende donkere wolken op de achtergrond.Op het moment dat deze Bet 0 n jek op de mat rolt, hebben deexamenkandidaten hun uitslag al binnen. Voor de aandelenbezittersviel het allemaal reuze mee. Hoe verging het de examenkandidaten?:was het voor hen toch een "Black Monday" of mogen ze zich vanafnu Betontechnoloog noemen?Voor 50 kandidaten blijkt dat het geval. Zij behoren jaar kandidaten geslaagdtot de 36% geslaagden van dit examen. Hiernaast 1995 132 50%het overzicht van de resultaten van de laatste jaren. 1996 117 46%1997 119 38%1998 137 41%1999 141 40%2000 139 36%juni 2000Het examen bevatte dit jaar 28 meerkeuze en9 open vragen. Net als in de laatste jaren vielen ermet de meerkeuzevraagstuldeen 30 punten te ver-dienen en met de open vragen 70 punten. Hetgebruik van programmeerbare rekenmachinesenjof schriftelijke naslag was verboden. Wel kregenalle kandidaten een setje met 'algemene gegevens'uitgereikt met gegevens over waterbehoefte, eisenaan de hoeveelheden fijn materiaal, normsterktecement, statistische tabellen enz.Om deze Bet 0 n i e k niet onnodig dik te maken,zijn deze gegevens niet overgenomen. Indien u devraagstuldeen ter oefening wilt maken, dan kunt udeze gegevens vinden in het boek 'Betontechnologie',negende geheel herziene druk, 1995. Bedenk bij hetmaken van de vragen dat dit boek voor de examen-kandidaten ook de examenstofvormt.Als Betonieldezer weet u dat de ontwildcelingvan kennis en inzicht in de betontechnologievoortdurend doorgaat. Dat betekent dat deallernieuwste kennis en laatste aanpassingen vanregelgeving nog geen examenstof zijn en dus ookgeen deel uitmaken van het examen.Hieronder volgt een weergave van het examen,inclusiefde antwoorden en soms een toelichtingvan de examencommissie.Deel A: MeerkeuzevragenVoor degenen die de meerkeuzevragen willenoefenen, zijn de antwoorden en essenti?leuitwerkingen opgenomen op blz. 13Vraag IDe methode van de gewogen rijpheid kan voormeerdere doeleinden worden gebruikt. De methodeis het meest gebruikt voor het bepalen vanA de ontkistingssterkte.B de sterkte na 28 dagen.C de vertragingstijd.D het begin van de binding.Vraag 2Bij vergelijking van beton met gelijke samenstellingwaarbij een CEM I 32,5 R of een CEM IIljB 32,5 Ristoegepast, blijkt dat bij gelijke verhardingstijdBet 0 n i e k juni 20002A de beginsterkte van het CEM IIljB 32,5 R lager is.B de hydratatiewarmte in beide gevallen nagenoeggelijk is.C de weerstand tegen indringing van chloridenagenoeg hetzelfde is.D er geen verschil is in sulfaatbestandheid.Vraag 3De horizontale betonspeciedruk in een hoge wand-bekisting bereikt niet altijd de hydrostatische drukomdat deA specie opstijft.B specietemperatuur toeneemt.C stijgsnelheid toeneemt.D water-cementfactor tijdens het storten lagerwordt.Vraag 4Een mengsel bestaat uit zand (F=2,8), fijn grind(F=4,7) en grind (F =6,8). Het mengsel bevat25% (mjm) zand en 25% (mjm) fijn grind.De fijnheidsmodulus van het mengsel wordtA 3,6B 5,3C 7,5D 8,7Vraag 5Voor de duur van de nabehandeling van beton(bij etmaaltemperaturen van ten minste 4?C) dientde volgende richtwaarde gehanteerd te wordenA de nabehandeling mag worden be?indigd als tenminste 50% van de karakteristieke sterkte isbereikt.B de nabehandeling moet ten minste wordenvoortgezet tot een sterkte van 3,5 Njmm' isbereikt.C de nabehandeling moet ten minste drie dagenbedragen.D een goed samengesteld beton behoeft niet teworden nabehandeld.Vraag 6Bij het berekenen van een betonsamenstelling isin elk geval de volgende informatie over het tegebruiken toeslagmateriaal noodzakelijkA Dmax en de fijnheidsmodulus.B het vochtgehalte en het percentage holle ruimte.C Psr en de korrelverdeling.D Pm en PsVraag 7Naast massadosering van toeslagmateriaal is ookvolumedosering toegestaan. Voorwaarde daarbij isdatA bij volumedosering dezelfde nauwkeurigheidwordt bereikt als bij massadosering.B de volumieke massa van het toeslagmateriaalbinnen 1%nauwkeurig wordt bepaald.C fijne toeslagmaterialen niet volumetrisch wordengedoseerd vanwege de grote spreiding in devolumieke massa van fijne toeslagmaterialen.D het vochtgehalte voorafwordt bepaald.Vraag 8Collo?daal beton bestaat uit een betonmengsel,waaraan moet zijn toegevoegd eenA luchtbelvormer.B superplastificeerder.C vertrager.D waterretentiemiddel.Vraag 9Bij het berekenen van een betonsamenstelli,ngwillen we poederkoolvliegas toepassen en eenbindmiddelfunctie k=0,2 in rekening brengen.De waterbehoefte is 159 liter per m' en de in deberekening aan te houden water-bindmiddel-factor = 0,53.Welke van onderstaande combinaties van poeder-koolvliegasgehalte en cementgehalte is correct?A 40 kg poederkoolvliegas en 300 kg cement.B 75 kg poederkoolvliegas en 285 kg cement.C 100 kg poederkoolvliegas en 260 kg cement.D 125 kg poederkoolvliegas en 275 kg cement.: e ton i e k juni 20003Vraag 10Een betonmengsel bevat:? 265 kg CEM I 42,5;? 110 kg vliegas;? 150 kg water;De water-bindmiddelfa?tor van deze specie isA 0,40B 0,50C 0,53D 0,57Vraag IIBij de mengselberekening van lichtbeton rekenenwe met het vochtgehalte van het lichte toeslag-materiaal. Welke bewering is juist?A het totale vochtgehalte wordt beschouwd alsgeabsorbeerd water.B het vochtgehalte wordt gedeeltelijk beschouwdals geabsorbeerd water en gedeeltelijk als aan-hangend vocht.C het vochtgehalte wordt voor de helft als geabsor-beerd water beschouwd.D met het vochtgehalte wordt op dezelfde maniergerekend als bij dicht toeslagmateriaal.Vraag 12Om beter onderscheid in consistentie te kunnenmaken tussen verschillende betonspecies met zet-maat 0 mm, kunnen we gebruik maken van deA schudmaat.B VeBe-tijd.C vloeigoot.D vloeimaat.Vraag 13Welke gemiddelde kubusdruksterkte moet de beton-technoloog ten minste aanhouden voor de bereke-ning van de betonsamenstelling voor een beton B45,als wordt uitgegaan van een standaardafWijking van3,6 N/mm2 en een afkeurkans van 10%?A 49,6N/mm2B 50,5 N/mm2C 50,9N/mm'D 52,4N/mm2Vraag 14Het water in de gelpori?n isA chemisch gebonden water.B fYsisch gebonden water.C vrij water.D water dat door hydratatie van cementvan buiten afis aangezogen.Vraag 15De waarde 1,53 zoals die in het keuringscriteriumvan de VET is vastgelegd, is gekoppeld aan eenA consumentenrisico van 5%.Bondeugdelijkheidspercentage van 5%..C producentenrisico van 5%.D serie van 12 kubussen.Vraag 16Het fenomeen kruip in voorgespannen beton wordtveroorzaakt doorA de elastische vervorming van het toeslag-materiaal.B het te laat aanbrengen van de voorspanning.C relaxatie van voorspanstaal.D vochtmigraties in het beton.Vraag 17De methode Thaulow is een meetmethode voor hetbepalen vanA de verdichtingsgraad.B de volumieke massa.C de water-cementfactor.D het luchtgehalte.Vraag 18Wanneer is er sprake van levering op gebruikseisen?Bij leverenA onder certificaat.B op basis van gecertificeerde grondstoffen.C op basis van de VET (NEN 5950).D op voorgeschreven water-cementfactor.Bet 0 n i e k juni 20004Vraag 19De waterbehoefte van betonspecie wordt naast degrootste zeefrnaat, vooral bepaald door de volgendefactorenA cementsoort - cementgehalte.B consistentiegebied - cementgehalte.C consistentiegebied - cementsoort.D consistentiegebied - graderingsgebied.Vraag 20Een aannemer bestelt bij u betonspecie voor de ver-vaardiging van een parkeerdek in milieuldasse 5a.Het dek wordt blootgesteld aan weer en wind.Wat adviseert u de aannemer?A u adviseert hem om een plastificeerder toe tepassen om zodoende de verwerkbaarheid teverbeteren.B u adviseert hem, in overleg met de bestek-schrijver, het beton voor het dek uit te voeren inmilieuldasse 2. Door het hogere gehalte aanwater laat het beton zich beter verwerken endus is er minder kans op grindnesten.C u levert het beton aan in milieuldasse 5a, deduurzaamheid is voldoende gewaarborgd.D u waarschuwt hem dat als de specie wordtgeleverd in milieuklasse 5a, deze onvoldoendebestand is tegen de omstandigheden waaraanhet parkeerdek wordt blootgesteld.. Vraag 21De permeabiliteit van beton zal groter zijnA als het luchtgehalte in beton toeneemt.B bij een lagere hydratatiegraad.C bij een lagere water-cementfactor.D naarmate beton ouder wordt.Vraag 22Voor het verbeteren van de samenhang van eenplastische betonspecie moet u kiezen uit ??n van devolgende maatregelen. U geeft de voorkeur aan hetgebruik vanA meer fijn zand.B meer water.e minder cement.D minder vertrager.Vraag 23Welke van de volgende maatregelen kan genomenworden om het gevaar op plastische krimpscheurente minimaliseren?A de scheuren voor het einde van de bindingdichtschuren.B het watergehaltein de specie verlagen doorbijvoorbeeld plastificerende hulpstoffen toe tepassen.e zeer fijne vulstoffen zoals silica fume toevoegenaan de specie.D zo snel mogelijk na het afwerken zorgvuldignabehandelen.Vraag 24De bijdrage van een vulstof aan stabiliteit en sterktevan beton(specie) is toe te schrijven aan zijnA activiteitenindex.B hydraulische eigenschappen.e puzzolane eigenschappen.D specifiek oppervlak.Vraag 2SEen vertrager wordt minder effectiefA bij gebruik van een zelfde soort cement metdezelfde sterkteklasse en met een ldeinerspecifiek oppervlak.B bij gebruik van vulstoffen.e bij lagere temperatuur.D in combinatie met een luchtbelvormer.Vraag 26Welk van de hieronder genoemde resultaten vanonderzoek naar de bruikbaarheid van bronwaterals aanmaakwater leidt zonder meer tot afkeuringvan het water?Bet-0 n i e k juni 20005A de druksterkte van het referentiebeton is lagerdan die van het beton met het te onderzoekenwater.B het choridegehalte is hoger dan de grenswaarde.e het gebruik van het water leidt tot een versnel-ling van de bindtijd tot buiten de grenswaardedaarvoor.D het sulfaatgehalte ligt boven de grenswaarde.Vraag 27Bij vergelijking van riviergrind en graniet (metdezelfde korrelverdeling) als toeslagmateriaal voorbeton blijkt datA alleen het graniet tot de groep 'harde, dichtetoeslagmaterialen' kan worden gerekend.B het riviergrind een duidelijk andere korrelvormheeft.e het warideffect bij toepassing van graniet aan-merkelijk ldeiner is.D in beide gevallen verontreiniging met (oer)houtkan voorkomen.Vraag 28Kenmerkend voor de puzzolane reactie is dat dezeA alleen plaats vindt bij poederkoolvliegas.B alleen verloopt in aanwezigheid vankalk (calciumhydroxide).e sneller verloopt bij hogere temperatuur.D voornamelijk hydraten van e3Avormt.Deel B: Open vragenVraag I (6 punten)Een monster nat toeslagmateriaal weegt 4746 g enhet vochtgehalte van het toeslagmateriaal is 2,5%.Ondergedompeld in zeewater weegt het monster2952 g. Een liter zeewater weegt 1025 g.a. Bereken de Ps van het toeslagmateriaal.b. Wat zou de volumieke massa zijn als de proefmet leidingwater zou worden uitgevoerd?Motiveer uw antwoord.AntwoordDeze vraag werd door 50% van de kandidaten vol-doende beantwoord.Ad.a.Het natte monster weegt 4746 g.Na droging weegt het 4746/1.025 = 4630 g. In zee-water weegt het 2952 g. Het toeslagmateriaal onder-vindt dus een opwaartse kracht van 4630 - 2952 =1678 g. De volumieke massa van het zeewater is1,025 gim!, dus het volume van het toeslag-materiaal is 1678/1,025 = 1637 mI. De volumiekemassa is dus 4630 /1637 = 2,828 g/ml of 2828 kg/m3?Ad.b.Als de proefmet leidingwater wordt uitgevoerd,is het antwoord hetzelfde. Immers, het toeslag-materiaal is niet anders, alleen het water waarinhet wordt ondergedompeld.Sommige kandidaten hebben deze vraag andersopgevat en lazen: '... indien de proef met leiding-water zou zijn uitgevoerd...'. In dat geval is hetantwoord: 4630/1678 = 2759 kg/m3?Vraag 2 (8 punten)a. Welke vier schademechanismen kunnen optre-den in beton in een zeewatermilieu?b. Van een geprefabriceerde gewapend betoncon-structie, welke permanent is ondergedompeldin zeewater, zijn de volgende gegevens bekend:.. sterkteklasse B45;.. water-cementfactor ldeiner dan 0,45;? bindmiddel portlandcement CEM I 42,5 R HS;.. de deld?ng op de wapening voldoet aan degestelde eisen.Geefvoor elk van de onder a. genoemde schade-mechanismen het risico van optreden en motiveeruw antwoord.AntwoordDeze vraag werd door 27% van de kandidatenvoldoende beantwoord. Slechts weinig kandidatenstonden er bij stil dat carbonatatie bij volledigeonderdompeling nauwelijks kan optreden.Bet 0 n i e k juni 20006Ada.Mogelijke schademechanismen:" Sulfaataantasting... Corrosie van de wapening als gevolg vancarbonatatie.Cl Corrosie van de wapening als gevolg vanchlorideaantasting... Vorstschade.Ad.b.Bij volledige en permanente onderdompelingin zeewater bestaat het volgende risico op hetoptreden van deze schademechanismen:.. Sulfaataantasting (in dit geval door de reactievan C3A met sulfaat uit het zeewater) is nietmogelijk omdat een cement met een hogebestandheid tegen sulfaten is gebruikt (HS)... Corrosie van de wapening treedt alleen op alser vocht en zuurstofaanwezig zijn. Uiteraard iser voldoende vocht, want het beton is permanentin water ondergedompeld. Dit vocht zal hetoptreden van carbonatatie en binnendringenvan het slechts in beperkte mate aanwezige zuur-stofverhinderen. Daarom zal geen corrosie vande wapening optreden... Chloride-indringing kan wel plaatsvinden.Bekend is dat C3A-arme ofC3A-vrije portlandce-menten daarvoor gevoelig zijn. De lage wcfenhet feit dat het beton voortdurend volledig onderwater verkeert, maakt het risico op putcorrosieechter zeer ldein... Vorstschade zal niet kunnen optreden zolanghet water in de pori?n niet bevriest.Onder de genoemde omstandigheden (volledig inzeewater en een lage wet) is het risico daarom teverwaarlozen.Vraag 3 (6 punten)Wat zijn de mogelijke effecten op sterl~iyl~eM~~~ij4.~a.het storte~en?:???,el'dioll~.~,,~n~7?bet~~pede.Bijd~?wat.?~ro.ter
Reacties