1juni 2001In Utrecht gebeurt het !Deze gedachte flitst onwillekeurig door je hoofd als in Utrecht149 kandidaten hun opwachting maken voor het examen CB 1.Op slechts een steenworp verwijderd onderhandelen op hetzelfdemoment de vakbonden met de directie van de NederlandseSpoorwegen. Deze onderhandelingen zullen bepalen of we het dezeweek opnieuw een aantal dagen zonder trein moeten stellen.Naast deze spoorperikelen houdt ook het mond- en klauwzeerNederland in zijn greep.Voor onze kandidaten doen al deze zaken er even niet toe.Voor hendraait vandaag alles om één ding: het examen.Op het moment dat deze B e t o n i e k op de mat rolt hebben deexamenkandidaten hun uitslag waarschijnlijk net ontvangen.Zijn ze geslaagd ?ExamenBetontechnoloog BV 2001A l g e m e e nExamenVoor 73 kandidaten blijkt dat het geval. Zij behorentot de 48% geslaagden van dit examen. De dalendelijn wordt hiermee doorbroken. Hierbij het over-zicht van de resultaten van de laatste jaren.126jaar kandidaten geslaagd1997 119 38%1998 137 41%1999 141 40%2000 137 36%2001 149 + 4* 48%* naast de 149 kandidaten in Utrecht deden opAruba óók 4 kandidaten gelijktijdig examen.(dat betekent dáár dus in de ochtend!)Het examen bevatte dit jaar 28 meerkeuze en8 open vragen. Net als in de voorgaande jaren vielener met de meerkeuzevraagstukken 30 en met deopen vragen 70 punten te verdienen.Het gebruik van programmeerbare rekenmachinesen/of schriftelijke naslag was verboden. Wel kregenalle kandidaten een setje `algemene gegevens' uit-gereikt over waterbehoefte, eisen aan de hoeveel-heden fijn materiaal, normsterkte cement, statis-tische tabellen enz.Om deze B e t o n i e k niet onnodig dik te makenzijn deze gegevens niet overgenomen.Indien U de vraagstukken ter oefening wilt makendan kunt U de gegevens vinden in het boek CB1`Betontechnologie', 10e herziene druk 1998.Bedenk bij het maken van de vragen dat dit boekvoor de examenkandidaten ook de examenstofvormt. De B e t o n i e k -lezer weet dat de kennisover en het inzicht in de betontechnologie zich inrazend tempo ontwikkelen. Deze allerlaatstesnufjes zitten niet in het examen.juni 20012B e t o n i e kDeel A: MeerkeuzevragenAntwoorden en aanvullende informatie zijnvermeld aan het eind van dit deel A.Vraag 1Van een cement is bekend dat het moment vanbegin binding (gemeten met de methode van Vicat)ca. 90 minuten bedraagt. Dit betekent voor eenbetonsamenstelling die met dit cement vervaardigdis, datA de beschikbare verwerkingstijd hiermee nog nietvastgesteld kan worden; er spelen nog anderefactoren een rol zoals water-cementfactor, hulp-stof en temperatuur.B de betonspecie in ieder geval binnen 90 minutenverwerkt moet zijn, omdat daarna het jongebeton reeds gaat verharden.C de transporttijd van de betoncentrale naar deplaats van verwerking ten hoogste 90 minutenmag bedragen.D men in ieder geval een vertragende hulpstof moettoevoegen, wil de specie onder normale omstan-digheden op de bouwplaats nog verwerkbaar zijn.Vraag 2Als we een mengsel maken met gelijke hoeveelhe-den fijn zand en grind, dan wordt de holle ruimtevan dit zand-grindmengsel voornamelijk bepaalddoorA het gemiddelde van de holle ruimten van zanden grind.B het kleinste percentage holle ruimte van zandof grind.C de holle ruimte van het grind.D de holle ruimte van het zand.Vraag 3Door het opnemen van water in de poriën van hettoeslagmateriaal wordtA de effectieve water-cementfactor hoger.B de kans op vorstschade groter.C de totale waterbehoefte van het beton groter.D het beton lichter.Vraag 4Water wordt getest op geschiktheid als aanmaakwa-ter in beton. Het hiermee vervaardigde beton wordtvergeleken met beton vervaardigd met gedestilleerdwater. Het water is geschikt bijA meer dan een half uur versnelling van beginbinding.B meer dan 10 % sterkteafname.C meer dan 10 % sterktetoename.D minder dan een half uur vertraging van beginbinding.Vraag 5Het luchtgehalte, verkregen door gebruik van eenluchtbelvormer, wordt hoger doorA een verhoging van de temperatuur.B een verhoging van het consistentiegebied.C het gebruik van meer fijn zand.D het gebruik van poederkoolvliegas.Vraag 6Als we een (super)plastificeerder aan betonspecietoevoegen om consistentiegebied 4 te verkrijgen,moeten we rekening houden metA afname van de uitdrogingskrimp.B een vertraagde opstijving.C een verhoogde behoefte aan de hoeveelheid fijnmateriaal.D vermindering van de sterkte na 28 dagen.Vraag 7Bereken de water-bindmiddelfactor van hetvolgende mengsel:· 330 kg CEM III/B 42,5· 150 kg poederkoolvliegas· 150 kg waterA 0,31B 0,40C 0,43D 0,45Vraag 8Capillaire poriën ontstaan doorA de aanwezigheid van holten in toeslagmateriaal.B een overmaat aan water in de cementpasta.C het onvoldoende verdichten.D het toevoegen van een luchtbelvormer.Vraag 9U wordt verzocht de beginsterkte van beton, waarinhoogovencement is toegepast, te verhogen zonderde eindsterkte nadelig te beïnvloeden. U adviseerthetA toevoegen van een versneller.B toevoegen van een vulstof.C verlagen van de water-cementfactor.D verwarmen van beton in de aanvangsfase.Vraag 10De kans op scheurvorming door uitdrogingskrimpis het grootst inA betonspecie.B jong beton.C licht beton.D uitgehard beton.Vraag 11De brandveiligheid van een betonconstructie berustopA de aard van het toeslagmateriaal.B de bestandheid van beton tegen temperaturentot 1000 °C.C de warmteweerstand van beton, waardoor dehoge temperaturen maar langzaam tot de kerndoordringen.D het feit dat de betonconstructie gewapend iszodat temperatuurspanningen niet leiden totscheurvorming.Vraag 12De richtwaarde voor de waterbehoefte bij het ont-werp van een betonmengsel is voornamelijkafhankelijk van een combinatie vanA cementgehalte, graderingsgebied en grootstezeefmaat.B cementsoort, consistentiegebied en graderings-gebied.C consistentiegebied, graderinggebied en grootstezeefmaat.D consistentiegebied, grootste zeefmaat en tempe-ratuur.Vraag 13Bij het bepalen van de water-cementfactor volgensde methode Thaulow kan een (veel) te hoge waardeworden verkregen wanneer weA absorberende toeslagmaterialen hebben toege-past.B fijn toeslagmateriaal hebben toegepast.C het monster drogen tot constant gewicht.D te lang wachten met het drogen van het monster.juni 2001B e t o n i e k3Vraag 14Voor meting van het luchtgehalte in beton metlicht (poreus)toeslagmateriaal wordt bij voorkeurgebruik gemaakt van deA drukmethode, omdat deze methode het luchtge-halte in de korrels van het toeslagmateriaal bui-ten beschouwing laat.B drukmethode, omdat deze methode het luchtge-halte bepaalt inclusief het luchtgehalte in dekorrels van het toeslagmateriaal.C verdringingsmethode, omdat deze methode hetluchtgehalte bepaalt inclusief het luchtgehaltein de korrels van het toeslagmateriaal.D verdringingsmethode, omdat deze methode hetluchtgehalte in de korrels van het toeslagmateri-aal buiten beschouwing laat.Vraag 15Een laborant drukt een kubus en verkrijgt eendruksterkte van 34,1 N/mm2. Hij concludeert dathet betreffende beton voldoet aan de sterkteklasseB 25. Zijn conclusie isA juist, omdat de waarde boven de vereiste 33N/mm2 ligt.B juist, omdat er niet meer resultaten beschikbaarzijn.C onjuist, omdat hij geen informatie heeft omtrentde Standaardafwijking.D onjuist, omdat op basis van één meting geenuitspraak kan worden gedaan over dekarakteristieke sterkte.Vraag 16Het begrip consumentenrisico houdt in:A de producent levert een onvoldoende kwaliteit,maar het product wordt toch goedgekeurd.B de producent levert goede kwaliteit, maar deconsument keurt het product af.C door onvoldoende nabehandeling van betonspe-cie met voldoende kwaliteit zijn in de construc-tie scheuren ontstaan.D door (slechte) verwerking op de bouwplaats is debetonkwaliteit in de constructie onvoldoendeindien door onderzoek aan de constructie blijktdat de gewenste sterkte niet is gehaald.Vraag 17Bij gebruik van luchtbelvormer blijkt de sterkte afte nemen. Dit komt door eenA grotere hoeveelheid fijne delen.B grotere hoeveelheid poriën.C hogere water-cementfactor.D kleinere hoeveelheid toeslagmateriaal.Vraag 18Bij de berekening van de betonsamenstelling heefthet vochtgehalte van het toeslagmateriaal invloed opA de volumeverhouding zand en grind.B het volume aanmaakwater.C het volume capillaire poriën.D het volume cementsteen.Vraag 19Bij levering op samenstelling is volgens de VBT deA afnemer verantwoordelijk voor de controle op deproductie van de specie.B afnemer verplicht om een afnamecontrole uit tevoeren.C leverancier verantwoordelijk voor de kwaliteit.D leverancier verplicht om controlekubussen temaken.Vraag 20Op welk moment moet de consistentie van beton-specie voldoen aan de gestelde eisen?A bij afleveren op de bouwplaats.B direct na het lossen van de specie uit de mengerop de centrale.C op het moment dat de truckmixer de betoncen-trale verlaat.D twee uur na aanmaak van de specie.Vraag 21Bij het storten van beton onder water geeft de vol-gende methode de grootste kans op ontmengingA contractormethode.B hopdobbermethode.C hydroventielmethode.D kubelmethode.juni 20014B e t o n i e kVraag 22De voornaamste reden voor het gebruik van eenvulstof in een plastische betonspecie is hetA verbeteren van de samenhang.B verhogen van de druksterkte van het beton.C verlagen van de water-cementfactor.D verlagen van het cementgehalte.Vraag 23De groene sterkte van betonspecie kunnen weverbeteren door hetA aanpassen van de hoeveelheid fijn materiaal.B gebruik van een plastificeerder.C gebruik van een snelverhardend cement.D verhogen van de specietemperatuur.Vraag 24Wat wordt met de zetmaat voornamelijk bepaald?A De verdichtbaarheid van een betonspecie.B Hoe groot de waterbehoefte van een mengsel is.C In welk consistentiegebied de verwerkbaarheidligt.D Of de samenhang van de betonspecie wel in ordeis.Vraag 25De 28-daagse sterkte van beton neemt af bij gebruikvanA meer vertrager.B minder cement.C minder luchtbelvorming.D minder water.Vraag 26Om de sterkteontwikkeling van een betonsamen-stelling (water-cementfactor < 0,45) op basis van eenCEM III/B 32,5 LH HS te versnellen, wordt 10% vanhet hoogovencement vervangen door CEM I 52,5 R.Het beton dient hoog sulfaatbestand te zijn.Welke bewering is juist?A de toepaste water-cementfactor < 0,45 is voldoendewaarborg voor de hoge sulfaatbestandheid vanhet beton.B dit hangt af van de samenstelling van het hoog-ovencement.C er wordt een cement toegepast met de aandui-ding HS, waarmee een hoge sulfaatbestandheidvan het beton gewaarborgd is.D het C3A gehalte van het mengsel van beidecementen komt daarmee boven de grens van 3%.Vraag 27De horizontale betonspeciedruk op de bekistingwordt verminderd als gevolg vanA een hogere stijgsnelheid.B een lagere specietemperatuur.C een lagere volumieke massa.D het gebruik van een vertrager.Vraag 28Geef aan welke omgevingsconditie het meest kri-tisch is voor de levensduur van gewapend beton.A binnen.B onderkant balkon.C spatzone.D zeewater.Antwoorden meerkeuzevragenmet soms aanvullende infor-matie:Vraag 1: AVraag 2: DVraag 3: CVraag 4: DVraag 5: BVraag 6: CVraag 7: COver 1/3 van het cemengewicht (1/3 . 330 kg = 110kg vliegas) mag de bindmiddelfactor worden toe-gepast.Voor CEM III/B 42,5 is dat:0,2 . 110 = 22 kg - 22 + 330 = 352 kg.Water-bindmiddelfactor is (150/352 =) 0,43.juni 2001B e t o n i e k5Deel B: Open vragenVraag 1 (5 punten)Een betonconstructie wordt uitgevoerd in warmegietbouw, waarbij de sterkte-ontwikkeling wordtgevolgd met de methode van gewogen rijpheid.Op basis van de vereiste ontkistingsterkte is in hetbetonlaboratorium de benodigde rijpheid voor debetreffende betonsamenstelling vastgesteld.Op de bouwplaats maakt men gebruik van een rijp-heidscomputer. Dit apparaat meet de temperatuurin de constructie en berekent de rijpheid op datzelfdemoment. Op het moment dat de rijpheid voor ont-kisten is bereikt volgens de computer, stelt menvast dat men de verkeerde C-waarde heeft ingesteld.De computer heeft de rijpheid van de constructieberekend met een C-waarde van 1,25, terwijl hetgebruikte cement een C-waarde van 1,65 heeft.Wat adviseert u de aannemer om te doen?Motiveer uw antwoord.AntwoordDeze vraag werd door het grootste deel van dekandidaten voldoende beantwoord.De constructie wordt uitgevoerd in warme giet-bouw. Tijdstip van ontkisten hangt af van hettemperatuurverloop. Indien de constructie zodanigis verwarmd, dat de temperatuur in de constructievoor langere tijd waarden heeft bereikt tot ruimboven de 25 á 30 °C, kan worden ontkist.Op basis van de gegeven (juiste) C-waarde voor hetgebruikte cement kan immers worden vastgestelddat een temperatuurgevoelig cement (bijv. hoog-ovencement) is toegepast. Op basis hiervan bouwthet beton, gedurende elk uur dat de temperatuurin de constructie boven de 25 °C is, meer rijpheidop dan een beton met een cement waarvan deC-waarde 1,25 bedraagt.De computer rekent met 1,25 en schat daardoor eente lage rijpheid in.De werkelijke rijpheid, berekend met een C-waardevan 1,65, zal dus aanzienlijk hoger zijn. De con-structie kan dus gewoon worden ontkist. In twijfel-gevallen kan, op basis van het gemeten tempera-tuurverloop, de opgebouwde rijpheid, maar nu metde juiste C-waarde, worden nagerekend.Let op: het cursusboek loopt hier vóór op de aan-passing van de VBT! Zie ook B e t o n i e k 12/5.Vraag 8: BVraag 9: CVraag 10: BVraag 11: CDe examencommissie heeft, overeenkomstig detoelichting in het cursusboek, antwoord C alsjuist beoordeeld. De trouwe B e t o n i e k -lezerweet dat de brandveiligheid van betonconstruc-ties afhangt van een groot aantal factoren.Belangrijk is bijvoorbeeld de dekking op dewapening, de dichtheid van het beton en demate van verzadiging met vocht.Over dit onderwerp kan een B e t o n i e k wordengevuld!Vraag 12: CVraag 13: AVraag 14: DVraag 15: DVraag 16: AVraag 17: BVraag 18: BVraag 19: BVraag 20: AVraag 21: DVraag 22: AVraag 23: AVraag 24: CVraag 25: BHier is als antwoord C vast bedoeld: minderluchtbelvormer (i.p.v. luchtbelvorming).Vraag 26: BVraag 27: CVraag 28: BOok aan dit antwoord zouden we een afleveringvan B e t o n i e k kunnen wijden.Hier is bedoeld dat, overeenkomstig de toelichtingin het cursusboek, juist droge condities in debuitenlucht risico's kunnen inhouden. Risico isaanwezig wanneer het vochtfront zich ter plaatsevan de wapening bevindt. Het gemiddelde vocht-front ligt dieper dan bij constructies in weer enwind: hier is dus antwoord B juist.Echter ook de spatzone in zout water kan heelspecifieke risico's opleveren!juni 20016B e t o n i e kjuni 2001B e t o n i e k7Vraag 2 (10 punten)U krijgt een nieuwe partij licht toeslagmateriaalaangeleverd.U doet de volgende bepalingen:· vochtgehalte: 3,4 %;· volumieke massa, losgestort: 775,5 kg/m3(inclusief vocht).Vervolgens bepaalt u de maximale waterabsorptievan dit toeslagmateriaal: deze is 8,0 % (m/m).Direct daarna wordt 544 gram materiaal (opper-vlaktedroog - verzadigd) in een pyknometergebracht. Daarna wordt de pyknometer afgevuldmet water en gewogen: de totale massa is 1671gram.De pyknometer weegt leeg 530 gram en gevuld metalleen water 1530 gram.Bereken de schijnbare massa per volume (inclusiefwaterabsorptie) en het percentage holle ruimte(tussen de korrels) in het los gestorte materiaal.Antwoord:Met deze vraag hadden veel kandidaten moeite,minder dan de helft heeft de vraag voldoendebeantwoord.Berekening van de schijnbare massa per volume osrHet volume van de pyknometer is1530 - 530 = 1000 ml.Het volume toegevoegde water is1671 - 530 - 544 = 597 ml.Volume verzadigd toeslagmateriaal is1000 - 597 = 403 ml.De schijnbare massa per volume is 544 / 403 = 1,35g/ml, dus osr = 1350 kg/m3 (inclusief vocht).De schijnbare massa per volume van het drogemateriaal is 1350 / 1,08 = 1250 kg/m3.De volumieke massa losgestort van het droge mate-riaal is 775,5 / 1,034 = 750 kg/m3.Het percentage holle ruimte tussen de korrels isdan (1 - 750 / 1250) . 100 % = 40 %.Vanzelfsprekend kan het percentage holle ruimteóók worden berekend op basis van vochtig of verza-digd materiaal. Het vocht zit immers in de korrels.De berekening wordt dan:· met 3,4 % vocht: (1 775,5/1292,5) . 100 % = 40 %;· met 8% vocht (verzadigd):(1 - 810/1350) . 100 % = 40 %.Vraag 3 (6 punten)U moet een betonmengsel ontwerpen dat aan devolgende eisen voldoet:· sterkteklasse B 55;· milieuklasse 3.Het productieproces heeft een standaardafwijkingp = 3 N/mm2 en een goedkeurkans van 95 %. Erwordt gewerkt met een cement met een norm-sterkte na 28 dagen van N = 62 N/mm2.Bereken de water-cementfactor die u voor de bere-kening van het mengsel moet aanhouden.Antwoord:Deze vraag werd door de meeste kandidaten vol-doende beantwoord.Sterkte-eisGemiddelde sterkte B = 55 + 2,2 . 3 = 61,6 N/mm2.61,6 = 0,8 . 62 + 25 / wcf - 45wcf = 0,44Milieuklasse-eiswcf = 0,45 (zonder extra lucht), indien maatgevenddan aan te houden wcf = 0,43Voor de berekening dus aan te houden wcf = 0,43.Vraag 4 (8 punten)Van een betonmengsel is gegeven:· CEM III/B 42,5 340 kg per m3· water-cementfactor 0,48· luchtgehalte 1,5 %· zandpercentage 35 %Van de grondstoffen is gegeven:grondstof chloridegehalte vochtgehaltein % in %cement 0,04 -nat zand 0,06 3,6nat grind 0,03 1,5water 0,02 -Beschrijf welke stappen u zet om een betonsamen-stelling te berekenen in een bepaalde sterkte- enmilieuklasse en consistentiegebied.Geef daarbij aan welke gegevens u nodig heeft enwaarop de samenstelling wordt getoetst.Antwoord:Met deze vraag konden relatief veel punten wordengescoord: liefst 15!Het grootste deel van de kandidaten beantwoorddedeze vraag goed. Kennelijk wordt dit stappenplan ergoed `ingestampt'.Hieronder worden de stappen beschreven welkeachtereenvolgens gezet moeten worden voor hetberekenen van een betonsamenstelling.Beschikbaar zijn:· meerdere cementen;· fijn en grof toeslagmateriaal;· betongranulaat;· hulpstoffen;· water.stap 1Inventarisatie van de aan de betonspecie en hetbeton gestelde eisen:· sterkte (en eventueel sterkteontwikkeling);· consistentiegebied;· milieuklasse;· maximum korrel;· speciale verhardingsomstandigheden(warm/koud);· warmteontwikkeling/scheurvorming.stap 2Keuze van cementsoort en sterkteklasse op basisvan:· beschikbaarheid;· duurzaamheid (vorst/dooizoutbestandheid; sul-faatbestandheid; chloride-indringing);· noodzakelijke (begin)sterkte;· verhardingsomstandigheden (warm/koud);· beperking hydratatiewarmte.Het beton moet worden gebruikt in een voorge-spannen constructie en moet voldoen aan de eisenvoor milieuklasse 5b.Voldoet het mengsel?Antwoord:Het rekenen met al die percentages blijft voor veelkandidaten een probleem. Er werden veel "komma-fouten" gemaakt. Toch slordig als je daardoor eenfactor 10 fout zit.Uitleveringsberekeningcement 340 kg 2950 kg/m3 0,115 m3water 163 kg 1000 0,163lucht 0,015cementlijm 0,293 m3toeslagmateriaal (1 - 0,293 =) 0,707 m3zand 35 % 0,35 . 0,707 = 0,247 m3grind 0,65 . 0,707 = 0,460 m3massa droog zand 0,247 . 2650 = 655 kgmassa nat zand 655 . 1,036 = 678 kgmassa droog grind 0,460 . 2650 = 1219 kgmassa nat grind 1219 . 1,015 = 1237 kgToe te voegen water 163 - 23 - 18 = 122 kgBerekening chloridegehaltecemen 340 . 0,04 / 100 = 0,136 kgnat zand 678 . 0,06 / 100 = 0,407 kgnat grind 1237 . 0,03 / 100 = 0,370 kgwater 122 . 0,02 / 100 = 0,024 kgtotaal 0,937 kgChloridegehalte 0,937 / 340 . 100 = 0,276 t.o.v.cementEis voor milieuklasse 5b is 0,50, voldoet.Eis voor voorgespannen beton Cl < 0,20 t.o.vcementmassa, voldoet niet.Het mengsel voldoet dus niet.Vraag 5 (15 punten)U heeft de beschikking over meerdere cementen,fijn en grof toeslagmateriaal, betongranulaat,water en hulpstoffen.juni 20018B e t o n i e kstap 3Berekening van de aan te houden gemiddelde druk-sterkte na 28 dagen en, indien van toepassing, opeen eerder tijdstip. Daarbij moet rekening wordengehouden met de gewenste goedkeurkans. De pro-cesstandaardafwijking en de gewenste goedkeur-kans moeten bekend/beschikbaar zijn.stap 4Bepalen maatgevende water-cementfactor op basisvan:· vereiste begin- en eindsterkte met behulp van deformule: B = 0,8N + 25/wcf 45, waarbij de hoe-veelheid extra lucht ingebracht met een lucht-belvormer meegerekend wordt als ware het extrawater. De normsterkte van de cementen moetbeschikbaar zijn;· milieuklasse, waarbij ten behoeve van de bereke-ning van de samenstelling, de grenswaarde voorde maximum water-cementfactor wordt vermin-derd met 0,02;· de laagste water-cementfactor is maatgevend.stap 5Inschatten waterbehoefte op basis van gewenst con-sistentiegebied, maximum korrel, AB/AC-gebied eneventueel gebruik van een (super)plastificeerder.stap 6Berekening van de benodigde hoeveelheid cementmet behulp van de maatgevende water-cementfac-tor en de waterbehoefte:· toets aan eis minimum cementgehalte;· vermindering hoeveelheid cement, gewenst inverband met vereist maximum cementgehalte?(bijvoorbeeld ter vermindering van de hoeveel-heid hydratatiewarmte).stap 7Berekening van de hoeveelheid cementpasta, inclu-sief lucht en vervolgens berekening van het volumebeschikbaar voor het toeslagmateriaal. De volumie-ke massa van het gebruikte cement moet beschik-baar zijn. Het volume van kleine hoeveelhedenhulpstof worden niet meegerekend.Grotere hoeveelheden (meer dan 3 kg per m3) wel.Volumieke massa van de hulpstof moet beschikbaarzijn.stap 8Bepaling van de benodigde hoeveelheden zand engrind.In geval van één zand en één grind:· methode Rengers/Antonisse;· methode berekening van de mengverhoudingom een gewenste zeefrest op 1 zeef te verkrijgen.(voorbeeld: op zeef 1 mm zo dicht mogelijk tegende B-lijn of de Fuller verdeling verkrijgen op eenbepaalde zeef).In geval bij meer dan 2 korrelgroepen:Met behulp van de grafische methode en eengewenste korrelgradering worden de hoeveelhedenvan de verschillende korrelgroepen vastgesteld omeen zo goed mogelijk passende gradering te bepa-len. De gewenste korrelgradering kan deFullerverdeling, de Rothfuchsverdeling of een ande-re verdeling zijn, waarmee eerder beton metgeschikte eigenschappen werd geproduceerd.Indien ook beton- en/of menggranulaat wordt toe-gepast, wordt maximaal 20% (v/v) van het grove toe-slagmateriaal hierdoor vervangen.Toetsen of de gradering (inclusief beton- en/ofmenggranulaat) binnen AB of AC valt en nagaan ofvoldaan wordt aan de eis voor het minimumcementgehalte. Indien nodig de mengverhoudingaanpassen zodat hieraan wel wordt voldaan. De kor-relgradering van alle korrelgroepen moet beschik-baar zijn.stap 9Berekening van de hoeveelheid fijn materiaal,afkomstig van het cement, het toeslagmateriaal eneventueel ook de met behulp van een luchtbelvor-mer extra ingebrachte hoeveelheid lucht. Toetsenaan de eis voor de minimum hoeveelheid fijn mate-riaal.Indien te weinig:· meer fijn zand gebruiken (vulstof is in dit gevalniet beschikbaar);· hoewel de gevolgen voor de betoneigenschappenmoeten worden nagegaan en ook de kosten hier-bij een belangrijke rol spelen, kan uiteraard ookhet cement en/of het luchtgehalte worden ver-hoogd indien het beton te weinig fijn materiaalbevat.juni 2001B e t o n i e k9Om reden van de genoemde aspecten wordt dezeoplossing vrijwel nooit gekozen.De volumieke massa van het (fijne) toeslagmateri-aal moet beschikbaar zijn.stap 10Uitleveringsberekening:· berekening gewichten (nat) van de benodigdekorrelgroepen per m3, met behulp van devolumieke massa en het vochtgehalte van debetreffende korrelgroep. Volumieke massa envochtgehalte van elke korrelgroep moet beschik-baar zijn;· berekening hoeveelheid toe te voegen waterwaarbij het water, dat met het natte toeslagma-teriaal wordt gedoseerd, van de benodigdehoeveelheid aanmaakwater wordt afgetrokken.Hoeveelheid extra doseren, indien water wordtgeabsorbeerd door het toeslagmateriaal. Dehoeveelheid geabsorbeerd water moet beschik-baar zijn.stap 11Berekening van de hoeveelheid chloride aanwezigin het water, het cement en het toeslagmateriaal.Toetsing aan de eis in de VBT. Chloridegehalte vanalle grondstoffen moet beschikbaar zijn.Vraag 6 (8 punten)Om de sterkte-ontwikkeling van een betonmengselte versnellen verandert men het CEM I 32,5 R inCEM I 52,5 R, zonder de betonsamenstelling verderaan te passen.Wat voor invloed heeft deze verandering op de vol-gende eigenschappen (a t/m d)? Motiveer uw ant-woorden.a. de verwerkbaarheid van de specie;b. het temperatuurverloop tijdens de verharding;c. de sterkte na 1 dag, 28 dagen en 5 jaar;d. de kans op scheurvorming.Antwoord:Ook deze vraag werd over het algemeen goed beant-woord; uit de antwoorden blijkt dat veel kandida-ten naast feitenkennis ook over een inzicht of zelfs`gevoel' voor beton beschikken.Het nieuwe cement heeft een grotere fijnheid, duseen grotere waterbehoefte.Hierdoor wordt de samenhang van de specie beteren zal de consistentie iets afnemen.De grotere fijnheid van de cement zorgt voor eensnellere chemische reactie, waardoor de tempera-tuurtoename ook sneller is. Dit leidt tot een hogeremaximum temperatuur.De grotere snelheid van het cement is zeer duide-lijk merkbaar in de hogere sterkte na 1 dag, nogduidelijk merkbaar na 28 dagen en niet of nauwe-lijks nog merkbaar na 5 jaar verharding.De kans op scheurvorming neemt toe, omdat detemperaturen hoger worden, en hierdoor groteretemperatuurgradiënten in het beton zullen ont-staan.Vraag 7 (10 punten)U moet een mengsel maken van zand, grind enbasalt. Van die materialen zijn de zeefanalyses gege-ven in onderstaande tabel.juni 200110B e t o n i e kgewensteZeef zand grind basalt graderingmengselC 63 - - 1 0C 45 - - 20 10C 31,5 - - 40 20C 22,4 - - 65 30C 16 - 2 90 40C 11,2 - 22 98 50C 8 - 48 100 60C 4 2 81 - 702 mm 10 97 - 801 mm 22 100 - 852--jm 75 - - 90250 jm 85 - - 95125 jm 100 - - 100a. Bepaal de mengverhouding van de materialenwaarmee de gewenste gradering zo dicht moge-lijk wordt benaderd.b. Bereken de fijnheidsmodulus van het aldus ver-kregen mengsel.Antwoord:Het mengen van meerdere toeslagmaterialen blijftmoeilijk. Zou iedereen daarvoor in de praktijkbeschikken over geschikte software ??De `grafische methode' blijft toch een handig hulp-middel voor het toerekenen naar een gewenste zeef-lijn.De ideale mengselkromme is omgewerkt tot eenrechte lijn, de zeefkrommen van de materialen zijnin deze grafiek getekend en deze zijn door middelvan rechte lijnen vereenvoudigd.Vervolgens zijn de verbindingslijnen tussen de ver-eenvoudigde krommen getrokken. De snijpuntenmet de ideale rechte lijn bepalen de percentagesvan de verschillende materialen.De mengverhouding wordt dus:20 % zand38 % grind42 % basaltDe fijnheidsmodulus van het mengsel is646 / 100 = 6,46.juni 2001B e t o n i e k11zeef zand grind basalt 0,20 zand 0,38 grind 0,42 basalt mengselC 31,5 - - 40 0 0 16,8 17C 16 - 2 90 0 0,8 37,8 39C 8 - 48 100 0 18,2 42 60C 4 2 81 100 0,4 30,8 42 732 mm 10 97 100 2 36,9 42 811 mm 22 100 100 4,4 38 42 84500 jm 75 100 100 15 38 42 95250 jm 85 100 100 17 38 42 97125 jm 100 100 100 20 38 42 100totaal 646Berekening van de fijnheidsmodulus:zeefmaat in mmcumulatievezeefrestin%Vraag 8 (8 punten)Het beproeven van 2 series van 6 kubussen levertde volgende sterktes in N/mm2 op:Serie 1:31,0 30,6 32,8 29,2 31,435,6Serie 2:29,5 31,3 33,1 34,0 26,325,7Deze gegevens zijn statistisch verwerkt en ditlevert de volgende resultaten:gemiddelde standaardafwijkingserie 1 : 31,8 2,2serie 2 : 30,0 3,5serie 1 + serie 2: 30,9 2,9a. Toets de series 1 en 2 afzonderlijk aan de keu-ringseis voor B 25.b. Toets de series 1 en 2 gezamenlijk aan de keu-ringseis voor B 25.c. Verklaar de verschillen tussen de resultaten vana en b.Antwoord:a. Series 1 en 2 zijn series van 6 kubussen. Bij toet-sing met 6 kubussen moet volgens de VBT wor-den voldaan aan het behalen van een gemiddel-de sterkte, met een ondergrens van 0,9 f'ck perindividuele waarde. Voor B 25 is het minimalegemiddelde 33 N/mm2.Geen van beide series voldoet aan dat criterium.b. Als beide series worden gecombineerd, hebbenwe een serie van 12 kubussen. Het keuringscri-terium van de VBT is dan:f'ck = X12- 1,53 . s12f'ck = 30,9 - 1,53 . 2,9 = 26,5 N/mm2In dit geval wordt wel voldaan aan het criteri-um van de VBT.c. Het verschil tussen de resultaten van a) en b) ishet gevolg van het feit, dat bij a) geen rekeningwordt gehouden met de spreiding in de resulta-ten, terwijl dat bij b) wel gebeurt. Of andersgezegd, bij a) hebben we te maken met een opge-legde standaardafwijking, terwijl die bij b) wordtgemeten. De opgelegde standaardafwijking isbeduidend hoger dan de gemeten waarde, zekerin dit geval.Keuren met 6 kubussen is gunstiger en dus goed-koper m.b.t. het aantal te maken en te testen proef-stukken, maar het betekent veelal dat een hogeregemiddelde sterkte moet worden bereikt. Hetbetonmengsel zal om die reden duurder zijn.juni 200112B e t o n i e kjuni 2001B e t o n i e k13juni 200114B e t o n i e kIn onze volgende uitgaveEN 197: Europese cementnormGeruime tijd wordt al gewerkt aan de Europeseéénwording. Gelet op de reclame campagne ismomenteel de invoering van de Euro het duide-lijkste voorbeeld hiervan.Van belang voor ons echter is de recente publi-catie van de Europese norm EN 197-1 `Cement -Deel 1: Samenstelling, specificatie en conformi-teitscriteria voor gewone cementsoorten'.Maar hoe zit het nu met onze huidige normNEN 3550 `Cement Definities, eisen en keu-ringscriteria', gaat deze naadloos over in denieuwe norm, wanneer is NEN-EN 197 vankracht, is er een overgangs periode, wordende benamingen van de cementen gewijzigd?Kortom nogal wat vragen die in de komendeaflevering van B e t o n i e k aan de orde zullenkomen.ColofonB e t o n i e k is een praktijkgericht voorlichtingsblad op hetgebied van de betontechnologie en verschijnt 10 keer per jaar.In de redactie zijn vertegenwoordigd:de Nederlandse cementindustrie, MEBIN, CUR,vocBETONBOUW en de Bouwdienst Rijkswaterstaat.Uitgave: ENCI Media, `s-HertogenboschRedactie: 073 - 640 12 31E-mail: encimedia@enci.nlWebsite: www.enci.nlAbonnementen/adreswijzigingenENCI MediaPostbus 35325203 DM s'-HertogenboschTel.: 073 - 640 12 31Fax: 073 - 640 12 99E-mail: encimedia@enci.nlOvername van artikelen en illustraties is toegestaan, ondervoorwaarde van bronvermelding.Abonnementsprijzen per jaar met ingang van 2001:Nederland ? 36,- (? 16,34), België ? 37,- (? 16,79),Andere landen ? 51,- (? 23,14)Abonnementen kunnen op ieder gewenst moment ingaanen worden automatisch verlengd, tenzij 6 weken voor devervaldatum schriftelijk wordt opgezegd.ISSN 0166-137x
Reacties