Vrijgegeven voor kopiëren
Deelexamen : BETONTECHNOLOOG
Datum : 23 mei 201 7
Tijd : 14.00 tot 17.00 uur (180 minuten)
Locatie : Betonvereniging, Gouda
Het deelexamen bestaat uit 10 open vragen. Indien een open
vraag volledig juist is beantwoord, zal dit worden gewaardeerd met
het bij de vraag aangegeven aantal scorepunten, 84 in totaal.
Bij het beantwoorden van de vragen moet u aangeven hoe u aan
het antwoord bent gekomen.
Het cijf er wordt bepaald door het aantal behaalde scorepunten te
delen door het totaal aantal te behalen scorepunten en dit te
vermenigvuldigen met 10 en af te ronden naar een geheel getal
(0,1 t/m 0,4 naar beneden).
Gebruik van het cursusboek of andere literatuur is niet
toegestaan.
Alleen het gebruik van de bij de cursus verstrekte reken -
machine (Casio fx -82MS) is toegestaan.
Bijlagen:
A: Algemene gegevens , versie 201 7-1.
B: Rijpheidsgrafiek bij vraag 5
Deelexamen Betontechnoloog BV 23-05 -201 7
Vraag 1
9 punten
U wordt gevraagd betonspecie te leveren voor de aanleg van een
constructie in gewapend beton .
De te leveren betonspecie heeft de volgende samenstelling:
? 345 kg CEM II/B -V 32,5 R
? 915 kg droog zand
? 1000 kg droog grind
? 150 kg aanmaakwater
? 1 kg plastificerende hulpstof
Van de te gebruiken grondstoffen zijn de volgende specificaties bekend:
a. Laat door middel van een berekening zien of met dit mengsel de
constructie risico loopt op schadelijke ASR.
b. Indien het antwoord op de vorige vraag met Ja wordt beantwoord,
hoe zou dan het mengsel kunnen worden aangepast om geen
schadelijke ASR te krijgen?
Vraag 2
8 punten
a.
b.
c.
U vervaardigt aardvochtige betonspecie. Per m 3 gebruikt u de volgende
materialen:
- 325 kg CEM I 52,5 R
- 114 kg water
- 900 kg droog zand 0/2
- 950 kg droog grind 4/8
Na het mengen van deze beton specie wordt de volumieke massa
gemeten met behulp van het 8 liter meetvat.
Na verdichten is de volumieke massa van de specie 2320 kg/m 3.
Bereken het theoretisch percentage holle ruimte van het beton mengsel .
Bereken het percentage holle ruimte van de verdichte betonspecie.
Bereken de te verwachten sterkte van het verd ichte beton.
CEM II/B-V 32,5 R Zand en Grind Water Hulpstof
Na 2O-equivalenten 1,00% 0,04% 0,001% 2%
C3A-gehalte 6%
Al2O3-gehalte 10%
Klinkergehalte 70%
Alkaligehalte vliegas < 2%
ASR-reactief (J / N) J
Deelexamen Betontechnoloog BV 23-05 -201 7
Vraag 3
20 punten
a.
b.
U moet een betonsamenstelling ontwerpen voor een voorgespannen
verkeersbrug die aan de kust wordt geb ouwd. Het dek van de brug
moet aan de volgende eisen voldoen:
? Betonsterkteklasse : C 35/45
? Consistentieklasse : S2
? in verband met vroegtijdig voorspannen moet het beton na 2
dagen een gemiddelde sterkte van 25 N/mm 2 hebben (bij 20 ?C).
De opdrachtgever stelt als eis dat er zoveel mogelijk betongranulaat
(met ?rd = 23 50 kg/m 3) in het beton wordt verwerkt.
Het gebruik van het betongranulaat verhoogt de waterbehoefte van
het mengsel met 5 kg per m 3.
De korrelgraderingen van zand, grind en betongranulaat zij n gegeven
in onderstaande tabel:
zeef
[mm]
zeefdoorval in %
zand grind granulaat
31,5
16
8
4
2
1
0,500
0,250
0,125
100
100
100
97
91
72
40
6
0
96
65
30
6
0
0
0
0
0
100
85
45
12
4
0
0
0
0
vochtgehalte in %
absorptie in %
4,5
0,3
2,0
0,9
4,0
6,0
Voor het cemen t heeft u de keuze uit CEM I 42,5 R en
CEM III/B 3 2,5 N. Het betonmengsel moet zo w einig mogelijk cement
bevatten en zoveel mogelijk zand in ontwerpgebied I.
Als een superplastificeerder wordt gebruikt, kan met een
waterreductie van 20 kg per m 3 worden gerekend.
Welke vier milieuklassen zijn voor het dek va n toepassing?
Bepaal hiermee de maatgevende water -cementfactor.
Ontwerp een betonsamenstelling op basis v an bovenstaande
uitgangspunten. Motiveer uw keuzen en controleer of aan de eisen
van de norm wordt voldaan. Bereken de af te wegen hoeveelheden
voor de mengmeester.
Vraag 4
4 punten
Tijdens het ontkisten van een wand blijkt dat er grindnesten zijn
ontstaan.
Geef 4 mogelijke oorzaken voor het ontstaan van grindnesten.
Deelexamen Betontechnoloog BV 23-05 -201 7
Vraag 5
9 punten
a.
b.
U moet een schatting geven van de betondruksterkte in de
constructie aan de hand van een gegeven schematisch
temperatuurverloop.
Het temperatuurverloop is als volgt:
Om een schatting te kunnen geven van de sterkte zijn 5 kubussen
gemaakt die in de waterbak in het laboratorium zijn bewaard en die
na 1, 2, 3, 4 en 5 dagen zijn gedrukt.
De druksterkteresultaten zijn als volgt:
verhardingstijd in uren kubusdruksterkte in N/mm 2
24
48
72
96
120
13
17
25
26
29
De C -waarde van het cement bedraagt C = 1,65.
Teken met behulp van bijlage B de ijkgrafiek.
Ga daarbij uit van een verschuiving v = 4 N/mm 2.
Bereken de gewogen rijpheid in stappen van 8 uren en bepaal de te
verwachten sterkte na 88 uren verharding.
Vraag 6
5 punten
Welke acties moet een betonproducent achtereenvolgens
ondernemen als blijkt dat bij de beoordeling van de conformiteit de
sterkte na 28 dagen niet aan de eisen voldoet ?
0
5
10
15
20
25
30
35
0 8 16 24 32 40 48 56 64 72 80 88 96 104 112 120
temperatuur in
?C
tijd in uren
temperatuur
Deelexamen Betontechnoloog BV 23-05 -201 7
Vraag 7
10 punten
Aan het oppervlak van beton kunnen soms de volgende verschijnselen
worden geconstateerd:
? blauwverkleuring ;
? kalkuitslag bij prefab -beton elementen ;
? roeststrepen;
? roestvlekken ;
? zandlopers .
a.
Beschrijf waarom of hoe elk van deze verschijnselen ontstaat .
b. Hoe kunnen deze verschijnselen worden voorkomen?
Vraag 8
6 punten
Ten behoeve van het opstarten van een nieuwe productielijn, dient
een betonmortelproducent aan te tonen dat hij in staat is om beton in
druksterkteklasse C20/25 en C30/37 te produceren.
Hiervoor start hij een aanvangsonderzoek op.
De gevonden druksterkter esultaten (36 per sterkteklasse) zijn
hieronder weergegeven:
Druksterkteresultaten beoogde druksterkteklasse C20/25
26,8
33,0
34,2
28,8
28,8
36,0
28,2
27,9
28,4
27,5
28,0
28,0
22,8
33,5
28,7
31,5
28,8
34,3
37,7
29,7
35,2
28,4
29,0
40,8
32,2
39,8
26,9
31,3
29,8
33,8
39,3
34,4
33,6
29,1
33,9
29,1
gem 31,3 31,2 28,2 27,8 28,3 31,5 34,2 31,7 33,0 31,6 35,8 30,7
Druksterkteresultaten beoogde druksterkteklasse C30/37
41,9
45,0
45,2
44,7
45,8
42,4
46,0
47,0
31,9
31,5
50,0
44,0
44,4
48,1
40,5
39,2
47,0
39,9
43,2
49,8
46,1
45,0
55,9
42,4
40,8
46,6
45,2
43,3
47,6
40,9
38,5
45,0
42,0
35,0
44,5
46,3
gem 44,0 44,3 41,6 41,8 44,3 42,0 46,4 47,8 43,3 43,9 41,8 41,9
a.
b.
Beoordeel bovenstaande waarden op conformiteit .
De betonmortelproducent wil vervolgens het gemiddelde
druksterkteniveau van het C20/25 -mengsel verhogen met 2 N/mm 2.
Met welke hoeveelheid cement moet het cementgehalte worden
verhoogd op basis van de volgende aannames
? Watergehalte betonspecie 175 kg
? W ater -cementfactor van dat mengsel = 0,60
? Normsterkte toegepaste cement N = 45 N/mm 2
Vraag 9
6 punten
a.
b.
Van een recent opgeleverde betonconstructie wordt als gevolg van
scheurvorming getwijfeld aan de s terkte. Van het beton in de
constructie moet daarom de sterkte worden bepaald.
Noem 3 methoden om de sterkte te beoordelen.
Noem van elke methode de voor - en nadelen, voor zover die er zijn.
Deelexamen Betontechnoloog BV 23-05 -201 7
Vraag 10
7 punten
a.
b.
Enkele weken na het storten van een betonwand (C20/25) rijst er
twijfel omtrent de druksterkte in het werk. De betontechnoloog wordt
gevraagd nader onderzoek aan de constructie uit te voeren.
Na overleg met de opdrachtgever wordt er gebruik gemaakt van de
indirecte methode op basis van de terugslaghamer. Daarbij wordt
uitgegaan van de basiscurve voor de terugslaghamer, zoals die in de
norm is vastgelegd.
Bij deze methode wordt de ijklijn verkregen door verschuiving van de
basiscurve van de terugslaghamer met een factor ?f. Deze
verschuivingsfactor is proefondervindelijk bepaald , zijnde 3,5 N/mm 2.
In onderstaande grafiek is zowel de basiscurve als de ijklijn
weergegeven:
Vervolgens wordt aan de betonconstructie op 15 verschillende
plaatsen de terugslagwaarde bepaald:
Bepaal de karakteristieke druksterkte in het werk met behulp van de
volgende formules:
De karakteristieke druksterkte in het werk wordt bepaald als zijn de
de laagste waarde van:
? fck,is = fm(n),is ? 1,48 x s (met s ? 3 N/mm 2)
? fck,is = fis,laagstewaarde + 4
Voldoet de karakteristieke waarde aan de gestelde druksterkteklasse
C20/25 ?
32 34
34 33
32 35
32 35
34 35
32 33
34 35
33
Terugslagwaarden (R)
Deelexamen Betontechnoloog BV 23-05 -201 7
Bijlage B bij vraag 5
Uitwerking Vraag 1
A:
We stellen de alkali-balans op:
massa alkali-
gehalte alkali-
hoeveelheid
cement 345 kg 1 % 3,450 kg
TSM 1915 kg 0,04 % 0,766 kg
Water 150 kg 0,001 % 0,002 kg
hulpstof 1 kg 2 % 0,020 kg
Totaal 4,238 kg
overig 0,788 kg
Vervolgens lopen we het stroomschema uit CUR-89 doo
r:
Indien de dikte van het bouwdeel
? 1 m is, is er geen gevaar voor schadelijke
ASR.
Indien de dikte van het bouwdeel >1 m is, of indie n de constructie zich in een
vochtige omgeving bevindt, dan is er risico voor sc hadelijke ASR. Indien het
toegepaste cement voldoet aan de in CUR-89 gestelde eisen of indien het
toegepaste toeslagmateriaal aan de ASR-eisen voldoe t, is er geen risico op
schadelijke ASR.
Indien de constructie zich in een vochtige omgevin g bevindt met risico op
toevoer van alkaliën zal er ook in dit geval risico zijn voor schadelijke ASR.
Indien het toegepaste cement voldoet aan de in CUR- 89 gestelde eisen of als
het toegepaste toeslagmateriaal aan de ASR-eisen vo ldoet, is er geen risico op
schadelijke ASR.
Als eerste toetsen we of het cement voldoet aan de in CUR-89 gestelde eisen:
Het vliegasgehalte in het cement is hoe dan ook gr oter dan of gelijk aan 25%.
Het alkaligehalte van het toegepaste vliegas is kl einer dan of gelijk aan 2%.
Het alkaligehalte van de overige componenten bedra agt 0,788 kg.
Uit bovenstaande gegevens concluderen we dat het ma ximale alkaligehalte van het
toegepaste cement 0,9% mag bedragen. Het toegepaste cement heeft een hoger
alkaligehalte, waardoor het niet geschikt is. Er is dus risico op schadelijke ASR.
B:
Er zijn in dit geval twee mogelijkheden: 1. gebruik maken van toeslagmaterialen die voldoen aan de ASR-eisen.
2. gebruik maken van een cement met lage Na-eq neme n, zoals CEM II/B-V of
CEM III/A of CEM III/B.
Uitwerking Vraag 2
Het volume van de samenstellende delen is als volgt:
kg m
3
CEM I 52,5 R 325 0,103
water 114 0,114
zand 900 0,340
grind 950 0,358
totaal 2289 0,915
holle ruimte 0,085 m
3
A:
Theoretisch percentage holle ruimte is 8,5%
De gemeten volumieke massa van het verdichte beton is 2320 kg/m
3.
Dat betekent dat per m 3 de betonsamenstelling wordt:
cement: 2320/2289 x 325 = 329 0,105 m
3
water: 2320/2289 x 114 = 116 0,116
zand: 2320/2289 x 900 = 912 0,344
grind: 2320/2289 x 950 = 963 0,363
totaal 2320 0,928
holle ruimte: 0,072 m
3
B:
Het percentage holle ruimte van de verdichte betons pecie bedraagt dus: 7,2%
C:
Berekening van de sterkte: f
cm = 0,8 x N + 25 / wcf ? 45
N = 63 N/mm 2
wcf = 116 / 329 = 0,35
Dus sterkte exclusief holle ruimte bedraagt: f
cm = 0,8 x 63 + 25 / 0,35 ? 45 = 77 N/mm 2
Met 7,2% holle ruimte wordt de te verwachten sterkt e:
f
cm = 77 x (0,95) (7,2 ? 2) = 77 x 0,95 5,2 = 59 N/mm 2
Uitwerking Vraag 3
Een klassiek vraagstuk voor het berekenen van een betonsamenstelling. Opvallend
is dat slechts 48% van de geëxamineerden voor dit v raagstuk een voldoende wist te
halen.
A:
De volgende milieuklassen zijn van toepassing:
XC4 met een wcf = 0,50 en C = 300 kg
XD3 met een wcf = 0,45 en C = 300 kg
XS1 met een wcf = 0,50 en C = 300 kg
XF4 met een wcf = 0,50 en C = 300 kg en 3,5% luch t of
wcf = 0,45 en C = 320 kg
Maatgevend is wcf = 0,45
B:
De gemiddelde 28 daagse sterkte in het ontwerp is 4 5 + 8 = 53 N/mm
2
Bij gebruik van CEM I 42,5 R is de normsterkte N = 58 N/mm 2
53 = 0,8 x 58 + 25/wcf - 45 wcf = 0,48
Na 2 dagen is de gemiddelde sterkte 25 N/mm
2 en N = 30 N/mm 2
25 = 0,8 x 30 + 25 / wcf ? 45 wcf = 0,54
Uit de milieuklasse komt als eis wcf = 0,45 deze is maatgevend
Dus aan te houden in ontwerp wcf = 0,43
Bij gebruik van CEM III/B 32,5 N is de normsterkte N = 48 N/mm
2
53 = 0,8 x 48 + 25/wcf - 45 wcf = 0,42.
Na 2 dagen is N = 10 N/mm
2
25 = 0,8 x 10 + 25 / wcf ? 45 wcf = 0,40 deze is maatgevend
Dus aan te houden in ontwerp wcf = 0,40
Waterbehoefte van het betonmengsel W = 165 kg in on twerpgebied I. Door het
granulaat extra 5 kg nodig. Met een superplastifice erder 20 kg reductie. Dus W =
165 + 5 - 20 = 150 kg. Superplastificeerder wordt g ebruikt om het cementgehalte
te beperken.
CEM I 42,5 R: C = 150/0,43 = 349 kg (> 320 kg dus o k).
CEM III/B 32,5 N: C = 150 / 0,40 = 375 kg, dus niet van toepassing omdat dit een
veel hoger cementgehalte nodig maakt.
Voor het berekenen van het toeslagmaterialenmengsel moeten we uitgaan van
een maximale vervanging van 30% van het grind door betongranulaat.
Tevens gaan we voor het berekenen van het zandperce ntage uit van de
bovengrens op zeef 1 mm in ontwerpgebied I.
Op zeef 1 mm wordt het zandpercentage:
p = (28 ? 0) / (72 ? 0) x 100% = 39%
Het zandpercentage is dus: Z = 39%.
Het percentage grof is dus 61%.
Hiervan wordt 30% vervangen door betongranulaat: 0, 3 x 61 = 18,3%. Dus voor
het grind resteert 42,7%.
Dit vraagt nog wel om een controle van het ontwerpgebied.
zeef zeefdoorval in %
zand grind granulaat zand x 0,39 grind x
0,427 granulaat
x 0,183 mengsel ok
31,5
16
8
4
2
1
0,500
0,250
0,125 100
100
100
97
91
72
40 6
0 96
65
30
6
0
0
0
0
0 100
85
45
12
4
0
0
0
0 39
39
39
37,8
35,5
28,1
15,6 2,3 0 41,0
27,8
12,8
2,6 0
0
0
0
0 18,3
15,6
8,2
2,2
0,7 0
0
0
0 98
82
60
43
36
28
16
2
0 ok
ok
ok
ok
ok
ok
ok
ok
ok
De mengselgradering voldoet geheel aan ontwerpgebie
d I.
Uitleveringsberekening
massa vol.massa volume
[kg] [kg/m
3] [m 3]
cement 349 3150 0,111
water 150 1000 0,150
lucht 1% 0,010
totaal 499 0,271
toeslagmateriaal 0,729 m
3
zand 39% 753 2650 0,284
grind 42,7% 825 2650 0,311
granulaat 18,3% 313 2350 0,133
Massa van de natte materialen
Zand 1,045 x 753 = 787 kg (34 kg water)
grind 1,02 x 825 = 842 kg (17 kg water)
granulaat 1,04 x 313 = 326 kg (13 kg water)
Absorptiewater:
zand 0,003 753 = 2 kg
grind 0,008 x 825 = 7 kg
granulaat 0,06 x 313 = 19 kg
aanmaakwater: 150 - 34 - 17 - 13 + 2 + 7 + 19 = 114 kg
Controle fijn materiaal
cement 0,111 m
3
zand 0,06 x 0,284 = 0,017 m3
totaal 0,128 m 3 > 0,115 m 3 dus ok.
Uitwerking Vraag 4
Een vraagstuk dat parate kennis van de cursisten vereist. Dat het met deze parate
kennis wel goed zit, blijkt uit het gegeven dat 89% van de cursisten dit vraagstuk met
een voldoende afsloot.
Mogelijke oorzaken van het ontstaan van grindnesten zijn:
1. Onvoldoende fijn materiaal
2. Onvoldoende verdichting
3. Te grote valhoogte
4. Vervuiling in de bekisting
5. Water in de bekisting
6. Lekkende bekisting, waardoor cementpasta weglekt
Uitwerking Vraag 5
Met behulp van de gegeven sterkteresultaten is de i jkgrafiek getekend.
Daarbij zijn de verhardingstijden omgerekend naar e en gewogen rijpheid.
tijdsduur in uren gem. temp
in °C gew. rijpheid
zie tabel
gewogen
rijpheid °Ch sterkte
N/mm 2
24
48
72
96
168 20
20
20
20
20 23
23
23
23
23 552
1104
1656
2208
3864 12
17
25
26
34
Met deze gegevens is de ijkgrafiek gemaakt.
Belangrijk is de neerwaartse verschuiving van de ij klijn t.o.v. de regressielijn
Vervolgens is de gewogen rijpheid berekend met behu lp van het temperatuurverloop en
de rijpheidstabel.
tijdsduur in uren gem. temp in
°C gew. rijpheid
zie tabel cum. gewogen
rijpheid °Ch
0 ? 8
8 ? 16
16 ? 24
24 ? 32
32 ? 40
40 ? 48
48 ? 56
56 ? 64
64 ? 72
72 ? 80 80 - 88 15
16,5
19,5
22,5
25,5
28,5 30
30
30
28,8
26,3 17
18
22
26,5 32
38
42
42
42
38,5
33,5 136
280
456
668
924
1228
1564
1900
2236
2544
2812
De sterkte na 88 uur bedraagt ca. 26 N/mm 2.
Uitwerking Vraag 6
Een vraagstuk waarover menig cursist (90%) struikelde. Blijkbaar is het ontwerpen
van en controle op betonsamenstellingen van een der mate hoog niveau, dat
onderschrijding van de druksterkte praktisch niet v oorkomt.
Deze acties zijn als volgt:
1. Controleer de beproevingsresultaten: Ga na of bi j het vastleggen de juiste
werkwijze is gehanteerd;
2. Herhaal de meting: Als het mogelijk is de meting te herhalen en als blijkt dat de
meetwaarde nog steeds niet voldoet, controleer dan of de productie van het
betreffende beton op de juiste wijze is uitgevoerd: juiste grondstoffen, juiste
mengverhoudingen, juiste mengtijd, mogelijke fouten bij de dosering, enz.
3. Voer indien mogelijk aanvullende controles uit.
4. Licht de afnemer in: Als er achteraf sprake is v an het niet voldoen aan de eisen,
terwijl dit bij het leveren nog niet duidelijk was (denk daarbij aan de volumieke
massa of de druksterkte), dan moet de afnemer worde n ingelicht. Als de sterkte
niet voldoet, kan aanvullend onderzoek aan de const ructie(s) waarin het
desbetreffende beton werd toegepast, noodzakelijk z ijn, bijvoorbeeld door het
boren en beproeven van kernen
Uitwerking Vraag 7
A: De oorzaken van de verschijnselen zijn: Blauwverkleuring ontstaat bij hoogovencement door de reactie van zwavel met
ijzer- en mangaanionen waardoor ijzersulfide en man gaansulfide wordt gevormd,
die een blauwe verkleuring veroorzaken
Kalkuitslag bij prefab-elementen ontstaat door voc httransport van de opgeloste
kalk in de cementsteen naar het oppervlak. Dit reag eert met koolzuur uit de lucht
en vormt de witte vlekken. Bij prefab-elementen is de wijze van opslag bepalend.
Roeststrepen ontstaan op het oppervlak door roestw ater van niet beschermde
wapeningsstaven, vooral bij stortnaden of door wate rtransport langs metalen
(roestige) onderdelen.
Roestvlekken ontstaan door verontreinigingen in he t beton, zoals oer en actieve
pyriet.
Zandlopers ontstaan door watertransport langs het bekistingsoppervlak.
B:
De verschijnselen kunnen worden voorkomen door: ? Blauwverkleuring kan alleen worden voorkomen door gebruik van een ander
cement i.p.v. hoogovencement. Eigenlijk verdwijnt d e blauwverkleuring vanzelf
door inwerking van zuurstof.
? Kalkuitslag kan worden beperkt door het beton afw aterend op te slaan.
Tevens is het belangrijk dat de elementen na voldoe nde hydratatie buiten
worden opgeslagen.
? Gebruik van cement waarbij tijdens de verharding zo weinig mogelijk kalk
ontstaat, bijvoorbeeld een CEM III/B.
? Roeststrepen zijn te voorkomen door wapeningsstav en die lange tijd niet
worden ingestort met een cementlaag te bekleden. St alen delen die kunnen
roesten op tijd verven. Gegalvaniseerd staal gebrui ken.
? Roestvlekken kunnen worden voorkomen door het toe slag-materiaal van
bekende herkomst te gebruiken en regelmatig te cont roleren op de
aanwezigheid van roestvormende bestanddelen.
? Zandlopers kunnen worden voorkomen door het beton mengsel extra stabiliteit
te geven, zoals door toevoeging van fijn materiaal. Ook is het belangrijk dat de
bekisting voldoende stijf is.
Uitwerking Vraag 8
A:
Allereerst moet worden gecontroleerd of de individu ele druksterkteresultaten groter dan
of gelijk zijn aan f
ck ? 4:
Voor druksterkteklasse C20/25 zijn alle individuele waarden groter dan of gelijk aan
f
ck ? 4 = 21 N/mm 2.
Voor druksterkteklasse C30/37 zijn niet alle indivi duele waarden groter dam of gelijk aan
fck ? 4 = 33 N/mm 2.
Indien aan de eerste randvoorwaarde wordt voldaan, toetsen we vervolgens de
gemiddelde druksterkte op basis van series van 3. I n dit geval gaan we uit van niet
overlappende series.
Het gemiddelde per serie van 3 van C20/25 moet grot er dan of gelijk zijn aan
f
ck + 4 = 29 N/mm 2
Voor C20/25 wordt niet voldaan aan het criterium.
Hoewel aan de eerste randvoorwaarde wordt voldaan, voldoet de steekproef niet.
Het gemiddelde per serie van 3 van C30/37 moet grot er dan of gelijk zijn aan
f
ck = 37 + 4 = 41 N/mm 2.
Het gemiddelde per serie van 3 druksterkteresultate n voldoet dus, maar omdat één
individuele waarde niet voldoet, voldoet dat deel v an de productie niet aan de gestelde
eisen.
Voor druksterkteklasse C30/37 wordt wel voldaan aan de eis van het gemiddelde, maar
voldoet de steekproef niet.
B:
De druksterkte van mengsel C20/25 berekenen we met de formule:
f
1 = 0,8 x N + 25/wcf 1 ? 45
f
1 = 0,8 x 45 + 25/0,60 ? 45 = 32,7 N/mm 2
De druksterkte wordt 2 N/mm
2 hoger, dus
32,7 + 2 = 34,7 = 0,8 x 45 + 25/wcf
2 ? 45 wcf 2 = 0,57
Cementgehalte 1 = 175 / wcf
1 = 292 kg
Cementgehalte 2 = 175 / wcf
2 = 307 kg
Verschil = 15 kg
Uitwerking Vraag 9
A:
De sterkte kan in het werk worden bepaald m.b.v.:
1. het boren van cilinders
2. de ultrasone pulssnelheid
3. de terugslaghamer
4. een combinatie van deze methoden
B:
De voor- en nadelen van deze methoden zijn: 1. het boren van cilinders voordeel : de gemeten sterkte komt het meest overeen met de sterkte in het
werk;
nadeel : gaten in de constructie, welke moeten worden gevu ld met een
gietmortel.
2. de ultrasone pulssnelheid voordeel : de constructie wordt niet beschadigd;
nadeel : er moet een betrouwbare correlatiegrafiek beschik baar zijn en de
methode is minder nauwkeurig dan 1.
3. de terugslaghamer voordeel : de constructie wordt niet beschadigd;
nadeel : er moet een betrouwbare correlatiegrafiek beschik baar zijn en de
methode is minder nauwkeurig dan 1. De methode is o ok gevoelig voor de
temperatuur van het beton.
4. voordeel: minder beschadigingen dan bij methode 1 en nauwkeuriger dan
methode 2 en 3.
nadeel: meer werk.
Uitwerking Vraag 10
Een vraagstuk waarmee meer dan 90% van de cursisten problemen had. Dit kwam
met name door het aflezen van de druksterkte behore nde bij een gegeven
terugslagwaarde. In tegenstelling tot de rijpheidsg rafiek, wordt nu de ijklijn omhoog
verschoven. Dit is omdat de gegeven basiscurve een "conservatieve" curve is.
A:
De terugslagwaarden moeten m.b.v. de grafiek (boven ste lijn) worden omgerekend naar
druksterkteresultaten
We krijgen de volgende waarden:
Druksterkten (F
R) in N/mm 2
24,4 27,8
27,9 26,2
24,4 29,7
24,5 29,7
27,9 29,7
24,4 26,2
27,9 29,7
26,2
Vervolgens worden het gemiddelde en de standaardafw ijking berekend:
gemiddelde
27,1 N/mm 2
s15 2,08 N/mm 2
Nu kunnen de twee karakteristieke druksterkten word en bepaald:
gem-1,48 x s 22,7 N/mm
2
(let op: s = 3 N/mm 2)
minimum + 4 28,4 N/mm
2
B:
Vervolgens wordt de laagste waarde getoetst aan de eis voor de sterkteklasse:
Laagste waarde
? 0,85 x 25 ?
22,7
? 21.25 ? Ja druksterkte voldoet.
Reacties