auteurs ir. Joost Gulikers Rijkswaterstaat, ir. Edwin Vermeulen MBA Cement&BetonCentrum
Toepassing van betonmengsel met minder CO 2-emissie
kan ten koste gaan van levensduur
Het spanningsveld
tussen duurzaam-
heid en levensduur
De maatschappij verduurzaamt en dat heeft ook consequenties
voor een bouwmateriaal als beton. EMVI-kortingen, BREEAM,
een MPG-eis in het Bouwbesluit, het Betonakkoord en tal van
andere initiatieven beogen een verlaging van het CO
2-profiel
van beton te bevorderen. Dat is een goede zaak, omdat dit
innovaties op het gebied van cement en beton stimuleert en
bedrijven aanzet tot het nemen van CO
2-besparende
maatregelen. Betonconstructies moeten echter decennialang
meegaan en juist de lange en onderhoudsarme levensduur van
beton is goed voor het milieu. Verduurzaming van beton mag
dan ook niet ten koste gaan van de levensduur.
Verlagen CO 2-profiel beton
De CO 2-emissie van (ongewapend)
beton wordt voor meer dan driekwart
bepaald door het cement [1] en meer
specifiek door het aandeel portland-
cementklinker in het cement. Voor het
verlagen van het CO
2-profiel van beton
wordt dus al snel naar het cement geke-
ken. Het CO
2-profiel kan worden
verlaagd door een geheel ander bind-
middel te gebruiken met een lager CO
2-
profiel dan cement. Zeker voor con- structief beton zijn de alternatieven voor
cement echter nog beperkt. Daarom
blijven er maar twee opties over: of
minder cement gebruiken of kiezen
voor een cementsoort of bindmiddel
met een lager gehalte aan portland-
cementklinker. Soms kan dit
worden gedaan zonder consequenties
voor de kwaliteit van het beton of zelfs
met verbetering van de betonkwaliteit.
Wanneer bijvoorbeeld door optimalisa-
tie van de korrelpakking de water-behoefte van het mengsel wordt
verlaagd, kan het cementgehalte wor-
den verlaagd zonder de water-cement-
factor te verhogen. En als portlandce-
ment wordt vervangen door een
hoogovencement met voldoende klin-
ker hoeft dat niet ten koste te gaan van
de betonkwaliteit of kan de kwaliteit
zelfs verhogen.
Het verlagen van het CO
2-profiel van
beton door de water-cementfactor te
verhogen, of door te kiezen voor
cement- en bindmiddelcombinaties
met een zeer laag gehalte aan portland-
cementklinker, gaat echter meestal wél
ten koste van de betonkwaliteit. Vooral
bij constructiedelen blootgesteld aan
weer en wind zal dit consequenties
hebben voor het onderhoud en de
levensduur van het beton. In dit artikel
zal als eerste worden ingegaan op de
risico's van het toepassen van zeer lage
klinkergehalten en vervolgens komen
de gevolgen van het verhogen van de
water-cementfactor aan bod.
Klinkergehalte en levensduur
Het CO 2-profiel van beton kan worden
verlaagd door toepassing van een
cement of bindmiddelcombinatie met
een zeer laag gehalte aan portland-
18 VAKBLAD I 1 2018
00-BV1_1_Sustainability vd durability.indd 18 13-03-18 11:44
Milieukosten: MKI en MPG
Er zijn verschillende manieren om de milieu-
impact van beton te kwantificeren. Vaak wordt
het effect uitgedrukt in milieukosten.
Milieukosten materialen
De milieukosten van een product worden
bepaald door middel van een levenscyclusanalyse
(LCA). Bij een LCA wordt voor elf milieueffecten
de milieubelasting berekend vanaf de grondstof-
winning en transport tot en met de afvalverwer-
king en recycling. Per milieueffect zijn zogeheten
schaduwprijzen bepaald, gebaseerd op de kosten
die gemaakt zouden moeten worden om de
milieueffecten te compenseren. Op deze wijze
kunnen de milieukosten van een product,
bijvoorbeeld 1 m
3 betonmortel of een beton-ele-
ment, worden uitgedrukt in één getal,
aangeduid als milieukostenindicator (MKI). Van de
elf milieueffecten heeft bij beton de bijdrage aan
het broeikaseffect, dus de uitstoot van CO
2, de
grootste invloed op de MKI.
De CO
2-emissie gerelateerd aan de productie van
beton wordt voor meer dan driekwart bepaald
door het cement. Vanzelfsprekend heeft de
cementsoort dan ook een grote invloed op de MKI
van beton. De milieukosten van portlandcement
CEM I 52,5 R bedragen circa e 64,- per ton en die
van hoogovencement CEM III/B circa e 26,- per
ton. De milieukosten van 1 m
3 beton met 320 kg
cement bedragen op basis van een CEM I circa
e 24,- en op basis van een CEM III/B circa e 12,-.
Milieukosten gebouwen
Voor gebouwen kunnen de milieukosten van alle
toegepaste materialen en installaties bij elkaar
worden opgeteld en worden gedeeld door het
vloeroppervlak en de beoogde levensduur. Het
resultaat is de zogeheten MilieuPrestatie Gebou-
wen of MPG. Sinds 2012 is het verplicht voor
woningen en kantoren een dergelijke berekening
te maken en vanaf 2018 stelt het Bouwbesluit ook
een eis aan de hoogte van de MPG. Deze bereke-
ning is ook een (bescheiden) onderdeel van het
keurmerk voor de duurzaamheidsprestatie van
nieuwbouwprojecten BREEAM-NL.
Er worden punten toegekend op basis van een
staffel die loopt tot een 60% lagere milieu-
belasting ten opzichte van een referentie-
schaduwprijs. De actuele referentiewaarden zijn (in
e/m
2/jaar) 1,0 voor woningen, 1,1 voor
kantoren en 0,9 voor industrie. Als we voor een
kantoor uitgaan van 1 m
3 beton per 3,5 m 2 vloer-
oppervlak en de voorgeschreven levensduur van
50 jaar, dan draagt het beton op basis van port-
landcement e 0,14 per m
2 per jaar bij aan de MPG.
In het geval van het beton op basis van hoogoven-
cement is de bijdrage e 0,07 per m
2 per jaar.
Milieukosten kunstwerken
Voor kunstwerken kunnen duurzaamheid en
milieukosten van aanbestedingen worden bere-
kend en vergeleken met behulp van DuboCalc.
Deze Duurzaam Bouwen Calculator is in opdracht van Rijkswaterstaat ontwikkeld om alle effecten
van het materiaal- en energieverbruik van
winning tot aan sloop- en hergebruikfase te bere-
kenen. Als resultaat worden de effecten
uitgedrukt in de MKI. Het doel van DuboCalc is
significante milieuwinst te bereiken in het ont-
werp en de uitvoering van GWW-werken.
Potentiële opdrachtnemers kunnen met
DuboCalc eenvoudig de milieukosten van ver-
schillende ontwerp- en uitvoeringsvarianten ver-
gelijken en op basis daarvan hun inschrijving
mogelijk verbeteren.
Meer over de beoordeling van milieuprestaties
van beton op basis van MKI, BREEAM en Dubo-
Calc staat in het artikel 'Milieuprestaties beton
beoordeeld' in Betoniek 2017/3.
Laag gehalte klinker
Zowel voor gebouwen als voor kunstwerken is
het uit oogpunt van milieukosten dus aantrek-
kelijk te rekenen met een cementsoort met een
laag gehalte aan portlandcementklinker (tabel 1).
Tabel 1 Klinkergehalten portlandcement en
hoogovencement volgens NEN-EN 197-1
klinker hoogovenslak
CEM I95-100-
CEM III/A 35-64 36-65
CEM III/B 20-34 66-80
CEM III/C 5-19 81-95
1
Betonnen barriers,
foto: Haitsma
19 VAKBLAD I 1 2018
00-BV1_1_Sustainability vd durability.indd 19 13-03-18 11:44
cementklinker. We zijn in Nederland al
wereldwijd koploper in het gebruik van
CO
2-arme cementen. Omdat we het
nog beter willen doen, bestaat het
risico dat we hierbij gaan kijken naar
bind-middelen met minder dan 25%
klinker. Voor zeer specifieke toepassin -
gen, zoals constructiedelen van massa-
beton, kan dit vanwege de beperking
van de warmteontwikkeling een ver -
antwoorde keuze zijn. Maar voor de
meeste constructies blootgesteld aan
weer en wind is de toepassing van
bindmiddelen met
minder dan 25% klinker echter op de
lange termijn onverstandig. Door
toepassing van slak en vliegas is de
structuur van de cementsteen relatief
dicht. Hoewel dit een positieve invloed
heeft op de weerstand tegen chloride-
indringing, neemt echter ? vooral bij
lage klinkergehalten door carbonatatie (zie kader 'Carbonatatie') ? de porosi
-
teit aan het oppervlak en daarmee de
permeabiliteit sterk toe (fig. 2) [2]. Bij
minder dan circa 25% klinker leidt dit
juist tot een sterk verminderde weer -
stand tegen onder andere chloride-
indringing en vorst-dooiwisselingen.
Voor aantasting door vorst in combina -
tie met dooizouten ligt dit omslagpunt
zelfs al bij circa 50% klinker. Om die
reden wordt voor betonwegen ook
geen hoogovencement CEM III/B toe -
gepast, maar bijvoorbeeld wel een
hoogoven-cement CEM III/A of een
portland-vliegascement CEM II/B-V.
Bij portlandcement neemt door carbo-
natatie de porositeit juist iets af, waar-
door het oppervlak dichter en harder
wordt. Bij een nieuwe betonweg op
basis van portlandcement wordt
daarom vaak aanbevolen te wachten
met het gebruik van dooizouten tot na een periode van droog weer (na een
grondige nabehandeling) [3].
Het klinkergehalte waaronder er sprake
is van een sterke toename in porositeit
door carbonatatie ligt bij een bind-
middel met vliegas overigens een stuk
hoger dan bij een bindmiddel met slak.
Bij vliegas ligt dit percentage niet bij
circa 25% klinker maar bij circa 60%
klinker ofwel 40% vliegas [4, 5].
In figuur 2 lijkt bij een slakgehalte van
65 en 75% de porositeit van niet-gecar-
bonateerd beton weer toe te nemen,
terwijl er normaliter sprake is van een
afname van de porositeit. De analyse-
monsters voor niet-gecarbonateerd
materiaal zijn echter genomen van de
zone 3-20 mm onder het betonopper-
vlak en daardoor vermoedelijk toch
gedeeltelijk gecarbonateerd.
Carbonatatie
Carbonatatie is de reactie van CO 2 uit
de lucht met vooral calciumhydroxide
uit de cementsteen. Calciumhydroxide
wordt hierbij omgezet in calcium-
carbonaat (en water), met als gevolg
een daling van de pH van het porie-
water. Op termijn zal hierdoor ook ter
hoogte van de wapening de pH dalen.
Bij een pH van minder dan 10 is de
passiveringslaag op het wapenings-
staal, een dunne dichte huid van
ijzerhydroxide, niet langer stabiel en
kan, mits ook vocht en zuurstof
aanwezig zijn, corrosie van de
wapening optreden.
Het carbonatatieproces en de invloed
van de betonkwaliteit en de
omgevingscondities op de snelheid
waarmee carbonatatie plaatsvindt,
wordt uitvoerig beschreven in Betoniek
Standaard 16/24 'Carbonatatie onder
de loep' (www.betoniek.nl). Daarin
blijkt des te meer wat de invloed is van
carbonatatie op de duurzaamheid van
beton. De gedrukte versie van deze
Betoniek Standaard 16/24 komt in mei
2018 uit.
9
11 13 15 17 19
0 25 45 55 65 75
capillaire porositeit [% v/v]
slakgehalte van het cement [%]
niet-gecarbonateerd
gecarbonateerd
0
10 20 30
40 50 60
70
100% klinker wcf 0,45
aandeel grove pori ën [%]
35% klinker
wcf 0,45 100% klinker
wcf 0,55 35% klinker
wcf 0,55
niet-gecarbonateerdgecarbonateerd
2
Invloed van
carbonatatie op de
porositeit [2]
3
Aandeel grove poriën
(waarin water tot
?10 °C kan bevriezen)
voor
niet-gecarbonateerde
en gecarbonateerde
mortel
20 VAKBLAD I 1 2018
00-BV1_1_Sustainability vd durability.indd 20 13-03-18 11:44
De toenemende totale porositeit is niet
de enige verklaring voor de afnemende
vorstbestandheid bij afnemend klinker-
gehalte. Niet alleen de totale porositeit
neemt toe door carbonatatie, maar ook
het aandeel grove poriën ? waarin
water tot ?10 °C kan bevriezen ? neemt
toe (fig. 3, gebaseerd op gegevens uit
[2]). Het aandeel fijne poriën neemt af,
maar die spelen een minder belangrijke
rol bij vorst. Deze structuurverandering
ontstaat doordat bij afnemend klinker-
gehalte door carbonatatie meer CSH-gel
wordt omgezet in een soort silicagel,
die poreuzer van structuur is dan de
oorspronkelijke CSH-gel. Bij hoge
klinkergehalten wordt het aandeel
grove poriën juist kleiner door carbona-
tatie, maar zoals blijkt uit figuur 3 alleen
bij lagere water-cementfactoren.
De consequenties van het effect van
carbonatatie op de vorstbestandheid
zijn goed zichtbaar in figuur 4 [2].
Nabehandeling
De toepassing van cement- en bind-
middelcombinaties met een klinker-
gehalte van minder dan 25% heeft
naast consequenties voor de weerstand
tegen diverse aantastingsmechanismen
ook consequenties voor het bouwpro-
ces: het beton moet veel langer worden
nabehandeld omdat de hydratatiesnel-
heid lager is. Bij temperaturen onder de
10 °C loopt deze nabehandelingsduur zelfs op tot meer dan twee weken. Een
dergelijke lange duur kan risico's met
zich meebrengen voor de in de praktijk
realiseerbare kwaliteit van de nabehan-
deling.
Geen milieuwinst
Het lijkt logisch om voor een project
eisen te stellen aan de milieukosten van
de toegepaste materialen en deze
zodanig te stellen dat er een verlaging
ten opzichte van de gangbare milieu -
kosten wordt bereikt. Zeker bij
constructief beton zal men dan echter
al snel het klinkergehalte proberen te
verlagen. Nog afgezien van de risico's
voor de levensduur bij zeer lage klin -
kergehalten, wordt hiermee echter lan-
delijk gezien geen milieuwinst gereali-
seerd. De regionaal geproduceerde
slak en vliegas worden namelijk al vol -
ledig ingezet in cement en beton,
zodat er alleen sprake is van een ver -
schuiving bij toepassing van uitzonder-
lijk hoge slakgehalten in een specifiek
project.
Water-cementfactor en
levensduur
Behalve door het toepassen van een
bindmiddel met een zeer laag gehalte
aan portlandcementklinker kan het
CO
2-profiel van beton worden verlaagd
door het toepassen van minder cement
en daarmee een hogere water-cement-
factor. Permeabiliteit
Het volume aan capillaire poriën in de
cementsteen (porositeit) wordt vooral
gestuurd door de water-cementfactor.
Bij verlaging van de water-cementfactor
wordt de cementsteen dichter doordat
de hoeveelheid en de afmetingen van
de capillaire poriën afnemen. Hierdoor
daalt zowel de porositeit van het beton
(waardoor de sterkte toeneemt) als de
permeabiliteit. De permeabiliteit is de
mate van doorlaatbaarheid van een
materiaal voor vloeistoffen en/of gassen.
Doordat er bij aantasting van beton
altijd sprake is van transport van vloei-
stoffen en/of gassen heeft de permeabi-
liteit een grote invloed op de duur-
zaamheid van beton. Daarom wordt
voor beton dat in een agressieve
omgeving wordt toegepast, een lage
water-cementfactor voorgeschreven.
Beton heeft altijd een minimale hoeveel-
heid water nodig voor de verwerkbaar-
heid. De waterbehoefte van een mengsel
kan worden verlaagd door voor een gro -
tere maximale korrel te kiezen, de korrel -
opbouw te optimaliseren en vooral door
toepassing van superplastificeerders.
Maar er blijft een minimale hoeveelheid
water nodig om het beton te kunnen
verwerken. Bij dit gegeven watergehalte
heeft verlaging van de milieukosten door
verlaging van het cementgehalte direct
consequenties voor de water-cementfac -
tor en dus voor de permeabiliteit.
scaling [kg/m
2]
scaling [kg/m 2]
0 10 20 30 0 10 20 30
9,0
6,0
3,0
0,0
4,5
3,0
1,5
0,0
aantal vorst-dooiwisselingen aantal vorst-dooiwisselingen
niet-gecarbonateerde
zaagvlakken
niet-gecarbonateerde zaagvlakken
gecarbonateerde
stortvlakken gecarbonateerde
stortvlakken
CEM I CEM III/B
permeabiliteit [10
-14m/s]
water-cementfactor
0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8
140
120
100
80
60
40
200
4
Scaling (aantasting betonoppervlak) als functie van het aantal vorst-dooiwisselingen (met dooizouten\
)
voor gecarbonateerde stortvlakken en niet-gecarbonateerde zaagvlakken. (\
Beton zonder luchtbelvormer;
wcf = 0,50.) Na enkele vorst-dooicycli neemt bij gecarbonateerd beton o\
p basis van CEM III/B de scaling
minder snel toe door het bereiken van diepergelegen niet-gecarbonateerd \
beton. Door voortgaande car -
bonatatie presteert beton op basis van CEM I in de praktijk beter dan be\
ton op basis van CEM III/B
5
Relatie tussen
water-cementfactor
en permeabiliteit
21 VAKBLAD I 1 2018
00-BV1_1_Sustainability vd durability.indd 21 13-03-18 11:44
In figuur 5 wordt de relatie tussen de
water-cementfactor en de permeabili-
teit weergegeven [6]. Als we nu 10%
cement willen besparen en uitgaan van
een betonsamenstelling met 330 kg
cement en 165 liter water per m
3
beton, dan stijgt de water-cementfactor
van 0,50 naar 0,56. De permeabiliteit
van het beton wordt hierdoor bijna
tweemaal zo hoog!
De hogere permeabiliteit heeft een
negatief effect op de weerstand tegen
carbonatatie, vorst-dooiwisselingen, sul-
faten en chloride-indringing en dus op
de levensduur van een beton
-
constructie. In het navolgende wordt
ingegaan op de relatie tussen de water-
cementfactor en enkele aantastings
-
mechanismen.Carbonatatie
Een van de belangrijkste schademecha-
nismen van beton is carbonatatie. De
snelheid waarmee carbonatatie verloopt,
is sterk afhankelijk van de poriestructuur
en dus van de water-cementfactor. Ook
wordt het sterk beïnvloed door de
cementsoort en de nabehandeling. In
figuur 6 (gebaseerd op carbonatatie-
coëfficiënten gegeven in [7]) wordt de
invloed van de water-cementfactor op
de carbonatatie van beton op basis van
portlandcement weergegeven.
Zoals we eerder zagen is carbonatatie
echter niet alleen een op zichzelf staand
schademechanisme, maar heeft het ook
invloed op onder andere de vorstbe-
standheid en weerstand tegen
chloride-indringing. Vorstbestandheid
Bij vorstschade gaat het meestal om
zogeheten scaling, aantasting van het
betonoppervlak door vorst-dooiwisse-
lingen, waarbij steeds een beetje
cementsteen of mortel verdwijnt.
Meestal blijft de aantasting beperkt tot
maximaal enkele millimeters. Er kan
echter onder zware omstandigheden
ook meer dan 10 mm in relatief korte
tijd verdwijnen, waarmee de dekking
op de wapening en daarmee de levens-
duur sterk wordt gereduceerd. Dooi-
zouten versnellen scaling aanzienlijk,
maar ook zonder dooizouten komt
scaling voor. Zowel met als zonder
dooizouten moet er voor vorstschade
wel sprake zijn van verzadiging met
water, veroorzaakt door bijvoorbeeld
onvoldoende afschot of door
smeltwater van een pak sneeuw.
Naast de cementsoort en het al dan niet
toepassen van een luchtbelvormer is de
water-cementfactor een bepalende
factor in de vorstbestandheid. De treks-
terkte van het beton neemt toe met
dalende water-cementfactor. Hierdoor
kan het meer weerstand bieden tegen
de bij bevriezing optredende spanningen.
Daarnaast neemt de permeabiliteit af,
waardoor het langer duurt voordat een
kritische verzadiging wordt bereikt.
In Scandinavische landen hebben ze
veel meer dan bij ons te maken met
vorst-dooiwisselingen en daarom heel
veel onderzoek naar dit fenomeen
gedaan. Hieruit blijkt dat de water-
cementfactor niet alleen een sterke
invloed op de mate van scaling heeft,
maar ook op de mate van interne
schade als gevolg van vorst-dooi-
wisselingen (fig. 7 [8]). Bij interne
schade gaat het vooral om inwendige
scheurtjes. Om de in figuur 7 weer-
gegeven relaties te bepalen, zijn in
totaal 45 betonsamenstellingen
onderzocht met de Zweedse slab-test.
Het onderzoek is uitgevoerd met
gedemineraliseerd water, dus zonder
gebruik van dooizouten.
0 5
10
15
20 25 30
35
40
0 10 20 3040 50
carbonatati ediepte [ mm]
tijd [jar en]
wcf 0,40
wcf 0,50
wcf 0,60
0 2 4 6
8
10 12
0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1
luchtg ehalte [% v/v]
water-cem entfactor
interne schade (%)
0
10
20
30
40
7
Relatie tussen
luchtgehalte, water-
cementfactor en
interne schade (56
vorst-dooiwisselingen
zonder dooizouten).
De mate van interne
schade is gemeten als
afname van de
snelheid van een
ultrasone puls
(gemeten aan de z
ijkanten van de beton-
tegels). Als cement is
een CEM II/A-LL 42,5 R
(portlandkalksteence-
ment) gebruikt
6
Carbonatatiediepte als
functie van de water-
cementfactor voor
beton op basis van een
CEM I 52,5 R
(carbonatatie-
coëfficiënten gemeten
onder laboratori-
umomstandigheden)
22 VAKBLAD I 1 2018
00-BV1_1_Sustainability vd durability.indd 22 13-03-18 13:53
De (onzichtbare) interne schade (in het
dekkingsgebied) als gevolg van vorst
heeft zoals te verwachten ook een
negatief effect op de weerstand tegen
carbonatatie en indringing van
chloriden [9], al lijkt het effect beperkt.
Chloride-indringing
Wapeningscorrosie ten gevolge van het
indringen van chloriden afkomstig uit
dooizouten of zeewater wordt algemeen
beschouwd als de grootste bedreiging
voor de levensduur van constructies in
gewapend beton. In water opgeloste
chloride-ionen dringen van buitenaf via
capillaire opzuiging en diffusie in het
beton en bij overschrijding van een kri -
tisch chloridegehalte op de diepte van
de wapening resulteert dit in depassive -
ring van de wapening. De door inge -
drongen chloriden geïnitieerde wape-
ningscorrosie gaat vaak gepaard met
lokale aantasting in de vorm van zoge -
heten putcorrosie die wordt gekenmerkt
door een hoge lokale corrosiesnelheid.
Aangezien de corrosieproducten daarbij
meestal goed oplosbaar zijn, kan de
door chloriden geïnitieerde wapenings -
corrosie al lange tijd plaatsvinden voor-
dat het uitwendig zichtbaar wordt.
De snelheid waarmee chloride-ionen in
beton indringen, is sterk afhankelijk van
de toegepaste cementsoort en de
water-cementfactor (fig. 8). Enerzijds is
dit een direct gevolg van de poriestruc -
tuur (de beschikbare transportruimte),
anderzijds speelt het vermogen van de
cementsoort om ingedrongen chloride-
ionen chemisch en fysisch te binden een
belangrijke rol. Een complicerende fac -
tor bij de vergelijking tussen cement -
soorten is dat de chloridediffusiecoëffici-
ent in de loop van de tijd geleidelijk
kleiner wordt, maar dat de snelheid
waarmee dat gebeurt sterk afhankelijk is
van de cementsoort. Daarnaast heeft
carbonatatie invloed op de weerstand
tegen chloride-indringing (zie kader
'Carbonatatie en chloride-indringing').
Zowel ten aanzien van poriestructuur
als bindingsvermogen verdienen cementsoorten met een hoog slak- of
vliegasgehalte duidelijk de voorkeur.
Naarmate het slak- of vliegasgehalte
toeneemt, wordt het beton echter
gevoeliger voor carbonatatie. Zeker
bij onvoldoende zorg aan de nabe
-
handeling kan dit resulteren in de vor -
Voorbeeld: N18
Voor de verbetering van de N18 tussen Varsseveld en Enschede is de volgende eis
opgenomen in het Design&Construct-contract: "Voor groen beton geldt dat de
opdrachtnemer door middel van Ontwerptool groen beton of gelijkwaardig,
minimaal 20% CO
2-reductie dient aan te tonen, van grondstofwinning tot en met
realisatie, ten opzichte van het referentiemengsel C28/35 CEM III met 50\
%
gegranuleerde hoogovenslak, bij toepassing van groen beton." In de pr\
aktijk komt
deze eis erop neer dat er hoogovencement CEM III/B zou moeten worden toe\
gepast
in bijvoorbeeld geleidebarriers, terwijl dat uit oogpunt van de technische levensduur
voor deze toepassing niet de beste keuze is (zie onder kopje 'Klinke\
rgehalte en
levensduur').
Carbonatatie en chloride-indringing
Slak en vliegas hebben door de dichte structuur van de cementsteen een p\
ositieve
invloed op de weerstand tegen chloride-indringing, maar vooral bij hoge \
gehalten slak
en vliegas neemt de porositeit en daarmee de permeabiliteit door carbona\
tatie sterk
toe. Onder kritische omstandigheden, eerst gedurende 20 jaar relatief ho\
ge carbona -
tatie buiten beschut en daarna door lekkage blootstelling aan chloriden,\
presteert
hoogovencement (bij 50 mm dekking) nog altijd beduidend beter dan port\
landcement
of portlandslakcement, maar de verschillen tussen 40, 50, 60 en 70% slak\
zijn klein
[11]. De toenemende weerstand bij hogere slakgehalten van het niet-gecar\
bonateerde
gedeelte compenseert in deze range (en carbonatatieduur) dus de toenemende car -
bonatatiediepte en de hierin toenemende hoeveelheid grove poriën. Alh\
oewel niet
onderzocht in [11] is het aannemelijk dat bij klinkergehalten van minder dan circa 25%
de weerstand tegen chloriden voor de beschreven situatie weer afneemt.
Deff [10
-12 m2/s]
CEM I CEM II/B-V CEM III/B CEM V/A
10
8
6
4
2
0
0,40 0,45 0,55
ming van een poreuze laag aan het
beton-oppervlak, die via capillaire
opzuiging snel een grote hoeveelheid
chloridehoudend water kan opnemen
dat als buffervoorraad kan dienen
gedurende perioden zonder chloride
-
belasting.
8
Chloridediffusie-
coëfficiënt als functie
van de cementsoort en
water-cementfactor,
bepaald na 26 weken
zoutoplossing-droog-
cycli aan betonprisma's
(CEM I wcf 0,55 valt
uit de schaal; de
waarde is circa
140×10-
12) [10]
23 VAKBLAD I 1 2018
00-BV1_1_Sustainability vd durability.indd 23 13-03-18 11:44
9
Tijdens de bouw van
de nieuwe Zeesluis bij
IJmuiden,
foto: Rijkswaterstaat /
Gerrit Serné
Conclusie
Het sterkste milieuvoordeel van beton is
zonder twijfel de zeer lange en onder-
houdsarme levensduur. Per toepassing
moet daarom zeer kritisch worden
beoordeeld of CO
2-verlaging mogelijk
en verantwoord is. Zeker voor beton in
weer en wind geldt dat het doen van
concessies aan de betonkwaliteit niet
verstandig is omdat dit ten koste gaat
Voorbeeld: Zeetoegang IJmond
In het project Zeetoegang IJmond (figuur 9) bevordert Rijkswaterstaat met een
aantal maatregelen de bouw van een duurzame nieuwe sluis ter vervanging van de
Noordersluis. Het werk vindt plaats op basis van een DBFM-contract. In d\
e aanbe-
steding wordt gestimuleerd dat de opdrachtnemer een veelheid aan maatreg\
elen
zal toepassen, gericht op het terugdringen van de CO
2-uitstoot en de belasting van
het milieu, zowel tijdens de aanleg als na ingebruikname van de nieuwe s\
luis. Bij de
aanbesteding was duurzaamheid een van de EMVI-criteria en omvatte drie o\
nder-
delen, namelijk de CO
2-prestatieladder, Social return en DuboCalc. Voor de CO 2-
prestatieladder konden de inschrijvers maximaal 5% fictieve korting op d\
e inschrijf-
prijs behalen. In het selectieproces trekt Rijkswaterstaat verder een fi\
ctief bedrag af,
wanneer het aangeboden product een geringe milieubelasting (MKI) heeft\
. Om de
milieudoelstellingen te bereiken, zal het consortium OpenIJ, waaraan de \
opdracht is
gegund, bij de bouw gebruikmaken van duurzaam beton met een hoog percentage
hoogovenslak. Daarnaast heeft OpenIJ het ontwerp geoptimaliseerd waardoo\
r wordt
bespaard op de hoeveelheid benodigd beton.
van de levensduur en dus leidt tot
hogere milieukosten.
Wanneer toch concessies aan de kwali-
teit worden gedaan, omdat een korte
ontwerplevensduur dat mogelijk maakt,
moet worden bedacht dat de diverse
aantastingsmechanismen elkaar kunnen
versterken en dus niet los van elkaar
kunnen worden beschouwd.
Literatuur
1 Resultaten keurmerk Beton Bewust,
VOBN, oktober 2016.
2
Utgenannt, P. , The influence of
ageing on the salt-frost resistance of
concrete, doctoral thesis, 2004.
3
Lamond, J.F. & Pielert, J. H., Signif-
cance of tests and properties of con-
cete & concrete-making materials,
ASTM, 2006.
4
Wu, B. & Ye, G., Development of
porosity of cement paste blended with
supplementary cementitious materials
after carbonation, Beijing, China,
2015.
5
Thiéry, M. e.a., Effect of Carbonation
on the Microstructure and Moisture
Properties of Cement based materials,
Porto, Portugal, 2011.
6
Neville, A.M., Properties of concrete,
Fourth and Final Edition, 2004.
7
Sanjuán, M.A., Piñeiro, A., and
Rodríguez, O., Ground granulated
blast furnace slag efficiency coefficient
(k value) in concrete. Applications
and limits, Materiales de Construc-
cíon, Vol. 61, 2011.
8
Penttala, V. E., and Räsänen, V. J.,
Internal and surface damage of con-
crete during freezing and thawing
loads, ICCC, Durban, South Africa,
2003.
9
Vesikari, E., & Ferreira, M., Frost
Deterioration Process and Interaction
with Carbonation and Chloride Pene-
tration ? Analysis and Modelling of
Test Results, Technical Research
Centre of Finland (VTT), 2011.
10
Polder, R.B., Nijland, T.G., and De
Rooij, M.R., Experience with the dura-
bility of blast furnace slag cement
concrete with high slag content (CEM
III/B) I in the Netherlands since the
1920's, TNO, 2013.
11
Holthuizen, P.E., Chloride ingress of
carbonated blast furnace slag cement
mortars, , Master Thesis TU Delft,
2016.
24 VAKBLAD I 1 2018
00-BV1_1_Sustainability vd durability.indd 24 13-03-18 11:44
Reacties