Modellen zijn vereenvoudigde schematische weergaven van de werkelijkheid. We gebruiken modellen om complexe systemen te kunnen bespreken, te begrijpen en om toekomstig gedrag te voorspellen. Met die kennis kunnen we het gedrag van beton beïnvloeden, prestaties verbeteren en soms zelfs kosten besparen. In deze Betoniek gaan we in op cementhydratatiemodellen van portlandcement en praten we je bij over welk model beter klopt.
BAND
UITGAV E
mei
2023
14 17
BAND
UITGAV E
Hydratatie- modellen Over de
schematische
beschrijving van
cementhydratatie
Betoniek Standaard 17-14.indd 1 28-04-23 09:36
2 MEI 2023 STANDA ARD 17 14
Hydratatie modellen
Modellen zijn vereenvoudigde schematische weer-
gaven van de werkelijkheid. We gebruiken modellen
om complexe systemen te kunnen bespreken, te
begrijpen en om toekomstig gedrag te voorspellen.
Met die kennis kunnen we het gedrag van beton beïn-
vloeden, prestaties verbeteren en soms zelfs kosten
besparen. In deze Betoniek gaan we in op cement-
hydratatiemodellen van portlandcement en praten
we je bij over welk model beter klopt.
In de meest eenvoudige vorm bestaat een
hydratatiemodel van cement uit een
cementkorreltje dat ver volgens met een
schilletje hydratatieproduct uitgroeit rond
dat cementdeeltje. In deze Betoniek laten
we zien dat er in de loop der tijd meerdere
modellen zijn geopperd die cementhydrata-
tie beschrijven. Het genoemde eenvoudige
model sluit niet meer aan bij hoe we nu den-
ken dat de cementreactie verloopt. In deze
Betoniek praten we je bij over de verschil-
lende modellen die dit proces beter
beschrijven.
Met de kennis van de reactiemodellen kun-
nen we het gedrag van het verhardings-
proces beter begrijpen. Ook kunnen we
dergelijke modellen gebruiken om de micro-
structuur van cementsteen te simuleren.
Dat is belangrijk omdat we daarmee een
stap dichter zijn bij het verklaren van presta-
ties van beton. Omdat het hydratatieproces
van cement heel complex is, beperken we
ons in deze Betoniek tot een simpele (port-
land)cementkorrel die met water reageert.
Om het verhaal goed te kunnen volgen, wor-
den eerst kort de verschillende stadia van cementhydratatie besproken. Ver volgens
duiken we de reactiemodellen in. Daarbij
bespreken we ook hoe goed de modellen het
hydratatieproces nu beschrijven. De reac-
tiemodellen worden ver volgens ingezet om
microstructuren te simuleren. Een voor-
beeld hier van is te zien op de voorkant van
deze
Betoniek. Afgesloten wordt met een
aantal conclusies voor de betontechnoloog:
wat kunnen we nu met de kennis uit deze
Betoniek. Maar we beginnen met enig reali-
teitsbesef, namelijk de schaalgrootte van
modellen voor cementhydratatie.
SCHA ALGROOT TES
Om schaalgroottes te illustreren, wordt
gebruikgemaakt van guur 1. De guur toont
een hydraterende cementkorrel tussen vier
deels zichtbare toeslagkorrels. Maar de
schaal is onjuist, want de cementkorrel is veel
te groot weergegeven. Hoe zit dit nu precies?
Stel er wordt uitgegaan van een grote grind-
biggel van 32 mm en deze wordt opgeblazen
tot het formaat van 1 m. Daarnaast nemen
we een grote zandkorrel (van 4 mm) en bla-
zen deze in dezelfde verhouding op tot
1 Voorbeeld van een model om cementhydratatie tussen toeslagkorrels uit te leggen. De schaal klopt
niet. De cementkorrel is te groot
Betoniek Standaard 17-14.indd 2 28-04-23 09:36
3 MEI 2023 STANDA ARD 17 14
Hydratatie modellen
in vier verschillende stadia. Bij het bespre-
ken van de reactiemodellen zullen we nog
wat meer ingaan op wat er precies in deze
stadia gebeurt.
In stadium 1 komt direct veel warmte vrij.
Deze stap gaat veel te snel voor de modellen
die we behandelen. Deze stap zien we dus
niet terug.
Stadium 2 is de dormante of inductieperi-
ode. Hier lijkt de reactie in rust. In de praktijk
maken we hier gebruik van, omdat we het
beton gedurende deze periode kunnen
transporteren en verwerken.
120 mm. Als aan deze reeks nu ook een
inke cementkorrel wordt toegevoegd van
20 µm ? opgeblazen in dezelfde verhouding
? zitten we met de cementkorrel nog steeds
maar op 0,6 mm. Deze drie opgeblazen kor-
rels zijn op schaal weergegeven in guur 2.
Deze voorbeelden maken duidelijk dat
hydratatie van cement op zeer kleine schaal
plaatsvindt. Zo klein, dat wel van modellen
gebruik moet worden gemaakt om er een
voorstelling van te kunnen maken. Het is ook
de reden dat bij het simuleren van een
microstructuur van cementsteen alleen naar
water en cement wordt gekeken, meestal in
een kubusje van 100 × 100 × 100 µm. Voor
het doorrekenen van grotere volumes met
veel meer deeltjes zijn veel computers sim-
pelweg niet krachtig genoeg. Vandaar ook
dat in de rest van deze Betoniek de focus ligt
op cement en water.
HERHALING HYDR ATATIEPROCES
Nu we op de juiste schaalgrootte zitten, is
het verstandig ook het te modelleren hydra-
tatieproces kort te herhalen. Dit doen we
aan de hand van de warmte die vrijkomt bij
het hydratatieproces. Dit valt namelijk goed
te meten en is bovendien nogal typerend in
de tijd ( g. 3). De warmteproductie verloopt
2
Verhoudingen tussen grindbiggel, zandkorrel en cementkorrel, alle in dezelfde verhouding opgeblazen
om de cementkorrel zichtbaar te maken
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 100 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 100
Cementkorrel van
20 ? m
opgeblazen in
zelfde verhouding
Grindbiggel van 32 mm Zandkorrel van 4 mm
in zelfde verhouding
0,0 0,5 1,0
1,5 2,0 2,5
3,0
3,5 4,0 4,5 5,0
0 510 1520
Warmteproductie per tijdstap (mW/g)
Tijd(uren)
1
2
3 4
3 Schematische weergave van de warmteproductie per tijdstap, als
functie van de verstreken reactietijd. Zie tekst voor uitleg van de
verschillende stadia
Betoniek Standaard 17-14.indd 3 28-04-23 09:36
4 MEI 2023 STANDA ARD 17 14
Na de dormante periode versnelt de reactie
in stadium 3. Hier trekt de betonspecie aan
en is te zien dat het beton niet verwerkbaar
meer is. In dit stadium ontwikkelt de sterkte
zich snel.
Bij stadium 4 tot slot, is het proces over zijn
hoogtepunt heen en gaat de reactie steeds
langzamer. De sterkte blijft zich ook in dit
stadium nog steeds ontwikkelen, maar wel
steeds langzamer.
MODELLENK APSTOK
Met dit hydratatieproces in het achterhoofd
worden nu modellen bekeken die voor dit
proces zijn gemaakt. Om dit wat te structu-
reren, is voor deze Betoniek een tijdlijn
gemaakt met de twee hoofdsoorten model-
len die worden besproken ( g. 4). Dit zijn
(A) modellen op basis van groei vanuit een
cementkorrel, en (B) modellen op basis van
groei vanuit kiemen.
Veel van de modellen zijn wiskundige
beschrijvingen. Het visualiseren van wat het
rekenwerk opleverde, kwam pas veel later.
Om de verschillende stappen in de ontwik-
keling duidelijk te maken, wordt in deze
Betoniek wel de visuele inkleuring bij de
rekenmodellen gegeven. Ook wordt op
gepaste momenten getoetst of een model
ook het hydratatieproces beschrijft zoals
eerder besproken. A: GROEI VANUIT CEMENTKORREL
Jander (inner product)
Startpunt van de cementkorrelmodellen is
het model van Jander [1], beschreven in
1927. Dit model gaat uit van een cementkor-
rel die tijdens de reactie niet in grootte ver-
andert, maar alleen van samenstelling; het
hydratatieproduct (inner product) groeit
daarbij langzaam de korrel in. Visueel gezien
verandert de cementkorrel van buiten naar
binnen van kleur, naarmate het water meer
naar binnen dringt om daar te reageren met
het cement ( g. 5).
Wanneer dit model wordt gebruikt om
cementhydratatie te beschrijven, sluit het
niet aan bij wat experimenteel wordt waar-
genomen. Beton wordt in de praktijk sterker,
maar het is niet duidelijk hoe een verande-
ring van samenstelling dit realiseert. Ook is
er geen dichtgroeien van poriën. Kortom,
1939
KAJM-model 2007
Thomas 1956
Cahn
*
1927
Jander 1967Kondo &
Kodama 1982
Pommersheim
Groei vanuit cementkorrel
Groei vanuit
kiemen
A|
B|
0RGelleQ
4 Tijdlijn van de modellen in deze Betoniek met (A) groei vanuit cementkorrel en (B) groei vanuit kiemen
t = 0
t = y
Reactierichting
Inner product
Halve
cementkorrel
Inner product
5 Jander 's model: cementkorrel reageert en
inner product trekt korrel in
Betoniek Standaard 17-14.indd 4 28-04-23 09:36
5 MEI 2023 STANDA ARD 17 14
het model voldeed al vroeg niet aan de ver-
wachtingen om de werkelijkheid eenvoudig
te beschrijven.
Waarom werd het dan toch in eerste instan-
tie gebruikt? Dit kwam omdat het Jander-
model stadium 4 van het hydratatieproces
aardig kon beschrijven ( g. 8). Door een
steeds dichter wordende laag inner product
? waar het water zich doorheen moest wor-
stelen om met het cement te kunnen reage-
ren ? gaf het model aan dat de reactie steeds
langzamer zou gaan. En dat klopte voor
stadium 4.
Pommersheim (inner & outer product)
Een volgende stap vooruit werd gemaakt
eind jaren zestig van de vorige eeuw. Kondo
en Kodama [2] presenteerden een heel
nieuw concept van meerdere lagen. In het
model van Kondo en Kodama zat echter een
fout in de a eiding. Pommersheim et al. heeft
deze met collega's rechtgezet in 1982, waar-
bij ze het model hebben uitgebreid en verbe-
terd [3]. In deze Betoniek bespreken we
daarom de modelvariant van Pommersheim.
Het model van Pommersheim kan drie sta-
dia van het hydratatieproces beschrijven.
Het volgt daarbij opeenvolgende stappen. In
de eerste stap ontstaat door de reactie tus-
sen cement en water een coating ( g. 6). Door te spelen met de dikte of de verande-
rende porositeit van deze laag kan de dor-
mante periode (stadium 2) worden gemo-
delleerd. Redenaties waarom een bepaalde
dikte of oplossnelheid werd gekozen ont-
breken; het was puur empirisch tten.
De versnelling van de reactie in stadium 3 is
goed te modelleren met het dunner worden
van de coatinglaag. Een dunner wordende
coating betekent steeds meer porositeit in
die laag. Hierdoor is er steeds meer en
steeds sneller een reactie met het cement
mogelijk, waarmee de reactiesnelheid toe-
neemt. Daarmee is vloeiend overgegaan van
stadium 2 naar stadium 3.
In stadium 3 ontstaan in dit model twee
nieuwe producten ( g. 7): een inner product
in navolging van het Jander-model, en een
outer product dat zich vormt buiten de oor-
spronkelijke cementkorrel. Door het naar
buiten groeien van het outer product kan
met dit model wél het vastgroeien van deel-
tjes en daarmee het verkleinen van de poro-
siteit worden verklaard.
Wanneer er door de toename van de reactie-
snelheid ver volgens steeds meer inner en
outer product worden gevormd, komt het
model in dezelfde situatie terecht als dat van
Jander: het kost steeds meer moeite om
door de hydratatieproducten heen het nog
Kwart
cementkorrel
Coating
6 Vorming van een coating ter verklaring van stadium 2 7 Schematische voorstelling van Pommersheim model
Kwart
cement-
korrel
Inner product
Outer product
Betoniek Standaard 17-14.indd 5 28-04-23 09:36
6 MEI 2023 STANDA ARD 17 14
niet gereageerde cement te bereiken. De
reactie gaat daardoor steeds langzamer en
stadium 4 is aangebroken. In het model van
Pommersheim wordt dit gemodelleerd door
een di usiecoë ciënt die steeds kleiner
wordt bij steeds dikkere productlagen. Het
hele modelverloop ten opzichte van experi-
mentele data is weergegeven in guur 8.
Daarmee zijn de belangrijkste modellen
voor groei vanuit de cementkorrel bespro-
ken. Er zijn twee grote tekortkomingen in
deze modellen. De eerste is dat de modellen
uitgaan van één enkele korrelgrootte, terwijl cement uit korrels met een korrelgrootte-
verdeling bestaat. Door een verschil in kor-
relgrootte is er ook een verschil in reactie-
snelheid. Veel kleine korrels reageren
sneller dan een paar grote korrels door het
verschil in reactief opper vlak. De besproken
modellen kunnen hier niet mee omgaan.
Het tweede punt betreft interactie tussen
verschillende korrels. Als twee korrels uit-
groeien, kan er overlap ontstaan op een punt
waar beide korrels hun product willen afzet-
ten ( g. 9). Enkelvoudige korrelmodellen
kunnen dit probleem niet aan.
Het is daarom een goed moment over te
stappen op een tweede type modelbeschrij-
ving gebaseerd op groei vanuit kiemen.
B: GROEI VANUIT KIEMEN
Modellen gebaseerd op groei vanuit kiemen
hebben een heel ander uitgangspunt dan de
groeimodellen vanuit cementkorrels. De
stappen die bij dit type modellen worden
doorlopen, zijn: het oplossen van (cement)
deeltjes in poriewater, over verzadigd raken
van poriewater, kiemvorming, en ten slotte
aangroei op de kiemen vanuit het poriewa-
0,0 2,0
4,0 6,0 8,0
10,0
12,0
14,0
16,0
0 510 1520
Warmteproductie per tijdstap (mW/g)
Tijd(uren)
Data experiment
Jander-model
Pommersheim-model
8 Groei vanuit cementkorrelmodellen vergeleken met experimentele data [4]
1 2
Beide korrels willen hier
hun product afzetten.
9 Interactie tussen verschillende cementkorrels
Betoniek Standaard 17-14.indd 6 28-04-23 09:36
7 MEI 2023 STANDA ARD 17 14
ter. De verschillende termen die hier zijn
genoemd, worden verder uitgelegd in het
kader 'Nucleatie en groei'.
K A JM-model
Eind jaren dertig van de vorige eeuw ver-
schenen er een aantal artikelen over groei
vanuit kiemen. De meest bekende naam
gekoppeld aan deze beschrijving is Avrami
[5, 6], maar hij deed het zeker niet alleen. Kolmogorov [7] en Johnson en Mehl [8]
leverden ook belangrijke bouwstenen. Met
de auteurs in chronologische volgorde spre
-
ken we in deze Betoniek over het K A JM-
model. Belangrijk om te beseen is dat het
K A JM-model een proces beschrijft zonder
in te gaan op randvoorwaarden, zoals aan-
voer van deeltjes of hoe ver de reactie al
gevorderd is. Dit model gaat er van uit dat er
ergens in het systeem kiemen ontstaan, die
NUCLEATIE EN GROEI
Nucleatie (kiemvorming) en groei is een
bekend principe in de materiaalkunde. Het
proces bestaat uit verschillende stappen
die continu blijven doorgaan. In het navol-
gende worden de termen van de verschil-
lende processtappen uitgelegd:
? Oplossen zorgt voor de aanvoer van
(cement)deeltjes in de oplossing (g. 10).
? Oververzadiging heeft te maken met het
proberen op te lossen van meer deeltjes
dan een oplossing aankan. Wanneer je
bijvoorbeeld suiker in warme thee oplost,
kun je scheppen suiker blijven toevoe -
gen, totdat het niet meer oplost en de
suiker op de bodem blijft liggen. De
oplossing is dan oververzadigd.
? Kiemvorming of nucleatie, komt voort uit
een oververzadigde oplossing waarbij
opgeloste deeltjes als vaste deeltjes uit
de oplossing worden geduwd. Kiemvor -
ming is daarbij het startpunt. Wanneer er
eenmaal kiemen zijn, gaat de aangroei
makkelijker. Dit proces is ook te beïn-
vloeden door zelf kiemen toe te voegen.
? Aangroei zorgt ervoor dat deeltjes uit de
oplossing aan deeltjes groeien die er al
zijn (g. 11). Dit proces kan blijven door -
gaan zolang er aanvoer is van nieuwe
deeltjes in de oplossing door het oplos -
sen uit de eerste stap van het proces.
Oplossende
cementkorrel
*
*
*
*
Kiem
Aangroei vanuit
een kiem
10 Oplossende cementkorrel
11 Verschillende stappen in aangroei vanuit een kiem
Betoniek Standaard 17-14.indd 7 28-04-23 09:36
8 MEI 2023 STANDA ARD 17 14
ver volgens met een constante snelheid aan-
groeien. Met dit model verschuift de aan-
dacht van een reagerende cementkorrel
naar het ontstaan en de doorgroei van het
(reactie)product.
Het K A JM-model zegt niets over waar de
eerste kiemen verschijnen, maar gaat
vooral in op de snelheid van het doorgroei-
proces. In 1956 speciceert Cahn [9] dit
proces wel voor cement. Hij plaats de kie -
men op de opper vlakken van cementkor -
relgrensvlakken, korrelranden of korrel-
hoekpunten. Hiermee komen de kiemen
weer terecht op het opper vlak van de
cementkorrels.
Thomas (BNG-model)
Ver volgens duurt het ruim vijftig jaar voor de
volgende aanpassing in dit model. Thomas
[10] laat in 2007 in zijn werk zien, dat er
grenzen moeten worden gesteld aan het
aantal kiemen dat groeit. Hij noemt dit het
BNG-model (Boundary Nucleation and
Growth ). Thomas heeft dit nodig omdat hij
daarmee de experimenteel gemeten reac -
tiesnelheden van cementhydratatie nog beter kan voorspellen. In het werk van
Thomas wordt nergens aangegeven waar de
beperking dan zou moeten zitten. Thomas
gebruikt enkel een schalingsparameter A
zonder verdere fysieke betekenis.
Een mogelijk antwoord kan wel worden
gevonden in de suggestie van Bentz [11].
Hij suggereert dat de snelheid van de
hydratatiereactie afhankelijk zou zijn van de
beschikbare ruimte die er nog voor het
hydratatieproduct is om zich te vormen.
Hoewel Bentz het niet heeft over beschik
-
bare ruimte voor kiemen, zou dat wel op die
manier kunnen worden ingevuld. De kiem-
vorming verplaatst zich daarmee van
(alleen) het korrelopper vlak, ook naar de
vloeistof waarin kiemen bij over verzadiging
van de oplossing kunnen ontstaan.
Het K A JM-model en het BNG-model zijn
gebaseerd op precies dezelfde principes.
Het BNG-model heeft een kleine verbijzon-
dering. Om te zien of deze modellen ook het
hydratatieverloop goed kunnen beschrijven,
is in guur 12 een vergelijking gemaakt met
experimentele data.
0,0 1,0 2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
0 510 1520
Warmteproductie per tijdstap (mW/g)
Tijd(uren)
Data experiment
BNG-model
12 Modelvergelijking BNG met experimentele data
Betoniek Standaard 17-14.indd 8 28-04-23 09:36
9 MEI 2023 STANDA ARD 17 14
Beide modellen volgen de processen van
het kader nucleatie en groei. Stadium 2
wordt verklaard doordat de oplossing zich
wel steeds meer vult met deeltjes door het
oplosproces van de cementdeeltjes, maar
dat de oplossing op dat moment nog niet is
verzadigd. In stadium 3 zijn de eerste kie-
men gevormd uit de over verzadigde oplos-
sing en gaat het aangroeien vanuit de oplos-
sing steeds sneller. Bij stadium 4 neemt de
snelheid van de reactie af, omdat de vrije
ruimte vol begint te raken en de aanvoer van
deeltjes vanaf de oplossende cementkorrels
de beperkende factor wordt.
Het blijkt dus dat ook dit type modellen het
reactieproces goed kunnen beschrijven.
Wetenschappelijk gezien worden de model-
len van groep B op basis van groei vanuit
kiemen realistischer geacht dan de model-
len van groep A op basis van groei vanuit een
cementkorrel.
SIMUL ATIES MICROSTRUCTUUR
De modelbeschrijvingen die tot nu toe in
deze Betoniek zijn behandeld, waren vooral
gericht op het reactiemechanisme. Met
zulke modelbeschrijvingen kan nu een stap
worden gemaakt naar simulaties van micro-
structuren: als de modelreacties nu in een
virtuele wereld verlopen, wat voor een
microstructuur ontstaat er dan? Als dat op
een goede manier zou kunnen, zijn ver vol-
gens eigenschappen van de microstructuur
te bekijken, zoals sterkte of porositeit.
Daarom stappen we in dit deel van de Beto-
niek de wereld van de simulaties binnen. Om
wat houvast te hebben, is daarbij opnieuw
een kapstokplaatje gemaakt ( g. 13). Alleen
de in guur 13 genoemde simulaties worden
hier besproken.
Jennings & Johnson
De eerst bekende simulatie waarbij wordt
geprobeerd de vorming van de microstruc- tuur van cementhydratatie te simuleren, is
van Jennings & Johnson uit 1986 [12]. Om
dit wat in perspectief te plaatsen: dit is het
tijdperk van de Commodore 64 met een
geheugenruimte van 64 kB.
De simulatie kan zowel met groei vanuit een
cementkorrel als met groei vanuit kiemen
omgaan. In de simulatie zijn de oorspron-
kelijke cementkorrels zichtbaar, evenals
geproduceerd outer product. Nieuw is dat
portlandiet als fase is meegenomen en als
reactieproduct vanuit de oplossing ver-
1986
Jennings
& Johnson 2009
Bishnoi
1995 Va n
Breugel A A
+ B
Simulaties
13 Tijdlijn van simulaties in deze Betoniek. A en B verwijzen naar het type mechanismen die worden meegenomen door de simulatie, zie
ook guur 4
Outer product
Portlandiet
(calcium hydroxide)
Cementkorrel
14 2D projectie van een 3D simulatie met wcf = 0,30 na 50% hydratatie (Jennings & Johnson)
Betoniek Standaard 17-14.indd 9 28-04-23 09:36
10 MEI 2023 STANDA ARD 17 14
schijnt. Verder wordt als eerste in een
simulatie de deeltjesinteractie speciek
meegenomen (g. 9). Het extra materiaal
wordt arbitrair her verdeeld over vrij
beschikbare ruimte. In de simulatie wordt
de porievloeistof als fase nog niet meege-
nomen. Een voorbeeld van een 2D-projec -
tie van een 3D-simulatie is weergegeven in
guur 14.
Omdat de simulaties van Jennings & John-
son vastliepen in de beperkte rekenkracht
van de computers, zijn ze gestopt met de
verdere ontwikkeling.
Van Breugel (Hymostruc)
De ontwikkeling van rekenkracht gaat snel
in die jaren en ongeveer tien jaar later in
1995 lukt het Van Breugel [13] wel om de
simulaties een stap verder te brengen. Zijn
Hymostruc-simulatie is bekend van het
plaatje in guur 15, maar in het oorspronke -
lijke werk zat helemaal geen visualisatie -
module. Figuur 15 is vooral bedoeld om uit te
leggen hoe er met de verschillende facetten
wordt omgegaan.
Voor de reactiesnelheid wordt in eerste
instantie gebruikgemaakt van het model van
Jander. Later wordt dat aangepast naar een
empirische benadering van met name het naar buiten groeiende reactieproduct. Om
de simulaties snel te kunnen doorrekenen,
wordt er slechts een kwart cementkorrel
doorgerekend. Rond deze kwart korrel ont
-
staat in concentrische cirkels een hydrata-
tieschil. In deze schil wordt rekening gehou-
den met interactie met andere aanwezige
cementdeeltjes. Naar het voorbeeld van
Jennings & Johnson past ook Van Breugel
hier voor her verdeling toe. Dit gebeurt niet
door voor elke korrel de hydratatie door te
rekenen, maar door het probleem statistisch
te benaderen. Dit is goed voor de rekensnel-
heid, maar hierdoor geeft de simulatie geen
lokale informatie over de microstructuur,
anders dan een statistische weergave. De
simulatie houdt geen rekening met kiemvor -
ming, transporteecten en de chemie in het
poriewater.
Bishnoi (µic)
De laatste simulatie die hier wordt behan-
deld is µic (spreek uit 'mike'), grotendeels
gebaseerd op het promotiewerk van Bish-
noi [14] uit 2009. Deze simulatie bouwt
voort op de ideeën van Jennings & John-
son. De rekenkracht van computers is nog
verder toegenomen. Bishnoi maakt hier
gebruik van door voor elk deeltje apart door
te rekenen wat ermee gebeurt gedurende
de hydratatie. De deeltjes zijn allemaal bol -
vormig, maar kunnen daarbinnen wel uit
verschillende lagen bestaan. Dit biedt de
mogelijkheid voor reactiemodellen van
type A, groei vanuit een cementkorrel.
Ook biedt µic de mogelijkheid voor reactie -
modellen van type B, groei vanuit kiemen.
Beide vormen zijn zichtbaar in het voor -
beeld in guur 16 (zie speciaal de rode
cirkels waarin producten in de oplossing
ontstaan).
Inner
product Outer
product
Kwart
cementkorrel
15 Schematische weergave van Hymostruc.
Betoniek Standaard 17-14.indd 10 28-04-23 09:36
11 MEI 2023 STANDA ARD 17 14
CONCLUSIES VOOR DE
BETONTECHNOLOOG
In deze Betoniek is in detail gekeken naar
modellen waarmee de cementhydratatie
wordt beschreven. Deze modellen zijn ver-
volgens ingezet in simulaties om de micro-
structuur van cementsteen te simuleren.
Maar wat is nu de toegevoegde waarde van
deze kennis?
Op basis van de verkregen inzichten met de
reactiemodellen en simulaties die de com-
plexe werking van beton beschrijven, is te
begrijpen:
? dat er een verschil is in reactiesnelheid
tussen portlandklinker, hoogovenslak en
vliegas. Er is namelijk een bepaalde mate
van verzadiging nodig, voordat de zicht -
bare verharding begint. De oplossnelheid
van deze deeltjes is gekoppeld aan de pH.
In de reeks klinker, slak, vliegas moet de
pH steeds hoger zijn voor een behoorlijke
oplossnelheid. Hiermee is te begrijpen dat
het voor vliegascement wat langer duurt dan een normaal portlandcement, om op
sterkte te komen.
? dat hydratie sneller gaat als we zelf vast
kiemen aan het mengsel toevoegen. Er
zijn al commerciële versnellers te koop
gebaseerd op dit principe.
? hoe andere versnellers werken. Versnel-
lers grijpen namelijk in op de chemische
samenstelling van het poriewater. Ze ver -
anderen daarbij de gebruikelijke chemi-
sche evenwichten in het poriewater, en
daarmee het moment van over verzadi-
ging en dus het moment waarop de hydra-
tatieproducten zich beginnen te vormen.
Voorgaande voorbeelden tonen hopelijk aan
dat we door de inzichten over een ander
cementhydratatiemodel (oplossen en
daarna uitgroeien vanuit kiemen, in plaats
van een cirkelvormig uitgroeiend korreltje)
op een andere manier gaan denken over
fenomenen in beton. Dat is de winst van
modelinzicht, ook voor de betontechnoloog.
Product onstaan uit kiemen.
Zowel portlandiet (groen) als outerproduct (geel)
a b
16 Simulatie van cementpasta (wcf = 0,50) aan het begin (a) en na enige reactietijd (b).
Betoniek Standaard 17-14.indd 11 28-04-23 09:36
12 MEI 2023 STANDA ARD 17 14
BETONIEK = STANDAARD + VAKBLAD
Onderdeel van het Betoniek-abonnement is naast Betoniek Standaard ook Betoniek Vakblad. Dit is een magazine op groot formaat met artikelen over onder meer projecten, ontwikkelingen, onderzoek, regelgeving en onderwijs. Deze artikelen worden geschreven door de lezers van Betoniek zelf. Daarin wijkt Betoniek Vakblad dus af van Betoniek Standaard, dat volledig door een deskundige redactie wordt geschreven. Betoniek Vakbladverschijnt vier keer per jaar. Alle artikelen zijn te raadplegen op www.betoniek.nl. Voor leden van Betoniek is dat gratis!
BETONIEK = STANDAARD + VAKBLAD
Onderdeel van het
Vakblad
VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
V A K B L A D 1 2023
Betonwerk op
onbereikbare plaatsen
ILM-METHODE ? WAPENING WINDPL ANBL AUW ? NABEHANDELING ESSENTIEEL
NIEUWE BRL VOOR CEMENT ? REGELGEVING VOOR L AVAMEEL
BV 1-2023 Cover.indd 1 13-03-23 08:54
HOUVAST
Een model is slechts een vereenvoudigde
weergave van de werkelijkheid. In deze
Betoniek is daarmee een beeld geschetst
hoe de cementhydratatie op korrelniveau
verloopt. Hopelijk geeft het vernieuwde
beeld iets meer houvast bij het zoeken naar
oplossingen in onze dagelijkse praktijk met
steeds complexere betonmengsels.
KENNISDELING VIA BETONIEK, DANKZIJ ONZE PARTNERS
Lidmaatschap 2023
Kijk voor meer informatie over
onze lidmaatschappen op
www.betoniek.nl/lidworden
of neem contact op via
klantenser vice@aeneas.nl of
073 205 10 10.
Voorwaarden
Je vindt onze algemene
voorwaarden op
www.betoniek.nl/algemene-
publicatievoorwaarden-betoniek.
Betoniek Standaard is onderdeel van Betoniek Platform, hét kennisplatform over
technologie en uitvoering van beton. Betoniek Standaard verschijnt 4x per jaar en is
een uitgave van Aeneas Media bv, in opdracht van het Cement&BetonCentrum. In de
redactie zijn vertegenwoordigd: BAM Infraconsult, ENCI, Mebin, SKG-IKOB, IJB Groep,
TNO, Van Wijnen, Faber Betonpompen B.V., Heijmans, Betonhuis en Aeneas.
Uitgave
Aeneas Media bv
Ruimte 4121
Veemarktkade 8
5222 AE 's-Hertogenbosch
Website
www.betoniek.nl
Klantenservice
073 205 10 10
klantenser vice@aeneas.nl Vormgeving
Inpladi bv, Cuijk
Redactie
073 205 10 27
betoniek@aeneas.nl Hoewel de grootst mogelijke zorg
wordt besteed aan de inhoud van
het blad, zijn redactie en uitgever
van
Betoniek niet aansprakelijk
voor de gevolgen, van welke aard
ook, van handelingen en/of beslis-
singen gebaseerd op de informatie
in deze uitgave.
Niet altijd kunnen rechthebbenden
van gebruikt beeldmateriaal
worden achterhaald. Belang-
hebbenden kunnen contact
opnemen met de uitgever.
© Aeneas Media bv 2023
ISSN: 2352-1090
Lees het artikel, inclusief literatuurlijst,
ook online op Betoniek.nl
Scan
mij
Betoniek Standaard 17-14.indd 12 28-04-23 09:36
In de meest eenvoudige vorm bestaat een hydratatiemodel van cement uit een cementkorreltje dat vervolgens met een schilletje hydratatieproduct uitgroeit rond dat cementdeeltje. In deze Betoniek laten we zien dat er in de loop der tijd meerdere modellen zijn geopperd die cementhydratatie beschrijven. Het genoemde eenvoudige model sluit niet meer aan bij hoe we nu denken dat de cementreactie verloopt. In deze Betoniek praten we je bij over de verschillende modellen die dit proces beter beschrijven.
Met de kennis van de reactiemodellen kunnen we het gedrag van het verhardingsproces beter begrijpen. Ook kunnen we dergelijke modellen gebruiken om de microstructuur van cementsteen te simuleren. Dat is belangrijk omdat we daarmee een stap dichter zijn bij het verklaren van prestaties van beton. Omdat het hydratatieproces van cement heel complex is, beperken we ons in deze Betoniek tot een simpele (portland)cementkorrel die met water reageert. Om het verhaal goed te kunnen volgen, worden eerst kort de verschillende stadia van cementhydratatie besproken. Vervolgens duiken we de reactiemodellen in. Daarbij bespreken we ook hoe goed de modellen het hydratatieproces nu beschrijven. De reactiemodellen worden vervolgens ingezet om microstructuren te simuleren. Een voorbeeld hiervan is te zien op de voorkant van deze Betoniek. Afgesloten wordt met een aantal conclusies voor de betontechnoloog: wat kunnen we nu met de kennis uit deze Betoniek. Maar we beginnen met enig realiteitsbesef, namelijk de schaalgrootte van modellen voor cementhydratatie.
Reacties