Klimaat speelt in ons land een steeds grotere rol. Dat geldt ook voor de bouwsector. Dat is maar goed ook, want een groot deel van de milieuproblematiek is te relateren aan de gebouwde omgeving. Bij aanbestedingen is de milieuprestatie meer en meer een criterium. Om handen en voeten te geven aan die milieuprestatie en vergelijkingen mogelijk te maken, zijn er diverse beoordelingsmethoden beschikbaar. De redactie stak haar licht op bij Sander Holm, Martin de Graaf en Eelco van der Weij om na te gaan welke rol beton speelt bij deze beoordelingsmethoden.
Sander Holm is Sustainability Manager bij BAM Bouw en Vastgoed, Martin de Graaf is Adviseur duurzaamheid / BREEAM-NL Coördinator bij BAM Bouw en Techniek en Eelco van der Weij is Senior Specialist Materiaal Technologie bij Volker Infra.
Spring direct door in het artikel naar:
36
Milieuprestaties
beton
beoordeeld
1
Invloed beton op milieuprestaties bij GWW heel anders dan bij vastgoed
Milieuprestaties beton beoordeeld 2 2018
37
De duurzaamheidsprestatie van een bouwwerk is niet langer
een bijkomstigheid. Opdrachtgevers stellen concrete eisen
waaraan aantoonbaar moet worden voldaan. Dat geldt zowel
voor de gebouwen- als de infrasector. Hoe die prestatie wordt
gemeten en gewaardeerd, is voor beide sectoren verschillend.
Voor gebouwen moet volgens het Bouwbesluit 2012 de milieu-
prestatie worden berekend. Bovendien eisen opdrachtgevers
regelmatig een duurzaamheidskeurmerk, bijvoorbeeld van
BREEAM-NL. In de GWW-sector wordt duurzaamheid vaak
beloond door een fictieve korting op de inschrijfprijs, wat
resulteert in de Economisch Meest Voordelige Inschrijving
(EMVI). Het effect is hetzelfde: bouwers moeten steeds beter
nadenken over maatregelen die bouwwerken duurzamer
maken.
Schaduwkostprijs
Er zijn veel verschillende manieren om een bouwwerk duurza-
mer te maken. Denk daarbij aan materiaal, energie, water en
afval, en milieubelastende emissies. Voor beton gaat het
vanzelfsprekend voornamelijk om het aspect materiaal. Om het
milieueffect van materialen te kunnen beoordelen, wordt
meestal gebruikgemaakt van de schaduwprijsmethode.
Hiermee worden de verschillende milieueffecten (CO
2, SO 4,
NO
x, enz.) uitgedrukt in één getal, de schaduwkostprijs. Dit
bedrag geeft een fictieve indicatie van de maatschappelijke
kosten die nodig zijn om de gevolgen (emissie en uitputting)
van materiaalgebruik te bestrijden of compenseren.
Klimaat speelt in ons land een steeds grotere rol. Dat
geldt ook voor de bouwsector. Dat is maar goed
ook, want een groot deel van de milieuproblematiek
is te relateren aan de gebouwde omgeving. Bij
aanbestedingen is de milieuprestatie meer en meer
een criterium. Om handen en voeten te geven aan
die milieuprestatie en vergelijkingen mogelijk te
maken, zijn er diverse beoordelingsmethoden
beschikbaar. De redactie stak haar licht op bij
Sander Holm, Martin de Graaf en Eelco van der Weij
om na te gaan welke rol beton speelt bij deze
beoordelingsmethoden.
1 Bij de nieuwe zeesluizen in IJmuiden wordt
beton toegepast met een groot aandeel
hoogovenslak
foto: Topview Luchtfotografie
Deskundigen
Sander Holm is Sustainability Manager bij BAM Bouw en Vast -
goed, Martin de Graaf is Adviseur duurzaamheid / BREEAM-NL
Coördinator bij BAM Bouw en Techniek en Eelco van der Weij is
Senior Specialist Materiaal Technologie bij Volker Infra.
Nationale Milieudatabase
Aan de basis van de schaduwprijsmethode liggen levenscyclus-
analyses (LCA's). Met die analyses wordt de totale milieubelasting
van een product bepaald ? dat wil zeggen: winning van de
benodigde grondstoffen, productie, transport, gebruik en
afvalverwerking. Dit gedurende de hele levenscyclus. Daarom
wordt een LCA ook wel een wieg-tot-graf-analyse genoemd.
De uitkomsten van de LCA's van veelvoorkomende bouwmate-
rialen zijn opgenomen in de zogenoemde Nationale Milieu-
database (NMD). Deze NMD wordt beheerd door de Stichting
Bouw Kwaliteit (SBK) die ongeveer elk halfjaar een nieuwe
versie uitbrengt.
Ook voor beton zijn er gegevens opgenomen in de NMD. Dat
aantal is niet uitputtend, zeker gezien het haast oneindige
aantal varianten van beton. Vreemd is dat niet. Het uitvoeren
van een LCA, en toetsing door een onafhankelijke partij, is
een kostbare aangelegenheid. Daarom is het aantal varianten
van beton dat in de NMB is genoemd veelal beperkt tot stan-
daardproducten en -mengsels die in de praktijk veel worden
toegepast. Toch zijn er steeds meer producenten die voor hun
producten een afzonderlijke LCA hebben laten uitvoeren en
daarmee een afwijkende (lagere) schaduwkostprijs hebben
vastgesteld.
Maar hoezeer het aantal producten in de database ook groeit,
in de praktijk zal een toe te passen product lang niet altijd
100% overeenkomen met het product uit de database. Dat geldt
zeker voor beton als halffabricaat, met wisselende grondstoffen
en vele productielocaties. Vaak moet dan ook worden uitgegaan
van een product dat er het meest op lijkt. Bij grote projecten,
met grote volumes beton, kan het de moeite lonen een voor het
project specifieke LCA te laten uitvoeren. Vooral bij grotere
projecten in de GWW-sector, waar de invloed van het materiaal
op de totale milieuprestatie aanzienlijk is, gebeurt dat steeds
v a k e r.
Milieuprestaties beton beoordeeld 2 2018
38
2 Schermafdruk van DGBC-materialentool
3 Schermafdruk van DuboCalc
Schaduwkostprijs beton
De schaduwkostprijs van beton wordt voor verreweg het grootste
deel bepaald door het cement. Het beperken van de cement-
hoeveelheid kan dus lonend zijn, hoewel dat ook een nadelig
effect kan hebben op de levensduur van beton. Ook het type
cement speelt een rol. Zo scoort beton met hoogovencement
(CEM III) beter dan beton met portlandcement. Om die reden
heeft beton in Nederland gemiddeld een lagere schaduwkost -
prijs dan veel andere landen, dankzij het relatief grote aandeel
hoogovenslak dat in Nederlands cement wordt toegepast.
Opvallend is dat toepassing van granulaat in beton een, zij het
marginaal, negatief effect kan hebben op de schaduwkostprijs.
Dat komt doordat de milieulast zoals gezegd vooral wordt
bepaald door cement en in veel mindere mate door het toeslag-
materiaal. De toepassing van granulaat heeft ook nadelige
effecten zoals meer energie, transport en reiniging. Vervangen
van het grind levert dus weinig potentiële winst op. Dit is
echter gerekend buiten aspecten als landgebruik en milieulast,
die buiten de schaduwprijsmethode vallen. In bredere bepalings-
methoden zoals BREEAM, komen die positieve aspecten van
het gebruik van granulaat al iets meer tot uiting. Daarover later
m e e r.
Het vervangen van grind zal ook een klein positief effect
hebben als de traditionele LCA-methodieken worden vervangen
door systemen waarin de circulaire gedachte beter meeweegt.
Op dit moment wordt ongeveer 80% van het betonpuin toege-
past als funderingsmateriaal in de wegenbouw. De verwachting
is dat dit in de toekomst wel eens zou kunnen afnemen. Dan
zal het toepassen van het betonpuin in beton, als gevolg van
markwerking, vanzelf interessanter worden.
Milieuprestatie gebouwen
Bij de duurzaamheid van vastgoed spelen materialen een steeds
grotere rol. Dat komt doordat kantoren en vooral woningen steeds
energiezuiniger worden. Hierdoor wordt het relatieve aandeel van
bouwmaterialen in de totale milieubelasting steeds groter. Dat is
een van de redenen dat de overheid een milieuartikel heeft opge -
nomen in het Bouwbesluit 2012. Hierbij gaat het om de materiaal-
gebonden milieueffecten van een gebouw, ofwel de MilieuPrestatie
Gebouwen (MPG). Deze milieuprestatie wordt uitgedrukt in
schaduwkosten per m
2 brutovloeroppervlakte (?/m 2 BVO) per
jaar. De schaduwkosten moeten worden vastgesteld conform de
door het Bouwbesluit aangewezen 'Bepalingsmethode Milieu-
prestatie gebouwen en GWW werken'. In alle bestaande 'groene'
rekeninstrumenten is de bepalingsmethode inmiddels geïnte-
greerd. Het maakt dus niet uit welk rekeninstrument wordt
gebruikt om een milieuambitie voor een project te onderbouwen.
Tools
Er zijn diverse tools die op basis van de gegevens uit de NMD
en de hoeveelheden materiaal, een totale schaduwkostprijs
ofwel milieukostenindicator (MKI) van een bouwwerk
kunnen bepalen. Voor gebouwen wordt vaak gebruikgemaakt
van de GPR-Gebouw, MRPI Freetool of de DGBC-materialen-
tool. Deze laatste is ontwikkeld door de Dutch Green Buil-
ding Council en is net als de MRPI Freetool gratis te down-
loaden. De tool is een voortzetting van de materiaalmodule
van GreenCalc+ en is ontwikkeld om beter aan te sluiten op
BREEAM. In de GWW-sector is DuboCalc de tool waarmee
doorgaans een totale MKI van een bouwwerk wordt bepaald.
Voor diverse materialen zijn er ook LCA-tools op de markt.
Voor beton is er de 'Ontwerptool groen beton', waarmee
varianten in betonsamenstelling kunnen worden vergeleken,
gebruikmakend van LCA-gegevens van afzonderlijke grond-
stoffen en processen.
2
3
Milieuprestaties beton beoordeeld 2 2018
39
4 Beoordelingsrichtlijn BREEAM Nieuwbouw en Renovatie
5 De negen hoofdstukken van BREEAM
(BRE), een Engelse onderzoeksinstantie enigszins vergelijkbaar
met het Nederlandse TNO. DGBC heeft deze richtlijn met hulp
van marktpartijen geschikt gemaakt voor de Nederlandse
markt. In Nederland heeft de DGBC een nationaal BREEAM-
keurmerk opgericht: BREEAM-NL. Opdrachtgevers eisen vaak
een dergelijk keurmerk.
Het aantal aspecten dat in dit keurmerk wordt beoordeeld, is
bijzonder groot. Materiaal is slechts een van de vele aspecten.
In totaal kent BREEAM negen hoofdstukken (tussen haakjes de
weging):
1. Management (12%)
2. Gezondheid (15%)
3. Energie (19%)
4. Transport (8%)
5. Water (6%)
6. Materialen (12,5%)
7. Afval (7,5%)
8. Landgebruik en Ecologie (0%)
9. Vervuiling (10%)
In de BREEAM-methode kunnen op basis van diverse maatrege-
len 'credits' worden verdiend. Deze worden uitgedrukt in een
percentage van het totaal aantal punten dat kan worden behaald.
Op basis van dat percentage waardeert BREEAM-NL de mate
van duurzaamheid in vijf klassen: Pass (1 ster) (> 30%), Good
(2 sterren) (> 45%), Very Good (3 sterren) (> 55%), Excellent
(4 sterren) (? 70%) of Outstanding (5 sterren) (> 85%).
Een BREEAM-NL-beoordeling gebeurt in twee fasen. In de
ontwerpfase kan een voorlopig certificaat worden afgegeven.
Het definitieve certificaat wordt na oplevering afgegeven.
Zonder berekening wordt in principe geen certificaat of opdracht
verleend. Hierop wordt echter in de praktijk nauwelijks gehand-
haafd. Ook zijn er nog geen eisen opgenomen ten aanzien van het
resultaat van de berekening. Maar dat gaat in de nabije toekomst
veranderen. Het is de bedoeling dat vanaf 2018 een wettelijk
maximum voor de schaduwkosten gaat gelden. De verwachting is
evenwel dat de lat aanvankelijk niet zo hoog zal liggen en deze eis
dus nog geen grote invloed zal hebben.
In de MPG speelt beton een grote rol. In de praktijk maakt de
draagconstructie namelijk zo'n 40 tot 60% van de schaduwkosten
van een gebouw uit.
BREEAM
In het bepalen van de totale duurzaamheidsprestatie van vast-
goed is BREEAM momenteel de belangrijkste speler. BREEAM
staat voor Building Research Establishment Environmental
Assessment Method en werd oorspronkelijk ontwikkeld en
geïntroduceerd door het Building Research Establishment
1. Management
2. Gezondheid 3. Energie
5. Water 6. Materialen
9. Vervuiling
8. Landgebruik en Ecologie
4. Transport
7. Afval
4
5
Milieuprestaties beton beoordeeld 2 2018
40
daarmee het toegepaste materiaal bepaald in de ontwerpfase.
Daarbij spelen andere criteria zoals kosten, bouwsnelheid,
risico en veiligheid. In de bepaling van de BREEAM-score
wordt het materiaal voor de draagconstructie dan ook vaak
gezien als vaststaand feit; duurzaamheidsadviseurs komen te
laat in beeld om daar nog invloed op te hebben.
Alles in ogenschouw nemend is het effect van beton op de
BREEAM-score dus maar zeer beperkt, anders dan het effect
op de MPG. Pas als de draagconstructie van een bestaand
gebouw wordt hergebruikt, kun je veel punten scoren.
Wel heeft beton indirect invloed op andere aspecten zoals
energiegebruik (bijvoorbeeld via thermische betonactivering)
of flexibiliteit (herindeelbaarheid).
GWW-sector: EMVI
Zoals gezegd is de milieuprestatie ook in de GWW-sector van
groot belang. Hier worden goede milieuprestaties echter op een
iets andere manier beoordeeld dan bij vastgoed. Net als in de
MPG vormt de schaduwkostprijs van materialen een belangrijk
criterium. Met behulp van DuboCalc wordt ? aan de hand van
de verschillende schaduwkostprijzen van de afzonderlijke
materialen, hoeveelheden en energiebronnen ? een totale
milieukostenindicator (MKI) vastgesteld. Op deze manier zijn
verschillende alternatieven goed met elkaar te vergelijken.
Misschien nog wel belangrijker is dat deze MKI steeds vaker
een belangrijke rol speelt bij de beoordeling van de Economisch
Meest Voordelige Inschrijving (EMVI).
Fictieve korting
Bij grotere infrastructurele projecten kan, als die MKI onder
een door de opdrachtgever vastgestelde waarde ligt, een fictieve
korting worden gekregen op de EMVI-inschrijfprijs. Naarmate
de MKI lager is, wordt de korting hoger. Daarmee wordt de
kans dus groter om een project te verwerven.
Er worden geen strikte eisen gesteld aan de MKI. Omdat de
aard en de omvang van projecten niet met elkaar zijn te verge-
lijken, zou dat ook haast niet te doen zijn. Maar het is wel een
aspect dat een belangrijke en concrete rol speelt bij het verwerven
van een project. Fictieve kortingen tot ? 50 miljoen zijn geen
uitzondering. Daarom sturen aannemers in de GWW-sector in
geval van een D&C- of DBFM-project al in het ontwerptraject
op de MKI. Dat is dus anders dan bij vastgoed het geval is, waar
het gebruik van materialen vaak al vastligt.
LC A's
Uiteraard is de MKI slechts één van meerdere criteria. Bij
EMVI gaat het bijvoorbeeld ook om hinder en bouwtijd. In
Daarbij wordt het project door een onafhankelijke derde
(assessor) beoordeeld.
BREEAM en beton
Kijken we naar beton dan is vooral het hoofdstuk Materialen
(MAT) van belang. In dit hoofdstuk kunnen op verschillende
gebieden verschillende credits worden behaald, te weten:
Mat 1 ? Bouwmaterialen
Mat 5 ? Onderbouwde herkomst van materiaal
Mat 7 ? Robuust ontwerpen
Mat 8 ? Gebouw flexibiliteit
Voor beton heeft credit MAT 1 het meest directe effect. In
MAT 1 wordt het gebruik van materialen met een lage milieu-
impact gedurende de volledige levenscyclus van het gebouw
gestimuleerd. Als input voor deze categorie gelden de gegevens
uit de NMD, die voor een gebouw kunnen worden vertaald
naar een één-getalswaarde met de eerdergenoemde DGBC-
materialentool.
In totaal kunnen acht punten voor MAT 1 worden gescoord,
afhankelijk van de milieubelasting ten opzichte van een
referentiewaarde, uitgedrukt in ?/m²/jaar. Deze referentie-
waarde reflecteert een standaardgebouw zonder aanzienlijk
duurzaam materiaalgebruik.
Credits beton
Het is niet eenvoudig met beton veel credits te scoren in
BREEAM. Je kunt variëren in cementgehalte en cementtype
maar voor de totale score zet dit weinig zoden aan de dijk.
Omdat zoals eerder aangegeven de toepassing van betongranu-
laat een klein negatief effect heeft op de schaduwkostprijs, geldt
dat effect ook op de MAT 1-score. Het realiseren van extra
punten in MAT 1 is dus nauwelijks mogelijk.
Wel kunnen credits worden gescoord voor WST 2 (Gebruik van
gerecycled materiaal) in het hoofdstuk Afval. Pas je gemiddeld
25% granulaat toe, dan krijg je één punt. Ga je nog verder in
de vervanging van grind door granulaat, dan kun je via een
zogenoemde Exemplary performance nog een volle procent
-
punt verdienen.
Verder kan nog tot maximaal vier credits worden gescoord in
MAT 5. Daarvoor moet je via een ISO14001, BES 6001 of
vergelijkbaar certificaat aantonen dat 80% van de belangrijkste
materialen een verantwoorde herkomst heeft.
Invloed op materiaalkeuze
De praktijk is dat er met het materiaal niet veel wordt gestuurd
in de BREEAM-score. Veelal wordt het bouwsysteem en
Milieuprestaties beton beoordeeld 2 2018
41
6 Outstanding project BREEAM MVSA Architects
Ligt de oorzaak bij de aannemer dan moet worden gezocht
naar mogelijkheden dat elders te compenseren. Wijzigt de
opdracht gedurende het proces dan mag daar in de MKI uiter -
aard rekening mee worden gehouden.
EMVI en beton
Bij het afwegen van verschillende ontwerpvarianten worden
effecten op de milieu-impact van hoeveelheden materiaal en
betonkwaliteit snel zichtbaar. Vaak is het niet alleen het variëren
van het betonmengsel waarmee invloed wordt uitgeoefend op
de MKI, maar gaat het om de totale oplossing inclusief funde-
ring en hoeveelheid wapening. Voor specifieke toepassingen
kan het een overweging zijn minder cement of een ander type
cement toe te passen. Op die manier kan er wel 20% op de
MKI worden bespaard. Uiteraard moet hierbij rekening worden
gehouden met eisen vanuit het bouwproces (verhardingssnel-
heid) en constructieve eisen (zoals sterkteklasse en levensduur).
In vergelijking met vastgoed heeft beton bij GWW dus een veel
grotere rol in de milieuprestaties.
Circulariteit
Wat nog niet in de diverse bepalingsmethoden is verwerkt, is
het fenomeen circulariteit, ofwel de benadering van wieg-tot-
wieg in plaats van wieg-tot-graf. Het gaat daarbij om het
gebruik van duurzaam geproduceerde, herwinbare of algemeen
beschikbare grondstoffen en het voorkomen van afval. Dit
aspect wordt steeds belangrijker: vaak wordt vanuit de
opdrachtgever geëist dat er bepaalde stappen worden gezet
richting de circulaire economie. Voor beton geldt dat, naast
hergebruik van betongranulaat of het in de toekomst mogelijk
terugwinnen van cementsteen uit beton, circulariteit ook op
hogere niveaus kan plaatsvinden. Bijvoorbeeld door hergebruik
van volledige (beton)elementen of zelfs gehele constructies.
Het grondstoffenakkoord stelt dat we in 2050 een circulaire
maatschappij zijn. Volgens dat akkoord moet in 2030 het
gebruik van primaire grondstoffen worden teruggebracht tot
50%. Dat komt al heel snel dichterbij. Overigens gaat het
daarbij om schaarse grondstoffen. De grondstoffen voor beton
zijn algemeen beschikbaar en vallen hier dus niet onder.
Toekomst
Duurzaamheid kan niet meer worden weggedacht in de bouw.
Gelukkig zijn aannemers en producenten zich daar terdege van
bewust. Maar ontwikkelingen gaan verder en ook de eisen
zullen strenger worden. Daarom blijft er de noodzaak materialen
te ontwikkelen met een betere milieuprestatie.
?
Jacques Linssen
welke mate de verschillende aspecten worden beoordeeld, is
afhankelijk van de uitvraag. Daar zijn geen vaste afspraken
over; de opdrachtgever bepaalt wat hij wel of niet belangrijk
vindt en in welke mate.
Vaak is er een direct verband tussen de diverse criteria. Zo kan
een lagere MKI leiden tot hogere initiële kosten, life cycle costs
of bouwtijd. Het is dus een complexe samenhang van factoren,
die vraagt om een goede afstemming tussen disciplines alvorens
tot een juiste aanbieding over te gaan. Daarbij worden vaak
verschillende alternatieven overwogen. Die alternatieven
worden beoordeeld op basis van een prescan. Als duidelijk is
welk alternatief de voorkeur geniet, wordt vaak een nieuwe
LCA gemaakt. Bij een inschrijving moet immers ook aantoon-
baar worden gemaakt dat een bepaalde MKI wordt gehaald.
Het zijn projectspecifieke LCA's die dus maar eenmalig zijn in
te zetten. Maar gezien de grote kortingen die ermee zijn
gemoeid, loont het maken van zo'n LCA zeker de moeite.
Boetes
Het blijft niet bij het vooraf nadenken over milieumaatregelen.
Net als bij BREEAM geldt ook hier dat in de praktijk wordt
gecontroleerd of de maatregelen die zijn bedacht ook daad-
werkelijk worden uitgevoerd. Gebeurt dat niet dan kan een
opdrachtgever flinke boetes opleggen, tot 1,5× de fictieve
korting. Uiteraard wijzigt er vaak nog veel gedurende het
proces. Dat kan een negatieve invloed hebben op de MKI.
6
Milieuprestaties beton beoordeeld 2 2018
Reacties