Een uitgave van deNederlandse Cementindustrieredactie-adresHerengracht 507Amsterdamtelefoon 020-238531Norm zand en grindIn juli van dit jaar is verschenen het ontwerpvan de norm NEN 3542: Zand en grind voor ge-wapend en voorgespannen beton. Het is deeerste keer dat de eisen die aan zand en grindworden gesteld in een aparte norm zijn opge-nomen. Tot dusver kwamen deze eisen altijdvoor in de gewapend-betonvoorschriften. Ge-zien deze traditie is het ook niet verwonderlijkdat de commissie die verantwoordelijk is voorde tekst van het hoofdstuk materialen in hetontwerp Voorschriften Beton 1972, deel A, ge-meenschappelijk gedeelte, ook het net ver-schenen normontwerp voor zand en grind heeftvoorbereid. Wel is het eigenaardig dat er in deseptember 1972normcommissie die dit normontwerp heeft op-gesteld, geen mensen zitting hadden uit dezand- en grind-wereld noch uit de betonmortel-industrie als grootste afnemer.De norm zand en grind is van groot belang voorde gehele betonwereld omdat in de toekomstzand en grind, dat voor gewapend of voorge-spannen beton zal worden gebruikt, gekeurddient te worden volgens deze norm.Tot 1 november a.s. bestaat de gelegenheid omkritiek op de tekst van de norm in te dienen.Deze kritiek dient te worden gestuurd naar hetNederlandse Normalisatie Instituut, Polakweg5 te Rijswijk (Z.H.). Exemplaren van het norm-ontwerp zijn ook bij dit instituut verkrijgbaar.Het baggeren van grindcumulatieve zeefrestenzeven volgens met grind nominaal met grind nominaal met grind nominaalNEN2560 16 31,5 of 63C4 -2mm - -1 mm -- -70 - 75 80 -ITabe/1EIsen voor zandKeuringseisenReeds jaren stond in de gewapend-betonvoor-schriften dat zand en grind geen voor betonschadelijke bestanddelen mochten bevatten.Ten aanzien van slib werd bepaald dat in hetgrind maximaal 1 en in het zand maximaalmocht voorkomen. Dit is in de norm onge-wijzigd gebleven.Erger nog dan slib is verontreiniging door kluit-jes klei. Het afkeuren van een partij grind omdeze reden was echter moeilijk, omdat daar-over in de gewapend-betonvoorschriften nietswerd voorgeschreven. De nieuwe norm geeftdaar wel informatie over. Het gehalte aan klei-en leemkluitjesin zowel zand als grind mag nietmeer bedragen dan 0,1% van de totale ge-droogde massa. Ook de proef, waarmee hetgehalte aan klei- en leemkluitjes moet wordenvastgesteld, wordt omschreven. Deze proef-omschrijving is gebaseerd op een Amerikaansenorm, de ASTM C 142.Zand en grind dienen volgens de oude voor-schriften te worden onderzocht op verontreini-ging door humus met behulp van de humus-proef volgens Abrams-Harder. In twijfelgeval-len was het echter altijd moeilijk om een defini-tieve beoordeling uit te spreken. Nu wordt ookdaaraan tegemoetgekomen, omdat wordt be-schreven op welke wijze de vergelijkingskleurkan worden vervaardigd. Ook deze omschrijvingis ontleend aan een ASTM-norm. Het is ple-zierig dat die nu in de Nederlandse norm wordtopgenomen omdat immers niet iedereen deAmerikaanse normen bij de hand heeft.Een belangrijk punt is natuurlijk de korrelver-deling van zand en grind. Werden in de GBV1962 nog eisen gesteld aan zand en grind opzichzelf, nu worden de keuringseisen voor zandafhankelijk gesteld van de grootste korrelaf-2cumulatieve zeefrestenzeven volgens nominaal nominaal nominaal nominaalNEN 2560 8 16* 31,5* 63C63 I - - -C31,5 - - 85-100%C - 0- - -C 8 0- 5% - - -C 4 50-100%90-98% -*Verschil tussen cumulatieve zeefresten op twee opeenvolgende zeven mag maximaalmaar moet ten minste bedragen.Tabe/2 Eisen voor grindmeting van het gebruikte grind. Het grind wordtingedeeld in vier groepen met als grootstekorrelafmeting resp. 8, 16, 31,5 en 63 mmo Dezegroepen worden aangeduid als: 'grind nomi-naaI 8, grind nominaa/16' enz. Het zou nietgek zijn als deze term ook werd opgenomen inde VB '72 in plaats van de verwarrende aan-duiding 'grootstekorrelafmeting'.De eisen voor zand worden dus aangepastaan de nominale waarde van het grind. Ookvoor dekorrelverdeling van het grind zelf wor-den de keuringseisen afhankelijk gesteld vande nominale korrelgrootte van het grind, dusweer resp. 8, 16,31,5 of 63 mmo De keurings-eisen voor zand zijn weergegeven in tabel 1 endie voor grind in tabel 2.Naast zand en grind uit de rivieren of uit drogewinningen wordt in toenemende mate gebruikgemaakt van toeslagmateriaal dat uit zee of uitbrak water wordt gewonnen. Ook dit zand engrind moet uiteraard voldoen aan de eisen dieworden gesteld ten aanzien van leem, orga-nische verontreiniging (humus) en korrelver-deling, maar daarnaast worden eisen gesteldten aanzien van het chloridegehalte en hetschelpgehalte.Het toelaatbare chloridegehalte wordt afhanke-lijk gesteld van de bestemming van het toe-slagmateriaaL Voor toeslagmateriaal dat be-stemd voor voorgespannen beton is voor zandeen chloridegehalte van maximaal 0,01% envoor grind van maximaal 0,005% t.o.v. hetgedroogde materiaal toegestaan.Voor gewapend beton is voor zand niet meerdan 0,1% en voor grind niet meer dan 0,05%aan chloride t.o.v. het gedroogde materiaal toe-gestaan. Voor het zand geldt dat niet meer dan25% van de massa mag bestaan uit calcium-carbonaat, wat ongeveer overeenkomt met het3schelpgehalte; bij grind mag dit max. 10% zijn.Dat er eisen worden gesteld aan het toelaat-bare chloridegehalte is logisch omdat chlori-den corrosie van de wapening in beton be-spoedigen. Begrijpelijk is het dan ook dat tenaanzien van het toelaatbare chloridegehaltevan toeslagmateriaal, dat wordt gebruikt voorvoorgespannen beton, nog strengere eisenworden gesteld. Het gebruik van calciumchlo-ride in voorgespannen beton is immers verbo-den, omdat daardoor spanningscorrosie van devoorspanwapening kan ontstaan.Een andere nieuwigheid is verder dat wordtaangegeven dat aan het toeslagmateriaal spe-cialeeisen kunnen worden gesteld als hetwordt gebruikt voor schoon beton. Het gaathierbij uiteraard om stoffen die verkleuringenvan het betonoppervlak kunnen veroorzaken.MonsternemingZeer uitgebreid wordt in dit normontwerp inge-gaan op de manier waarop het monster ten be-hoeve van de keuring moet worden genomen.Het is voor de praktijk van bijzonder groot be-lang dat deze norm goede instructies voor dejuiste monsterneming geeft. Zeer praktisch isbovendien dat de werkwijze wordt aangegeveningeval van twijfel, bijv. aan de homogeniteitvan het aangevoerde toeslagmateriaaL Hetkomt nogal eens voor dat een schip zand ofgrind wordt aangevoerd, waarvan gedeeltenvan de lading op het oog duidelijke verschillenin korrelverdeling vertonen. In het normont-werp wordt aangegeven op welke wijze in der-gelijke gevallen moet worden gekeurd.KeuringsmethodenUit eerdere publikaties, ook in BETON/EK, zalhet inmiddels bekend zijn dat de zeefseriezoals die tot dusverre werd toegepast {volgensN 480) vervangen :is door een zeefserie genor-maliseerd in NEN 2560. Deze zeefserie komtovereen met de internationaal aanbevolen 180-zeefserie en bestaat uit de volgende zeven,allemaal met vierkante opening:C 63, C 31,5, C 16, C 8, C 4, 2 mm, 1 mm, 500 «m,De minimale hoeveelheden die volgens de nor-men moeten worden gebruikt voor het makenvan de zeefanalyse, zijn afhankelijk gesteld vande nominalekorrelafmeting van het grind.Voor grind nominaal 31,5 is de minimale mon-stergrootte voor de zeefanalyse 3 kg, voor zand0,5 kg. Deze hoeveelheden mogen alleen uithet totale monster worden verkregen door mld-del van kwarteren van het monster. Het nemenvan een schep zand, bijv. uiteen emmer en hetdan precies afwegen van 500 g, is onjuist. Hetafgewogen monster is dan niet meer represen-tatief. Het monster in de emmer moet dus doormiddel van kwarteren zodanig worden verkleinddat ongeveer de genoemde hoeveelheid wordtverkregen. Ongeacht of machinaal dan welmet de hand wordt gezeefd, moet iedere zeef-rest altijd met de hand worden naqezeetd.Na de omschrijving van de zeefanalyse volgtdie van de bepaling van het slib- en kleigehalteen van het gehalte aan klei- en leemkluitjes.De methode voor het bepalen van het gehalteaan klei- en leemkluitjes is eenvoudig en berustop het verdelen van het gedroogde monster inverschillende korrelfracties en het met de handverpulveren van de klei- en leemkluitjes. Hetgehalte hieraan kan dan door nazeven wordenbepaald.Ten slotte worden in de norm nog omschrevende proeven ter bepaling van verontreiniging4Het kwarteren van een grindmonstermet organische stoffen, de bepaling van hetgehalte aan chloriden en :de bepaling van hetschelpgehalte.Het is voor een ieder die te maken heeft met delevering en de keuring van toeslagmateriaalaan te raden van dit normontwerp kennis tenemen. Voor de meer betrokkenen is het uiter-aard belangrijk de tekst van dit normontwerpkritisch door te nemen en desgewenst kritiekin te zenden. De waarde van het voorschrift zaldaardoor alleen kunnen toenemen.
Reacties