Een uitgave van deNederlandse Cementindustrieredactie-adresHerengracht 507 Amsterdamtelefoon 020-238531 mei 1971Voorschriften,Beton 1972,ToeslagmaterialenWat zijn de Voorschriften Beton 1972?In maart 1971 is het ontwerp van de Voor-schriften Beton 1972,deel A verschenen.deel is het gemeenschappelijk .gedeelte van denieuwe voorschriften en dient te worden ge-bruikt bij een of meer van de andere delen.De Voorschriften Beton 1972, '72, zullen intotaal uit acht delen bestaan:Deel A - GEMEENSCHAPPELIJK GEDEELTEDeel,8 - IN HET WERK GESTORT BETONDeel C - VOORAF VERVAABDIGD BETONDeel D - ONGEWAPEND BETONDeel E - GEWAPEND BETONDeel F - VOORGEiSPAiNNErN EN GEDEEL-TELIJK VOORGErSPANNEN BETONDeel G - L1QHTBETONDeel H - ZWAAR BETONHet in ontwerp gepubliceerde deel omvat dehoofdstukken:A-1 Alqemene bepalingenA-2 Voor de berekening aan te nemengegevensA-3 Beoordeling van de veiligheidA-4 Grondslagen voor de berekeningA-S Dimensioneren van de doorsnedeA-6 MaterialenHet hoofdstuk A-6 'Materialen' behandelt deeisen te stellen aan de grondstoffen voor en hetsamenstellen van grindbeton, alsmede de con-trole op de eigenschappen van betonspecie enbeton (Zie ook BETON/EK 1/13). In dit num-mer van BETON/EK zullen we ons uitsluitendbezig houden met de eisen die in hoofdstuk A-61worden behandeld, betreffende de toeslagma-terialen voor grindbeton.Toeslagmaterialen voorgrindbetonIn de VB '72 worden de volgende betonsoorten -die alle cement als bindmiddel moeten bevat-ten - onderscheiden:Grindbeton - Hieronder wordt verstaan beton,vervaardigd met zand en grind, gebroken grindof steenslag als toeslagmateriaal (onder steen-slag worden gebroken natuursteensoorten ver-staan).Lichtbeton - Beton dat geheel of gedeeltelijkmet lichte toeslagmaterialen is vervaardigd.Zwaar beton - Waaronder wordt verstaan beton,dat geheel of gedeeltelijk is vervaardigd metzware gesteenten, ertsen, metaalafval, e.d.In deze bespreking beperken we ons tot hetgrindbeton.De eisen aan het zand, de grove toeslagmate-rialenen het toeslagmaterialenmengsel wordenin '72 zelf vermeld. Voor de methoden vanonderzoek wordt verwezen naar NEN 3542:'Zand en grind, keuringseisen, monsternemingen keuringsmethoden'. Deze norm zal binnen-kort ter kritiek worden gepubliceerd.Het zand en de grove toeslagmaterialen moetenzuiver zijn en mogen geen voor beton of staalschadelijke stoffen bevatten. Met schadelijkestoffen wordt bedoeld: deze stoffen in een dus-danige concentratie, dat ze schadelijk zijn voorhet beton en/of de wapening.Het zand mag niet verontreinigd zijn door.stot-fen van organische oorsprong. Bij ernstige ver-kleuring van de natronloog bij de proef vanAbrams-Harder of van de ammoniakoplossingbij de snellere bepaling moet een nader onder-zoek worden ingesteld naar de mate, waarinschadelijke bestanddelen van organische oor-spronqaanwezlq zijn.Ten opzichte van het gewicht ingedroogdetoestand mag het zand niet meer dan 2% enhet grove toeslagmateriaal niet meer dan 1%aan slib- en klei deeltjes bevatten. Onder slib-en kleideeitjes worden deeltjes verstaan, diede zeef NEN 2560 - 64 passeren. 'Dezemaaswijdte :is wat groter dan de in de GBV1962genoemde zeef N 480 - d 0,050 mm, zodathierdoor de eis ten aanzien van het slibgehalteis verzwaard, daar de toegestane percentagesgelijk zijn gebleven.BetonklassenBij het beschouwen van de eisen, die de VB '72stelt aan de korrelverdeling van het toeslag-materiaal moet rekening worden gehouden methetonderscheid tussen beton klasse I en beton-klasse H.(Dit onderscheid wordt gemaakt opgrond van de wijze van uitvoering en de des-kundigheid van het personeel, dat met de uit-voering en in het bijzonder met de betonberei-ding en -verwerking is belast.Betonklasse I heeft uitsluitend betrekking opde betonkwaliteiten B 125, B 175 en B 225.Dezekwaliteitsaanduidingen zijn gebaseerd op dekarakteristieke sterkte, die wordt gedefinieerdals de grenswaarde die door ten hoogste 5'%van alle theoretisch te verwachten uitkomstenmag worden onderschreden (BETON/EK 1/13).De betonkwaliteiten B 125,B 175 en B 225 ko-men praktisch overeen met de kwaliteitenK 160,K 225 en K 300 volgens de GBV 1962.Bij de uitvoering volgens klasse worden voor-schriften gegeven voor dekorrelverdeling vanhettoeslagmaterialenmengsel, het gehalte aanfijn materiaal en het minimale cementgehalte.Betonklasse 11 is hoofdzakelijk bedoeld voor dehogere betonkwaliteiten B 300,e 375, B 450,B 525 en B 600. Het is echter niet toegestaan2Plaatzeef volgens het oude normblad N 840(links) en een p/aatzeef volgens de nieuwenorm NEN 2560De nieuwe serie 'grindzeven' (NEN 2560): C 31,5C 16, C 8, en C 4; diameter 350 mmFoto's: BETON/EK/B. J. de Ruiterdat beide klassen van uitvoering op eenzelfdebouwwerk worden toegepast. Zijn de beton-kwaliteiten B 300 of hoger op een bouwwerknodig, dan moet dus ook het beton in de kwa-liteiten B 125, B 175 en B 225 worden vervaar-digd onder de voorwaarden die gelden voorklasse H.Bij de uitvoering volgens klasse 11 worden, be-halve het gehalte aan fijn materiaal en het mini-male cementgehalte (27'5 kg/m3 verhard beton)geen voorschriften gegeven voor de korrelver-deling van het toeslagmaterialenmengsel, nochvoor de samenstelling van de betonspecie.Korrelverdeling van het toeslagmaterialen-mengselBij het bepalen van de korrelverdeling wordtgebruik gemaakt van de volgende, in NEN 2560genoemde, normaalzeven :C 31,5 C 16 C 8 C 42 mm 1 mm 500 250 «rn(Gedurende een overgangsperiode van 2 jaarmogen de gebruikelijke zeven volgens het oudenormblad N 480 nog worden gebruikt). In tegen-stelling met de oude zeven volgens N 480 heb-ben nu alle zeven vierkante openingen. Daarbijworden plaatzeven aangeduid door de letter C,gevolgd door de nominale afmeting van de ga-ten in mmo Draadzeven worden aangeduid doorde nominale gemiddelde maaswijdte van hetdraadweefsel in (tot 1 mm) of in mm (vanaf1 mm en hoger).De grootste korrelafmeting van het grind moetzodanig worden gekozen als voor het mengen,transporteren en verwerken nog toelaatbaar is.Bij het afzeven begint men uiteraard met eengrove zeef. De maat van de laatste (kleinste)zeef, waar nog juist alle korrels doorheen gaan(zeefrest 0%) wordt in de VB '72 gedefinieerdals de grootste korrelafmeting. Gaat dus al het3materiaal door de zeef C 31,5 en heeft men eenzeefrest op de zeef C 16, dan geldt 31,5 mm alsde grootste korrelgrootte.De hier gehanteerde grootstekorreJafmeting iseen andere dan de theoretische maximale kor-relgrootte die wordt toegepast bij het bereke-nen van een betonsamenstelling.Grind met korrelafmetingen tussen 4 en31,5 mm staat bekend als grof betongrind, datmet korrelafmetingen tussen 4 en 16 mm alsparelgrind.De grootste korrelafmeting mag niet groter zijndan:a. 1/5 van de kleinste afstand tussen de bekis-tingswanden;b. 3/4 van de kleinste tussenruimte tussen dewapeningsstaven.Bij vloeren mag bovendien de grootste korrel-afmeting niet ,groter zijn dan 1/3 van de vloer-dikte.De korrelverdeling van toeslagmaterialen ofeen mengsel daarvan wordt gekenschetst doorzeefkromme (zie BETON/EK 1/10). Hierbijworden de totale zeefresten op de hierbovengenoemde zeven in procenten weergegeven.Voor betonklasse I zijn grenslijnen voor dezeefkrommen vastgelegd en wel in fig. 1 vooreen grootste korrelafmeting van 31,5 mm en infig. 2 voor 16 mmo In de hierboven genoemdeovergangsperiode kan voor zeefanalyses, uitge-voerd met normaalzeven volgens N 480 gebruikworden gemaakt van de figuren 3 en 4.De wijze, waarop men het toeslagmaterialen-mengsel uit fracties zand en grove toeslagma-terialen samenstelt is vrij, mits de zeefkrommevan het mengsel ligt tussen de grenslijnen A enC. Wanneer de zeefkromme van het mengselligt tussen de lijnen A en B dan mag het mini-met grof grind met parelgrind20o6090sa7010301000.25 0,5 1 2 8 16NEN 256010 // /25 V24I/ IV /c /r55/70V / 1I65/V /7280V82"90986020o3010507080901000,25 1 2 4 16 31,5NEN 25608 // //25/38VI/50 1/ r1/ / 531/V65/62/73v/asr. V9Z98figuur 1 figuur 2In de vier figuren is op de verticale as de zeef-rest in procenten uitgezet.figuur 3met grof grindfiguur 4met parelgrind3040506070802090o101000,3 0.6 2,8 5,6 11,2 23N5J ///1// VI 323868 / / /V V 7078V 81899820ao30405090o1060701000,6 2,8 5,6 112 23N3 I1/ /221/VI 130r-r48/60 / / /58/ /62// /82 82 8390984Tabe/1Eisen te stellen aan het zandnormaalzeven - gewichts- normaalzeven - gewichts-NEN 2560 procenten N480 procentenzeef rest op C 4 > 2% zeefrest op d-2,8 >5%zeefrest op 1 mm >10% zeefrest op d-1,4 >9%zeefrest op 250 80% à 95% zeefrest op d-0,300 78% à 92%Eisen te stellen aan de grove toeslagmaterialennormaalzeven - gewichts- normaalzeven - gewichts-NEN 2560 procenten N480 procentenzeefrest op C 31,5 00/0 * zeef rest op d-32 10% en verschil zeefresten > 10% entwee opeenvolgende >60% op twee opeenvolgendezeven in de serie: zeven in de serie:C31,5-C16-C18-C4 d-32, 23, 11,2 en 5,6*) tot en met 0,5% wordt afgerond op 0% - zie ook NEN 3542Tabe/2minimum hoeveelheid fijn materiaalzeven volgens NEN 2560 zeven volgens N 480grootste< 0,250 mmgrootste< 0,300mmkorrel korrel8 mm 475 11,2 mm 50016 mm 400 23 mm 42531,5 mm 350 32 mm 375rnum cementgehalte 25 kg per m3beton lagerworden gekozen dan wanneer de zeefkrommeookin het gebied tussen de lijnen en C komt.Indien men het toeslagmaterialenmengsel sa-menstelt uit één zandfractie en één fractiegrove toeslagmaterialen, dan moeten dit zanden dit grind, wat betreft de korreJverdeling, vol-doen aan de eisen, genoemd in tabel 1.Voor betonklasse 11 worden in deze voorschrif-ten geen eisen gesteld ten aanzien van de kor-relverdeling van het toeslagmaterialenmengsel.Gehalte aan fijn materiaalZowel voor de vervaardiging van beton in klas-sel als in klasse moet de betonspecie tenminste de in tabel 2 aangegeven hoeveelheidmateriaal kleiner dan 0,250 mm resp. kleinerdan 0,300 mm bevatten. Onder materiaal klei-5ner dan 0,250 (resp. kleiner dan 0,300 mm)wordt verstaan: cement en toeslagmateriaal(zand) dat de zeef 250 «rn (resp. N 480 - d -0,300) passeert en eventueel toegevoegde poe-dervorrnlçe hulpstoffen, zoals tras, steenmeel,e.d. Voor de berekening van het gehalte aanfijn materiaal moet bij gebruik van luchtbelvor-mers ook het volume ingebrachte lucht als fijnmateriaal met een soortelijk gewicht van 2,6 inrekening worden gebracht.De aangegeven minimale hoeveelheden fijnmateriaal worden uit betontechnologisch oog-punt noodzakelijk geacht en wel voor het ver-krijgen van een voldoende dichtheid en eengoede verwerkbaarheid. D e verwerkbaarheid isonder meer van belang in verband met detransporteerbaarheid bij pompbeton en in ver-band met de oppervlaktehoedanigheid bijschoon beton. De keuze van de hoeveelheidfijn materiaal is afhankelijk van de toepassing;voor waterdicht beton en voor pompbeton zalmen de hoeveelheid fijn materiaal hoger kiezen.Een te grote hoeveelheid fijn materiaal moetworden vermeden in verband met de groterewaterbehoefte van het mengsel, die een ongun-stige invloed zal hebben op de kwaliteit; ookde vorstgevoeligheidkan groter worden bij toe-passing van te veel fijn materiaal.In één van de volgende afleveringen zal hethierboven besprokene met een aantal voor-beelden worden toegelicht.literatuurOntwerp Voorschriften Beton, VB 1972;Deel AGemeenschappelijk Gedeelte; verkrijgbaar bijde Betonvereniging te Zoetermeer (01790-5944).'Het zand mag niet verontreinigd zijn door stof-fen van organische oorsprong . . .'6Bij vee/ betonconstructies wordt de grootstekorre/afmeting bepaa/ddoor de afstand tussende wapeningstaven
Reacties