Het beton is gestort, verdicht en afgewerkt. Nu alleen nog even nabehandelen en we kunnen naar huis. Deze Betoniek gaat over nabehandelen: het actief beïnvloeden van de waterhuishouding in het buitenste laagje beton. Dit laatste staartje van het maken van beton is aanleiding voor veel discussies. In de tijd van een kopje koffie praten we je helemaal bij.
Het maken van goed beton kent veel opeenvolgende stappen in de tijd, waarin we tot en met de laatste stap ons best moeten blijven doen, dus inclusief de periode van nabehandeling. Op dit laatste traject zoomen we in deze Betoniek heel specifiek in. We beginnen daarbij met het waarom van de nabehandeling; wat proberen we ermee te bereiken of te voorkomen? Vervolgens duiken we het materiaal in. Welke processen komen we tegen waarop we bij de nabehandeling moeten inspelen? Met die kennis worden vervolgens de manieren van nabehandelen besproken. Deze Betoniek eindigt met hoe al deze kennis in de regelgeving is vastgelegd.
Band
Uitgave
STANDAARD voor technologie en uitvoering van beton
november
2017
22 16
Pappen en
nathouden
Over nabehandeling
van beton
2 november 2017 STANDAARD 16 I 22
Pappen en
nathouden
Het beton is gestort, verdicht en afgewerkt. Nu
alleen nog even nabehandelen en we kunnen
naar huis. Deze Betoniek gaat over nabehande-
len: het actief beïnvloeden van de waterhuis-
houding in het buitenste laagje beton. Dit laat-
ste staartje van het maken van beton is
aanleiding voor veel discussies. In de tijd van
een kopje koffie praten we je helemaal bij.
Het maken van goed beton kent veel opeen -
volgende stappen in de tijd, waarin we tot
en met de laatste stap ons best moeten
blijven doen, dus inclusief de periode van
nabehandeling. Op dit laatste traject zoomen
we in deze Betoniek heel specifiek in. We
beginnen daarbij met het waarom van de
nabehandeling; wat proberen we ermee te
bereiken of te voorkomen? Vervolgens dui
-
ken we het materiaal in. Welke processen
komen we tegen waarop we bij de nabehan
-
deling moeten inspelen? Met die kennis
worden vervolgens de manieren van nabe
-
handelen besproken. Deze Betoniek eindigt
met hoe al deze kennis in de regelgeving is
vastgelegd.
Waarom nabehandeling?
Beton wordt gebruikt in gebouwen en kunst-
werken, en al die betonconstructies hebben
hun eigen specifieke functie. Om die functie
tot in lengte van dagen te kunnen vervullen,
wordt de constructie ontworpen en door
-
gerekend op bepaalde prestaties. Die presta-
ties moeten vervolgens worden geleverd door het beton. Let wel, dit is het beton zoals het
uiteindelijk in een constructies zit. Dit gaat
daarmee verder dan alleen het betonmengsel,
maar raakt ook aan de uitvoering met als
belangrijke aspecten: maatvoering, verdich-
ting en nabehandeling.
Afhankelijk van het betonmengsel en de
(weers-)omstandigheden tijdens de uitvoering
heeft de nabehandeling effect op circa 5 tot
20 mm diepte vanaf het oppervlak. We richten
ons met nabehandeling dus eigenlijk op de
kwaliteit van de oppervlaktezone van het
beton. Hieruit volgt meteen dat we met een
goede nabehandeling een slecht beton-
mengsel niet kunnen repareren. Omgekeerd
kan dit helaas wel. Door een slechte of ver
-
keerde nabehandeling kan de kwaliteit van
een goed betonmengsel in de oppervlakte
-
zone helemaal wegzakken. Dat is jammer,
want de oppervlaktezone is de eerste verdedi
-
3 november 2017 STANDAARD 16 I 22
gingslinie in de levensduur van de betoncon -
structie, die direct in het zicht zit en direct
wordt belast door externe krachten en stoffen.
Nabehandeling is erop gericht om:
? de hydratatie in de oppervlaktezone vol-
doende ver te laten doorlopen, waardoor
zich een sterke en dichte microstructuur
kan ontwikkelen;
? optredende krimp te minimaliseren en uit
te stellen naar tijdstippen waarop het beton
sterker is, om zo scheuren in het oppervlak
te voorkomen.
Natuurlijk is het duidelijk dat we dit niet alleen
in de oppervlaktezone willen, maar ook in de
rest van het beton. Waarom dan zo'n speci-
fieke nadruk op nabehandeling? Dat heeft
alles te maken met de locatie van de opper-
vlaktezone. Dit stukje beton staat rechtstreeks
in contact met de buitenwereld. In de rest van deze
Betoniek zal blijken dat vooral de uitwis-
seling van water met de omgeving specifieke
gevolgen heeft voor de oppervlaktezone. We
duiken daarom eerst maar eens in de water-
huishouding van beton.
Waterhuishouding
De kern van betonverharding is dat hydra -
tatieproducten de ruimte tussen de andere
korrels opvullen. In ongehydrateerde toe-
stand bestaat die ruimte in eerste instantie uit
(porie)water (fig. 2).
In de fase vóór begin binding (plastische fase)
kan het verdwijnen van water grote invloed
hebben. In figuur 3 zijn een aantal processen
die zouden kunnen spelen in een oppervlak-
tezone geïllustreerd. Om de situatie niet te
complex te maken, zijn in deze figuur geen
hydratatieproducten aangegeven.
1
Nabehandeling
met curing
compound, foto:
Tillman
Chemische
Bouwstoffen
4 november 2017 STANDAARD 16 I 22
Te zien is dat door het verdampen van water
cementkorrels droog kunnen komen te lig-
gen, waardoor de hydratatie daarvan stopt.
Ook kruipen de cementkorrels dichter naar
elkaar toe bij afnemend watervolume (krimp).
Gevolg van dit laatste ? in extreme mate ? kan
het ontstaan van scheuren zijn.
Al deze aspecten proberen we te voorkomen
door goede nabehandeling. Daarbij moeten
we ons realiseren dat water verschillende
verschijningsvormen heeft. Het water dat aan
het betonmengsel is toegevoegd, is minstens in vier groepen te verdelen. Aan de hand van
figuur 4 wordt hier kort op ingegaan.
1. Bevochtiging van
korreloppervlakken
Vanaf het begin van mengen zet een deel van
het water zich vast aan korreloppervlakken
(cement, zand, grind en vulstoffen). Hoewel
dit slechts een paar atoomlagen dik is op elk
oppervlak, kan het met alle oppervlakken bij
elkaar wel degelijk effect hebben. Je ziet dit al
bij een grotere hoeveelheid fijn materiaal in
het mengsel, waardoor de waterbehoefte
stijgt. Dit water is permanent 'kwijt' en kan
niet meer worden gebruikt voor de reactie
met cement.
2. Hydratatie van cement
De belangrijkste noodzaak van water is voor de
hydratatie. Powers heeft lang geleden al laten
zien dat (portland)cement theoretisch hele-
maal kan hydrateren bij een water-cementfac-
tor van 0,42. Is er minder water beschikbaar,
dan kan niet al het cement reageren en stopt
de reactie voortijdig wegens gebrek aan water.
Gebruiken we (veel) meer water, dan creëren
we extra ruimte die gevuld moet worden met
hydratatieproducten. De verdeling van hydra-
tatieproducten over de ruimte zal daardoor
minder dicht zijn dan de theoretisch ideale
toeslag
water ongehydrateerde cementkorrel
verdamping
vrij water
hydratatie
van cement
bevochtiging
van oppervlak 4
3
2
1
toeslag
water verdwijnt door verdamping
en reactie met cement
scheuren kunnen
ontstaan
oorspronkelijke
positie cementkorrel cementkorrels lossen
op en verplaatsen
hydratatie van
deze korrel stopt
2
Schematisch
startpunt van
cementhydratatie
4
De verschillende aspecten van de waterhuishouding
in beton
3
Mogelijke gevolgen
van het verdwijnen
van water (hier in
de plastische fase)
5 november 2017 STANDAARD 16 I 22
situatie en resulteert daarmee in een kwalitatief
minder dichte microstructuur.
Is het water eenmaal chemisch vastgelegd in
cementsteen, dan kan dit water niet meer
vrijkomen voor andere aspecten.
3. Vrij water
De beweeglijkheid en de mogelijkheid om
bestanddelen te transporteren, is de belang-
rijkste eigenschap van het vrije water. De
manier van bewegen verandert wel gedu-
rende het hydratatieproces. In de fase vóór
begin binding is het vrije water het bad
waarin alles kan bewegen. Gedurende de
hydratatie ontstaat er steeds meer een matrix
van hydratatieproducten (cementsteen) waar
water zich doorheen beweegt. Water ver-
plaatst zich dan onder invloed van capillaire
krachten van grote poriën naar steeds kleinere
poriën. De beweging van het vrije water
wordt daarbij steeds moeilijker en langzamer.
In het hydratatieproces is het vrije water ook
nog het medium waarin de hydratatieproduc-
ten zich ontwikkelen. Is er geen vrij water
meer, dan kunnen de hydratatieproducten
daar ook niet meer komen om de ruimte te
laten dichtgroeien. 4. Verdamping
Specifiek aan het oppervlak van beton vindt
er uitwisseling plaats van water, meestal
verdamping. Als gevolg van deze verdam-
ping verliest het beton dus echt water. Juist
omdat dit aspect zo'n belangrijk aandeel kan
hebben in de nabehandeling, wordt hier in
het navolgende dieper op ingegaan
.
Verdampingssnelheid
Theoretische basis
De bestudering van het verdampen van water
heeft een lange geschiedenis en is vaak opge-
hangen aan het verdwijnen van water uit bin-
nenmeren. We beschrijven hier niet de theorie,
maar beperken ons tot de basisprincipes, de
belangrijkste invloedsfactoren en de waarschu-
wing dat het in de berekeningen om theore-
tisch maximale verdampingssnelheden gaat.
Deze inzichten geven ons aanwijzingen wan-
neer we extra moeten opletten en bijzondere
aandacht moeten geven aan nabehandeling.
Het basisprincipe van verdamping gaat uit
van verzadigingsdampspanning (
p) (fig. 5).
Dit is een natuurkundig begrip dat aangeeft
bleeding
toeslag
cementpasta
bleeding water paden
Plucht
Pbeton
Plucht
Pbeton
waterdamp
a) vóór begin binding: bleeding b) ook ná begin binding:
doorgaande verdamping
5
Basisprincipes en
processen van
verdampingssnelheid
6 november 2017 STANDAARD 16 I 22
hoeveel waterdamp zich maximaal in een
gasfase kan bevinden. Net boven een water-
oppervlak is de lucht verzadigd met water-
deeltjes in de gasfase. We noemen dit p
beton .
De maximale verzadigingsdampspanning is
afhankelijk van de temperatuur. Een warm gas
kan meer waterdamp bevatten dan een koeler
gas. Voor de berekening van p
beton wordt de
temperatuur aan het betonoppervlak geno-
men. De luchttemperatuur is vaak lager. p
lucht
is daarom vaak lager dan p
beton . Bovendien
wordt 100% p
lucht vaak niet gehaald, omdat
de relatieve luchtvochtigheid vaak lager is dan
100%.
Op basis van het verschil tussen p
beton en RV x
p
lucht is te berekenen hoe snel water ver-
dampt. Hoe groter het verschil, hoe sneller de
verdamping.
Een laatste belangrijke invloedsfactor is de
wind. Wind kan ervoor zorgen dat de water-
dampdeeltjes in p
beton versneld worden
weggevoerd, zodat er ruimte komt voor
nieuwe waterdeeltjes om te verdampen.
In het verleden werd op basis van deze gege-
vens dan een verdampingsnomogram opge-
steld. Een voorbeeld hiervan is te zien in Beto-
niek 3/16 'Zomerse problemen'. In het huidige
tijdperk van computers waarin alles direct kan
worden gemeten en doorgerekend, geven we
hier de formule van de verdampingssnelheid
(E ), omgeschreven in praktische parameters
voor de betontechnoloog (zie formule).
Hierin is T
beton de temperatuur van het beton
aan het oppervlak [in °C], T
lucht de tempera-
tuur van de lucht [in °C], is RV de relatieve
vochtigheid van de omgevingslucht [in %],
en is v de windsnelheid [in km/u]. Dit alles
levert uiteindelijk een verdampingssnelheid
[in l/m
2/u]. Rekenen aan verdampingssnelheid
De reden dat de formule is gegeven in het
voorgaande stuk, is dat nabehandeling
natuurlijk geen momentopname is. Het is een
proces in de tijd met allerlei parameters die
blijven veranderen. Gelukkig kunnen we met
computers en metingen processen steeds
makkelijker concreet maken en gewoon door-
rekenen.
Als theoretische vingeroefening volgen we
daarom eens een willekeurige betonstort op
een willekeurige winterdag. De stort van het
beton begint om twee uur 's middags en we
volgen het werk bijna anderhalve dag. Om
acht uur 's ochtends zetten we de metingen
weer uit.
Met de formule kunnen we de maximale
verdampingssnelheid berekenen. Deze is
uitgezet in figuur 6. In diezelfde figuur zijn
ook de windsnelheid en de relatieve vochtig-
heid uitgezet. Wat opvalt is dat de RV
en de
windsnelheid een sterke relatie met elkaar
lijken te hebben, en samen een belangrijke
correlatie laten zien met de verdampingssnel-
heid. Heel duidelijk volgt uit de grafiek dat
verdamping geen momentopname is, maar
een proces dat grillig verloopt in de tijd.
Waterhuishouding in de praktijk
We hebben tot nu toe behandeld waar water
voor nodig is en hoe grillig water via verdam-
ping kan verdwijnen. Maar hoe verloopt de
waterhuishouding van beton nu in de prak-
tijk? In het navolgende brengen we de
betontechnologie samen met de verdam-
pingstheorie.
We beginnen daarbij met 1 m
3 beton, waarin
350 kg cement en 175 l water zit. We verde-
len deze m
3 over de hoogte in 50 identieke
?
?
? ?
?
?
? T beton ?
????????
? 17,2694
?
E = 0,1912 e ? (T
beton + 238,3) ?
? T
lucht ?
? ???????
? 17,2694?
? RV
? e ?
(T
lucht + 238,3) ?
? (0,253 + 0,06v)
7 november 2017 STANDAARD 16 I 22
plakjes. Elk plakje is dan 20 mm. Het buitenste
plakje komt daarmee in de buurt van de
invloedszone van de nabehandeling. Dit
plakje bevat 3,5 l water (fig. 7).
We kunnen in de tijd onderscheid maken
tussen processen vóór begin binding en ná
begin binding (fig. 5). Vóór begin binding, in
de plastische fase, hebben we te maken met
bleeding. Dit bleedingproces (aanvoer van
water) is in competitie met de verdampings-
snelheid (afvoer van water). Zien we
bleedingwater op het beton, dan beschrijft de
verdampingsformule het verdampingsproces
goed. Is er geen bleedingwater meer zicht-
baar, dan zal de verdampingssnelheid worden
gelimiteerd door de aanvoersnelheid van het
water uit het diepere gedeelte van het beton.
Waarschijnlijk is de werkelijke verdampings-
snelheid dan lager.
Ook na begin binding gaat verdamping van
water uit het beton gewoon door. Dezelfde
natuurkundige principes blijven gewoon
gelden (fig. 5b). Wel neemt de verdampings-
snelheid af. In literatuur wordt gesproken over een teruggang van verdamping van water tot
zo'n 50% na 3 uur en tot slechts 10% na 8 uur
hydratatie; allemaal gemeten ten opzichte
van de verdamping gedurende de bleeding-
periode.
De vraag is echter of we ons moeten blijven
richten op verdampingssnelheid. Immers, als
er geen water meer is, valt er ook niets meer
te verdampen; maar dat is niet wat we wilden
0 1
0
2
0
3
0
40
50
60
70
8
0
90
100
0, 00
0,
10
0,
20
0,
30
0, 40
0,
50
0,
60
0,70
0,
80
0,
90
14 20 2814 20 28
windsn elh eid [km /u ] & RV [%]
m
/
l
[
d
i
e
h
l
e
n
s
g
n
i
p
m
a
d
r
e
v
2/ u ]
tijd [u]
verdam ping ssne lheid RV win dsnelh eid
6
Verdamping
gevolgd in de tijd
7
1 m 3 beton met
totaal 175 l water
1 m 3 beton met
totaal 175 l water 3,5 l water 20 mm
verdamping
1 m
1 m
8 november 2017 STANDAARD 16 I 22
bereiken. Nabehandeling zou moeten gaan
over het voldoende kunnen ontwikkelen van
de oppervlaktezone. Laten we ons daar eens
op richten.
In het voorbeeld uit figuur 7 is in de eerste
7 uur bijna 2 l water vanaf het oppervlak ver-
dwenen. Ten opzichte van de oorspronkelijke
3,5 l in de eerste 20 mm van het beton is dat
best veel. De vraag zou dus moeten zijn
hoeveel van die 2 l uit diepergelegen gedeel-
ten is gekomen.
Water hebben we nodig om hydratatiepro-
ducten te creëren. De temperatuur speelt
daarbij een belangrijke rol. Bij warm weer
gaat de hydratatie snel, maar kan eveneens
de verdamping een stuk sneller gaan. Bij koud
weer gaat de hydratatie langzamer, maar blijft
daardoor transport van vrij water binnen het
beton ook langer mogelijk. Verdamping kan
daarbij langer doorgaan. Over het algemeen
betekent dit dat je bij warm weer eerder en bij
kouder weer langer zult moeten nabehande-
len. We komen hier bij de nabehandelings-
technieken nog op terug.
Resumerend gaat het bij de waterhuishou-
ding in de praktijk, of eigenlijk nabehandeling
van de oppervlaktezone, dus eigenlijk over
het binnenhouden van water. Daarmee wordt
scheurvorming voorkomen en worden
omstandigheden gecreëerd om met hydrata-
tieproducten een goed dichtgegroeide
microstructuur in de oppervlaktezone te rea-
liseren.
Methoden van nabehandeling
Om water beschikbaar te houden in de
oppervlaktezone, zijn feitelijk twee hoofd-
groepen van nabehandelingsmethoden
voorhanden. De ene groep remt de verdam-
ping van het water af, terwijl de andere groep
mogelijkheden biedt tot aanvullen van het
water vanaf de buitenzijde van het beton. Groep I: Afremmen van verdamping
?
Bekisting in positie houden. Door de
bekisting te laten staan, wordt voorkomen
dat water uit het beton verdampt. Dit is
veruit de eenvoudigste manier van nabe-
handeling en ook eentje die direct vanaf
het moment van storten al begint. Het kan
wel kostbaar zijn doordat er veel bekisting
nodig is, of doordat de doorlooptijd van
het project een stuk langer wordt. Het is
ook geen volledige methode, omdat bij het
stortvlak geen sprake is van bekisting. Bij
een sterk zuigende (houten) bekisting kan
deze zelfs nadelig zijn voor de nabehande-
ling, doordat de kist het water ? bedoeld
voor de hydratatie ? wegtrekt.
? Afdekken met een waterdampdichte
folie. De folie zelf moet hier de verdam-
ping voorkomen. De folie mag dus niet
scheuren (voldoende sterk zijn) en niet
9 november 2017 STANDAARD 16 I 22
wegwaaien. Bovendien zagen we bij de
verdampingsberekeningen dat wind een
behoorlijke invloed kan hebben op het
verdampingsproces. De randen en naden
van de folie moeten dan ook goed worden
afgedekt om luchtstromen (schoorsteenef-
fect) te voorkomen.
? Toepassen van een curing compound.
Een curing compound is een vloeibaar
middel dat op een net afgewerkt betonop-
pervlak wordt aangebracht. Het vormt daar
een filmlaagje dat de verdamping afremt.
Het toepassen van deze techniek is mak-
kelijker gezegd dan gedaan. Het begint
met de curing compound zelf. Deze wordt
geleverd met een bepaalde spercoëfficiënt,
wat een maat is voor de remmende wer-
king tegen verdamping. Er worden geen
curing compounds geleverd met een
spercoëfficiënt van 100%. De spercoëffici- ent is bovendien niet constant, maar loopt
terug in de tijd.
De volgende stap is het aanbrengen. Een
curing compound wordt gespoten. Goed
aangebracht vormt zich dan het genoemde
filmlaagje op het beton. Wordt de curing
compound minder goed of te weinig aan-
gebracht, dan realiseert het op die plaatsen
dus niet zijn beschermende werking.
Door de (schijnbaar) eenvoudige uitvoering
is deze vorm van nabehandeling wel zeer
populair. Voor meer informatie over curing
compounds (Betoniek 14/28 'Bescher-
mingsfactor 70').
? Bewaren in klimaatkamers. In de pre-
fab industrie is er nog de mogelijkheid het
beton in klimaatkamers te bewaren. Mid-
dels het instellen van zowel de luchtvoch-
tigheid als de temperatuur in deze kamers,
kan de verdamping flink worden afgeremd. 8
Nabehandeling met
folie
10 november 2017 STANDAARD 16 I 22
Groep II: Aanvullen met water van
buitenaf
? Aanbrengen van een vochtige afdek -
king. Deze afdekking gaat een stap verder
dan de vorige groep. Hier wordt gebruikge
-
maakt van vochtige materialen die optreden
als waterbuffer zoals jute, rietmatten of
vochtig zand. Hierdoor kan water aan de
oppervlaktezone worden toegevoegd. In
alle gevallen moet het afdekkingsmateriaal
zelf tijdens de nabehandelingsperiode dan
wel vochtig worden gehouden (periodiek of
continu). Bij het aanbrengen van deze
materialen moet ervoor worden gezorgd
dat het oppervlak van het jonge beton niet
wordt beschadigd. Vooral bij het aanbren
-
gen van zand is de kans op beschadigingen
aanwezig. De aangebrachte laag vochtig
zand moet minimaal een dikte van 25 mm
hebben.
? Oppervlak zichtbaar nathouden met
water. Tot slot kan een tekort aan water
worden voorkomen door water aan te
brengen. Dit moet gebeuren met geschikt
water, ofwel water zonder mogelijk schade
-
lijke stoffen voor de duurzaamheid van het
beton (zouten, lage pH) en zonder invloed
op esthetica (ijzer in het water, kleurstoffen).
Dit aanbrengen kan door het onderwater
zetten van een oppervlak met behulp van
bijvoorbeeld een verhoogde bekisting. Hierbij moet worden opgelet dat het pas
afgewerkte oppervlak niet door uitspoeling
wordt beschadigd. Ook vernevelen is moge
-
lijk, maar dit werkt niet zo goed bij harde
wind. Ook kan het zijn dat werken in de
directe omgeving van de verneveling niet
mogelijk is. Nat spuiten is alleen een goede
methode wanneer het beton voortdurend
wordt natgehouden. Als dit periodiek
gebeurt, wordt het oppervlak afwisselend
nat en droog, en zouden daardoor plotse
-
linge temperatuurverschillen kunnen ont -
staan.
Beide groepen proberen door het afremmen
van de verdamping scheurvorming te voor-
komen. Het grootste verschil zit in het laten
doorhydrateren van de oppervlaktezone om
ook daar een goede kwaliteit beton te realise-
ren. De eerste groep vertrouwt daarbij volle-
dig op het water dat (nog) in het beton aan-
wezig is. De tweede groep biedt de
mogelijkheid om bij een tekort het water in
de oppervlaktezone nog aan te vullen.
Daarmee komen we ook terug op het
moment van aanbrengen. Verdamping
begint namelijk vanaf het moment van stor-
ten. Elk moment dat er langer wordt gewacht
met nabehandelen dan nodig is, betekent
minder water in het beton voor de hydratie
van de oppervlaktezone.
Tabel 1 Nabehandelingsklassen
klasse 1
klasse 2klasse 3klasse 4
duur 12 uur*n.v.t.n.v.t.n.v.t.
oppervlaktesterkte als x% van de
gespecificeerde karakteristieke
druksterkte na 28 dagen n.v.t.
35%50%70%
* mits de zetting niet meer dan 5 uur bedraagt en de oppervlaktetemperatuur van het
beton ? 5 °C is.
11 november 2017 STANDAARD 16 I 22
Regelgeving NEN-EN 13670
Hoe is al deze kennis nu meegenomen en
omgezet in onze regelgeving? Eisen ten
aanzien van nabehandeling zijn als onderdeel
opgenomen in NEN-EN 13670 'Vervaardiging
van betonconstructies'. De norm geeft aan
dat na voltooiing van de verdichting en
afwerking direct met de nabehandeling van
het oppervlak moet worden begonnen. Om
scheurvorming door plastische krimp te
voorkomen, schrijft de norm voor dat tijde-
lijke nabehandeling moet worden toegepast,
voorafgaande aan de afwerking.
Hoelang we moeten nabehandelen, wordt
gedefinieerd op basis van zogenoemde nabe
-
handelingsklassen (tabel 1). Opvallend is dat
in de norm echte aanwijzingen ontbreken om
voor een bepaalde nabehandelingsklasse te
kunnen kiezen. De nabehandelingsklasse
moet worden vermeld in de uitvoeringsspeci
-
ficatie. Via tabel 1 wordt dus heel bewust gestuurd op
druksterkte van de oppervlaktezone, als per
-
centage van de gespecificeerde betondruk -
sterkte. Wanneer nu door de betonmortelcen -
trale een hogere betonsterkte wordt
uitgeleverd dan oorspronkelijk gevraagd,
wordt door het volgen van de norm slechts
nabehandeld tot een zeer beperkte vulling van
de ruimte in de microstructuur van de opper
-
vlaktezone met hydratatieproducten. Daarmee
lijkt de relatie naar levensduur en het realiseren
van voldoende duurzaamheid in de oppervlak
-
tezone weg te kunnen glippen in de norm.
Volgens de norm moet de oppervlaktesterkte
worden bepaald met de rijpheidsmethode.
Het is toegestaan nauwkeuriger methoden te
gebruiken, maar als die niet voorhanden zijn,
geeft de norm in bijlage F drie tabellen voor
de minimale duur van de nabehandeling. In
tabel 2 zijn deze tabellen gecomprimeerd in
één tabel weergegeven.
oppervlakte-
temperatuur
van het beton
T [°C] minimale nabehandelingsduur (in dagen) a
trage ontwikkeling
betonsterkte
c, d
gemiddelde ontwikkeling
betonsterkte
c
snelle ontwikkeling
betonsterkte
c
0,15
? r < 0,30 0,30 ? r < 0,50 r ? 0,50
klasse
2 klasse
3klasse
4klasse
2klasse
3klasse
4klasse
2klasse
3klasse
4
5 ? T < 10
b 11 1830591823,59
10 ? T < 15 8122147131,52,57
15 ? T < 25 57122,549125
T ? 25 2,53,561,52,5511,53
a plus een eventuele periode na zetting indien deze langer duurt dan 5 uur\
.
b bij T < 5 °C behoort de tijdsduur te worden verlengd met de periode g\
elijk aan de tijd waarin T < 5 °C
c de ontwikkeling van de betonsterkte is de verhouding tussen de gemiddeld\
e druksterkte na 2 dagen (f
cm2 ) en de gemid-
delde druksterkte na 28 dagen (f
cm28 ) bepaald uit initiële beproevingen of gebaseerd op bekende prestati\
es van beton
met vergelijkbare samenstelling (zie EN 206-1). r = f
cm2 /fcm28
d voor een zeer trage ontwikkeling van de betonsterkte behoren speciale ei\
sen te worden gegeven in de
uitvoeringsspecificatie.
Tabel 2 Minimale nabehandelingsduur voor beton van een gespecificeerde
nabehandelingsklasse
12 november 2017 STANDAARD 16 I 22
Uitgave
Aeneas Media bv
Ruimte 4121
Veemarktkade 8
5222 AE 's-Hertogenbosch Website
www.betoniek.nl
Lezersservice
T: 073 205 10 10, E: lezersservice@aeneas.nlVormgeving
Inpladi bv, Cuijk
Redactie
T: 073 2051010, E: betoniek@aeneas.nl
Advertentieverkoop
Sanne Verdonk, E: s.verdonk@aeneas.nl
T: 073 2051023
Abonnementen 2017
Jaarabonnement: 4x Betoniek Standaard,
4x Betoniek Vakblad en toegang tot het
online archief: ? 135,- (excl. btw).
Buiten Nederland geldt een toeslag voor
extra porto. Abonnementen lopen per jaar
en kunnen elk gewenst moment ingaan.
Opzeggen moet telefonisch gebeuren, ui-
terlijk twee maanden voor vervaldatum.
Kijk voor de mogelijkheden van online
abonnementen op www.betoniek.nl. Betoniek wordt tevens elektronisch opge-
slagen en geëxploiteerd. Alle auteurs van
tekstbijdragen in de vorm van artikelen
of ingezonden brieven en/of makers van
beeldmateriaal worden geacht daarvan op
de hoogte te zijn en daarmee in te stemmen,
e.e.a. overeenkomstig de publicatie- en/of
inkoopvoorwaarden. Deze liggen bij de
redactie ter inzage en zijn op te vragen.
Hoewel de grootst mogelijke zorg wordt
besteed aan de inhoud van het blad, zijn
redactie en uitgever van Betoniek niet aan-
sprakelijk voor de gevolgen, van welke aard
ook, van handelingen en/of beslissingen
gebaseerd op de informatie in deze uitgave.
Niet altijd kunnen rechthebbenden van
gebruikt beeldmateriaal worden achter-
haald. Belanghebbenden kunnen contact
opnemen met de uitgever.
© Aeneas Media bv 2017
ISSN: 2352-1090
Betoniek Standaard is onderdeel van Betoniek Platform, hét kennisplatform over technologie en
uitvoering van beton. Betoniek Standaard verschijnt 4x per jaar en is een uitgave van Aeneas
Media bv, in opdracht van het Cement&BetonCentrum. In de redactie zijn vertegenw\
oordigd:
BAM Infraconsult, BTE Nederland, ENCI, SKG-IKOB, Mebin en TNO.
Tot slot
In deze Betoniek hebben we je meegenomen
in de laatste processtap voor het maken van
goed beton. Het gros van de grijze massa
doet zijn constructieve werk achter een dun
laagje oppervlaktehuid van beton. Toch is het
deze oppervlaktezone die het eerst in het oog
springt en de basis vormt voor de levensduur
van ons beton op termijn. Ook dat laagje
beton verdient onze aandacht en, zoals blijkt
uit deze Betoniek, water! Want zonder water
in de oppervlaktezone is er kans op scheuren
en is er geen doorgaande verharding. Dus op
warme dagen, eerst het beton een scheutje
water en dan pas zelf aan de koffie.
Literatuur
?
Betoniek 5-12, Nabehandelen.
? Betoniek 6-17, Nabehandeling als
voorzorg.
? NEN/EN 13670, Het vervaardigen van betonconstructies.
? Uno, P.J. ACI Materials journal, V. 95, no. 4, August 1998.
? ACI 308 R/01, Guide to Curing Concrete, 2001.
? Stutech rapport 7, Nabehandeling, 1987.
Betoniek = Standaard + Vakblad
Onderdeel van het Betoniek-abonnement is naast Betoniek Standaard ook
Betoniek Vakblad. Dit is een magazine op groot formaat met artikelen over onder
meer projecten, ontwikkelingen, onderzoek, regelgeving en onderwijs. Deze
artikelen worden geschreven door de lezers van Betoniek zelf. Daarin wijkt Betoniek
Vakblad dus af van Betoniek Standaard, dat volledig door een deskundige redactie
wordt geschreven. Betoniek Vakblad verschijnt vier keer per jaar. Alle artikelen zijn
te raadplegen op www.betoniek.nl. Voor leden van Betoniek is dat gratis! voor technologie en uitvoering van beton 3 2017
Schoonbeton
op de bouwplaats
Shanghai Tower CO 2-opname beton Meten milieuprestaties Bijscholing 01-Cover.indd 1 06 -10- 17 14:31
Reacties
John - Windward Roads B.V. 22 maart 2018 15:03
Wil graag Lid worden