We denken steeds beter na over hoe we de milieubelasting van beton kunnen verlagen. In diverse studies is als optie genoemd het gebruikmaken van de doorgaande sterkteontwikkeling. Hierbij wordt de benodigde 'eind'sterkte niet bepaald na 28 dagen, maar op een later tijdstip. Het milieuvoordeel wordt dan
verkregen door het toepassen van minder cement/bindmiddel. Wat zijn de mogelijkheden en de consequenties?
Rekenen met
doorgaande
sterkteontwikkeling
Onder bepaalde omstandigheden is milieuwinst te
boeken door toepassing minder cement
doorgaande
sterkteontwikkeling
We denken steeds beter na over hoe we de milieubelasting van
beton kunnen verlagen. In diverse studies is als optie genoemd
het gebruikmaken van de doorgaande sterkteontwikkeling.
Hierbij wordt de benodigde 'eind'sterkte niet bepaald na 28
dagen, maar op een later tijdstip. Het milieuvoordeel wordt dan
verkregen door het toepassen van minder cement/bindmiddel.
Wat zijn de mogelijkheden en de consequenties?
1
Afstorten
funderingspoer
20 VAKBLAD I 2 2019
auteur ing. Eelco van der Weij VolkerWessels Infra Competence Centre
Sterkteontwikkeling
De sterkteklasse van beton wordt nor-
maalgesproken bepaald op basis van de
sterkte die is bereikt na 28 dagen ver-
harden onder geconditioneerde
omstandigheden. De sterkteontwikke-
ling stopt echter niet na die 28 dagen.
Zolang er ongehydrateerd cement aan-
wezig is en water waarmee dit kan rea-
geren, gaat die ontwikkeling door. Hoe-
lang en hoe sterk die ontwikkeling
doorloopt, is afhankelijk van de beton-
samenstelling en de omstandigheden
waaronder het beton verhardt. In figuur
2 is de sterkteontwikkeling van verschil-
lende cementsoorten weergegeven.
Toepassingen
De vereiste sterkteklasse van beton
wordt gebaseerd op de benodigde
sterkte op een bepaald tijdstip. De
maatgevende sterkte is echter niet altijd
al nodig op 28 dagen na het storten. Als
die sterkte pas later nodig is, kan beton
met een uitgestelde sterkte worden
overwogen. Of dat mogelijk is, is afhan-
kelijk van de toepassing. Leent de
bouwfasering zich hiervoor? Zijn er
andere maatgevende factoren die de
sterkteontwikkeling van het beton
bepalen?
Bouwfasering
De vraag is wanneer de maatgevende
belastingen door de constructie moeten
worden opgenomen. Dit kan bijvoor-beeld zijn het moment van ontkisten,
het moment dat de ondersteunings-
constructies worden verwijderd of het
moment dat de voorspanning wordt
aangebracht. Maar het kan ook het
moment zijn dat belastingen in de eind-
situatie worden aangebracht. Als we
gebruik willen maken van de door-
gaande sterkteontwikkeling van beton,
moet dit in de planning en de bouwfa-
sering passen.
Milieuklassen
Een andere maatgevende factor die een
rol kan spelen bij de sterkteontwikke-
ling, is de van toepassing zijnde milieu-
klasse. Wanneer er een relatief lage
sterkteklasse nodig is en daarnaast
zware milieuklassen van toepassing zijn (XD3; XS2 of XS3; XA3 en/of XF4), is de
water-cementfactor (wcf) voor die mili-
euklasse veelal bepalend. Hiermee zal
de benodigde sterkte ? of misschien wel
meer ? dus al na 28 dagen zijn bereikt
en is uitgestelde sterkte niet relevant.
Omstandigheden
Er moet rekening mee worden gehou-
den dat de sterkteontwikkeling in een
constructie altijd afhankelijk is van de
temperatuur waarbij beton verhardt. Bij
een relatief slanke constructie die snel
de omgevingstemperatuur aanneemt,
zal de sterkteontwikkeling sterk afhan-
gen van de omgevingstemperatuur. Bij
een massievere constructie zal de tem-
peratuur als gevolg van de hydratatie-
warmte een belangrijke bijdrage leve-
100
90
80
70
60
50
40
30
20
100 0 100 200 300 400
aantal dagen verharding
druktesterkte [N/mm
2]
CEM I 42,5 NCEM I 52,5 R CEM III/B 42,5 NCEM II/B-V 42,5 N
2
Sterkteontwikke-
ling van verschil-
lende cement soor-
ten [2]. Hierbij
moet worden
opgemerkt dat
verharding van de
proefstukken
onder ideale
omstandigheden
(> 95% RV) heeft
plaatsgevonden]
2 x 112 ankers M36
werkvloer 80mm
m.v.
m.v.C90/105
voor specificaties ankerkooi zie Vestas doc.:
0065-4920, d.d. 13-03-2017
C25/30 XC2 Spramex C25/30 XC2
C30/37 XF4XS1 (S3/F4)
paalwapening
min. 1200mm
afstorten bovenste
ca. 20cm
minimaal 500mm
werkvloer 80mm
3400
5860
4000
930 930
2000
2260,5
5070 5070
8000
8000 2930
16000 2930
2260,5
2000
2500
1500
300
600
3
Milieuklassen funderingspoer Windpark Slufterdam
21 VAKBLAD I 2 2019
ren in de sterkteontwikkeling en dus
sneller verlopen. Hierdoor kan het zo
zijn dat de sterkteontwikkeling geen
beperkende factor is voor de
bouwfasering.
Wel is het zo dat hoe hoger de tempera-
tuur is waarbij beton verhardt, hoe
lager de uiteindelijke sterkte zal zijn. Dit
is het gevolg van de uiteindelijke hydra-
tatiegraad, die afhangt van de tempera-
tuur waarbij het beton verhardt. Dit
temperatuureffect wordt niet meegeno-
men bij de controleproef, waarbij de
sterkte onder geconditioneerde
omstandigheden wordt gemeten.
Er zijn dus toepassingsgebieden waarbij
het gebruikmaken van doorgaande
sterkteontwikkeling meer voor de hand
ligt, zoals massabeton, beton zonder
strenge milieuklassen en constructies
waarbij de druksterkte van beton slechts
gedeeltelijk wordt benut.
Regelgeving
In Eurocode 2 (NEN-EN 1992-1-1) is
het toegestaan om de karakteristieke
druksterkte van beton te bepalen op
een ouderdom vóór of ná 28 dagen. In
het geval dat de karakteristieke druk-
sterkte f
ck op een later tijdstip dan 28
dagen wordt bepaald, moeten bij de
bepaling van de rekenwaarde voor de
druksterkte f
cd en de rekenwaarde voor
de treksterkte f
ctd de waarden ?cc en ?ct
worden verminderd met een factor k
t.
Deze factor is gelijkgesteld aan 0,85. Dat wil zeggen dat we met 85% van de
karakteristieke sterkte moeten rekenen.
Uitgangspunt van deze factor in de
norm is dat sterkteontwikkeling van het
beton na circa een halfjaar gelijk is aan
1,15 maal de waarde bij 28 dagen.
Als je dus expliciet gaat rekenen met
doorgaande sterkteontwikkeling moet
dit effect eerst worden gecompenseerd.
Er moet dus worden bedacht dat je een
deel van de 'winst' dus al kwijt bent. En
het maakt daarbij niet uit of er na 29
dagen verharding wordt beproefd, na
91 dagen of later.
Recent is CUR-Aanbeveling 122 'Ont-
werpen en vervaardigen van betoncon-
structies met gebruikmaking van de
doorgaande sterkteontwikkeling van
beton' verschenen. Belangrijke waarde
hierin is f
ck,i, de cilinderdruksterkte die
bepaald is op een tijdstip later dan 28
dagen. De reductiefactor van 0,85
hoeft niet voor alle eigenschappen in
rekening te worden gebracht, slechts
voor een aantal. De reductie geldt bij-
voorbeeld niet voor elasticiteit en stuik,
maar wel voor weerstand tegen dwars-
kracht en pons. Deze CUR-Aanbeveling
122 is echter niet generiek van toepas-
sing verklaard en zal dus specifiek over-
eengekomen moeten worden voor de
betreffende situatie.
Aandachtspunten
Het werken met een uitgestelde sterkte
kent ook een aantal aandachtspunten. Een belangrijk punt is de nabehande-
ling van beton. De nabehandeling is
normaliter gekoppeld aan de sterkte-
ontwikkeling of een bepaald percen-
tage van de karakteristieke sterkte. Wan-
neer deze karakteristieke sterkte dus op
een later tijdstip wordt behaald, zal de
nabehandeling dus ook langer moeten
duren.
Een ander punt is dat de benodigde
sterkte voor ontkisten later worden
bereikt.
Het is tevens van belang om afspraken
te maken over de wijze waarop de druk-
sterkte op een later tijdstip wordt
bepaald, aangezien dit geen standaard-
methode is binnen de conformiteitsbe-
oordeling voor beton. De meest voor
de hand liggende methode is de bepa-
ling van de druksterkte met behulp van
de controleproef op een later tijdstip.
Bij de beoordeling van de conformiteit
moet rekening worden gehouden met
het aantal beschikbare resultaten. Dit is
4
Windmolenfundaties
van Windpark Slufter-
dam op de Maasvlakte
22 VAKBLAD I 2 2019
vaak minder aangezien dit veelal pro-
jectspecifiek is.
Een aspect dat nog wel eens onderbe-
licht blijft, is het eerdergenoemde feno-
meen dat wanneer beton bij een
hogere temperatuur verhardt, de uit-
eindelijke sterkte ook lager zal uitvallen.
Dus zeker wanneer bij dergelijke mas-
sieve constructies de temperatuur in het beton oploopt tot adiabatische omstan-
digheden, zal dit resulteren in een
lagere sterkte dan wanneer het beton
onder geconditioneerde omstandighe-
den verhardt. Hoewel dit aspect norma-
liter ook niet wordt beschouwd ? het zit
verwerkt in de partiële materiaalfacto-
ren, is het de vraag of we hier niet extra
bedacht op moeten zijn. We zoeken
namelijk steeds meer de grenzen van de
sterkte van het beton op.
Praktijkvoorbeeld
De windmolenfundaties van Windpark
Slufterdam op de Maasvlakte is een
voorbeeld waarbij gebruikgemaakt is
van de doorgaande sterkteontwikkeling
van beton. Uit constructieve berekenin-
gen bleek dat in de gebruiksfase een
sterkteklasse van C30/37 nodig was.
Voordat de windmolens op de funde-
ringspoer worden geplaatst, zijn de
poeren meer dan twee maanden oud.
Deze situatie leent zich dus goed voor
gebruikmaking van de doorgaande
sterkteontwikkeling van beton.
Milieuklassen
Zoals gezegd kunnen de milieuklassen
een bepalende factor zijn bij het reke-
nen met doorgaande sterkteontwikke-
ling. In deze poer kan een onderverde-
ling worden gemaakt tussen
verschillende van toepassing zijnde mili-
euklassen. Het gaat om milieuklassen
XC in combinatie met XF en XS.
Het beton moet de wapening bescher-
men tegen het zoute milieu van de
Maasvlakte. De poer ligt boven op een
dijk. Zouten zullen dus vanuit zee via de
lucht op de poer terecht kunnen
komen, wat overeenkomt met XS1.
Beton kan tevens worden aangetast
door vorst in combinatie met zouten.
Omdat het aannemelijk is dat de boven-
zijde van de poer volledig met water
verzadigd kan zijn, is XF4 van
toepassing.
Als we aannemen dat de vorstgrens op
500 mm onder maaiveld ligt, is daaron-
der milieuklasse XF4 niet meer van toe-
passing. Ook kunnen op 500 mm onder
maaiveld geen zouten meer uit de lucht
op het beton terechtkomen. Daarom is klasse XS ook niet meer van toepassing.
Omdat de grond altijd nat/vochtig zal
zijn, is hier gekozen voor milieuklasse
XC2. Een overzicht van de milieuklassen
van de funderingspoer is weergegeven
in figuur 3.
Bij XS1 en XF4 is de milieuklasse maat-
gevend voor de sterkte van het beton.
Voor beton in de bovenste laag zal de
karakteristieke sterke van C30/37 ook
binnen 28 dagen worden bereikt. Dat
geldt echter niet voor het beton waar
milieuklasse XC2 van toepassing is. Voor
dat deel kan dus gebruik worden
gemaakt van de doorgaande sterkte-
ontwikkeling en kan beton met een
hogere wcf en dus minder cement wor-
den toegepast.
Warmteontwikkeling
Bijkomend voordeel van de toepassing
van minder cement is dat de warmte-
ontwikkeling lager is. Uit een analyse
van de thermische spanningen bleek
dat wanneer de funderingspoer volledig
in milieuklasse XF4 zou worden uitge-
voerd er een aanzienlijk risico op ther-
mische scheurvorming bestond. Door
de funderingspoer gedeeltelijk uit te
voeren in beton waarbij gebruik wordt
gemaakt van de doorgaande sterkte-
ontwikkeling, kan deze scheurvorming
dus worden beheerst (voorkomen).
Hierbij worden echter nog wel aanvul-
lende maatregelen voorgeschreven
zoals isolatie van de poer gedurende de
eerste drie weken van de verharding.
Hiermee worden interne temperatuur-
spanningen beperkt om scheurvorming
tijdens de verharding te voorkomen.
Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de
volgende twee betonsamenstellingen:
?
C20/25 ? milieuklasse XC2 ? consis-
tentieklasse S3
f
ck,kubus > 37 N/mm² na 56 dagen
tot 500 mm onder het maaiveld en
200 mm onder bovenkant poer
? C30/37 ? XS1/XF4 ? consistentie-
klasse S3 of F4
f
ck,kubus > 37 N/mm² na 28 dagen
voor de bovenlaag (200 mm)
5
Funderingspoer na
ontkisten
6
Windpark Slufterdam,
foto: Eneco
23 VAKBLAD I 2 2019
Uitvoering
Het gebruik van twee verschillende
betonsterkteklassen heeft in de uitvoe-
ring tot gevolg dat de hoogte van de
laatste stortlaag voor de afwerklaag,
nauwkeurig op hoogte moet worden
gestort. Logistiek gezien moet je dus
ook weten na hoeveel beton je moet
overschakelen op de afwerklaag. De
hoogte van de afwerklaag is bewust
ruim gekozen zodat eventuele vermen-
ging met de onderlaag geen probleem
is. De afwerklaag kan gewoon nat in nat
worden gestort zonder dat dit conse-
quenties heeft.
Milieuwinst
Doordat voor het beton in milieuklasse
XC2 een hogere wcf en dus minder
cement nodig is, is er milieuwinst te
behalen. De maximale wcf voor milieu-klasse XC2 is 0,60, terwijl de wcf voor
milieuklasse XF4 maximaal 0,45 is. Bij
een normale waterbehoefte (bij gang-
baar rond toeslagmateriaal) is het
cementgehalte bij milieuklasse XC2
minder dan 300 kg/m³, terwijl bij mili-
euklasse XF4 dit al snel groter is dan
340 kg/m³. Dit resulteert dus in een
reductie van minimaal 40 kg/m³ beton.
Dit komt neer op ruim 10 kg CO
2 per
m³ beton en een Milieukosten Indicator
(MKI) die minstens ? 1/m³ lager is.
Conclusie
In bepaalde situaties is het goed moge-
lijk om gebruik te maken van de door-
gaande sterkteontwikkeling van beton.
Uiteraard moet het in de planning pas-
sen en moeten de omstandigheden en
randvoorwaarden dit toelaten. Zeker bij
massieve betonconstructies kan dit resulteren in een lagere warmteontwik-
keling en daardoor een kleinere kans op
thermische scheurvorming. Aandachts-
punt is de tragere sterkteontwikkeling
die effect kan hebben op het tijdstip
van ontkisten en de nabehandelings-
duur. En er moet rekening worden
gehouden met afwijkende rekenregels.
Al met al kan op deze manier de toch al
lage milieubelasting van beton nog ver-
der worden gereduceerd.
Geraadpleegde bronnen
?
Betoniek Standaard 16/26 ? Over de
toename van betonsterkte in de tijd.
? Betonpocket 2016.
? CUR Aanbeveling 122:2018 'Ontwer-
pen en vervaardigen van betoncon-
structies met gebruikmaking van de
doorgaande sterkteontwikkeling van
beton'.
7
Poer tijdens het storten
24 VAKBLAD I 2 2019
Nieuwsbriefabonnees lezen dit artikel gratis!
Leden van de nieuwsbrief van Cement krijgen dit artikel cadeau. Nog niet geabonneerd op de nieuwsbrief van Betoniek of Cement? Via deze link kun je lid worden; een wachtwoord kun je aanmaken door op 'wachtwoord vergeten' te klikken.
Reacties