BAND
UITGAV E
Mei
2021
06 17
BAND
UITGAV E
Uitdrogings- krimp Een gedetailleerde
beschrijving
Betoniek Standaard 17-06.indd 1 26-04-21 14:09
2 MEI 2021 STANDA ARD 17 06
Uitdrogingskrimp
Beton dat is blootgesteld aan lucht zal na de
nabehandeling gaan uitdrogen en als gevolg daarvan
gaan krimpen. Wanneer een klein betonelement vrij
kan krimpen, is dat geen probleem. Maar vaak wordt
de krimp van een betonelement verhinderd, waardoor
grote trekspanningen kunnen ontstaan. Door de
relatief lage treksterkte van beton kunnen er
vervolgens scheuren ontstaan. Uitdrogingskrimp
kan dan ook van grote invloed zijn op het gedrag en
de levensduur van een betonconstructie. Tijd dus om
hier een Betoniek aan te wijden.
KRIMP VAN EEN VLOER
Voordat we ingaan op wat uitdrogingskrimp
nu precies is en hoe we deze krimp kunnen
beïnvloeden, kijken we eerst naar het eect
van uitdrogingskrimp op een betonvloer die
op een zand- of puinbed is gestort, een
zogeheten 'op staal' gefundeerde vloer. Bij
dit type vloer speelt uitdrogingskrimp een
grote rol. Het gaat vaak om zeer grote
opper vlakken en, vanwege de fundering op
'staal', vaak weinig of in sommige gevallen
geen wapening.
Wanneer de betonvloer vrij zou kunnen krim-
pen, zoals in het theoretische geval dat de
vloer op rollers ligt, zullen er geen scheuren
ontstaan (g. 2). Maar in de praktijk wordt de
krimp van de vloer in belangrijke mate verhin-
derd door de ondergrond. Zelfs wanneer de
vloer op een folie wordt gestort, wordt door
wrijving de krimp gedeeltelijk verhinderd.
Door deze verhindering ontstaan er trekspan -ningen in het beton. Op enig moment zijn deze
trekspanningen groter dan de trek
sterkte van
het beton en ontstaan er scheuren die over de
gehele doorsnede kunnen lopen.
Bij ongewapend beton heeft de scheur -
wijdte een relatie met de totale krimp en het
aantal scheuren dat ontstaat. Bij een zeer
sterke verhindering van de krimp ontstaan
er veel scheuren op relatief korte afstand
van elkaar, met een relatief kleine scheur -
wijdte. Bij relatief geringe verhindering
(zoals bij beton op folie op een vlak opper -
vlak) ontstaan er minder scheuren, maar
met een grotere scheurwijdte.
Bij gewapend beton wordt de scheurwijdte
vooral bepaald door enerzijds de trekspan-
ning in het beton op het moment van scheu-
ren en anderzijds door de hoeveelheid
wapening en de verdeling daar van. Op het
moment van scheuren neemt de wapening
Foto voorpagina
Zagen van een
voeg in een
betonweg
Betoniek Standaard 17-06.indd 2 26-04-21 14:09
3 MEI 2021 STANDA ARD 17 06
daarbij door de constructeur gekeken naar
de hoeveelheid wapening, de dekking, de
wapeningsafstand, de staafdiameter en
naar de grootte van de vloer velden. Maar de
betonsamenstelling en de verhardings-
omstandigheden bepalen de mate van uit -
drogingskrimp en spelen dus ook een grote
tenslotte de in het beton aanwezige trek
-
spanning volledig over, waardoor het staal
zal rekken.
Er wordt naar gestreefd om de scheur vor -
ming te beheersen en de scheurwijdte zo
veel mogelijk te beperken. Primair wordt
2 Eect van verhindering van krimp op een betonvloer. Ook een vloer 'op staal' kan niet vrij krimpen,
waardoor scheuren ontstaan
puinbed
betonvloer
rollers
betonvloer
Krimp
zonder verhindering : g een scheurvorming
Krimp met verhindering door o ndergro nd: scheurvorming
1 Bij op staal gefundeerde vloeren speelt uitdrogingskrimp een grote rol
Betoniek Standaard 17-06.indd 3 26-04-21 14:09
4 MEI 2021 STANDA ARD 17 06
rol bij de scheur vorming als gevolg van uit-
drogingskrimp. We gaan nu eerst kijken wat
uitdrogingskrimp precies is en ver volgens
bespreken we de belangrijkste factoren die
van invloed zijn op de krimp. Daarna kijken
we hoe we de uitdrogingskrimp en de gevol-
gen van uitdrogingskrimp kunnen beperken. MECHANISMEN UITDROGINGSKRIMP
Onder uitdrogingskrimp verstaan we krimp
(verkorting) van verhard beton door uitdro-
ging. Naast uitdrogingskrimp zijn er nog
diverse andere vormen van krimp, waar van
de belangrijkste kort staan omschreven in
het kader 'Soorten krimp'.
SOORTEN KRIMP
Bij beton kunnen we onder andere de volgende vormen van krimp onderscheiden:
?
Plastische krimp is krimp in de plastische fase, door afscheiding van water (bleeding) en
verdamping van water. Doordat er water verdwijnt, krimpt de nog plastische betonmassa.
? Autogene krimp is krimp die optreedt zonder uitwisseling van vocht met de omgeving en bij
constante temperatuur. Het is vooral het gevolg van inwendige uitdroging van beton door
voortgaande hydratatie, maar omvat ook de hierna genoemde chemische krimp. Inwendige
uitdroging treedt vooral op bij beton met een lage water-cementfactor.
? Chemische krimp is het gevolg van het feit dat de hydratatieproducten een kleiner volume
innemen dan het cement en water. De chemische krimp is bij portlandcement zo'n 7%. Deze
krimp leidt uitwendig echter nauwelijks tot krimp, inwendig ontstaan er vooral poriën.
? Uitdrogingskrimp is krimp als gevolg van het verdampen van niet-chemisch gebonden water.
Hierdoor trekken de poriën samen en krimpt het beton.
? Thermische krimp is krimp van beton door afkoelen. Dat kan zowel afkoeling van door externe
factoren verwarmd beton zijn, zoals zoninstraling, maar ook afkoeling van jong beton dat is
opgewarmd door hydratatiewarmte.
0
50
100 150 200 250
0 50 100 150 200 250 300 350 400
krimp (µm/m)
ouderdom (dagen)
Autogene krimp en uitdrogingskrimp - C35/45, 0,7 m dikke wand
tweezijdige uitdroging - 80 % RV
autogene krimp uitdrogingskrimp totale krimp
0
50
100
150 200 250
0 50 100 150 200 250 300 350 400
krimp (µm/m)
ouderdom (dagen)
Autogene krimp en uitdrogingskrimp - C35/45, 0,2 m dikke wand
tweezijdige uitdroging - 80 % RV
autogene krimp uitdrogingskrimp totale krimp
3 Vergelijking tussen autogene krimp en uitdrogingskrimp
Betoniek Standaard 17-06.indd 4 26-04-21 14:09
5 MEI 2021 STANDA ARD 17 06
AUTOGENE KRIMP EN UITDROGINGSKRIMP
Zowel bij autogene krimp als bij uitdrogings-
krimp wordt de krimp veroorzaakt door uit -
droging. Desondanks zijn er, doordat het bij
autogene krimp gaat om inwendige uitdro-
ging, grote verschillen tussen deze twee vor -
men van krimp. Autogene krimp vindt uniform
over de doorsnede plaats, terwijl uitdrogings -
krimp van buiten naar binnen optreedt. Hier -
door is autogene krimp, in tegenstelling tot
uitdrogingskrimp, niet afhankelijk van de
afmetingen van een betonelement en van de
luchtvochtigheid. Verder neemt de autogene
krimp toe bij toenemende druksterkte (afne -
mende water-cementfactor) van het beton,
terwijl de uitdrogingskrimp juist afneemt bij
toenemende druksterkte. Bovendien treedt
autogene krimp, omdat die afhankelijk is van
de hydratatiesnelheid, veel sneller op dan
uitdrogingskrimp.
Autogene krimp kan apart worden gemeten,
door uitwisseling van vocht met de omgeving
volledig te blokkeren. Maar bij het meten van
uitdrogingskrimp is er ook altijd sprake van autogene krimp. De uitdrogingskrimp wordt
bepaald door de totale krimp te meten en te
verminderen met de autogene krimp.
Bij autogene krimp blijft de massa van het
beton gelijk, terwijl die bij uitdrogingskrimp
daalt.
In guur 3 worden autogene krimp, uitdro-
gingskrimp en de totale krimp (de som van
autogene en uitdrogingskrimp) met elkaar
vergeleken voor een C35/45 op basis van een
CEM I 42,5 N met water-cementfactor 0,45,
voor een wand van 20 cm dik en een wand van
70 cm dik, met tweezijdige uitdroging. Zowel
de autogene als de uitdrogingskrimp zijn
berekend op basis van de in Eurocode 2
gegeven modellen.
Uit de guren blijkt dat ook bij een wand van
20 cm dik de autogene krimp een niet te ver
-
waarlozen bijdrage levert aan de totale krimp
(bij deze relatief lage water-cementfactor en
een luchtvochtigheid van 80%).
0
50
100 150 200 250
0 50 100 150 200 250 300 350 400
krimp (µm/m)
ouderdom (dagen)
Autogene krimp en uitdrogingskrimp - C35/45, 0,7 m dikke wand
tweezijdige uitdroging - 80 % RV
autogene krimp uitdrogingskrimp totale krimp
0
50
100 150 200 250
0 50 100 150 200 250 300 350 400
krimp (µm/m)
ouderdom (dagen)
Autogene krimp en uitdrogingskrimp - C35/45, 0,2 m dikke wand
tweezijdige uitdroging - 80 % RV
autogene krimp uitdrogingskrimp totale krimp
3 Vergelijking tussen autogene krimp en uitdrogingskrimp
Betoniek Standaard 17-06.indd 5 26-04-21 14:09
6 MEI 2021 STANDA ARD 17 06
Uitdrogingskrimp is het gevolg van het
verdampen van niet-chemisch gebonden
water in het beton. Het water verlies begint
in de grote poriën, waarbij nog nauwelijks
sprake is van krimp. Ver volgens zal er water
verdwijnen uit de kleinere capillaire poriën
en later ook uit de gelporiën. Door dit water-
verlies trekken de poriën samen, met krimp
van de cementsteen en daarmee van het
beton tot gevolg.
Bij het drogen en krimpen zijn meerdere
processen betrokken die vaak ook nog een
onderlinge wisselwerking hebben. Dit is het
gevolg van de gecompliceerde structuur van
het poriënsysteem, terwijl de afmetingen
van de poriën ook nog in de loop van de tijd
veranderen door voortgaande hydratatie en
carbonatatie van de cementsteen.
In het navolgende bespreken we de twee
belangrijkste theorieën die de krimp van
beton als gevolg van uitdroging verklaren.
Capillaire spanning
In evenwichtstoestand zijn bij een bepaalde
relatieve vochtigheid alle poriën tot een
bepaalde grootte geheel gevuld met water. De relatie tussen de poriegrootte en deze
evenwichts-relatieve vochtigheid in een porie
wordt gegeven in guur 4. Een porie droogt
dus uit als de relatieve luchtvochtigheid lager
is dan een bepaald niveau, aangegeven in
guur 4. De temperatuur heeft overigens
nauwelijks invloed op deze relatie.
Bij uitdroging zal eerst water verdampen uit
de grotere poriën en later uit de kleinere
poriën. Door het verdampen van water ont -
staat er een meniscus in de poriën, dus een
holle vloeistofspiegel. Hierdoor ontstaan er
trekspanningen in de capillairen ofwel een
onderdruk. Onder invloed van deze onder -
druk ver vormt de cementmatrix: de poriën
worden kleiner en het beton krimpt.
Uit guur 4 volgt dat de snelheid waarmee
beton uitdroogt, afhangt van de relatieve
vochtigheid van de omgeving en de poriën-
structuur. Uit de guur blijkt ook dat de aller -
kleinste (gel)poriën hygroscopisch zijn: ze
kunnen water uit droge lucht opnemen. Zo zal
in een porie met een diameter van 2 nm
(nanometer) water condenseren, zodra de
relatieve vochtigheid boven de 34% komt. Dat
condensatie optreedt onder 100% luchtvoch-
4 Relatie tussen de diameter van een porie en de evenwichts-relatieve vochtigheid in een porie
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90
100
1 101001000
relatieve vochtigheid (%)
diameter porie (nm)
poriën blijven of worden gevuld
poriën drogen uit
gel-poriën capillaire poriën
Betoniek Standaard 17-06.indd 6 26-04-21 14:09
7 MEI 2021 STANDA ARD 17 06
tigheid komt doordat in zeer kleine ruimten
vanderwaalskrachten tussen watermole-
culen in de lucht en de wanden een rol gaan
spelen.
Capillaire poriën kunnen worden verdeeld in
kleine poriën van grofweg 10 tot 50 nm en
grote poriën van 50 nm tot 1 µm. Poriën klei-
ner dan 10 nm worden meestal beschouwd
als gelporiën. Het zijn vooral de grotere
gelporiën en de kleine capillaire poriën die
van invloed zijn op de krimp bij een relatieve
luchtvochtigheid van 50% of hoger. De
capillaire poriën tussen 10 en 50 nm zijn
bepalend voor de krimp bij een relatieve
vochtigheid van meer dan 80%; de gelporiën
tussen 2,5 en 10 nm zijn bepalend voor de
krimp tussen 50 en 80% RV.
De capillaire spanningstheorie kan het
grootste deel van de krimp van beton ver -
klaren in het gebied van zo'n 40% tot 100%
relatieve vochtigheid.
Gibbs-Bangham-mechanisme
Bij een relatieve luchtvochtigheid (RV) van
zo'n 40% en lager wordt het zogeheten
Gibbs-Bangham-mechanisme het domi-
nante mechanisme voor de krimp. Wanneer
de capillaire poriën leeg zijn, worden opper -
vlakte-energie-eecten bepalend voor de krimp. In de natuur wordt altijd gestreefd
naar een zo laag mogelijke energietoestand.
Een zo groot mogelijk contactvlak vaste stof
/ vloeistof en een zo klein mogelijk contact
-
vlak vloeistof / lucht levert de gunstigste
situatie op: de laagste opper vlakte vrije
energie. De CSH-plaatjes worden hierdoor
bij aanwezigheid van water uit elkaar
gedrukt, maar bij uitdroging naar elkaar toe
getrokken.
Bij 40% RV zijn poriën groter dan 2 nm leeg
en alleen nog bedekt met een lm van gead-
sorbeerd water. Bij verdere daling van de RV
daalt de hoeveelheid geadsorbeerd water.
Vanaf zo'n 30% en lager gaat het vooral om
gelwater. Onder de 12% RV, in de praktijk
natuurlijk normaliter niet relevant, verdwijnt
zelfs het water dat zich tussen laagjes CSH
bevindt volledig. Het water verlies onder
circa 40% RV wordt schematisch weergege -
ven in guur 5.
CSH staat voor calciumsilicaathydraat, het
belangrijkste bestanddeel van cement -
steen. De afstand tussen de plaatjes CSH is
overigens slechts in orde van grootte 1 à 2
nm, wat niet veel minder is dan de grootte
van de kleinste gelporiën. Watermoleculen
zijn zo'n 0,3 nm groot, zodat het tussen de
plaatjes gaat om een laagje water van maar
een paar moleculen dik.
5 Uitdroging cementsteen vanaf ongeveer 40% RV
gelporie gelporie
Capillaire
porie gelporie
uitdroging
~ 40 % RV ~ 30 % RV ~ 12 % RV
Water in laag
tu sse n CSH-plaatjes CSH-plaatje
Betoniek Standaard 17-06.indd 7 26-04-21 14:09
8 MEI 2021 STANDA ARD 17 06
VOCHTWISSELINGEN
Nadat beton is gedroogd tot een constant
vochtgehalte bij een bepaalde relatieve
luchtvochtigheid zal een afname van de rela-
tieve vochtigheid verlies van vocht veroor -
zaken, terwijl een toename van de relatieve
vochtigheid zal leiden tot opname van vocht
door het beton. Het beton krimpt of zwelt dan
als gevolg van het eect van deze vocht -
veranderingen op de cementsteen (g. 6).
Beton dat een tijd is uitgedroogd bij bijvoor -
beeld 50% RV en ver volgens onder water
wordt geplaatst (punt A in g. 6), zal dus
gaan zwellen. Maar het zal niet zwellen tot
de oorspronkelijke grootte, ook niet na zeer
lange tijd onder water. Het onomkeerbare
(irreversibele) gedeelte van de krimp
bedraagt ongeveer 30 tot 40% van de
uit drogingskrimp.
De eerder beschreven processen die tot
krimp leiden, capillaire spanning en het
Gibbs-Bangham-mechanisme, zijn in
principe reversibel. Dat er toch sprake is van
een deel irreversibele krimp moet dus het gevolg zijn van fysische of chemische veran-
deringen van de cementsteen. Veronder
-
steld wordt dat er additionele verbindingen
worden gevormd gedurende de uitdroging
en dat er sprake is van herschikking van
CSH-deeltjes tot een dichtere pakking.
INVLOEDSFACTOREN OP GROOT TE
UITDROGINGSKRIMP
De grootte van de uitdrogingskrimp van beton
is voornamelijk afhankelijk van de hoeveel-
heid cementsteen, de poriënstructuur, de
luchtvochtigheid van de omgeving en de
afmetingen van het betonelement. We kijken
nu eerst naar de invloed van de hoeveelheid
cementsteen en het toeslagmateriaal. Daarna
gaan we in op de invloed van de poriënstruc -
tuur, de sterkteklasse van het cement, de
luchtvochtigheid en de afmetingen.
Cementsteen en toeslagmateriaal
Meer cementsteen in beton betekent meer
krimp (bij ongewijzigde kwaliteit cement -
steen), aangezien hard dicht toeslagmate -
riaal zelf niet of nauwelijks krimpt (g. 7).
6 Krimp en zwellen van beton als gevolg van (wisselende) opslag onder water en bij een relatieve
vochtigheid van 50%
zwelling krimp
opslag in luchtopslag in water
vervorming
o
uderdom
irreversibele krimp
krimp en zwelling bij
vochtwisselingen
A
Betoniek Standaard 17-06.indd 8 26-04-21 14:09
9 MEI 2021 STANDA ARD 17 06
Maar het toeslagmateriaal belemmert ook
de krimp van cementsteen, waardoor de
krimpver vorming van beton (ongeveer 1/6
van de krimp van cementsteen) een stuk
kleiner is dan je op basis van het volumeaan-
deel cementsteen in beton zou verwachten.
De krimp hangt wel af van het type toeslag-
materiaal, zoals blijkt uit guur 8. Harde
stijve toeslagmaterialen (hoge elasticiteits-
modulus) zoals grind, graniet en kalksteen
zijn moeilijk samen te drukken en bieden
daardoor meer weerstand tegen krimp dan
minder stijve toeslagmaterialen zoals zand-
steen. De korrelvorm en opper vlaktestruc -
tuur van het toeslagmateriaal hebben ook
invloed op de mate van krimp.
Het ons bekende grind is een verzameling
van steensoorten, waaronder kwarts,
kwartsiet, vuursteen en zandsteen.
De samenstelling kan afhankelijk van de
herkomst zeer sterk variëren, waardoor ook
het krimpgedrag varieert. Over het alge -
meen hebben harde dichte kalksteen en kwarts hogere elasticiteitsmoduli dan zand-
stenen en grind. Beton met grind vertoont in
de regel dan ook wat meer krimp dan beton
met basalt, graniet of kalksteen, maar
minder dan beton met zuiver zandsteen.
7
Krimp als functie van het volume aan toeslagmateriaal
8 Uitdrogingskrimp als functie van het soort
toeslagmateriaal op basis van Rilem model B4,
uitgaande van een wand van C35/45 op basis
van een CEM I 42,5 N, 10 cm dik en tweezijdige
uitdroging bij 50% RV
0
0,1 0,2
0,3
0,4
0,5 0,6 0,7
0,8
0,9
1
0 20 406080100
verhouding krimp beton / krimp cementsteen
gehalte toeslagmateriaal (% V/V)
cementsteen
mortel beton
0
100 200 300 400
500
600
700zan
d-
st een grind kalk-
st een kwart- siet graniet
totale krimp na 1 jaar (µm/m)
Betoniek Standaard 17-06.indd 9 26-04-21 14:09
10 MEI 2021 STANDA ARD 17 06
Poriënstructuur
Uit de theorie over capillaire spanningen
volgt dat de poriënstructuur een grote
invloed heeft op de mate van uitdrogings-
krimp. De poriënstructuur hangt vooral af
van de water-cementfactor, de hydratatie -
graad en de cementsoort.
Een lagere water-cementfactor betekent
kleinere poriën en daarmee minder uitdro-
gingskrimp bij een bepaalde relatieve lucht -
vochtigheid. Daarnaast betekent een lagere
water-cementfactor een hogere E-modulus
van de cementsteen en daarmee meer
weerstand tegen krimp. Maar een lagere
water-cementfactor betekent vaak ook meer
cementsteen, wat weer meer uitdrogings -
krimp oplevert. Over een brede range is er
daardoor een sterke relatie tussen de uitdro-
gingskrimp en het watergehalte per m
3 beton.
In guur 9 is de relatie met de water-
cementfactor en indirect ook met het
gehalte aan cementsteen goed zichtbaar.
Bedacht moet wel worden dat een dergelijk guur van toepassing is voor een specieke
combinatie van proefstukafmetingen, lucht
-
vochtigheid, sterkteklasse van het cement,
soort toeslagmateriaal en nog enkele
andere invloedsfactoren. Verder heeft de
guur betrekking op de uitdrogingskrimp.
Bij lage water-cementfactoren wordt een
belangrijk deel van de geringere uitdro-
gingskrimp weer tenietgedaan door de
hogere autogene krimp.
Sterkteklasse cement
De sterkteklasse van het cement heeft ook
een grote invloed op de krimp, zoals blijkt uit
guur 10. Hoe hoger de sterkteklasse van
het cement, hoe meer krimp (bij gelijke
betonsterkte).
De literatuur is wat verdeeld als het gaat om
het verklaren van het eect van de sterkte -
klasse van het cement op de uitdrogings -
krimp. Bij grof cement speelt in ieder geval
mee dat een gedeelte niet hydrateert. Het
niet-gehydrateerde cement verhindert de
9 Eindwaarden van uitdrogingskrimp als functie van het cementgehalte, water-cementfactor en
watergehalte
1,4
250 l
225 l
200 l
175 l
150 l
125 l
100 l wcf
0,70 wcf 0,60
wcf 0,50 wcf 0,40
wcf 0,30
cement gehalte (kg/mbeton)
krimp (mm/m)
300 400
500 600
700
200
1,2
1,0
0,8 0,6
0,4
0,2 0
watergehalte in l/m beton
Betoniek Standaard 17-06.indd 10 26-04-21 14:09
11 MEI 2021 STANDA ARD 17 06
krimp, vergelijkbaar met de werking van het
toeslagmateriaal. Feitelijk is er, zeker bij
jong beton, sprake van een lager eectief
gehalte aan cement en zoals uit guur 7
blijkt, is het gehalte aan toeslagmateriaal
een zeer bepalende factor in de krimp.
Vanwege de verschillen in poriënstructuur
zou je verschillen in uitdrogingskrimp
verwachten tussen beton op basis van
portlandcement, hoogovencement en
portlandvliegascement. In de praktijk zijn
de verschillen tussen deze cementen, bij
gelijke sterkteklasse, echter zeer beperkt.
In de regel is de uitdrogingskrimp bij hoog-
ovencement en portlandvliegascement net
wat lager dan bij portlandcement met
dezelfde sterkteklasse.
Het verschil in uitdrogingskrimp tussen een
snel en een traag bindmiddel kan ook voor
een deel worden verklaard, doordat beton
met een traag bindmiddel in het begin meer
kruip en daardoor meer spanningsrelaxatie
vertoont. De buitenste laag droogt het
eerste uit en wil dus meer krimpen dan de kern van een element. Die krimp van de
buitenzijde wordt verhinderd door de kern,
waardoor trekspanningen in de buitenzijde
ontstaan. Een groot deel van die trekspan-
ningen verdwijnt weer door spannings
-
relaxatie, en hoe trager het bindmiddel hoe
groter het deel is dat weer verdwijnt.
Als uiteindelijk ook de kern uitdroogt, zijn er
bij een traag bindmiddel minder trekspan-
ningen in de buitenzijde over die kunnen
bijdragen aan de totale krimp.
Luchtvochtigheid
De relatieve luchtvochtigheid van de omge -
ving heeft een sterke invloed op de mate van
krimp. Dit is eenvoudig te verklaren vanuit de
theorie: hoe lager de luchtvochtigheid van de
omgeving, hoe meer poriën zullen uitdrogen.
Buiten is de relatieve luchtvochtigheid
gemiddeld ongeveer 80%. Binnen schommelt
de luchtvochtigheid rond de 50%, waarbij het
in de winter onder de 40% kan komen en in de
zomer boven de 60% kan liggen. Maar uitdro-
ging en vochtopname verlopen relatief traag,
10 Invloed van de sterkteklasse van het cement op de totale krimp (op basis van Eurocode 2)
0
50
100 150 200 250
300 350 400 450 500
0 50 100 150 200 250 300 350 400
krimp (µm/m)
ouderdom (dagen)
Totale krimp - C35/45, 20 cm dikke wand
tweezijdige uitdroging -50 % RV
CEM 32,5 N CEM 32,5 R en 42,5 N CEM 42,5 R, 52,5 N en 52,5 R
Betoniek Standaard 17-06.indd 11 26-04-21 14:09
12 MEI 2021 STANDA ARD 17 06
zodat voor een binnenmilieu 50% kan worden
aangehouden. In guur 11 wordt de invloed
van de relatieve vochtigheid op de totale
krimp weergegeven.
Afmetingen
Ook de afmetingen van een betonelement
hebben een grote invloed op de mate van
krimp. Een wand van 10 cm dik heeft na drie
maanden al meer dan 70% van de maximale krimp (bij de betreende luchtvochtigheid)
bereikt. Bij een wand van 1 m dik wordt 70%
van de maximale krimp pas na ruim vier jaar
bereikt.
Bij dikke elementen verloopt de krimp niet
alleen veel trager dan bij dunne elementen,
ook de uiteindelijke krimp is bij dikke elemen-
ten lager dan bij dunne elementen (g. 12).
Dat beton langzaam van buiten naar binnen
uitdroogt, blijkt uit guur 13. Het gaat om
grindbeton (300 kg portlandcement klasse A
en wcf 0,53) met een dikte van 15 cm dat een
-
zijdig uitdroogt in een binnenmilieu na eerst
na het storten 4,5 maand aan een buitenmilieu
te zijn blootgesteld (simulatie van de bouw).
Dat een dik element niet alleen trager uit -
droogt maar uiteindelijk ook minder krimpt
dan een dun element, is ook mede het
gevolg van het eerder beschreven eect van
spanningsrelaxatie.
BEPERKEN VAN DE KRIMP
Uit het voorgaande volgt aan welke knoppen
we kunnen draaien om de uitdrogingskrimp
te beperken. Zo neemt de uitdrogingskrimp
af als we een trager cement nemen of de
water-cementfactor verlagen. De krimp
wordt ook minder als we, door optimalisatie
van de korrelpakking, het gehalte aan
cementsteen verlagen. Ook met de keuze
van het toeslagmateriaal kunnen we de
krimp beïnvloeden. Als we niet aan deze
knoppen kunnen draaien, kan de uitdro-
gingskrimp worden verlaagd met een
krimpreducerende hulpstof. Deze hulp-
stoen werken vooral door het verminderen
van de opper vlaktespanning van het
poriewater. Dit leidt tot een vermindering
van de capillaire spanning en daarmee
vermindering van de krimp. Met deze
hulpstoen kan de krimp met maximaal
circa 50% worden gereduceerd.
Het verlengen van de nabehandeling
11 Totale krimp als functie van de luchtvochtigheid (op basis van
Eurocode 2)
12 Totale krimp als functie van de dikte van een wand (op basis van
Eurocode 2; CEM I 42,5 N). De totale krimp van de 20 cm dikke wand
eindigt uiteindelijk na 50 jaar rond de 450 µm/m en de 120 cm dikke
wand op zo'n 350 µm/m. De 20 cm dikke wand heeft na 10 jaar meer
dan 95% van de eindkrimp bereikt; de krimp van de 120 cm dikke
wand zit na 10 jaar grofweg op zo'n 80% van de eindkrimp
0
50
100 150 200 250 300
350 400
0 50 100 150 200 250 300 350 400
krimp (µm/m)
ouderdom (dagen)
Totale krimp - C
35/45, 20 cm dikke w and
tw eezijdi ge uitdr oging
40% 50% 60% 70% 80%
0
50
100 150
200 250 300
350
400
450
500
0 50 100 150 200 250 300 350 400
krimp (µm/m)
ouderdom (dagen)
Totale krimp - C35/45, 10 tot 120 cm dikke wand tweezijdige uitdroging - 50 % RV
10 cm 20 cm 40 cm 80 cm 120 cm
Betoniek Standaard 17-06.indd 12 26-04-21 14:09
13 MEI 2021 STANDA ARD 17 06
vertraagt de start van de uitdrogingskrimp,
maar heeft weinig invloed op de uiteinde-
lijke grootte van de uitdrogingskrimp.
BEPERKEN VAN DE GEVOLGEN
Bij een ongewapende of marginaal gewa-
pende betonvloer is het nodig krimpvoegen
aan te brengen, om te voorkomen dat er een
grillig scheurpatroon ontstaat. Deze krimp -
voegen worden gebruikelijk op een afstand
van 24 tot 36 maal de dikte van de vloer aange -
bracht. De vloer wordt hierbij kort na het stor -
ten (binnen 48 uur) tot circa 1/3 van de vloer -
dikte ingezaagd. Onder de zaagsneden
vormen zich ver volgens de krimpscheuren.
Die ruwe scheuren leveren overigens nog wel
voldoende samenhang tussen de vloer velden.
Voor gewapend beton zijn grote vloer velden
mogelijk. Door te wapenen neemt niet alleen
de belastbaarheid van de vloer toe, maar
kan ook de scheurwijdte worden beheerst.
Bepalend voor de scheurwijdte zijn vooral
de diameter van en afstand tussen de sta-
ven, de dekking en de treksterkte van het
beton op het moment van scheuren. TOT SLOT
In deze Betoniek zijn we uitgebreid ingegaan
op het fenomeen uitdrogingskrimp. Geluk
-
kig houdt de constructeur terdege rekening
met krimp, waardoor er in de regel geen
problemen ontstaan als gevolg van uitdro-
gingskrimp. Voor kritische situaties kan het
echter wenselijk zijn de krimp zo veel moge -
lijk te beperken. Zoals in deze Betoniek is
gebleken, kunnen we hier voor aan meer -
dere knoppen draaien.
13 Eenzijdige uitdroging van een 15 cm dikke plaat van grindbeton
0,0 1,0 2,0 3,0 4,0
5,0
6,0
30 64 106 148 232 303 442 543
vochtgehalte (% m/m)
ouderdom (dagen)
1 3 5 7 9 11,5
diepte (cm):
METEN VAN KRIMP
Volumeveranderingen door krimp zijn
uiteraard driedimensionaal, maar
voor het gemak wordt krimp vrijwel
altijd uitgedrukt in lengte in plaats
van in volume. De lengteverandering
wordt meestal dimensieloos uitge
-
drukt, bijvoorbeeld als percentage, in
promille of in miljoensten. Om het wat
tastbaarder te houden, kan er echter
wel een eenheid aan worden toege -
voegd. Zoals micrometer per meter
(µm/m) of millimeter per meter
(mm/m), maar omdat het hier om
breuken gaat wordt de krimp feitelijk
dimensieloos uitgedrukt.
Voor het meten van de totale krimp is er een Europese norm beschik
-
baar: EN 12390-16. De norm stelt
onder andere eisen aan de proef -
stukken, het aanbrengen van meet -
punten, de meetapparatuur en de
bewaaromstandigheden.
Voor het meten van krimp worden
proefstukken, prisma's of cilinders,
voorzien van meetpunten aan de uit -
einden of aan een zijde van de proef -
stukken. De meetpunten kunnen
worden ingestort of na het ontkisten
worden opgelijmd. Na 24 uur wor -
den de proefstukken ontkist, wor -
den indien van toepassing meetpun-
ten opgelijmd en vindt een
zogeheten nulmeting plaats. De proefstukken worden daarna in
een klimaatkast geplaatst met een
constante relatieve luchtvochtig
-
heid (gebruikelijk 50%). Op regel-
matige tijdstippen wordt de lengte -
verandering gemeten met een
nauwkeurig meetinstrument dat een
resolutie van ten minste 0,001 mm
moet hebben.
De Europese norm biedt in een nor -
matieve bijlage ook een vereenvou-
digde procedure voor het meten van
de autogene krimp. De uitdrogings -
krimp kan worden berekend door
van de gemeten totale krimp bij uit -
droging de separaat gemeten auto-
gene krimp af te halen.
Betoniek Standaard 17-06.indd 13 26-04-21 14:09
14 MEI 2021 STANDA ARD 17 06
KENNISDELING VIA BETONIEK, DANKZIJ ONZE PARTNERS
BETONIEK = STANDAARD + VAKBLAD
Onderdeel van het Betoniek-abonnement is naast Betoniek Standaardook Betoniek Vakblad. Dit is een magazine op groot formaat met artikelen over onder meer
projecten, ontwikkelingen, onderzoek, regelgeving en onderwijs. Deze artikelen worden geschreven door de lezers van Betoniek zelf. Daarin wijkt Betoniek Vakblad dus af van Betoniek Standaard, dat volledig door een deskundige redactie wordt geschreven. Betoniek Vakblad verschijnt vier keer per jaar. Alle artikelen zijn te raadplegen op www.betoniek.nl. Voor leden van Betoniek is dat gratis!
BETONIEK = STANDAARD + VAKBLAD
Onderdeel van het
ook
VOOR TECHNOLOGIE EN UIT VOERING VAN BETON
V A K B L A D 1 2021
Pneumatische
bekisting
LICHTGEWICHTELEMENTEN FERROCEMENT ? BEPERKEN SCHEURVORMING CER
? DUURZAME TRENDS BETONMORTEL ? MINIMUM KLINKERGEHALTE BETON
BV 1-2021 Cover.indd 1 15-03-21 12:37
Lidmaatschap 2021
Kijk voor meer informatie over
onze lidmaatschappen op
www.betoniek.nl/lidworden
of neem contact op via lezers-
ser vice@aeneas.nl of
073 205 10 10.
Voorwaarden
Je vindt onze algemene
voorwaarden op
www.betoniek.nl/algemene-
publicatievoorwaarden-betoniek.
Betoniek Standaard is onderdeel van Betoniek Platform, hét kennisplatform over
technologie en uitvoering van beton. Betoniek Standaard verschijnt 4x per jaar en is
een uitgave van Aeneas Media bv, in opdracht van het Cement&BetonCentrum. In de
redactie zijn vertegenwoordigd: BAM Infraconsult, ENCI, Mebin, Mobile Concrete
Group, SKG-IKOB en TNO.
Uitgave
Aeneas Media bv
Ruimte 4121
Veemarktkade 8
5222 AE 's-Hertogenbosch
Website
www.betoniek.nl
Lezersservice
T: 073 205 10 10
E: lezersser vice@aeneas.nl Vormgeving
Inpladi bv, Cuijk
Redactie
T: 073 205 10 27
E: betoniek@aeneas.nl
Hoewel de grootst mogelijke zorg
wordt besteed aan de inhoud van
het blad, zijn redactie en uitgever
van
Betoniek niet aansprakelijk
voor de gevolgen, van welke aard
ook, van handelingen en/of beslis-
singen gebaseerd op de informatie
in deze uitgave.
Niet altijd kunnen rechthebbenden
van gebruikt beeldmateriaal
worden achterhaald. Belang-
hebbenden kunnen contact
opnemen met de uitgever.
© Aeneas Media bv 2021
ISSN: 2352-1090
Literatuur
1 F.H. Wittmann, F. Beltzung and T.J. Zhao. Shrinkage mechanisms, crack formation
and ser vice life of reinforced concrete
structures, Int. J. Structural Engineering,
Vol. 1, No. 1, 2009.
2 M. West, D. Darwin and J. Browning. E ect of materials and curing period on
shrinkage of concrete. The University of
Kansas Center for Research, Inc.
Lawrence, Kansas, 2010.
3 A. E. Idiart. Coupled analysis of degradation processes in concrete
specimens at the meso-level, doctoral
thesis, Barcelona, Mei 2009.
4 B. Klemczak, M. Batog, Z. Giergiczny and A. Complex e ect of concrete composition
on the thermo-mechanical behaviour of
mass concrete, November 2018.
5 D. Bentz. Curing with shrinkage-reducing admixtures: beyond dr ying shrinkage
reduction, Concrete International,
Oktober 2005.
6 H. Hyodo, M. Tanimura, R. Sato and K. Kawai. Evaluation of e ect of aggregate
properties on dr ying shrinkage of
concrete, 2013.
7 H. Ye, A. Radlinska. A review and comparative study of existing shrinkage
prediction models for Portland and
non-portland cementitious materials.
Advances in Materials Science and
Engineering, Volume 2016.
8 RILEM draft recommendation: TC-242- MDC multi-decade creep and shrinkage of
concrete: material model and structural
analysis (Model B4), Februari 2015.
9 I. Maruyama, K. Beppu, R. Kurihara, A. Furuta.Action mechanisms of
shrinkage reducing admixture in hardened cement paste, ,Journal of
Advanced Concrete Technology,
Volume 14, 2016.
10 I. Maruyamaa, T. Ohkubob, T. Hajia, R. Kuriharaa. Dynamic microstructural
evolution of hardened cement paste
during rst dr ying monitored by H NMR
relaxometr y, Cement and Concrete
Research 122, Elsevier, 2019.
11 CUR-VB rapport 98: Spatten van grindbeton en lichtbeton bij brand,
december 1980.
12 NEN-EN 1992-1-1, Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies ?
Deel 1-1: Algemene regels en regels voor
gebouwen.
Betoniek Standaard 17-06.indd 14 26-04-21 14:09
Reacties
Declercq Andy - CBS-Beton 15 juli 2021 10:22
Geachte; Wat is nodig om lid te worden?
Eric Pelsers - VEBIDAK 09 mei 2021 17:32
Interessante lectuur.