Een Uitgave van deVereniging Nederlandse CementindustriePostbus 3011, 5203DA 's-HerthogenboschVers cement130veranderd. Twee invloeden vragen in ieder gevalde aandacht:- Het cement in de silo wordt, om het te kunnenlossen, belucht. Door die beluchting kunnen deeigenschappen in negatieve zin wordenbeïnvloed.- Cement inde silo koelt af. Dat heeft invloed opde specietemperatuur en daarmee mogelijk opwaterbehoefte en sterkteontwikkeling.Een afnemer ontvangt een lading cement, vers vande fabriek. De lading komt in de silo boven op hetrestant van het cement dat een week eerder isontvangen. Door het trechtereffect komt hetnieuwe cement al gauw na ontvangst in demenger.Vraag: Wat merkt de afnemer van deze overgang?Het hoeft geen verbazing te wekken wanneer deafnemer inderdaad verschil zou opmerken in deeigenschappen van het oude en het nieuwecement, zelfs wanneer het cement van dezelfdeleverancier afkomstig is.Om te beginnen zullen tussen de van week totweek afgeleverde partijen cement onvermijdelijkkleine verschillen bestaan. Verschillen in fijnheid,in sterktepotentieel, in temperatuur enz. Ditondanks het feit dat de cementproducent zijnprodukt zo constant mogelijk probeert te houden.Verwacht moet worden dat die verschillen de enekeer positief en de andere keer negatief zullenuitvallen. Een systematisch verschil tussen hetoude en nieuwe cement is niet te verwachten.Er is echter, behalve de produktiedatum, nog eenander verschil tussen het oude en nieuwe cement.Het oude cement bevond zich op het moment vande overgang al een week lang in de silo en hetis niet uitgesloten dat de materiaaleigenschappendaardoor wél op systematische wijze zijnOmtrent beide invloeden bestaan ervaringen bijverbruikers. Eén zo'n ervaring is dat vooral verpaktcement, dat niet al te droog was opgeslagen, naverloop van tijd kluiten gaat vertonen. Daarbij geldtzelfs de vuistregel dat het cement nog bruikbaar isals de kluiten met de hand kunnen wordenverpulverd.Daarnaast wordt door verbruikers nog wel eensopgemerkt dat vers aangevoerd cement mindersterkte geeft dan cement dat enige tijd in opslag isgeweest.In deze aflevering van BETON/EK gaan we watdieper op deze zaken in.Vers cementEen exact antwoord op de vraag of vers gemalencement zich anders gedraagd dan cement dat alwat verouderd is, kan eigenlijk alleen de cement-producent geven. Immers, echt vers gemalencement komt in principe nooit bij de klant. Eerstmoet de producent zich ervan overtuigen dat hetcement aan de eisen voldoet, en die controle kosttijd. Een tussenopslag tussen cementmolens enverzending is dus noodzakelijk. Overigens nietalleen voor controle van de kwaliteit. De tussen-opslag is om drie redenen gewenst:- zoals gezegd, om gelegenheid te geven vooreen laatste controle alvorens het cement wordtverzonden;1Wat merkt de betonmortelfabrikant van een fading verscement?- cement, geproduceerd gedurende een zekereperiode met onvermijdelijke variatie ingrondstoffen en produktie-omstandigheden,kan worden gehomogeniseerd waardoor eenmeer constante kwaliteit ontstaat;- en tenslotte nog een praktische reden: er moeteen zekere voorraad zijn om wisselingen in devraag naar cement te kunnen opvangen.Uit ervaringen van cementproducenten blijkt dat ertussen malen en verzenden een lichte teruggangin de reactiviteit van het cement optreedt alsmedeeen geringe daling in de temperatuur van hetcement.Het kwaliteitsverlies tussen molens en verlading iste begrijpen. Het transport van cement vindtmeestal plaats met behulp van lucht. Lucht bevatwaterdamp en koolzuurgas, en daar reageertcement mee.Maar ook tussen cementfabriek een betonmengeris sprake van transport en tussenopslag. Hetcontact met lucht zet zich voort. En toch ziet deafnemer eerder een verbetering van de kwaliteitdan een verslechtering.Hoe is dat verschil te verklaren?Tussen de beoordeling door de cementproducenten door de afnemer kunnen de volgendeverschillen worden vastgesteld:2De cernentproducent onderzoekt een monstercement van circa 500 gram. Hij maakt daar eenmortel van met een constante wcf van 0,50. Detemperatuur van cement, zand, water enapparatuur is precies 20°C.De afnemer maakt betonspecie met eenbepaalde zetmaat. De wcf zal dus kunnenvariëren. Verder zal de temperatuur van degrondstoffen en dus ook van de specie meestalin niet onbelangrijke mate variëren.Verder zijn de hoeveelheden veel groter. Inplaats van de 500 g cement in de laboratorium-menger bevat de betonmenger misschien 1500 kgcement. Voor het gevoel zou het verschil inmassa ook verschil in gedrag kunnen veroor-zaken.Overigens wordt niet de hele menginhoudonderzocht, maar een relatief klein monster.Hiervan wordt o.a. de sterkteontwikkelingbepaald volgens de voorschriften van decontroleproef. In de praktijk zal daarom detemperatuur in de mal al na korte tijd niet veelmeer dan 20°C afwijken.ProevenHet ligt voor de hand een en ander eens na te trek-ken in een eenvoudige praktijkproef. Maak eenpaar charges betonspecie rnet gebruik van versaangevoerd cement, laat de rest van hetcement een aantal weken in de silo verouderen,Tabel 1Invloed van beluchten op de reactiviteit van cementexpositietijd° 14d 28dblik lucht blik luchtspecifiek oppervlak (m2/kg) 388 364 378 360 377watergehalte (OIo) 0,55 0,37 1,79 0,66 2,92CO2-gehalte (OIo) 0,18 0,16 1,07 0,20 1,42normsterkte (N/mm2) na1 dag 3,7 3,8 1,5 3,9 1,52 dagen 9,2 9,2 8,5 9,3 6,73 dagen 15,3 15,1 13,0 15,6 10,17 dagen 31,5 31,4 23,4 30,5 13,514 dagen 41,1 41,7 29,9 40,9 18,628 dagen 47,1 48,9 34,7 47,9 21,2betonsterkte (N/mm2) na3 dagen 15,6 15,4 11,7 17,4 9,47 dagen 27,4 27,7 28,0 13,128 dagen 40,8 28,4 39,9 18,0en maak opnieuw een paar charges betonspecie.Vergelijk de waterbehoefte en sterkteontwikkelingvan de twee soorten species.Een probleem bij een dergelijke proef is echter datniet gemakkelijk gelijke proefomstandigheden terealiseren zijn. Met name de gradering en de tem-peratuur van het toeslagmateriaal kan anders zijn.En omdat de reproduceerbaarheid van de contro-leproefen de zetmaat ook al niet zogeweldig is, is het te verwachten dat die praktijk-proef een flink aantal malen moet wordenherhaald om verantwoorde conclusies te kunnentrekken. Dat betekent ook dat iedere keer eensilo met cement een aantal weken ongebruikt moetblijven staan. Alles bij elkaar dus voldoende rede-nen waarom het uitvoeren van zo'n proef toch nietzo eenvoudig is.In verband met het belang van de vraag is dezojuist beschreven praktijkproef echter toch in eenbeperkte opzet uitgevoerd. De proef isondersteund door een aantal laboratorium-proeven met betonspecie met behulp van eenmenger met een inhoud 30 I.Bovendien is nagegaan hoe de eigenschappenvan versgemalen cement veranderen wanneer hetcement aan de lucht wordt blootgesteld,dan wel goed afgesloten wordt bewaard.De laboratoriumproeven zijn uitgevoerd door deresearch-afdeling van CEMIJ, de praktijkproef isuitgevoerd met medewerking van Stoel vanKlaveren Bouwstoffen BV te Schagen.Invloed van beluchtenEen monster versgemalen hoogovencementklasse A werd in twee porties verdeeld. Het enedeel werd in het laboratorium in een laagvan3 cm dik aan lucht met een relatieve vochtigheidvan 65% en een temperatuur van 20°C bloot-gesteld; het andere deel werd in een luchtdicht af-gesloten bus bewaard.De temperatuur van het cement was bij het beginvan de proef 90 °C.Een aantal eigenschappen is gemeten bij hetbegin van de proef en na 14 en 28 dagenexpositie. Voor de meting werd het cementzonodig snel afgekoeld tot 20°C. Tabel 1 geeft deresultaten, waarbij nog opgemerkt kan worden dathet aan de lucht geëxposeerde cement al na kortetijd kluitvorming vertoonde.De resultaten zijn duidelijk: cement in hetafgesloten blik koelt af, maar verandert verder niet.Het aan de lucht blootgestelde cement neemt wa-ter en CO2 op en geeft belangrijk lageresterkten. Het sterkteverlies is ongeveer evenredigmet de expositietijd. Voor de beton- en denormsterkte na 28 dagen bedraagt het verlies ca.1 N/mm2 per dag.3Zowel de expositietijd als de wijze van expositiezijn nogal extreem gekozen, om een duidelijkresultaat te kunnen vaststellen. Zelfs wanneer wedaar rekening mee houden, moet toch worden ge-concludeerd dat in de praktijk het contact metlucht zoveel mogelijk wordt beperkt.SpecietemperatuurCement dat enige tijd in een silo verblijft, koelt af.Hoeveel hangt van verschillende factoren af:de oorspronkelijke cementtemperatuur, detemperatuur van de omgeving, de siloinhoud enz.Om de gedachten te bepalen rekenen we maar op100per week. Verder geldt als vuistregel dat die100verschil in cementtemperatuur 10verschil inspecietemperatuur geeft (als de overige omstan-digheden constant blijven).Het is bekend dat een hogere specietemperatuureen hogere waterbehoefte veroorzaakt endaarmee (bij constant cementgehalte) een lageresterkte.Om de invloed van de specietemperatuur op dewaterbehoefte en sterkteontwikkeling te kunnenvaststellen is de volgende laboratoriumproefuitgevoerd. Met eEMIJ hoogovencement klasse A,met een temperatuur van 20 oe, dus cement zoalsdat normaal bij het mortel- en betononderzoek vaneEMIJ wordt gebruikt, en gekoeld dan welverwarmd water en toeslagmateriaal, werden vantwee verschillende monsters cement betonspeciesvervaardigd; cementgehalte 320 kg/m3, tempera-turen van de verse specie tussen de 15 en de35 oe.Gemeten werd de specietemperatuur, debenodigde hoeveelheid water om een zetmaat van100 mm te bereiken alsmede de controle-proefsterkte. Voor die controleproefsterkte werdende speciemonsters in stalen mallen van 20 oegebracht, verdicht en verder bewaard bij precies420 oe. Onder die omstandigheden daalt de specie-temperatuur natuurlijk snel. Bij een specie van30 oe was de temperatuur na 10 minuten al1 ,50gedaald.Er bleek inderdaad een duidelijke invloed van despecietemperatuur op de waterbehoefte tebestaan. Een 100lagere temperatuur van despecie verminderde de waterbehoefte metongeveer 511m3. Voor het betreffende cementkomt dat bij een constant gehouden cement-gehalte van 320 neer op een sterktewinstvan ruim 1 N/mm2·Een sterktewinst van deze orde van grootte werdook bij de sterktemetingen gevonden. De spreidingwas echter te groot om vast te kunnen stellen of deinvloed van de specietemperatuur op de water-behoefte de enige wijze is waarop de druksterktewordt beïnvloed.CementtemperatuurBij de zojuist beschreven proef werd de specie-temperatuur bepaald door de temperatuur van hetwater en het toeslagmateriaal; de cement-temperatuur speelde geen rol. Het is echter nietonmogelijk dat het verschil maakt of de specie-temperatuur wordt bepaald door de cement-temperatuur dan wel door de temperatuurvan deandere grondstoffen. Daarom werd in eentweede, meer uitgebreide proef gemikt op specie-temperaturen van 10, 20 en 30 oe in combinatiemet cementtemperaturen van 20, 40, 65 en 90 oe.De gewenste uiteindelijke specietemperatuurwerd, nu in afhankelijkheid van de cement-temperatuur, weer bereikt door verwarming ofafkoeling van water en toeslagmateriaal.Bij deze proef werd niet naar een constanteverwerkbaarheid gestreefd en de waterbehoeftegemeten, maar werd een constante wcf aange-houden en de zetmaatgemeten.Inhoud 1983-1984-19856/1 De rol van chloride6/2 Seizoeninvloeden6/3 Hoe poreus is betonOntwikkelingen in de voorschriften t.a.v,calciurpchloride. Chloride in het corrosieprocesin gewapend en voorgespannen beton.Invloed van de omgevingstemperatuur op dedruksterkte van beton. Waterbehoefte.Resultaten van de controleproef.Porositeit van cementsteen en beton. Invloedvan wcf, verhardingskrimp en hydratatiegraad.6/4 Examen Betontechnologie CB1 1983 Uitgewerkte examenopgaven.6/5 Hydratatiewarmte van cement6/6 Permeabiliteit6/7 Hergebruik van beton6/8 Duurzaambouwen enonderhouden6/9 Klaar voor onder water6/10 Temperatuurontwikkeling in beton6/11 Carbonatatie6/12 Betonreparatie is geenconfectiewerk6113 ChloridepenetratieBepaling van de hydratatiewarmte. Isotherme enadiabatische methode.Verband tussen permeabiliteit en porositeit.Meetmethode van permeabiliteit van beton voorwater. Waterdichtheid in de praktijk.Betonpuin als toeslagmateriaal. Technischeaspecten, duurzaamheid en economie.Oorzaken van schade aan betonconstructies,gelllustreerd a.d.h. v. een prefab balkonplaat.Voorwaarden voor duurzame bouwwerken.Colloïdaal beton voor storten onder water.Eigenschappen en toepassingen.Gunstige en ongunstige gevolgen vanwarmteontwikkeling. Berekening van hettemperatuurverloop. Maatregelen tegenscheurvorming.Verklaring van het carbonatatieproces. Invloedvan cementsoort, wcf, nabehandeling enhydratatiegraad. Rol van de expositie-omstandigheden.Ontwikkelingen op reparatiegebied.Eigenschappen van reparatiematerialen.Voorwaarden voor de uitvoering van reparaties.Invloed van chloriden op het corrosieproces vanwapeningsstaal. Invloed van cementsoort, wcf ennabehandeling op diffusie van chloriden.6/14 Examen Betontechnologie CB11984 Uitgewerkte examenopgaven.Bijlage bij BETONIEK6/306/15 In debrand, uit de brand6/16 Drukbanken6/17 Nabehandeling als voorzorg6/18 Certificeren, hoe en waarom6/19 VoorschriftenBetonVB 197411984 (NEN 3880)6/20 Gewogen rijpheid6/21 Op gespannen voet6/22 Cursus 'Onderhoud enreparatie van beton'6/23 Schuimbeton voorverhardingsconstructiesBrandwerendheid van betonconstructies. Gedragvan beton, wapeninqs- en voorspan staal bij hogetemperaturen.Bepaling van de druksterkte van proefkubussenmet drukbanken. Voorschriften t.a.v. drukbanken.Invloed van nabehandeling op de porositeit vanbeton, wapenings- èn voorspanstaal bij hogetemperaturen,Certificatie als waarborg voor kwaliteit.Certificaten voor beton.Toelichting op de belangrijkste wijzigingen in debetonvoorschriften op betontechnologisch terrein.Invloed van het temperatuurverloop opsterkteontwikkeling. Handleiding voor hetpraktisch gebruik van de methode der gewogenrijpheid.Voorgespannen plaatvloeren; VZA en VMA.Oorzaken van schade. Aanbevelingen voor depraktijk.Uitwerking van de examenopgaven.Toepassing van schuimbeton als lichtfunderingsmateriaal voor wegen enbedrijfsvloeren.6/24 Examen Betontechnologie CB11985 Uitwerking van de examenopgaven.6/25 Jong beton, een kritieke fase6/26 Sterkte en duurzaamheidin de VBT 19866/27 Gietbouw in de kleinschaligewoningbouw6/28 Een wolk van stof6/29 De huid van beton6/30 Vers cementVan betonspecie naar beton.Volumeveranderingen, vervormbaarheid.Maatregelen tegen scheurvorming.Hoofdlijnen van het ontwerp Voorschriften BetonTechnologie VBT 1986. Invoering van sterkte- enduurzaamheidskiassen.Het perspectief van gietbouw voor de uitvoeringvan kleinschalige woningbouwprojecten.Uitkomsten van een proefproject.Silica fume. Eigenschappen en mogelijketoepassing in beton.Hoe is de invloed van nabehandeling te meten?Bepaling van de waterdoorlatendheid enwaterabsorptie van betonoppervlakken.Heeft de aanvoer van vers cement een merkbaareffect op de betonsterkte? Resultaten van eenpraktij konderzoek.2002Invloed van de cementtemparatuur op de zetmaat, voorverschillende specietemperaturen 180160ee20 30 40 50 60 70 BO 90cementtemperatuur (0 (IFiguur 2 geeft een beeld van de invloed vanspecie- en van cementtemperatuur op de zetmaat.Opnieuw blijkt een duidelijke invloed van despecietemperatuur. Een 10° lagere specie-temperatuur geeft, bij constante wcf, gemiddeldeen ca. 35 mm hogere zetmaat. Ter wille van devolgende berekeningen houden we deze waardeverder aan; bedenk echter dat de gemiddeldeverhoging ook wel 25 of 45 mm zou kunnen zijn.Zo nauwkeurig zijn de resultaten van zo'n beperkteproef ook weer niet.In combinatie met het resultaat van de vorige proefkunnen we dus stellen dat 35 mm zetmaat over-eenkomt met 5 IImm3 water. Dat klopt wel metandere ervaringen.Maar ook de cementtemperatuur blijkt invloed tehebben: bij constante specietemperatuur geefteen 10° lagere cementtemperatuur ook eenverhoging van de zetmaat,en wel van ongeveer5 mmo Dat komt dus ongeveer overeen met0,71 water.Verlaging van de cementtemperatuur met 10°veroorzaakt een verlaging van de specie-temperatuur met 1° (andere factoren constant ge-houden). Dat betekent dat cement met een10° lagere temperatuur een verhoging van de zet-maat geeft van 3,5 mm ten gevolge van de 1°lagere specietemperatuur, plus nog eens 5 mm tengevolge van de 10° lagere cementtemperatuur.Dus in totaal 8,5 mmo (Nogmaals: het zou ook 7 of10 mm kunnen zijn).Rekening houdend met de resultaten van deeerste proef (dat een 10° lagere specie-temperatuur voor constante zetmaat 5 I waterminder vraagt), kunnen we ook stellen dat een10° lagere temperatuur van het cement in totaal[(3,5 + 5) /3,5] x 0,5 = 1,21 minder water vraagt.De veronderstelde afkoeling van het cementtijdens de opslag bij de afnemer van 10° kandus:- bij constante wcf een toename van de zetmaatvan bijna 10 mm geven, dan wel- bij een constante zetmaat tot een verminderingvan de waterbehoefte van ca. 1,2 11m3 leiden.DruksterkteInteressant is natuurlijk vooral de invloed op dedruksterkte. Omdat bij de tweede proef de wcfconstant is gehouden, kan worden nagegaan ofspecie en/of cementtemperatuur bij constantewetinvloed hebben op de betonsterkte.Uit de resultaten blijkt dat een verlaging van despecietemperatuur met 10° een sterktewinstgeeft van ongeveer 1,5 N/mm 2 . De cement-temperatuur heeft op dit sterkteverlies weinig ofgeen invloed.Werken we weer, zoals in de praktijk, metconstante verwerkbaarheid, dan moet behalve metdeze extra invloed van de specietemperatuur, ooknog rekening worden gehouden met de invloed opde waterbehoefte. We hebben gezien dat een10° lagere cementtemperatuur ongeveer 1,2l/m3 minder water vraagt voor gelijke verwerk-baarheid. Uit andere proeven met dit cement blijktdat (bij de gebruikte speciesamenstelling) eenvermindering van de hoeveelheid water met 1,2 Ieen sterktetoename van ongeveer 0,25 N/mm2veroorzaakt.Samenvattend kunnen we dus stellen dat,wanneer cement bij opslag in een silo gedurendeeen week 10° afkoelt, dan zal als alle andereomstandigheden constant blijven, het eerste effectzijn een 1° lagere specietemperatuur. Dit geefteen vermindering van de waterbehoefte van0,5 11m3. Onafhankelijk van de specietemperatuurontstaat nog 'een extra vermindering van de water-behoefte van 0,7 11m3.5De totale vermindering van de waterbehoefte isdus 1,2 11m3 .Uitgaande van een constante zetmaat betekentdeze vermindering van de waterbehoefte eensterktewinst van 0,25 N/mm2·Daar moet nog bij worden opgeteld de sterktewinstbij constante wcf van 1,5 N/mm2 per 10° specie-temperatuur, dus van 0,15 N/mm2 . De totale sterk-tewinstis dus 0,25 + 0,15 = 0,4 N/mm2.Een verschil dat in de praktijk niet zo gauw zalopvallen.PraktijkproefDankzij de medewerking van Stoel van KlaverenBouwstoffen BV te Schagen was het mogelijk delaboratoriumbevindingen te toetsen aan hetgedrag in de praktijk. Voor de proef werden tweesilo's gereserveerd. Bij het begin van de proefwerd een silo gevuld met vers cement (CEMIJhoogovencement klasse A), en verder met rustgelaten. Twee weken later werd ook de tweede silogevuld met eenzelfde, vers gemalen cement.Direct daarna werd uit beide silo's cementgetrokken voor een viertal charges beton specie(320 kg cement, zetmaat 10), twee charges metoud en twee met vers cement. Van elk van dezevier charges werd de temperatuur, de zet- enschudmaat, de waterbehoefte en de controle-proefsterktegemeten, terwijl uiteraard ook detemperatuur van het cement zelf werd vastgelegd.Vervolgens werd het cement uit silo 1 verbruikt,terwijl dat uit silo 2 op haar beurt 14 dagen met rustwerd gelaten. Na deze 14 dagen werd silo 1 weergevuld, een nieuwe vergelijking gemaakt, en silo 2verder opgebruikt. Op deze wijze werden vijfpartijen cement (en dus 4 maal 5 partijenbetonspecie) onderzocht.De temperatuur van het verse cement was nietextreem hoog: gemiddeld 63°C (met een6standaardafwijking van 8°). De temperatuur vanhet 14 dagen oude cement was gemiddeld 28 °C,(eveneens met een standaardafwijking van 8°).Er vond dus in de 14 dagen toch wel een flinkeafkoeling plaats, mede doordat om praktischeredenen de siloinhoud voor een groot deel van detijd uit niet meer dan 10 à 20 ton bestond. Bij eennormale vullingsgraad zal de afkoeling zekerlangzamer verlopen.Het verschil in specietemperatuur was uiteraardgeringer: gemiddeld 23°C voor species met verscement en 20 °C voor species met oud cement. Ditklopt aardig met de vuistregel dat 10° cement-temperatuur overeenkomt met 1° specie-temperatuur.De gemiddelde waterbehoefte voor de chargesmet vers cement was 179 ( +1- 4) I, voor die metoud cement 177 ( +1- 4) I.De controleproefsterktevoor de charges met vers cement was gemiddeld38,4 ( +1- 1,3) N/mm2, met oud cement 39,2(+1- 2,2) N/mm2.Dit zijn verschillen die geheel binnen de (uiteraardvrij grote) spreiding van de proefresultaten vallen.We kunnen ze echter toetsen aan de zojuistbesproken resultaten van delaboratoriumproeven.We moeten daarbij het verschil tussen enerzijds63°C cementtemperatuur en 23°C specie-temperatuur en anderzijds 28°C cement-temperatuur en 20°C specietemperatuur bekijken.Het verschil in specietemperatuur van 3° geeft bijconstante wcf een sterktewinst van 3 x 0,15 =0,45 N/mm2· Daarbij komt de lagere water-behoefte: 1,21 voor elke 10° cementtemperatuur,dus in ons geval 4,2 I. Bij een sterkteverlies van0,2 N/mm2 per liter extra water betekent het eentotale sterktewinst van 0,45 + 4,2 x 0,2 =1,3 N/mm2· Gevonden wordt een winst van0,8 N/mm2 (met tengevolge van de spreiding eenflinke onzekerheidsmarge).3Een scheepslading vers cement. Enig effect op debetonsterkte zal ter nauwernood meetbaarzijnIn ieder geval zijn de resultaten van de praktijk-proef dus niet in tegenspraak met de laboratorium-metingen. Om echter een effect van deze groottemet meer zekerheid aan te tonen zou een veel uit-gebreidere praktijkproef nodig zijn.ConclusiesUit laboratoriumproeven blijkt dat de specie-temperatuur een belangrijke invloed heeft op dewaterbehoefte van betonspecie. Een 10° hogeretemperatuur betekent een extra waterbehoefte van511m3, of bij constante verwerkbaarheid eensterkteverlies van ca. 1 N/mm 2.Los van de specietemperatuur blijkt de cement-temperatuur nog een extra invloed te hebben opde waterbehoefte. Deze bedraagt per 10°cementtemperatuur ongeveer 0,711m3 · Omdat een10° lagere cementtemperatuur een 1° lagerespecietemperatuur veroorzaakt is de totaleverlaging van de waterbehoefte ongeveer0,7 + 0,5 = 1,211m3 zijn.Bij constante verwerkbaarheid en cementgehaltebetekent dit een sterktewinst van ca. 0,25 N/mm2·(per 10° lagere cementtemperatuur).Ook bij een constante wcf blijkt echter een lagerespecietemperatuur een gunstige invloed op desterkte te hebben. De winst bedraagtongeveer 1,5 N/mm2 per 10° specietemperatuur.Omdat 10° cementtemperatuur overeenkomt met1° specietemperatuur, betekent een 10° lagerecementtemperatuureen extra sterktewinst bijconstante wet van 0,15 N/mm 2 . Bij constante ver-werkbaarheid geeft een 10° lagere cement-temperatuur dus een sterktewinst van 0,25 N/mm2ten gevolge van lagere waterbehoefte +0,15 N/mm2 tengevolge van hogere druksterkte,dus in totaal 0,4 N/mm2·SamengevatWanneer wordt aangenomen dat cement bij opslaggedurende een week 10° afkoelt, mag op eengem;ddeldO,4 Ntmm? hogere druksterkte wordengerekend. dit effect is. klein in vergelijk;ng metandere factoren die de betonsterkte beïnvloeden;het kon dan ook in een praktijkproef nietwordenaangetoond.Deze conclusie is geheel in overeenstemming metiets wat veel betontechnologen regelmatigervaren: Veel belangrijker dan de temperatuur vanhet cement is de temperatuur van de anderegrondstoffen, gedeeltelijk door de hoge soortelijkewarmte (water), gedeeltelijk door de grote massa(zand en grind). Variaties van 10° in specie-temperatuur ten gevolge van de temperatuur vanwater, zand en grind, zijn zeker niet uitzonderlijk.Zo'n variatie in specietemperatuur van 10° leidt toteen wél merkbare variatie in kubusdruksterkte, nl.ongeveer 2,5 N/mm2·7rBETONlEK verschijnt 10 x per jaar.Abonnementsprijzen per jaar, inclusief verzamelbandvoor 3 jaargangen (incl. 5% BTW):Nederland, Nederlandse Antillen, België f 17,-overige landen f 27,ISSN 0166-137x8administratie:postbus 3011, 5203 DA 's-Hertogenboschtelefoon (073) 401231Abonnementen lopen per kalenderjaar. Aan het eindvan een kalenderjaar wordt het abonnement auto-matisch verlend, tenzij het abonnement vóór1 december schriftelijk wordt opgezegd.
Reacties