Beton is van nature een duurzaam en slijtvast product. Voor zwaar belaste industrievloeren wordt soms de toepassing van een toplaag met harde instrooimaterialen voorgeschreven. Dat is echter niet altijd nodig en kan soms juist leiden tot uitvoeringstechnische problemen zoals delaminatie. In dit artikel wordt aan de hand van enkele voorbeelden duidelijk waarom en wanneer het zinvol is om slijtvaste instrooimaterialen te gebruiken en wanneer niet. De focus ligt daarbij op monolitisch afgewerkte betonvloeren.
SLIJT VASTE EN DUURZAME MONOLITISCH AFGEWERK TE
BETONVLOEREN MET OF JUIST ZONDER INSTROOIMATERIA ALBeton is van nature een duurzaam en slijtvast product. Voor zwaar
belaste industrievloeren wordt soms de toepassing van een toplaag
met harde instrooimaterialen voorgeschreven. Dat is echter niet
altijd nodig en kan soms juist leiden tot uitvoeringstechnische
problemen zoals delaminatie. In dit artikel wordt aan de hand van
enkele voorbeelden duidelijk waarom en wanneer het zinvol is om
slijtvaste instrooimaterialen te gebruiken en wanneer niet. De focus
ligt daarbij op monolitisch afgewerkte betonvloeren.
Zin en onzin van een
INSTROOILA AG
SLIJT VASTHEID MONOLIET VLOEREN
Een monolietvloer is een betonvloer waar van
het opper vlak, direct aansluitend aan het stor -
ten, in één arbeidsgang glad wordt afgewerkt
door mechanisch afspanen (vlinderen).
De vloeren kunnen worden onder verdeeld in
vier slijtvastheidsklassen (tabel 1). De klassen
geven de maximaal toelaatbare afslijting (in
mm) aan bij beproeving volgens NEN 2874 [1].
Deze zijn gebaseerd op Amsler slijtproeven,
waar van referentiegegevens beschikbaar zijn.
De norm is echter per 25 juli 2017 ingetrokken.
Bij vloeren met een toplaag van ingestrooide
materialen worden de klassen nog wel regel-
matig toegepast. Monolietvloeren, mits goed
uitgevoerd, zijn in principe al voldoende slijt -
vast. Daar voor is het hanteren van een slijt -
vastheidsklasse overbodig.
Tabel 1. Slijtvastheidsklasse
SLIJTVASTHEIDS-
KL ASSE MA XIMA AL TOEL A ATBARE
GEMIDDELDE AFSLIJTING (MM)
I 1,0
II 1,5
III 2,0
IV geen eis
Doorgaans bestaat betonmortel, dat door de
betoncentrale wordt geleverd, voor ongeveer
70% uit slijtvast materiaal, namelijk zand,
grind en/of een ander hard steenachtig materi-
aal. De uiteindelijke slijtvastheid van de
gestorte vloer hangt af van het basismengsel,
met name van het toegepaste bindmiddel, het
type plastificeerder, de consistentieklasse en
de verwerking zoals verdichtingsenergie en
nabehandeling. Als alles goed is gegaan tij-
dens de verwerking van de betonmortel, zal de
uitgeharde vloer een hardheid behalen van 6 of
7 Mohs (zie kader 'Hardheidsschaal van Mohs')
en daarmee voor de meeste toepassingen vol-
doende slijtvast zijn (foto 1).
JUISTE VERWERKING
Voor de kwaliteit en uitvoering van monoliet -
vloeren is NEN 2743 [2] van toepassing. In
sommige gevallen gaat de uitvoering echter
niet goed en komt de gevraagde slijtvastheid in
gevaar. Het instrooien van harde materialen,
zoals kwarts (7 Mohs), korund (8-9 Mohs) of
siliciumcarbide (9-9,5 Mohs), in de toplaag van
de betonmortel kan dan uitkomst bieden. Maar
voordat we naar deze oplossing grijpen, is het
HARDHEIDSSCHA AL VAN MOHS
De hardheidsschaal van Mohs is een schaal van 1
tot 10, die de relatieve hardheid van een mineraal
aangeeft. De schaal is empirisch en niet lineair.
Het mineraal diamant heeft de hoogste waarde
(10), talk de laagste (1). Orthoklaas heeft een
hardheid van 6 Mohs, kwarts 7 Mohs. De absolute
hardheid van talk is 1, van orthoklaas 72, van
kwarts 100 en van diamant 1500.
van belang te snappen waarom de slijtvastheid
in gevaar is gekomen. Met een juiste kennis van
betontechnologie en juiste uitvoering had dit
namelijk in veel gevallen voorkomen kunnen
worden.
HOMOGEEN EN STABIEL MENGSEL
Het verkrijgen van een goede, slijtvaste mono-
lietvloer begint met het betonmengsel. De
betontechnoloog zal streven naar een homo-
geen en stabiel mengsel. Voor een optimale
slijtvastheid moet de korrel- en lijmverdeling
in de gehele doorsnede van de vloer namelijk
gelijk zijn. Zo'n mengsel laat zich prima ver -
10 VAKBL AD 3 2024
Auteur Jurjen Talsma, Kwaliteitsdienst Beton
BV 2024-03_art-instrooilaag-monolietvloeren.indd 10BV 2024-03_art-instrooilaag-monolietvloeren.indd 10 05-09-2024 12:3705-09-2024 12:37
1 Voor het verkrijgen van een goede, slijtvaste monolietvloer is instrooimateriaal in veel gevallen niet nodig (foto: Ryan Smith)
werken (foto 2, links). Bij een instabiel meng-
sel ontstaat boven in het mengsel een over-
maat aan cementsteen. Cementsteen is al de
zwakste schakel, maar bij een instabiel meng-
sel neemt ook het watergehalte en daarmee de
water-bindmiddelfactor toe en dat is dubbel
negatief voor de hardheid en slijtvastheid.
VERDICHTEN
Een ander aandachtspunt tijdens de uitvoering
is verdichting. Dit is niet iets dat je zomaar
beheerst. Verdichten vergt vakmanschap en
het kennis hebben van de eigenschappen. De
verdichtbaarheid hangt sterk af van type bind-
2 Een homogeen en stabiel mengsel (links) en een ontmengd mengsel (rechts) (foto: Dekker BetonAdvies BV)
11 VAKBL AD 3 2024
BV 2024-03_art-instrooilaag-monolietvloeren.indd 11BV 2024-03_art-instrooilaag-monolietvloeren.indd 11 05-09-2024 12:3705-09-2024 12:37
middel, water-bindmiddelfactor (weinig water
en veel plastificeerder geven vaak een taai
mengsel), verhouding cementpasta/toeslag-
materiaal, korrelvorm van het toeslagmateri-
aal, hulpstoftypen en de temperatuur van
zowel de betonspecie als de omgeving. Zo is
bijvoorbeeld een mengsel met graniet in plaats
van grind over het algemeen stabieler, maar
vraagt het andere verdichtingsenergie.
Bij te lang verdichten kan ontmenging optre-
den en kan een 5 tot 20 mm dikke laag cement -
pasta ontstaan waarin weinig of geen grof toe -
slagmateriaal aanwezig is (zie alinea
'Praktijkvoorbeeld 1: papperig opper vlak').
Na verharding is cementsteen in principe altijd
de zwakste schakel, met relatief weinig sterkte
en veel krimp. Voor een voldoende slijtvaste
monolietvloer is het van belang dat de toplaag
juist voldoende (grof) toeslagmateriaal bevat.
SCHUREN EN VLINDEREN
Het afwerken van de monolietvloer, het vlinde -
ren, wordt succesvol als er voldoende cement -
pasta in de top aanwezig is. Schrale mengsels
met weinig fijne delen (< 0,250 mm) laten zich
lastiger afwerken/vlinderen dan de vettere
mengsels. Niet-plastisch toeslagmateriaal,
zoals grind of graniet, laat zich moeilijk schu-
ren. Maar, zoals gezegd, te veel cementpasta
bovenin is ook niet goed. Het is de kunst om
voor elkaar te krijgen dat er tijdens het schuren
van de vloer een klein beetje cementpasta
omhoog wordt gewerkt, of ? anders gezegd ? dat het toeslagmateriaal naar beneden wordt
gedrukt. In beide gevallen ontstaat er een
paplaagje dat zich goed laat schuren en vlinde
-
ren. In deze fase komt het echt op vakman-
schap en specialisme aan. In het dunne laagje
cementpasta aan het opper vlak van de vloer,
net boven het toeslagmateriaal, zit zand
(kwarts, 7 Mohs) en dat zorgt in belangrijke
mate voor de slijtvastheid van de vloer.
PR AK TIJK VOORBEELD 1:
PAPPERIG OPPERVL AK
Een praktijkvoorbeeld. Tijdens een werkbe -
zoek viel op dat het opper vlak van de pas
gestorte vloer er papperig uitzag (foto 3).
Er was geen bleeding zichtbaar. De toplaag
bestond uit bindmiddel, water, plastificeerder
en fijn zand, zonder groter toeslagmateriaal.
Om erachter te komen wat de dikte van deze
snotterige toplaag was, volstond het insteken
van de vinger in de laag totdat er groter toe -
slagmateriaal voelbaar werd (foto 4). Dat
bleek zich op zo'n 4 cm onder het opper vlak te
bevinden. Als deze toplaag zonder ingrijpen
zou zijn verhard, had dat geleid tot een erg
slechte kwaliteit: weinig slijtvast en met fors
meer krimp dan in het onderliggende beton.
Even werd overwogen om grof toeslagmateri-
aal in de paplaag in te strooien en dit in te schuren. Maar dat zou niet hebben geleid tot
dezelfde kwaliteit en slijtvastheid als van nor
-
maal beton.
Uiteindelijk is gekozen voor het ver vangen van
de ontmengde toplaag met een nieuwe laag
betonmortel. Het volume werd berekend
(dikte ontmengde laag × opper vlak vloer) en
het nieuwe homogene betonmengsel werd
vanuit het midden van de vloer aangebracht
(foto 5). Daardoor werd de pap naar buiten
gedreven tot over de bekisting. De pap werd na
uitharden opgeruimd en de nieuwe vloer vol-
deed aan de verwachtingen.
VOORGESCHREVEN HOEVEELHEID
INSTROOIMATERIA AL
Het komt (helaas) vaak voor dat in een bestek
een bepaalde hoeveelheid instrooimateriaal
wordt voorgeschreven. Het is goed je eerst af te
vragen waarom dat gebeurt en of het wel nodig
is. Gaat de constructeur er van uit dat de verwer -
king niet goed zal gaan? Of kan de gewenste
hardheid niet worden behaald met het normale
zand en grind, bijvoorbeeld omdat het gaat om
zeer zwaar belaste industrievloeren? De toe -
passing van harde instrooimateriaal kan inder -
daad nodig zijn. De ver volgvraag is: waar moet
je dan op letten? (Zie volgende alinea.)
4 Vingerpoef: groter toeslagmateriaal bevond zich 4 cm onder het opper vlak Het gebruik van een handschoen in plaats van beschermende crème wordt aangeraden 3 Te lang verdichten leidde tot een papperig opper vlak van deze pas gestorte vloer
Als alles goed gaat tijdens de verwerking van de betonmortel, zal de
vloer zonder instrooimateriaal voor de meeste toepassingen
voldoende slijtvast zijn
12 VAKBL AD 3 2024
BV 2024-03_art-instrooilaag-monolietvloeren.indd 12BV 2024-03_art-instrooilaag-monolietvloeren.indd 12 05-09-2024 12:3705-09-2024 12:37
PR AK TIJK VOORBEELD 2: KORST
Nog een praktijkvoorbeeld. Soms staan op een
werk pallets klaar met instrooimateriaal,
cement en een menger. De bedoeling is dat
droog kwarts en cement worden gemengd en
ver volgens worden verdeeld over de vloer.
Wanneer het mengsel in meerdere stroken
wordt aangebracht, overlappen de stroken
elkaar vaak (deels), wat kan leiden tot een
lokale verstoring in de water-bindmiddelfactor
en daarmee de kwaliteit (en kleur) van het
opper vlak. Omdat in het mengsel van kwarts
(zand) en cement geen water zit, wordt voor de
hydratatie van het cement water onttrokken uit
de eerder aangebrachte onderliggende beton-
laag (foto 6). Bij dit (stabiele) betonmengsel
ontstaat hierdoor in de toplaag een verlaging
van het watergehalte. Dat lijkt op een korst.
Deze zit in een relatief droog deel in de vloer.
Het betreft een ander fenomeen dan de
cementsteen boven in het eerder beschreven
ontmengde mengsel (foto 2, rechts).
Vaak vinden de afwerkers dit prettig, want dan
kan het vlinderen eerder plaatsvinden. Maar de
dieper gelegen betonmortel is plastischer en
natter. Tijdens beweging in de toplaag kan
deze nattere betonmortel water en/of lucht
loslaten. Dit wil opstijgen, maar vaak is het
doorlaten van water en/of lucht niet meer
mogelijk en wordt het opgesloten onder de
toplaag. Dit fenomeen is een van de oorzaken
voor delaminatie, ofwel een losse toplaag.
6 Het instrooien met zand en cement kan ertoe leiden dat water wordt onttrokken uit de eerder aangebrachte onderliggende betonlaag, met als mogelijk gevolg delaminatie
5
E
en nieuw homogeen betonmengsel wordt vanuit het
midden van de vloer aangebracht en drijft de pap naar
buiten tot over de bekisting
PANTSERL A AG
In situaties waarbij een vloer met hoge slijtvast -
heid wordt gevraagd, kan worden afgeweken van
het monolit
hisch systeem en gekozen voor een
dunne pantserlaag. Bij deze alternatieve oplos -
sing wordt allereerst de constructievloer tot
on
geveer 40 mm onder het opper vlak afgereid.
Ook wordt de vloer op de dag van de stort met een
stalen bezem opgeruwd. Dit om een optimale
aanhechting te kunnen garanderen met de
bovenliggende laag. De schone onder vloer wordt
eerst ingewassen met een cementpasta (de vloer
wordt hierdoor 'aangebrand'). Ver volgens wordt
een tussenlaag van aardvochtig kifgrindbeton
(grind 3-8 mm of 2-5 mm) erbovenop aange -
bracht en met een trilplaat goed dicht getrild.
De tussenlaag heeft een dikte van circa 30 mm en
een dr
uksterkte van minimaal 40 N/mm
2.
Direct na het trillen wordt een pantserlaag
aangebracht in de volgende samenstelling:
1 deel portlandcement, 0,5 deel grof zand en
1,5 deel kifgrind. De pantserlaag wordt met
een speciale trilbalk met een stalen guide vast
getrild. In deze laag wordt een ongeveer 3 mm
dikke slijtlaag ingestrooid, bestaande uit
3 à 4 kg/m
2 hard instrooimateriaal. De pantser -
laag is in totaal 10 mm dik en heeft een druk -
sterkte van minimaal 75 N/mm
2. De pantserlaag wordt machinaal dicht
geschuurd en met een pleistermachine afge
-
pleisterd. Hierna wordt de vloer aan de randen
en hoeken met de hand nagepleisterd. Een
hele klus! Ver volgens wordt de vloerproductie
natgespoten en ? om uitdroging te voorkomen
? met een dampdichte folie afgedekt, om zo
door langzame uitharding een optimale ver -
harding te verkrijgen. De folie moet zo lang
mogelijk blijven liggen (minimaal 10 dagen).
TOT SLOT
Het verkrijgen van een goede, slijtvaste beton-
vloer kan op verschillende manieren: monoli-
tisch met, maar heel vaak ook zonder instrooi-
laag, of met een nadien aangebrachte dunne
pantserlaag. In alle gevallen geldt dat de uit -
voerenden verstand van zaken moeten hebben
en nauwkeurig te werk moeten gaan. Van
mengselsamenstelling, storten tot nabehan-
delen. Het is vakwerk.
Literatuur1. NEN 2874:1982 nl Bepr oeving van steenachtige
materialen - Slijttoestel volgens Amsler en bepaling
slijtweerstand
2.
N
EN 2743:2003 nl In het werk vervaardigde vloeren -
Kwaliteit en uitvoering van monolithisch afgewerkte
betonvloeren en -verhardingen
Het verkrijgen van een goede, slijtvaste betonvloer
kan op verschillende manieren, maar is in alle
gevallen vakwerk
13 VAKBL AD 3 2024
BV 2024-03_art-instrooilaag-monolietvloeren.indd 13BV 2024-03_art-instrooilaag-monolietvloeren.indd 13 05-09-2024 12:3705-09-2024 12:37
Reacties