Maandag 6 maart vond 2017 in het Stevinlab op de TU Delft de finale test plaats van het onderzoek naar de aardbevingsbestendigheid van constructies in Groningen. Tijdens de test wordt een levensgroot huis van twee verdiepingen heen en weer geschud om het gedrag tijdens een beving in kaart te brengen en dit te kunnen modelleren.
De verwachting is dat bij de test de piek bereikt wordt van de belasting die het huis aan kan. Meer en meer scheuren zullen zichtbaar worden in de constructie. Aanwezigen kunnen het experiment vanaf veilige afstand volgen.
Het voor het onderzoek nagebouwde huis is levensgroot, gebouwd door metselaars uit het noorden met mortel en kalkzandsteen zoals ze die in Groningen gebruiken. Alles heeft dezelfde materiaaleigenschappen als de typische jaren 70 rijtjeswoningen die je in het Groningse aardbevingsgebied veel tegenkomt. Op de muren zitten overal sensoren, er hangen camera’s en heel veel bedrading. Want het huis wordt heen en weer geduwd, heel langzaam. Rond een computerscherm, waarop direct de data verschijnen, staat een grote groep wetenschappers vanuit de hele faculteit Civiele Techniek. Allemaal werken ze samen om te helpen een antwoord te kunnen geven op de vraag die voor de mensen in het Groningse aardbevingsgebied zo belangrijk is: zijn de Groningse huizen veilig bij een volgende aardbeving?
De tests gebeuren in opdracht van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Daar willen ze weten hoeveel weerstand de huizen in Groningen hebben tegen aardbevingen. Bij welke huizen is er instortingsgevaar? Welke huizen hebben versterking nodig? Daarom is er door NAM een uitgebreid onderzoeksprogramma opgezet, waar dit experiment een belangrijk onderdeel van is. In de loop van 2016 worden de resultaten uit verschillende onderzoeken gebundeld en gepubliceerd.
foto: TU Delft/Frank Auperlé
“Waar zou volgens jouw berekeningen de eerste scheur ontstaan?”, vraagt projectleider Ton van Beek aan één van zijn collega’s in het lab. “Ergens boven, in het midden”, antwoordt deze. Van Beek legt uit: “Of een huis veilig is, wordt bepaald aan de hand van berekeningen op basis van de zogeheten Nederlandse praktijkrichtlijn voor aardbevingsbestendig bouwen. In Nederland zijn de bestaande gemetselde constructies vooral berekend op windkracht. Op aardbevingen zijn ze nooit berekend omdat we tot voor kort weinig aardbevingen hadden in Nederland. De Groningse aardbevingen bewezen helaas het tegendeel. “De modellen waarmee we rekenden stonden de huizen altijd stil. Nu hebben we opeens te maken met een grond die schudt en heen en weer trilt. Dat vraagt om nieuwe modellen.”
Daarom zijn er talloze tests uitgevoerd. Tests op materialen uit Groningen, direct afkomstig van getroffen huizen. Van individuele stenen tot complete nagebouwde muren. En nu voor het eerst op een heel huis. “Met de gegevens uit eerdere tests konden we het gedrag van een woning modelleren. Die berekeningen leggen we nu – hij wijst naar het computerscherm – naast de resultaten van de tests. Klopt het? En waarom wel of waarom niet? Zo kunnen we ontdekken waarom er nu eigenlijk precies gebeurt wat er gebeurt.”
Er wordt in Delft nauw samengewerkt met Eucentre, het centrum voor aardbevingsonderzoek in het Italiaanse Pavia. Ook daar heeft de NAM veel tests laten uitvoeren. “Veel tests doen we twee keer: één keer in Italië en één keer hier. Zo leer je van elkaar. Want we hebben hier te maken met een onontgonnen gebied. Het effect van aardbevingen op typisch Nederlandse huizen, met muren van tien centimeter dik, daar is helemaal geen kennis van.” Het is de manier van bouwen op Nederlands slappe, vochtige bodem. Je bouwt licht om verzakking te voorkomen. “De Italianen keken hun ogen uit toen ze onze dunne muurtjes zagen. Die zijn muren van minstens dertig centimeter gewend.” Daarbij komen ook nog eens de typische aardbevingen in Groningen, die afwijken van andere bevingen in Europa. Natuurlijke aardbevingen ontstaan door tektonische aardverschuivingen en hebben lange naweeën. Die in Groningen bestaan uit één korte, hele harde klap. “Die afwijkende bevingen en typische muren samen, het is een blinde vlek voor de wetenschap.”
Niet veel laboratoria in Nederland zijn groot genoeg om een heel huis in na te bouwen. Het Stevinlab is het grootste in zijn soort van Nederland. “Bovendien is al het specifieke technische personeel hier aanwezig. En dan hebben we hier ook nog het grote voordeel dat de rekenaars zelf samen met het experiment onder één dak zitten. Het ene moment zit je met je vingers in de mortel, het andere moment reken je na wat het experiment heeft opgeleverd.”
Bron: TU Delft
Reacties