Hoewel het niet vaak gebeurt, is de verontwaardiging groot als er een deel van een gebouw instort. Echter, is die verontwaardiging wel terecht? De gedachte dat zo'n gebouw onbekommerd de eeuwen moet verduren, is misschien wel veel vreemder, vindt Dik-Gert Mans, voorzitter van het Platform Constructieve Veiligheid.
Het instorten van de galerijen van de Antillenflat in Leeuwarden kwam voor Mans niet als een verrassing. “Constructies hebben nu eenmaal niet het eeuwige leven”, volgens de voorzitter. “De voorschriften zijn erop gebaseerd dat een bouwwerk minstens vijftig jaar meegaat. De Leeuwardense Antillenflat heeft al meer dan vijftig jaar gefunctioneerd.” Dat klinkt alarmerend, want de Antillenflat is zeker niet de enige die in de jaren zestig is gebouwd. Overal werden in die periode de flats uit de grond gestampt. Ook het type zoals in Leeuwarden deels bezweek, werd vaker gebouwd.
De Antillenflat is in 1966 gebouwd via gietbouw. Vanwege het gevaar op koudebruggen wordt tegenwoordig vrijwel nooit meer op deze manier gebouwd. Toch betekent dat nog niet dat doorgestorte galerijen per definitie onveilig zijn, vindt Mans, wiens Platform Constructieve Veiligheid in 2008 in het leven werd geroepen om zo goed mogelijk te leren van eerdere instortingen. “Natuurlijk moet je bedacht zijn op scheurvorming, maar qua sterkte kan het prima. Zo’n galerij heeft op zich voldoende draagkracht.”
Het onderzoek naar wat er mis is gegaan in Leeuwarden loopt nog, maar wel duidelijk is dat de stalen wapening van de galerij is gaan roesten. De vraag is, of dit risico ook bestaat voor andere flats die op dezelfde manier gebouwd zijn. Dat is inderdaad zo, volgens prof.dr.ir. Hugo Priemus van de TU Delft. “Doorroesten van de wapening kan zelfs als er onderhoud is gepleegd. Mijn suggestie is dan ook om naar de andere complexen in Nederland te kijken. Ze staan er al een hele tijd.”
De normen uit de jaren zestig zijn inmiddels stevig verhoogd. Destijds was de norm dat 8 cm beton met stalen wapening genoeg had aan een deklaag van 15 mm. Die deklaag moet tegenwoordig veel hoger zijn. Maar die oplossing is hoogstens tijdelijk, benadrukt Mans. “De levensduur is bij een grotere dekking wat langer. Is de dekkingslaag dikker en van een betere kwaliteit, dan duurt het wel even voordat de buitenlucht de wapening bereikt. Maar eens komt dat moment hoe dan ook, al realiseren mensen zich dat niet.”
“Het heeft weinig zin om te stellen dat de constructeurs destijds steken hebben laten vallen”, gaat Mans verder. “Er zijn zoveel aspecten die van belang zijn voor een constructie. Veel belangrijker is dat we ons bewust moeten worden dat veiligheid van gebouwen niet eeuwig is.”
Intussen is het goed om flatgebouwen periodiek te inspecteren, vinden zowel Mans als Priemus. Beide deskundigen voelen wel wat voor het voorstel van de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland, die er de afgelopen weken voor pleitte een verplichte APK voor de bestaande gebouwenvoorraad in te voeren. “Maar dergelijke inspecties moet je doen op basis van risico’s en niet over de hele linie”, nuanceert Mans. “Gebouwen die bijvoorbeeld door hun ouderdom of wijze van bouwen risicovol zijn, moeten periodiek bekeken worden.”
Daar ligt een mooie taak voor de afdelingen bouw- en woningtoezicht van de gemeenten, vindt Priemus. “Ik zou zeggen: begin met die constructies die er, zoals in Leeuwarden, al tientallen jaren staan. Het prettige nieuws is dat er vandaag de dag weinig gebouwd wordt. Men heeft nu dus de tijd om te kijken wat er eigenlijk in de gemeente staat.”
Bron: Reformatorisch Dagblad
Reacties