De aanleg van spoorweginfrastructuur valt in Nederland gemiddeld 11 procent duurder uit dan was voorspeld; bij wegen is dat 19 procent en bij bruggen en tunnels 22 procent. Nederland steekt hiermee gunstig af tegenover het buitenland. Maar de eigenlijke kostenoverschrijdingen liggen vermoedelijk veel hoger. Dat stelt Chantal Cantarelli, die op 28 november op dit onderwerp promoveert aan de TU Delft.
Uit een onderzoek naar kostenoverschrijdingen wereldwijd bij 258 grootschalige transportinfrastructuurprojecten, is gebleken dat wegen gemiddeld 20 procent duurder uitvallen, bruggen en tunnels 34 procent en spoorwegen 45 procent. Cantarelli spitste deze vraag toe op Nederland. Uit haar studie naar Nederlandse projecten blijkt dat in meer dan de helft van de projecten op het gebied van wegen, bruggen, tunnels en spoorlijnen de kosten hoger uitvallen dan voorspeld.
Kostenoverschrijdingen komen wel minder vaak voor dan in het buitenland en de omvang van de overschrijding is lager. Wereldwijd zijn de kostenoverschrijdingen bij spoorwegen juist groter dan bij wegen. Opvallend is verder dat de grootste kostentoenames plaatsvinden in de fase voorafgaand aan de bouw en niet in de bouwfase zelf.
Dat kostenoverschrijdingen in Nederland wel meevallen is echter een onterechte conclusie, waarschuwt Cantarelli. Kostenoverschrijdingen zijn namelijk vaak gebaseerd op een vergelijking tussen de kosten bij de uiteindelijke oplevering en de geraamde kosten ten tijde van het formele besluit. Maar politici hebben vaak al veel eerder een informeel besluit genomen. Dit verschijnsel wordt lock-in genoemd. Ten tijde van het informele besluit is vaak sprake van veel lagere schattingen.
Cantarelli heeft dit lock-in-effect voor twee Nederlandse projecten nader onderzocht: de Betuweroute en de HSL-Zuid. Politici bleken zich al vier jaar voorafgaand aan het formele besluit aan het project te hebben gecommitteerd. Als men de kostenoverschrijding berekent op basis van de onderschatte kosten ten tijde van de informele besluitvorming, zijn de overschrijdingen van de Betuweroute en HSL-Zuid drie- tot viermaal zo groot. De kostenoverschrijdingen zijn dus vermoedelijk veel groter dan bekend.
Om voorspellingen in kosten te verbeteren, concludeert Cantarelli dat aanvullend een andere kostenmethodiek zou moeten worden gevolgd. De methode Reference Class Forecasting is hiervoor bijzonder geschikt. Bij deze methode worden schattingen gemaakt op basis van een vergelijking van de werkelijke kosten en kostenoverschrijdingen van vergelijkbare gerealiseerde projecten. Hiermee kunnen te optimistische schattingen worden voorkomen.
Het strategische gedrag van partijen om kosten bewust laag in te schatten, kan ook een rol spelen. Daarvoor moeten de spelregels worden veranderd zodat het moeilijker wordt voor partijen om dit strategisch gedrag te vertonen. Belangrijk daarbij is dat de verantwoordelijkheden voor toekomstige kostenoverschrijdingen komen te liggen bij degenen die de schattingen maken.
Bron: TU Delft
Reacties