Betonnormen zijn gebaseerd op langdurige praktijkervaringen en bieden daardoor weinig ruimte voor innovaties. Om die reden heeft Rijkswaterstaat RTD 1034 opgesteld, een hulpmiddel waarmee de geschiktheid van een nieuw, innovatief betonmengsel is te beoordelen. Daarmee moet meer ruimte ontstaan voor innovaties.              
                
             
                              
                                      
                      TOELICHTING OP RTD 1034, 'LEIDRAAD BEOORDELING NIEUWE BETONMENGSELS'
Leidraad voor beoordeling 
geschiktheid innovatief beton
1 Test-Levvel-blocs, gemaakt uit o.a. gerecycled 
beton op de afsluitdijk. Bron Rijkswaterstaat
BETROKKEN PARTIJEN RTD 1034
Opdrachtgever / initiatiefnemer: Rijkswaterstaat, Penny Pipilikaki 
en Sonja Fennis
Rapporteur:  SGS INTRON, Gert van der Wegen en Adviesbureau  
ir. J.G. Hageman, Sander van der Vossen
22
 VAKBLAD   3  2023
Auteur  Gert van der Wegen, SGS INTRON ? Penny Pipilikaki, Rijkswaterstaat
Leidraad voor beoordeling geschiktheid innovatief beton.indd   22Leidraad voor beoordeling geschiktheid innovatief beton.indd   22	16-10-23   08:5816-10-23   08:58
O
m de circulariteit van beton te bevorde-
ren en de CO
2
-emissie ervan te verlagen, 
vinden veel innovaties plaats in de 
betonsector. Voorbeelden hiervan zijn de ont-
wikkeling en toepassing van nieuwe recycling-
technieken, nieuwe cementsoorten en alkalisch 
geactiveerde bindmiddelen (geopolymeer-
beton), maar ook het gebruik van doorgaande 
sterkteontwikkeling waardoor met een lager 
cementgehalte kan worden volstaan. Beton-
normen bieden maar weinig ruimte voor dit 
soort innovaties. In het gunstigste geval staat 
een algemeen artikel in de norm waarin wordt 
gesteld dat gelijkwaardigheid aan toegestane 
betonmengsels en/of geschiktheid voor de 
betreff ende toepassing moet worden aange-
toond. Maar in veel gevallen is dan niet aange-
geven hoe dat moet worden gedaan.
De aard en diepgang van een 
beoordeling van een innovatief 
betonmengsel zijn afhankelijk 
van de samenstelling en de 
beoogde toepassing
RICHTLIJNEN ONTWERP KUNSTWERKEN
In de Richtlijnen Ontwerp Kunstwerken (ROK, 
[1]) van Rijkswaterstaat, waarin aanvullende 
eisen op de vigerende normen zijn gesteld, is 
ook ruimte ingebouwd om innovaties mogelijk 
te maken (gelijkwaardigheidsprincipe/aanto-
nen geschiktheid). Maar ook hier is niet aange-
geven hoe die gelijkwaardigheid/geschiktheid 
moet worden aangetoond. Zowel voor de partij 
die een innovatie wil toepassen, als voor Rijks-
waterstaat die een dergelijk voorstel wil toet-
sen op gelijkwaardigheid/geschiktheid, is een 
transparante leidraad hiervoor van groot 
belang. Daarom is leidraad RTD 1034, 'Lei-
draad beoordeling nieuwe betonmengsels' [2] 
opgesteld. Uitgangspunt in dit 'Rijkswaterstaat 
TOEPASSINGSGEBIED
In de leidraad wordt onder een innovatief 
betonmengsel verstaan:
?  Een mengsel waarvan de samenstelling niet 
voldoet aan één of meer eisen in NEN-EN 
206 + NEN 8005, inclusief de onderliggende 
normen voor grondstoff en, en de aanvul-
lende eisen in hoofdstuk 6 van RTD 1001 
(ROK [1]).
?  Een mengsel dat wel, vanwege de samen-
stelling en/of het gedrag, als beton kan 
worden gekwalifi ceerd.
Met de procedure in de leidraad worden de 
betontechnologische eigenschappen, con-
structieve eigenschappen en technische duur-
zaamheid (levensduur) beoordeeld. Tevens 
wordt aangegeven hoe het risico op onbekende 
aantastings- of degradatiemechanismen kan 
worden beheerst.
Een voorwaarde voor de toepassing van een 
innovatief betonmengsel in constructies van 
Rijkswaterstaat, en ook voor het gebruik van 
de leidraad, is dat minimaal wordt voldaan aan 
Technology Readiness Level (TRL) 6 [3]. Dat 
wil zeggen dat de relevante eigenschappen 
van het betonmengsel getest zijn en aantoon-
baar voldoen voor de beoogde toepassing. 
Pas dan kan er, bijvoorbeeld in de aangewezen 
experimenteerruimte van een project, worden 
doorgegaan met toepassing van het mengsel 
(in combinatie met monitoring).
In de leidraad is verondersteld dat het innova-
tieve betonmengsel wordt toegepast met 
gangbare wapening en/of voorspanning. 
Wapening die buiten het toepassingsgebied 
van Eurocode 2 valt, zoals basaltwapening, 
koolstofvezelwapening of staalvezels, valt 
buiten de scope van de leidraad.
Aspecten die ook buiten de scope van de 
leidraad vallen, maar wel relevant zijn bij de 
beoordeling van de geschiktheid van een inno-
vatief mengsel, zijn onder meer: milieuaspec-
ten en MKI-berekening, circulariteit/herge-
bruik en beschikbaarheid en kosten van 
benodigde grondstof(fen). Hoewel milieu-
aspecten en circulariteit/hergebruik niet in de 
leidraad zijn behandeld, moet uiteraard wel 
worden voldaan aan de daarvoor geldende 
wet- en regelgeving (Besluit Bodemkwaliteit 
[4]) en aan de eisen die op deze aspecten door 
Rijkswaterstaat worden gesteld in RTD 1033 
[5]. CROW-CUR Richtlijn 2 [6] kan worden 
gebruikt om na te gaan of bij een nieuwe 
Betonnormen zijn gebaseerd op langdurige praktijkervaringen en 
bieden daardoor weinig ruimte voor innovaties. Om die reden 
heeft Rijkswaterstaat RTD 1034 opgesteld, een hulpmiddel 
waarmee de geschiktheid van een nieuw, innovatief betonmengsel 
is te beoordelen. Daarmee moet meer ruimte ontstaan voor 
innovaties.
Technisch Document' is dat zowel de construc-
tieve veiligheid als de technische levensduur 
van de constructie in combinatie met het bijbe-
horende onderhoud, tijdens de levensduur 
moeten zijn gewaarborgd.
OPZET LEIDRAAD
De aard en diepgang van een beoordeling van 
een innovatief betonmengsel zijn in grote mate 
afhankelijk van de samenstelling van het 
mengsel, maar ook van de beoogde toepas-
sing. Voor ongewapende betonproducten met 
een betonmengsel dat slechts beperkt ver-
schilt van traditioneel beton, hoeft minder te 
worden aangetoond en beoordeeld dan bij-
voorbeeld voor een brugdek uitgevoerd in geo-
polymeerbeton. De nieuwe leidraad is bedoeld 
als hulpmiddel om vast te stellen welke aspec-
ten in de beoordeling aan bod moeten komen 
en hoe geschiktheid kan worden aangetoond.
De leidraad geeft een overzicht van eigen-
schappen die relevant kunnen zijn, maar niet 
bij elke eigenschap zijn de bepalingsmethode 
en geldende eis aangegeven. De reden is dat 
niet altijd een bepalingsmethode en/of eis 
voorhanden is in de regelgeving of literatuur. 
Wel is voor die gevallen een algemene proce-
dure gegeven waarmee de beoordeling kan 
plaatsvinden.
Hoewel bij het opstellen van de leidraad 
geprobeerd is een compleet overzicht te geven 
van eigenschappen die relevant kunnen zijn, 
moet bij een innovatief mengsel altijd worden 
nagegaan of eigenschappen die niet zijn 
genoemd in de leidraad moeten worden 
onderzocht. Daarom is het belangrijk om bij 
een beoordeling voldoende expertise te 
betrekken van zowel de innovator/producent 
als van de afnemer/opdrachtgever. Dit kan bij-
voorbeeld ook in de vorm van een commissie 
van deskundigen, zoals ook wordt gedaan bij 
het betoninnovatieloket van de CROW.
23
 VAKBLAD  3  2023
Leidraad voor beoordeling geschiktheid innovatief beton.indd   23Leidraad voor beoordeling geschiktheid innovatief beton.indd   23	16-10-23   08:5816-10-23   08:58
grondstof in beton ('1e leven') ook de grond-
stoffen die ontstaan door recycling van dat 
beton, op een verantwoorde wijze weer  
kunnen worden toegepast in beton in een  
volgende levenscyclus ('2e leven').
BEOORDELINGSPROCEDURE
De procedure voor het beoordelen van innova-
tieve betonmengsels bestaat uit de volgende 
stappen (fig. 2):
Stap 1.
 Inventariseren van de beoogde 
toepassing(en)
Stap 2. Beschrijven van de betonsamen
stelling
Stap 3. Beoordeling geschiktheid alter
natieve grondstoffen (indien van  
toepassing)
Stap 4. Vaststellen van bijzonderheden met 
betrekking tot de uitvoering
Stap 5. Bepalen welke eigenschappen 
('wat') moeten worden beoordeeld 	en op welke wijze dat moet gebeuren 	('hoe')
Stap 6.
 Beoordelen/aantonen van de 
geschiktheid
In de leidraad worden deze zes stappen uitge-
breid beschreven. In dit artikel zullen we stap 3 	en 5 nader beschouwen.	Na het doorlopen van de stappen blijkt of een 	betonsamenstelling wel of niet geschikt is voor 	de beoogde toepassing(en). Bij geschiktheid 	kunnen aanvullende en/of afwijkende regels 	ten opzichte van Eurocode 2 en aanverwante 	normen nodig zijn. Daarnaast kan een afbake-
ning van het toepassingsgebied nodig zijn.
Stap 3: 
Beoordeling geschiktheid alternatieve 
grondstoffen
Als er sprake is van een alternatieve grond-
stof, dat wil zeggen een grondstof die valt 
buit
en NEN-EN 206 + NEN 8005 en de onder-
gelegen normen, moeten aanvullend de vol-
gende gegevens worden vastgelegd en 
beoor
deeld:
?
 E
van de herkomst en kenmerkende bewer-
kingsprocessen.
? Karakterisering van de alternatieve grond-
stof, waarbij de eigenschappen worden 	bepaald zoals opgenomen in tabel 1 voor 	bindmiddel, vulstof en toeslagmateriaal.
?
 Spreiding in kwaliteit van de alternatieve 
grondstof door van een serie (ten minste 
vijf) onafhankelijke monsters enkele ken-	merkende eigenschappen (bijvoorbeeld 	XRF, Q-XRD en/of dichtheid) te bepalen.
In tabel 2 is voor een deel van de eigenschappen 	uit tabel 1 aangegeven welk criterium kan wor-
den aangehouden voor een eerste beoordeling 	v
an de geschiktheid van een alternatieve grond-
stof voor toepassing in beton. Als een criterium 	afk
omstig is uit een norm of ander document, is 
dat met een voetnoot aangegeven. De overige 	criteria zijn richtwaarden die alleen in de lei-
draad zijn genoemd als signaalwaarden voor 	nader onder
zoek naar een eigenschap.
Voor sommige eigenschappen zijn geen crite-
ria gegeven, maar levert het gemeten resultaat 	in samenhang met de andere gemeten eigen-	schappen wel inzicht op en kan op basis daar-
van worden bepaald of nader onderzoek nodig 	is. Net als tabel 1, heeft tabel 2 uitsluitend 	betrekking op alternatieve bindmiddelen,  	vulstoffen en toeslagmaterialen.	Als van een nieuw bindmiddel of vulstof 	bepaalde mineralogische bestanddelen niet  	kunnen worden geïdentificeerd of het expan-	siegedrag in beton onbekend is, moet nader 	onderzoek plaatsvinden met een expansie-
proef bij 40 °C, zoals beschreven in bijlage C 
BEOOGDE TOEPA SSING
- in welk milieu?
- welke eigenschappen/prestaties relevant?
- hoe kritisch is de toepassing?
BETONSAME NSTELLING
- verschillen met beton volgens 
NEN-EN 206 + NEN 8005?
- alternatieve grondstoffen?
BEOORDELING GESCH IKTHEID 
ALTERNATIEVE GRONDSTOFFEN
VASTSTELLEN BIJZONDERHEDEN 
M.B.T. UITVOERING
BETON: WAT AANTONEN?
- relevante eigenschappen
- beoordeling van risico op onbekende 
degradatie-/aantastingsmechani	smen
HOE AANTONEN?
- gedocumenteerde 
informatie
- aanvullend onderzoek
BEOORDELEN GESCH IKTHEID
- beoordelingscriteria vaststellen
- eisen in bestaande regelgeving
- experts opinion
GESCHIKT, z o nodig met:
- beperking toepassingsgebied
- afwijk ende/aanvullende regels op 
bestaande regelgeving
NIET GESCHIKT
of geschiktheid (nog) 
niet aangetoond
gedocumenteerde 
informatie :
wetenschappelijke 
literatuur
ervaringen
resultaten uit 
onderzoek
aanvullend 
onderzoek volgens :
(inter)nationale 
normen
richtlijnen
nieuwe 
testmethoden
Stap 2
Stap 3
Stap 5
Stap 6
Stap 4 
Stap 1
2 S
24 VAKBLAD   3  2023
Leidraad voor beoordeling geschiktheid innovatief beton.indd   24Leidraad voor beoordeling geschiktheid innovatief beton.indd   24	16-10-23   08:5816-10-23   08:58
van de leidraad. De expansie moet na drie 
maanden geringer zijn dan 0,04% of geringer 
dan die van het referentiemengsel.
Als de alternatieve grondstof voldoet aan de 
eisen gesteld in tabel 2 van de leidraad (tabel 2 in 
dit artikel) en de beoordeling geen aanleiding 
geeft om specifieke aspecten nader te onderzoe-
ken, is de geschiktheid van deze alternatieve 
g
rondstof voor toepassing in innovatief beton in 
principe aangetoond. Dan kan de verdere beoor-
deling van het innovatieve beton volgens stap 5 
plaa
tsvinden.
Stap 5: V
beton en bepalingsmethoden
De betoneigenschappen die moeten worden 	beoordeeld (in figuur 2: 'Wat aantonen?'), zijn 	afhankelijk van de betonsamenstelling en van 	de beoogde toepassing. Daarbij wordt in de 	leidraad onderscheid gemaakt tussen drie 	groepen van betoneigenschappen:	1
 basiseigenschappen, die altijd moeten wor-
den beoordeeld;
2 eigenschappen en prestaties, die alleen 
moeten worden beoordeeld als een alterna-	tieve grondstof wordt toegepast;
3
 specifieke eigenschappen, die moeten wor-
den beoordeeld afhankelijk van de beoogde 	toepassing(en).
De gedachte achter het onderscheid is dat bij 	een nieuw betonmengsel altijd bepaalde 	basiseigenschappen (punt 1) bekend moeten 	zijn en beoordeeld moeten worden, ongeacht 	de betonsamenstelling en ongeacht de 	beoogde toepassing. Bij gebruik van alterna-	tieve grondstoffen moeten aanvullend meer 	eigenschappen en prestaties worden onder-
zocht (punt 2), omdat de samenstelling dan 	verder af staat van beton met 'bekende' grond-	stoffen en daardoor het verschil in gedrag ook 	groter kan zijn. Tot slot zijn er diverse speci-	fieke eigenschappen (punt 3) die niet voor elke 	toepassing relevant zijn en daarom niet altijd 	beoordeeld hoeven te worden. Bij een tunnel is 	bijvoorbeeld het brandgedrag relevant, terwijl 	dit bij een brugdek geen rol speelt. Een ander 	voorbeeld is dat niet altijd sprake hoeft te zijn 	van een belasting door chloriden, zodat het bij-	behorende aantastingsmechanisme niet altijd 	beoordeeld hoeft te worden.	In tabel 3 is een overzicht gegeven van eigen-	schappen, waarbij voor elke eigenschap is aan-	gegeven in welke groep deze is ingedeeld. 	Voor de basiseigenschappen is uitgegaan van 
Tabel 1 Eigenschappen en bepalingsmethoden voor karakterisering alternatieve grondstoffen
EIGENSCHAP	BINDMIDDEL VULSTOF TOESLAG
MATERIAAL
BEPALINGSMETHODE
(CA = CUR AANBEVELING)
Elementsamenstelling
? ?	XRF (uitgebreid)
Mineralogische samenstelling
? ? ?	Q-XRD (Rietveld)
Chloride-, Sulfaat- en 
Na
2
O
eq
-gehalte
? ? ?	NEN-EN 196-2
NEN-EN 1744-1
Gloeiverlies
? ? ?	NEN-EN 196-2
TOC
? ?	NEN-EN 13639
Dichtheid
? ? ?	NEN-EN 196-6
NEN-EN 1097-6
Waterabsorptie
? NEN-EN 1097-6
Korrelsterkte
? NEN-EN 1097-11
Fijnheid (specifiek oppervlak)
? ?	NEN-EN 196-6
Hydratatiewarmte
? ?	NEN-EN 196-8
Druk- en treksterkte-ontwikkeling
? ?	NEN-EN 196-1
Activiteitenindex
?	NEN-EN 450-1
Bindtijd
? ? ?	NEN-EN 196-3
NEN-EN 1744-6
Vormhoudendheid: Chatelier
Autoclaaf Beton
?
?
?
?
?	NEN-EN 196-3 ASTM C151
CA 89: CPT test
Korrelverdeling
? NEN-EN 933-1
Sterk zwellende bestanddelen
? NEN-EN 933-9
Korrelsterkte (LA-waarde)
? NEN-EN 1097-2
Alkali-silicareactie
? ?	CA 89
Tabel 2 Criteria voor alternatief bindmiddel, vulstof of toeslagmateriaal
EIGENSCHAP (EENHEID) BINDMIDDEL VULSTOF TOESLAG
MATERIAAL
OPMERKING
Elementsamenstelling (%)                  
                 
              
    
    
        Betrokken partijen RTD 1034
        Opdrachtgever / initiatiefnemer: Rijkswaterstaat, Penny Pipilikaki en Sonja Fennis
Rapporteur: SGS INTRON, Gert van der Wegen en Adviesbureau ir. J.G. Hageman, Sander van der Vossen
             
    
    Om de circulariteit van beton te bevorderen en de CO2-emissie ervan te verlagen, vinden veel innovaties plaats in de betonsector. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling en toepassing van nieuwe recyclingtechnieken, nieuwe cementsoorten en alkalisch geactiveerde bindmiddelen (geopolymeerbeton), maar ook het gebruik van doorgaande sterkteontwikkeling waardoor met een lager cementgehalte kan worden volstaan. Betonnormen bieden maar weinig ruimte voor dit soort innovaties. In het gunstigste geval staat een algemeen artikel in de norm waarin wordt gesteld dat gelijkwaardigheid aan toegestane betonmengsels en/of geschiktheid voor de betreff ende toepassing moet worden aangetoond. Maar in veel gevallen is dan niet aangegeven hoe dat moet worden gedaan.
     In de Richtlijnen Ontwerp Kunstwerken (ROK, [1]) van Rijkswaterstaat, waarin aanvullende eisen op de vigerende normen zijn gesteld, is ook ruimte ingebouwd om innovaties mogelijk te maken (gelijkwaardigheidsprincipe/aantonen geschiktheid). Maar ook hier is niet aangegeven hoe die gelijkwaardigheid/geschiktheid moet worden aangetoond. Zowel voor de partij die een innovatie wil toepassen, als voor Rijkswaterstaat die een dergelijk voorstel wil toetsen op gelijkwaardigheid/geschiktheid, is een transparante leidraad hiervoor van groot belang. Daarom is leidraad RTD 1034, ‘Leidraad beoordeling nieuwe betonmengsels’ [2] opgesteld. Uitgangspunt in dit ‘Rijkswaterstaat Technisch Document’ is dat zowel de constructieve veiligheid als de technische levensduur van de constructie in combinatie met het bijbehorende onderhoud, tijdens de levensduur moeten zijn gewaarborgd.
                   
Reacties
mark van kempen - blue phoenix 02 april 2024 11:35
Graag artikel toezenden. Dank!