De laatste jaren zien we een groeiend streven naar een duurzame en
circulaire economie, waarin geen afval bestaat en grondstoff en steeds
opnieuw worden gebruikt. In nieuwe gebouwen en infrastructuur leidt
dat tot de wens betonpuin te hergebruiken. En dan met name hoogwaardig te hergebruiken als betongranulaat, zodanig dat er minder (of geen) natuurlijk toeslagmateriaal wordt gebruikt. BAM Infra erkent het belang hiervan en heeft op diverse projecten ervaring opgedaan met het gebruik van betongranulaat; ervaringen die ons bewust hebben gemaakt van bijkomende technische uitdagingen op het gebied van veiligheid en levensduur.
PR AK TIJK VOORBEELD EN LEERPUNTEN
TOEPASSING BETONGR ANUL A AT
Betongranulaat,
geen lichte materie
De laatste jaren zien we een groeiend streven naar een duurzame en
circulaire economie, waarin geen afval bestaat en grondsto? en steeds
opnieuw worden gebruikt. In nieuwe gebouwen en infrastructuur leidt
dat tot de wens betonpuin te hergebruiken. En dan met name
hoogwaardig te hergebruiken als betongranulaat, zodanig dat er
minder (of geen) natuurlijk toeslagmateriaal wordt gebruikt. BAM
Infra erkent het belang hiervan en heeft op diverse projecten ervaring
opgedaan met het gebruik van betongranulaat; ervaringen die ons
bewust hebben gemaakt van bijkomende technische uitdagingen op
het gebied van veiligheid en levensduur.
1 Granulaat, foto: Somayeh Lot? , C2CA project
20 VAKBL AD 2 2020
Auteur ir. Nick Ver voort en ir. Jeannette van den Bos, BAM Infraconsult, afdeling Materiaaltechnologie
BV-2-5 granulaat.indd 20 03-06-20 16:08
I
n 2018 hebben Edwin Vermeulen en Cindy
Vissering in het artikel 'Kan beton nog circu-
lairder?'[1] de betonladder toegelicht. Bin-
nen de betonladder zijn er verschillende
schaalniveaus van circulariteit: boven aan de
ladder staan REFUSE en REDUCE, lager op de
ladder staat RECYCLE (? g. 2). Om te beginnen
met REFUSE en REDUCE: regulier beton kent
een zeer lange en onderhoudsarme levensduur.
Het is eenvoudig om met beton een constructie
te maken die jaren meegaat. Dat is een sterk
milieuvoordeel omdat we dan een lange tijd niet
hoeven te (ver)bouwen. Voor RECYCLE geldt dat
beton goed te recyclen is. Echter, voor materia-
len zoals beton is de te behalen winst op het
gebied van circulariteit beperkt in vergelijking
met materialen met een veel kortere levenscy-
clus. Het is daarom wenselijk een evenwicht te
zoeken waarbij de toepassing van betongranu-
laat geen negatief eff ect heeft op de beoogde
levensduur van de betonconstructie.
REGELGEVING BETONGR ANUL A AT
Wanneer we de toepassing van betongranulaat
in nieuwe betonconstructies (en betonproduc-
ten) in de regelgeving beschouwen, hebben
we te maken met regelgeving voor toeslagma-
teriaal en beton (? g. 3).
3 Beknopt overzicht regelgeving voor toeslagmateriaal en beton
Regelgeving toeslagmaterialen
Toeslagmaterialen, waaronder betongranu-
laat, moeten voldoen aan NEN-EN 12620 [4]
en NEN 5905 [5]. Voor betongranulaat wordt in
NEN 8005 [3] een minimale volumieke massa
geëist. Hierbij wordt onderscheid gemaakt
tussen type A1 (? 2200 kg/m
3) en type A2
(? 2000 kg/m
3). Verder kan in Nederland spe-
ci? ek voor recyclingaggregaten BRL 2506 [6]
van toepassing worden verklaard. Betongranulaat bestaat normaal gesproken uit
verschillende bestanddelen. Volgens NEN-EN
12620 moet het aandeel van deze bestandde-
len worden bepaald en verklaard in overeen-
stemming met gespeci? ceerde categorieën
(zie kader 'Categorieën'). Aan de categorieën
is te zien dat er zowel lichte als drijvende
bestanddelen toelaatbaar zijn, namelijk cate-
gorie Rb, Ra, XRg voor lichte materialen en FL
voor drijvende materialen.
Conform NEN 5905 moet betongranulaat voor
minimaal 90% m/m bestaan uit beton met een
volumieke massa van ten minste 2100 kg/m
3.
Conform de categorieën uit NEN-EN 12620 is
dat Rc
90. Er worden geen eisen gesteld aan de
overige categorieën.
Alleen in BRL 2506 (beoordelingsrichtlijn voor
recyclinggranulaten) worden de overige cate-
gorieën uit NEN-EN 12620 benoemd waar
betongranulaat type A1 en type A2 aan moeten voldoen, namelijk: Rcu
95, Rb 10?, Ra 1?, FL 2?,
XRg
1? (en de Rc 90 vanuit NEN 5905). Wanneer
BRL 2506 niet van toepassing wordt verklaard,
hoeft het betongranulaat dus niet te voldoen
aan de eisen van deze overige categorieën.
Regelgeving beton
Voor de toepassing van betongranulaat in
beton komen we uit bij NEN-EN 206 [2] en NEN
8005 [3]. Beide staan het gebruik van
betongranulaat toe door een gedeelte van het
grove toeslagmateriaal te ver vangen door
betongranulaat. In CUR-Aanbeveling 112 [7]
worden hogere ver vangingspercentages toe-
gelaten.
In de informatieve bijlage E van NEN-EN 206
wordt een aanbeveling gegeven voor de toe-
passing van gerecycled toeslagmateriaal
(betongranulaat), waarbij onderscheid wordt
gemaakt naar de van toepassing zijnde milieu-
NEN-EN 206
NEN 8005
NEN-EN 12620
NEN 5905 BRL 2506
2 Betonladder (uit: Kan beton nog
circulairder? [1])
CATEGORIEËN
Categorieën betongranulaat volgens NEN-EN 12620:
? Rc: beton, betonproducten, mortel, metselsteen van beton
? Ru: ongebonden toeslagmaterialen, natuursteen, hydraulisch gebonden toeslagmaterialen
? Rb: metselbaksteen en andere gebakken keramische producten (zoals stenen en tegels),
metselstenen van kalkzandsteen, niet-drijvend schuim- en/of gasbeton
? Ra: bitumineuze materialen
? FL: drijvende materialen in volume
? X: anders:
? cohesief materiaal (zoals klei en grond), metalen (ijzerhoudend en niet-ijzer houdend), niet-drijvend hout, kunststof, rubber, gipspleister
? Rg: glas
21 VAKBL AD 2 2020
BV-2-5 granulaat.indd 21 03-06-20 16:08
klassen. Uit tabel 1 komt naar voren dat het
aanbevolen ver vangingspercentage nul is bij
milieuklassen die gebruikelijk zijn bij civiele
betonconstructies. Hierbij wordt wel een uit-
zondering gemaakt, namelijk: gerecycled toe -
slagmateriaal met een bekende herkomst mag
w
orden gebruikt in milieuklassen waar voor het
oorspronkelijk was ontworpen (tot maximaal
30% ver vangingspercentage).
In de Nederlandse invulling van EN 206, NEN
8005 [3] , is een normatieve tabel opgenomen
voor de toepassing van betongranulaat (tabel
2). In deze tabel zijn ver vangingspercentages
gegeven, die afhankelijk zijn van de volumieke
massa van het betongranulaat. Hierbij wordt er
geen onderscheid gemaakt naar de van toe -
passing zijnde milieuklassen, anders dan
ongewapend (X0). Ook wordt er geen onder -
scheid gemaakt in herkomst van het betongra-
nulaat. In Nederland is het daarmee toege -
staan in alle nieuwe betonconstructies en
betonproducten een gedeelte van het toeslag-
materiaal zonder meer te ver vangen door
betongranulaat dat voldoet aan de beknopte
eisen van type A1 of type A2.
Met behulp van aanvullende bepalingen in
CUR-Aanbeveling 112 zijn ver vangingsper -
centages toegestaan tot 100% (volumeper -
centage), behalve in milieuklassen XD en XS.
Op deze aanvullende bepalingen wordt verder
niet ingegaan. PR AK TIJK VOORBEELD
In het onderstaande praktijkvoorbeeld is betongranu-
laat toegepast in voorgespannen prefab betonliggers.
Evaringen uit dit voorbeeld hebben geleid tot een aan-
tal leerpunten die verderop worden toegelicht.
De producent van de prefab betonproducten in dit
praktijkvoorbeeld werkt actief aan de verduurzaming
van het bedrijf en de betonketen, onder andere door
het toepassen van betongranulaat in nieuwe prefab
betonproducten.
Het betongranulaat bestond uit restbeton en afge-
keurde betonwaren uit eigen productie van de pro-
ducent. Restbeton werd opgevangen in containers,
waarboven het materieel (zoals betonkubels) werd
gespoeld met water. Door de gebruikte waterhoe-
veelheid ontstond een 'waterig beton' wat neersloeg
in de container in lagen met een aflopend soortelijk
gewicht, namelijk: onderop de grove bestanddelen
(grind en zand) en daarbovenop de fijne delen (ge-
hydrateerd cement, kalksteenmeel en fijn zand),
hierna 'cementslib' genoemd. Het restbeton en de
afgekeurde betonwaren zijn gebroken en gemengd
tot een betongranulaat met een volumieke massa van
ongeveer 2350 kg/m³ (type A1).
Op dit moment mag
betongranulaat lichte en/of
drijvende bestanddelen
bevatten
In het betonmengsel van de prefab liggers werd 130
kg/m
3 betongranulaat toegepast. Dat is een ver
-
vangingspercentage van 8,8% ten opzichte van het
grove grind. Het betonmengsel voldoet hiermee aan
de vigerende normen. Daarnaast worden de prefab
liggers geproduceerd onder een KOMO-merk op
basis van BRL 2813.
Er werd gestreefd naar een goede kwaliteit prefab
liggers, waarbij tevens aandacht was voor verduur -
zaming en circulariteit. Toch bleek dat niet op elk
vlak de beoogde kwaliteit werd bereikt.
In figuur 4 staat de geproduceerde ligger waarbij er
witte brosse stukjes toeslagmateriaal zichtbaar zijn
in het beton. Nadere bestudering maakte duidelijk
dat het ingedroogde stukjes gebroken cementslib
zijn. Het cementslib heeft een relatief lage volumieke
massa waardoor de stukjes cementslib tijdens het
storten van de liggers opdreven in de vloeibare
betonspecie. Dit heeft ervoor gezorgd dat er aan
het oppervlak concentraties van stukjes cementslib
zijn ontstaan in de bovenzijde van de flenzen en in
de bovenzijde van het lijf (fig. 5). Juist op die plek -
ken, waar het voor de levensduur en in dit geval ook
v
oor de constructieve veiligheid niet gewenst is. De
flenzen worden in de definitieve situatie gedurende
100 jaar blootgesteld aan carbonatatie. Vanwege
projectoverwegingen is een conservatieve aanname
gedaan, namelijk dat het cementslib nauwelijks een
bijdrage levert in het beschermen van de wapening
tegen corrosie. De flenzen zijn daarom behandeld
met een dekkingsverbeteraar.
De bovenzijde van het lijf van de prefab liggers dient
als aansluitvlak tussen ligger en de in situ druklaag.
Een vlak waarin uiteindelijk grote schuifspannin-
gen moeten worden overgedragen. Aangezien het
cementslib bros en poreus is, is besloten om geen
constructieve eigenschappen toe te kennen aan het
materiaal. Daarom is al het cementslib in dit vlak
verwijderd met hogedruk waterstralen.
De producent van de liggers is naar aanleiding van
deze ervaringen voorlopig gestopt met het toepas -
sen van betongranulaat in hoogwaardige prefab-
betonproducten en is een intern onderzoek gestart
hoe lichte delen in het restbeton kunnen worden
gescheiden.
Dat de combinatie van lichte delen in het betongra-
nulaat en het opdrijven daarvan in kritische locaties,
een probleem kon veroorzaken werd op het moment
van produceren onvoldoende beseft. Dit voorbeeld
zorgt dan ook voor bewustwording van de techni-
sche uitdagingen om betongranulaat op een veilige
en duurzame wijze toe te passen.
Tabel 1 Ma ximumvervangingspercentage van grof toeslagmateriaal door gerecycled
toeslagmateriaal (% op basis van gewicht) conform informatieve bijlage E van NEN-EN 206
T YPE GERECYCLED TOESL AGMATERIA AL MILIEUKL ASSEN
X0XC1, XC2 XC3, XC4, XF1,
X A1, XD1 ALLE OVERIGE
MILIEUKL ASSEN
a
type A: (Rc 90, Rcu 95, Rb 10?, Ra 1?, FL 2?, XRg 1?) 50% 30%
30%0%
type B
b: (Rc 50, Rcu 70, Rb 30?, Ra 5?, FL 2?, XRg 2?) 50% 20% 0%0%
a) Gerecycled toeslagmateriaal type A van een bekende herkomst mag met een maximaal vervangingspercentage van 30% worden
gebruikt in milieuklassen waarvoor het oorspronkelijke beton was ontworpen.
b) Gerecycled toeslagmateriaal type B behoort niet te worden gebruikt in beton met druksterkteklassen > C30/37.
Tabel 2 Ma ximumvervangingspercentage van grof toeslagmateriaal door recyclinggranulaat
(% op basis van volume) conform NEN 8005
SOORT RECYCLINGGR ANUL A AT VOLUMIEKE MASSA ?
rd
MILIEUKL ASSE
X0OVERIGE MILIEUKL ASSEN
type A1 (betongranulaat) ? 2200 kg/m
3 50% 30%
type A2 (betongranulaat) ? 2000 kg/m
3 50% 20%
type B (menggranulaat) ? 2000 kg/m
3 50% 20%
type C (metselwerkgranulaat) ? 1500 kg/m
3 25% 10%
22
VAKBL AD 2 2020
BV-2-5 granulaat.indd 22 03-06-20 16:08
LEERPUNTEN
Wat zijn voor ons de leerpunten van het
praktijkvoorbeeld?
Als eerste de bewustwording dat op dit
moment volgens de normen betongranulaat
lichte en/of drijvende bestanddelen mag
bevatten. De aanwezigheid van deze bestand-
delen kennen we slechts beperkt bij grind en
nauwelijks bij gebroken natuurlijke toeslag-
materialen. Dat betekent dat we ons vaak
onvoldoende bewust zijn van de mogelijke
consequenties hier van op constructieniveau.
Kenmerkend is het rekenvoorbeeld (zie kader)
met een, volgens de regelgeving, toelaatbaar
gehalte drijvende bestanddelen. Het betreft echter niet alleen het gehalte drij-
vende bestanddelen. Ook lichte delen in
bet
onspecie willen tijdens (en na) het storten
van nature opdrijven. Factoren die hier invloed
op hebben, zijn het stortproces, de stabiliteit
van de betonspecie, de wijze van verdichting
en de vorm van de bekisting. Wanneer lichte
delen opdrijven, verzamelen deze zich op
plekken/plaatsen waar we vaak de hoogste
eisen stellen aan ontwerplevensduur, uiterlijk
en ? in bepaalde gevallen ook belangrijke ?
constructieve eigenschappen.
Het volgende leerpunt dat we willen meege -
ven, betreft de kwaliteit van het oorspronke -
lijke materiaal dat wordt gerecycled. Zuiver betonpuin bestaat ? net zoals beton ? uit grind,
zand en cementsteen. De aanwezige cement
-
steen is echter vatbaar voor kwaliteitsverschil-
len en/of degradatie als gevolg van een (lang-
durige) blootstelling aan een milieu met een
bepaalde mate van agressiviteit. Daarnaast is
de cementsteen relatief licht ten opzichte van
het toeslagmateriaal en daarmee vatbaar voor
opdrijven.
REKENVOORBEELD TOEL A ATBARE
DRIJVENDE BESTANDDELEN IN
BETONGR ANUL A AT, CONFORM
VIGERENDE NORMEN
In de beste kwaliteit betongranulaat (type A1 +
BRL 1801) mag 10% van de massa anders zijn
dan beton. Daarnaast mag 2 cm
3/kg (FL 2?) van
het betongranulaat drijvend zijn (zoals
EPS-isolatie).
Voorbeeld
Er wordt een betonmengsel toegepast met 265
kg/m
3 betongranulaat type A1, wat overeen-
komt met een vervangingspercentage van
30%. Betongranulaat type A1 van 2200 kg/m
3
mag 4400 cm
3 (= 0,0044 m 3) EPS bevatten per
kubieke meter betongranulaat.
Per kubieke meter bestaat het betonmengsel
uit 0,12 m
3 (265 / 2200 = 0,12 m 3) betongranu-
laat. Er wordt een betonbalk gestort van 0,5 m
breed, 1,0 m hoog en 30 m lang (= 17,5 m
3
beton). De totale hoeveelheid EPS bedraagt
hierdoor: 17,5 x 0,12 x 0,0044 = 0,01 m
3. Tij -
dens het storten gaat dit EPS opdrijven in het
beton. Hierbij zal een met EPS vervuilde laag
ontstaan. In dit rekenvoorbeeld houden we
een vermenging van 50% aan. Deze laag ver -
zamelt zich als gevolg van het stortproces in
het stortfront en komt uiteindelijk terecht in de
achterste 2 meter van de bovenzijde van de
balk (fig. 7). Hierdoor bedraagt de met EPS
vervuilde laagdikte in de achterste 2 m: 0,01 /
0,5 / 2 x 2 = 0,02 m = 20 mm.
Zonder BRL 1801 mag 5 cm
3/kg (FL 5-) van het
betongranulaat drijvend zijn. Hiermee zou de
met EPS vervuilde laagdikte conform het
bovenstaande rekenvoorbeeld zelfs 46 mm
bedragen. Categorie FL
0,2-? daarentegen mag
slechts 0,2 cm
3/kg drijvende bestanddelen
bevatten. De met EPS vervuilde laagdikte
bedraagt dan nog maar 2 mm.
4a en 4b Bet onligger met witte, brosse stukjes toeslagmateriaal (ingedroogde, lichte stukjes gebroken
cementslip)
constructief probleem
verminderde capaciteit in het aansluitvlak
door stukjes cementslib in het beton
-
g
ranulaat levensduur probleem
verminderde dekking op de flenzen
door stukjes cementslib in het beton
-
g
ranulaat
5 Effect van de ingedroogde, lichte stukjes cementslib op de betonconstructie
23 VAKBL AD 2 2020
BV-2-5 granulaat.indd 23 03-06-20 16:08
Wanneer ver volgens betonpuin wordt verma-
len tot betongranulaat kunnen grofweg twee
typen korrels ontstaan (? g. 6). Daarbij is het
aannemelijk dat 'korreltype X' een grotere
impact kan hebben op de levensduur van een nieuwe betonconstructie dan 'korreltype Y'.
Dat geldt zeker wanneer 'korreltype X' een dia-
meter heeft van 32 mm en afkomstig is uit een
laagwaardige betonconstructie met een
poreuze cementsteen.SUGGESTIE
Betekent deze er varing dat betongranulaat
niet gewenst is in betonconstructies en beton-
producten? Nee, dat is zeker niet het geval.
Beton is een circulair materiaal, wat prima kan
worden gerecycled en waar we ons voor moe-
ten inzetten dat te realiseren. Wel leert ons het
praktijkvoorbeeld dat er soms wat hindernis-
sen op de weg voorkomen. Om op een verant-
woorde wijze om te gaan met betongranulaat,
wordt een suggestie gegeven om vergelijkbare
problemen in de toekomst te voorkomen.
We willen de aandacht vestigen op de meer
conser vatieve aanpak in EN 206, waarbij het
ver vangingspercentage afhankelijk van de
milieuklasse varieert en waarbij in de meer
agressieve milieuklassen ver vanging is uitge-
sloten, tenzij de herkomst van het betongranu-
laat geschikt is voor de nieuwe toepassing. Dat
biedt duidelijkheid en enige vorm van risico-
sturing, echter niet alles is te vatten in een
milieuklasse. Daarom de suggestie van de uit-
gebreidere risicogestuurde aanpak in ? guur 8.
In plaats van enkel onderscheid te maken in
milieuklasse(n), wordt in dit ? guur een
bepaalde toepassing (van betonproducten tot
wapening
nieuwe cementsteennieuwe cementsteen
oude grindkorrel
wapening
oude cementsteen
nieuwe cementsteennieuwe cementsteen
oude grindkorrel
oude cementsteen
betondekking betondekking
'Korrel type X' 'Korrel type Y'
6 Betongranulaat kan bestaan uit grofweg twee typen 'korrels': X en Y
Laag Hoog
100% 0%
Risicoproel
Vervangingspercentage
Toepassing
Aandachtspunten
*Aanvullend onderzoek
Niet-constructief
------------------------
Straatstenen
Trottoirbanden
Werkvloeren CC1
------------------------
Eenvoudige gebouwen:
- Tuinbouwkassen
- Standaard eengezinswoningen
- Industriegebouwen
(1 of 2 verdiepingen) CC2
------------------------
'Standaard' gebouwen:
- Woongebouwen
- Kantoorgebouwen
- Openbare gebouwen
CC2
met vorst-dooiwisselingen en
chloriden
------------------------
Eenvoudige infrastructuur:
- Geluidsschermen
- Voetgangersbruggen CC3
------------------------
'Bijzondere' gebouwen:
- Hoogbouw
- Grote openbare gebouwen
CC3
100 jaar levensduur met vorst-
dooiwisselingen en chloriden
------------------------
Infrastructuur:
- (Voorgespannen) bruggen
- Tunnels en onderdoorgangen
Drijvende en lichte delen
Verwerkbaarheid Drijvende en lichte delen
Verwerkbaarheid
Sterkte
Drijvende en lichte delen
Verwerkbaarheid
Sterkte Drijvende en lichte delen
Verwerkbaarheid
Sterkte
Carbonatatie
Chloride-indringing
Vorst-dooibestandheid Drijvende en lichte delen
Verwerkbaarheid
Sterkte
Krimp en kruip
Drijvende en lichte delen
Verwerkbaarheid
Sterkte
Carbonatatie
Chloride-indringing
Vorst-dooibestandheid
Sulfaataantasting & ASR
Krimp en kruip
100%
50% of
100% met
CUR 11250% of
100% met
CUR 112
30%
15%0%
15%*
7
Schets rekenvoorbeeld
35 m
2 m
stortrichting
verzameling van lichte
en/of drijvende delen
9 foto: Somayeh Lot? , C2CA project 8 Suggestie voor een risicogestuurde
aanpak bij het ver vangen van grof
toeslagmateriaal door betongranulaat
24 VAKBL AD 2 2020
BV-2-5 granulaat.indd 24 03-06-20 16:08
Laag Hoog
100% 0%
Risicoproel
Vervangingspercentage
Toepassing
Aandachtspunten
*Aanvullend onderzoek
Niet-constructief
------------------------
Straatstenen
Trottoirbanden
Werkvloeren CC1
------------------------
Eenvoudige gebouwen:
- Tuinbouwkassen
- Standaard eengezinswoningen
- Industriegebouwen
(1 of 2 verdiepingen) CC2
------------------------
'Standaard' gebouwen:
- Woongebouwen
- Kantoorgebouwen
- Openbare gebouwen
CC2
met vorst-dooiwisselingen en
chloriden
------------------------
Eenvoudige infrastructuur:
- Geluidsschermen
- Voetgangersbruggen CC3
------------------------
'Bijzondere' gebouwen:
- Hoogbouw
- Grote openbare gebouwen
CC3
100 jaar levensduur met vorst-
dooiwisselingen en chloriden
------------------------
Infrastructuur:
- (Voorgespannen) bruggen
- Tunnels en onderdoorgangen
Drijvende en lichte delen
Verwerkbaarheid Drijvende en lichte delen
Verwerkbaarheid
Sterkte
Drijvende en lichte delen
Verwerkbaarheid
Sterkte Drijvende en lichte delen
Verwerkbaarheid
Sterkte
Carbonatatie
Chloride-indringing
Vorst-dooibestandheid Drijvende en lichte delen
Verwerkbaarheid
Sterkte
Krimp en kruip
Drijvende en lichte delen
Verwerkbaarheid
Sterkte
Carbonatatie
Chloride-indringing
Vorst-dooibestandheid
Sulfaataantasting & ASR
Krimp en kruip
100%
50% of
100% met
CUR 11250% of
100% met
CUR 112
30%
15%0%
15%*
gebouwen en infrastructuur) gekoppeld aan
een maximumpercentage waarin grof toeslag-
materiaal kan worden ver vangen door
betongranulaat. Het uitgangspunt hierbij is de
toelaatbare kwaliteit type A1 van het beton-
granulaat conform de huidige regelgeving, dus
inclusief de mogelijk aanwezige lichte,
drijvende en/of poreuze bestanddelen.
Uiteraard kunnen met strengere speci? caties,
onderbouwend onderzoek of praktijk-
er varingen de voorgestelde percentages wor-
den verhoogd. Zo is een betere kwaliteit van
betongranulaat, gezien de ontwikkelingen op
dit gebied, zeker op korte termijn te verwach-
ten. Figuur 8 met de risicogestuurde aanpak
vormt dan ook een aanzet om op een verant-
woorde wijze het gebruik van betongranulaat
te stimuleren.
In een uitgebreidere
risicogestuurde aanpak wordt
een bepaalde toepassing
gekoppeld aan een
maximumpercentage
LITER ATUUR
1 Vermeulen, E., Vissering, C.,, Kan beton nog circulairder?. Betoniek Vakblad 2018/3.
2 NEN-EN 206:2014 ? Beton ? Speci? catie, eigenschappen, ver vaardiging en conformiteit.
3 NEN 8005 ? Nederlandse invulling van NEN-EN 206: Beton ? Speci? catie, eigenschappen,
ver vaardiging en conformiteit.
4 NEN-EN 12620 ? Toeslagmateriaal voor beton.
5 NEN 5905 ? Nederlandse aanvulling op NEN-EN 12620 ' Toeslagmaterialen voor beton'.
6 BRL 2506 ? Recyclinggranulaten voor toepassing in beton, wegenbouw, grondbouw en werken.
7 CUR-Aanbeveling 112 ? Beton met betongranulaat als grof toeslagmateriaal. CONCLUSIE EN A ANBEVELINGEN
Er varingen met lichte delen in betongranulaat
hebben ons bewust gemaakt van de bijkomende
technische uitdagingen op constructieniveau.
De huidige regelgeving sluit onvoldoende uit
dat er bij toepassing van betongranulaat een
nadelig eff ect kan zijn op de constructieve
veiligheid en levensduur. Volgens de principes
van de betonladder is het wenselijk dat het toe-
passen van betongranulaat geen negatief eff ect
heeft op de beoogde levensduur van het bouw-
werk. Het is dan ook belangrijk dat betongranu-
laat op een veilige en doordachte manier wordt
toegepast. De suggestie om te werken vanuit de risicogestuurde aanpak (? g. 8) zien wij daarom
als een interessante optie voor de branche. Met
deze aanpak kan op verantwoorde wijze invul-
ling worden gegeven aan de wensen en doelen
bij het hoogwaardig hergebruiken van
betongranulaat.
De huidige regelgeving sluit
onvoldoende uit dat er bij
toepassing van betongranulaat
een nadelig e? ect kan zijn op de
constructieve veiligheid en
levensduur
25 VAKBL AD
2 2020
BV-2-5 granulaat.indd 25 03-06-20 16:08
In 2018 hebben Edwin Vermeulen en Cindy Vissering in het artikel ‘Kan beton nog circulairder?’[1] de betonladder toegelicht. Binnen de betonladder zijn er verschillende schaalniveaus van circulariteit: boven aan de ladder staan REFUSE en REDUCE, lager op de ladder staat RECYCLE (fig. 2). Om te beginnen met REFUSE en REDUCE: regulier beton kent een zeer lange en onderhoudsarme levensduur. Het is eenvoudig om met beton een constructie te maken die jaren meegaat. Dat is een sterk milieuvoordeel omdat we dan een lange tijd niet hoeven te (ver)bouwen. Voor RECYCLE geldt dat beton goed te recyclen is. Echter, voor materialen zoals beton is de te behalen winst op het gebied van circulariteit beperkt in vergelijking met materialen met een veel kortere levenscyclus. Het is daarom wenselijk een evenwicht te zoeken waarbij de toepassing van betongranulaat geen negatief eff ect heeft op de beoogde levensduur van de betonconstructie.
Reacties
Martin Verweij - Cementbouw Betonmortel BV 18 juni 2020 15:39
Het betreft hier geen betongranulaat maar productie-afval, zie quote hieronder. Leerpunt is toch vooral dat je niet zomaar alles in beton kunt gooien, want ook daar geld: rubbish in is rubbish out. Het woord naief komt bij mij op. "Restbeton werd opgevangen in containers, waarboven het materieel (zoals betonkubels) werd gespoeld met water. Door de gebruikte waterhoeveelheid ontstond een 'waterig beton' wat neersloeg in de container in lagen met een aflopend soortelijk gewicht, namelijk: onderop de grove bestanddelen (grind en zand) en daarbovenop de fijne delen (gehydrateerd cement, kalksteenmeel en fijn zand), hierna 'cementslib' genoemd. Het restbeton en de afgekeurde betonwaren zijn gebroken en gemengd tot een betongranulaat met een volumieke massa van ongeveer 2350 kg/m³ (type A1)."