Een van de strategieën voor minder grondstofgebruik is het hoogwaardig hergebruik van betonnen constructieonderdelen. Dat kan op element- en materiaalniveau. BAM ontwikkelde een werkwijze voor het verantwoord toepassen van vrijgekomen betongranulaat, als vervanger van primair toeslagmateriaal, in nieuw constructief beton in infrastructurele werken. De focus ligt hierbij op het vervangen van het grove toeslagmateriaal door betongranulaat. Deze werkwijze is samen met Rijkswaterstaat uitgewerkt.
BAM EN RWS ONTWIKKELEN PRAKTISCHE WERKWIJZE VOOR VERANTWOORDE
TOEPASSING GROF BETONGRANULAAT IN HOOGWAARDIG BETON
Verantwoorde toepassing
betongranulaat in de infra
Een van de strategieën voor minder grondstofgebruik is het
hoogwaardig hergebruik van betonnen constructieonderdelen. Dat
kan op element- en materiaalniveau. BAM ontwikkelde een werkwijze
voor het verantwoord toepassen van vrijgekomen betongranulaat, als
vervanger van primair toeslagmateriaal, in nieuw constructief beton
in infrastructurele werken. De focus ligt hierbij op het vervangen van
het grove toeslagmateriaal door betongranulaat. Deze werkwijze is
samen met Rijkswaterstaat uitgewerkt.
1 Sloop viaduct A1 Hoog Burel (foto: Maarten Sprangh Photography)
Auteurs Marija Nedeljkovi?, Rijkswaterstaat ? Rob van Berkel, BAM Infraconsult ? Sonja Fennis, Rijkswaterstaat ? Harry Corporaal, BAM Infraconsult ? Jeannette van den Bos, Rijkswaterstaat
4
VAKBLAD 1 2025
04-BV 01-2025_Betongranulaat.indd 4
04-BV 01-2025_Betongranulaat.indd 4 20-02-2025 08:3220-02-2025 08:32
2 Project A20/N456 Moordrecht (foto: Rijkswaterstaat)
H
et Betonakkoord en hun ondertekenaars,
waaronder Rijkswaterstaat (RWS) en
BAM, hebben als ambitie om in 2030 50%
minder primaire grondstoffen te gebruiken ten
opzichte van 2019 [1 en 2]. De nieuwe werk-
wijze past bij deze ambitie. De huidige CUR-
Aanbevelingen 112 en 127 vormen hiervoor de
basis, maar verantwoord toepassen gaat verder
dan simpelweg vervangingspercentages
uitrekenen. De uitdaging bij deze verantwoorde
toepassing is het vinden van de balans tussen
duurzaamheiddoelstellingen: circulariteit en
technische levensduur van betonconstructies.
BETONGRANULAAT
Het gebruik van betongranulaat als vervanging
van grof toeslagmateriaal is al jaren toegestaan
binnen de regelgeving. Een voorbeeld is het pro-
ject A20/N456 Moordrecht, waar RWS in 2010 bij
de aanbesteding op beste prijs-kwaliteitverhou-
ding (Voorheen EMVI genoemd) onder andere
een hoog vervangingspercentage betongranu-
laat heeft uitgevraagd. Het viaduct over de A20 is
de eerste dragende infrastructuurconstructie
waar een vervangingspercentage van 50%
betongranulaat is toegepast na gezamenlijk
onderzoek van opdrachtgever RWS en aan
nemer MNO Vervat (foto 2). Uitgangspunten
voor mengselontwerp waren: betongranulaat
4/32 in de landhoofden en kolommen met
milieuklassen XC4, XD3, XF4.
Toch komt zowel RWS als BAM tot de conclusie
dat er in het afgelopen decennium nog weinig
betongranulaat werd toegepast in infrastructu-
rele projecten. Een voorbeeld is het project Sluis
Terneuzen (foto 3), waar 330.000 m
3
nieuw beton
is verwerkt zonder betongranulaat [3]. De
oplossing ligt in het vergroten van de hoeveel-
heid beschikbaar betongranulaat van voldoende
hoge kwaliteit.
KWALITEIT VAN GROF BETONGRANULAAT
Om de kwaliteit van betongranulaat uit te druk-
ken worden in Nederland vier klassen aange-
houden: twee voor betongranulaat (A1 en A2),
één voor menggranulaat (B) en één voor
metselwerkgranulaat (C). De klasse-indeling
wordt bepaald door eigenschappen zoals de
zuiverheid (Rc, Rcug), deeltjesdichtheid,
waterabsorptie en weerstand tegen verbrijze-
len (Los Angeles-coëfficiënt/LA-coëfficiënt).
Voor de toepassing van betongranulaat in
beton beschrijft NEN 8005 [4] op basis van
de klasse-indeling een maximaal vervangings-
percentage van grof toeslagmateriaal
(tabel 1). Meer toelichting over de regelgeving
rond betongranulaat is te vinden in het
Betoniek-artikel 'Betongranulaat, geen
lichte materie' [5].
Tabel 1. Indeling typen betongranulaat volgens NEN 8005, met bijbehorende maximum
vervangingspercentage van grof toeslagmateriaal (in volumepercentage)
SOORT RECYCLINGGRANULAAT VOLUMIEKE MASSA MILIEUKLASSE
??
rd
[kg/
m
?] X0 OVERIGE MILIEUKLASSEN
type A1 (betongranulaat) ? 2200 50% 30%
type A2 (betongranulaat) ? 2000 50% 20%
type B (menggranulaat) ? 2000 50% 20%
type C (metselwerkgranulaat)? 1500 25% 10%
5
VAKBLAD 1 2025
04-BV 01-2025_Betongranulaat.indd 5
04-BV 01-2025_Betongranulaat.indd 5 20-02-2025 08:3220-02-2025 08:32
Voor betongranulaat type A1 kunnen deze
percentages volgens CUR-Aanbeveling 112
[6] en CROW-CUR Aanbeveling 127 [7] nog
verder worden verhoogd. Hierbij is vooral
CROW-CUR Aanbeveling 127 interessant.
Deze is ontwikkeld na de introductie van inno-
vatieve breek- en scheidingstechnieken zoals
de Smart Liberator. In deze Aanbeveling wor-
den extra criteria gesteld aan betongranulaat
voor toepassing als volwaardig toeslagmate-
riaal binnen NEN-EN 1992 [8]. Afhankelijk
van de gemeten waterabsorptie van het
betongranulaat kan een hoger, maar ook lager
vervangingspercentage worden toegelaten.
De gedachtegang is dat hoe meer beton
granulaat lijkt op hard, dicht toeslagmateriaal,
hoe gelijkwaardiger en daarmee hoogwaardi-
ger het kan worden hergebruikt in nieuw
beton.
KWALITEITSINVENTARISATIE IN NEDERLAND
Om een idee te krijgen van de kwaliteit van grof
betongranulaat, zijn bij zeven Nederlandse
producenten de kwaliteitsgegevens opge-
vraagd. Samen vertegenwoordigen deze
producenten ongeveer 50% van het nationale
productievolume. De gegevens betreffen
betongranulaat type A1 in de korrelgroep
4-12/16/22 mm uit de periode 2013-2024. De
herkomst van het betongranulaat is onbekend
en er is geen onderscheid gemaakt in breek-
of scheidingstechnieken.
De resultaten zijn weergegeven in tabel 2. Per
geïnventariseerde eigenschap zijn de mini-
male, maximale en gemiddelde waarde bere-
kend op basis van minimaal tien meetresulta-
ten per producent. De tabel bevat ook de eisen
voor de eigenschappen en de norm voor de
meetmethode.
Figuren 4 t/m 7 tonen grafisch vier belangrijke
eigenschappen: Rc-waarde (maat voor aan-
deel beton, zie tabel 2), deeltjesdichtheid,
Tabel 2. Resultaat van de kwaliteitsinventarisatie van grof betongranulaat type A1 in Nederland
EIGENSCHAP GROF
BETONGRANULAAT
RESULTAAT EIS
(NEN-EN12620 & NEN 5905)
BEPROEVINGSMETHODE
samenstelling betongranulaat Rc
(bestanddeel: beton,
betonproducten, mortel,
metselsteen van beton
min86,0
> 90% NEN-EN 933-11max100,0
gem95,2
samenstelling betongranulaat Rcug
(bestanddeel: Rc, ongebonden
toeslagmaterialen, natuursteen,
hydraulisch gebonden
toeslagmaterialen)
min94,0
> 95% NEN-EN 933-11max100,0
gem98,5
ovendroge dichtheid (deeltjes
dichtheid)
min2220
? 2200 kg/m3 NEN-EN 1097-6max2580
gem2323
waterabsorptie 24 uur
min2,6%
geen NEN-EN 1097-6max7,0%
gem5,0%
vlakheidsindex
gehalte platte stukken
min2
? 10 NEN-EN 933-3max7
gem4
Los Angeles-coëfficiënt
min23
< 40 NEN-EN 1097-2max44
gem33,7
chloriden, zuur oplosbaar
min< 0,005
< 0,01 % (m/m) NEN-EN 1744-5max0,02
gem?
sulfaten, wateroplosbaar
min< 0,16
< 0,2 % (m/m) NEN-EN 1744-1max0,26
gem?
3 Bouw Nieuwe Sluis Terneuzen (foto: Nieuwe Sluis Terneuzen)
6
VAKBLAD 1 2025
Verantwoord gebruik van
betongranulaat als vervanger
van grind gaat verder dan
simpelweg een
vervangingspercentage
toepassen conform
CUR-Aanbevelingen
04-BV 01-2025_Betongranulaat.indd 6
04-BV 01-2025_Betongranulaat.indd 6 20-02-2025 08:3220-02-2025 08:32
weerstand tegen verbrijzelen en water
absorptie. Elke grafiek toont het bereik tussen
de minimale en maximale waarde, het
50%-gebied (rechthoek) en de mediaan (hori-
zontale lijn). Ook de waarde voor natuurlijk
grind is opgenomen, gebaseerd op literatuur.
ANALYSE KWALITEITSINVENTARISATIE
Op basis van resultaten, zoals weergegeven in
tabel 2, kan worden gesteld dat het beton
granulaat in het algemeen voldoet aan de eisen
van type A1. Wel is duidelijk dat er enkele uit-
schieters zijn in de metingen.
De figuren laten nog meer zien, zeker als we de
resultaten van betongranulaat vergelijken met
de literatuurwaarden van natuurlijk grind.
Figuur 4 (Rc) geeft aan dat tot 10% van het
betongranulaat een afwijkende herkomst heeft
dan van beton. Dit zien we terug in figuur 5,
waar de deeltjesdichtheid wordt gepresen-
teerd. De deeltjesdichtheid van betongranulaat
is lager dan die van natuurlijk grind. Dit komt
door de toename van het bestanddeel beton,
betonproducten, mortel en metselsteen van
beton. De toename en hoeveelheid cement-
steen en andere betonachtige materialen zorgt
er ook voor dat de gevoeligheid voor verbrijze-
len toeneemt. De Los Angeles-coëfficiënt, die
hoger wordt als meer materiaal verbrijzelt in de
test (fig. 6), neemt ten opzichte van natuurlijk
toeslagmateriaal toe, maar voldoet wel bijna
overal aan de eis van 50%, ontwerpeigenschap-
pen in de NEN-EN 1992 moeten worden aan-
gepast: de krimp en kruip worden verhoogd
met een factor 1,4, de elasticiteitsmodulus
wordt verlaagd met een factor 0,9 en de
volumieke massa van het beton wordt lager.
CROW-CUR Aanbeveling 127 daarentegen,
gaat uit van de eigenschappen van NEN-EN
1992, maar stelt grenzen aan de vervangings-
percentages op basis van de kwaliteit van
granulaat uitgedrukt in waterabsorptie.
Deze aanbeveling sluit constructies uit die een
vermoeiingstoets vereisen en beperkt de
dwarskrachtcapaciteit als de constructie niet
op dwarskracht is gewapend, maar wel wordt
belast.
Beide aanbevelingen stellen een bovengrens
aan de druksterkteklasse, omdat er bij hogere
klassen dan C40/50 onvoldoende gegevens
beschikbaar zijn. Dat betekent niet dat het niet
mogelijk is, maar dat het om een constructieve
beschouwing vraagt door de ontwerper/con-
structeur in samenspraak met de betontechno-
loog. Deze beschouwing is altijd noodzakelijk
bij constructieonderdelen met hogere vervan-
gingspercentages dan 30% van het primair
toeslagmateriaal.
ASPECT 2: TECHNISCHE LEVENSDUUR
Het mengselontwerp voor beton moet zorg-
dragen voor de technische levensduur. Hier-
voor worden de mogelijke degradatiemecha-
nismen van toepassing op de betonconstructie
uitgedrukt in milieuklassen. De milieuklassen
stellen voornamelijk eisen aan de water-
cementfactor. De toepassing van betongranu-
laat, met de aanwezige poreuze delen, kan
echter ook invloed hebben op de degradatie-
mechanismen van beton.
De aanwezigheid van poreuze delen komt tot
uitdrukking in de waterabsorptie van
betongranulaat. Deze geeft informatie over de
hoeveelheid watertoegankelijke poriën. De
hoeveelheid water die betongranulaat kan
absorberen heeft invloed op de vorstbestand-
heid (milieuklasse XF). Hogere waterabsorptie
betekent een verlaging van de vorstbestand-
heid van de korrel. In XF3- en XF4-omstandig-
heden, waarbij de betondekking waterverza-
digd kan raken, moet hiermee rekening
worden gehouden.
Het gebruik van betongranulaten in beton
kan de permeabiliteit van beton veranderen
vanwege de hoge waterabsorptie van het
betongranulaat. Dit beïnvloedt het binnen
dringen van CO
2
, chloride en andere agressieve
stoffen (milieuklassen XD, XS, XA) in beton.
De hardheid van de betongranulaatkorrel
wordt weergegeven met de LA-coëfficiënt. Een
hogere LA-waarde geeft aan dat de korrels
zwakker zijn en minder weerstand hebben
tegen vorst, al dan niet in combinatie met dooi-
zouten. In toepassingen van constructieonder-
delen, zoals schampkanten van een viaduct
(rijdek), kan dit een aandachtspunt zijn.
Dan zijn er nog overige situaties. Zo is de
invloed van betongranulaat op brandwerend-
heid onbekend. Onderzoek is nodig voor
betonconstructies die brandwerend moeten
zijn. Ook in esthetisch beton kan betongranu-
laat zelf of de aanwezige vervuiling invloed
hebben op het uiterlijk.
Wat we zien is dat waar in Aanbevelingen 112
en 127 beperkingen zijn opgenomen of conse-
quenties zijn verbonden aan hoge vervan-
gingspercentages vanuit de constructieve
eigenschappen, dit in deze Aanbevelingen niet
terugkomt ten aanzien van de technische
levensduur.
ASPECT 3: REALISATIE
Ook bij de realisatie spelen de eigenschappen
van betongranulaat een rol. Door de poreuze
delen kan betongranulaat in de tijd water
absorberen. Dit betekent dat betongranulaat
vanaf het moment dat het wordt toegevoegd
aan betonspecie, water gaat opnemen. Hier-
door kan de verwerkbaarheid sneller terug
lopen dan normaal. Door het betongranulaat
vooraf volledig te verzadigen met water, kan
dit worden voorkomen. Als het granulaat niet
vooraf wordt verzadigd, kan het nuttig zijn om
de waterabsorptie na 60 minuten te meten om
het verwerkbaarheidsverlies te kunnen corri-
geren.
Verpompen van beton met betongranulaat is
goed mogelijk. In de pompslang is de druk
hoog, waardoor water de korrels kan worden
8 Drukkracht wordt via de sterkere (blauwe)
korrels om de zwakkere (rode) korrels geleid
Hoe meer betongranulaat op grind lijkt, hoe gelijkwaardiger en
daarmee hoogwaardiger het kan worden hergebruikt in nieuw beton
8
VAKBLAD 1 2025
04-BV 01-2025_Betongranulaat.indd 8
04-BV 01-2025_Betongranulaat.indd 8 20-02-2025 08:3220-02-2025 08:32
ingeperst met een sterk verlies van verpomp-
baarheid als gevolg. Ook hierbij kan het vooraf
waterverzadigen van het betongranulaat een
probleem voorkomen.
De waterbehoefte van het betonmengsel
wordt bepaald door de korrelverdeling van het
toeslagmaterialenmengsel. Het vervangings-
percentage voor betongranulaat moet hierop
worden afgestemd. Dat betekent dat de
gewenste verwerkbaarheid ook bepalend kan
zijn voor het vervangingspercentage.
NIEUWE WERKWIJZE
Op basis van de beschouwing over een verant-
woorde toepassing is de nieuwe werkwijze ont-
wikkeld. De huidige focus van de regelgeving
ligt op hoge vervangingspercentages en het
constructief ontwerp, gecombineerd met de
kwaliteit van het betongranulaat. De door BAM
en RWS ontwikkelde werkwijze gaat verder dan
de huidige regelgeving en betrekt ook de tech-
nische levensduur van de betonconstructies in
de keuze voor vervangingspercentage grof toe-
slagmateriaal door betongranulaat. Het is een
opstap naar een werkwijze om beide duur-
zaamheidsdoelstellingen ? 100 jaar levensduur
en maximale circulariteit ? te bereiken.
De nieuwe werkwijze is zoals aangegeven
gebaseerd op CROW-CUR Aanbeveling 127,
waar de kwaliteit van het betongranulaat in de
vorm van waterabsorptie bepalend is voor de
hoeveelheid betongranulaat die kan worden
toegepast. Door gebruik te maken van deze
Aanbeveling kan worden uitgegaan van de
constructieve eigenschappen van NEN-EN
1992. Het resultaat is verder gedifferentieerd
naar degradatiemechanismen via de milieu-
klassen. Tevens zijn de grenzen vanuit RTD
1033 (Rijkswaterstaat Technisch Document
over de verduurzaming beton [10]) en de
informatieve tabel uit bijlage E van de NEN-EN
206-1 [11] meegenomen.
De maximale vervangingspercentages grof
toeslagmateriaal door betongranulaat zijn
bepaald op basis van de formules gegeven in
CROW-CUR Aanbeveling 127, met een water-
absorptie variërend van 0 tot 8% en een volu-
mieke massa van betongranulaat >2200 kg/m
3
.
Hierbij is uitgegaan van krimp-kruipgevoelige
constructies met een maximale hoeveelheid
waterabsorptie per m
3
van 22,5 kg (in Aan
beveling 127 aangeduid met T
max
).
VOORBEELDBEREKENING BETONSAMENSTELLING MET BETONGRANULAAT
In de onderstaande voorbeeldberekening is een C30/37-beton in milieuklasse XC4 berekend. Hierbij
is 25% van het grof toeslagmateriaal vervangen door betongranulaat. Aandacht is nodig voor de
waterhuishouding in het beton. Gangbaar zand en grind zijn verzadigd met water voordat ze worden
gedoseerd en de extra hoeveelheid aanhangend water wordt gecorrigeerd met het aanmaakwater. Bij
betongranulaat is dit meestal andersom. Het percentage waterabsorptie (7% in dit voorbeeld) is
hoger dan het werkelijke vochtgehalte (3% in dit voorbeeld). Dit verschil in absorptiewaarde moet als
extra aanmaakwater aan het beton worden toegevoegd en zorgt voor een bepaalde terugloop van
verwerkbaarheid. Om dit goed te kunnen sturen, is het naast de waterabsorptie na 24 uur (de 7% in dit
voorbeeld) ook handig om de waterabsorptie na 60 minuten te kennen, om de terugloop in verwerk-
baarheid goed te kunnen managen.
Tabel 4. Betonmengsel (C30/37, S3, XC4 met 25% vervangingspercentage (V/V) grof toeslagmateriaal)
MASSA
KG
VOLLUMIEKE
MASSA KG/M
3
VOLUME
M
3
cement CEM III/B 42,5 N360 2950 0,122
water (totaal) 180 1000 0,180
wcf-effectief0,5
superplasticeerder0,30% 1,08 1010 0,001
pasta volume
toeslagmateriaal volume
0,303
0,697
vochtgehalte
waterabsorptie
% kg % kg
zand 0-4 45% 825 2630 0,314 2,823,10,54,1
betongranulaat
4-22
14% 224 2300 0,098 3 6,7 7 15,7
grind 4-32 41% 751 2630 0,286 1,712,80,53,8
2342 1,000 42,6 23,6
totaal
vochtgehalte
toeslagmateriaal
42,6
maximaal
absorptiewater in
toeslagmateriaal
23,6
totaal water 180
te doseren
aanmaakwater
161,0
CUMULATIEVE ZEEFREST (% V/V)ZAND 0/4BETONGRANULAAT 4/22GRIND 4-32MENGSEL
31,5 mm 0% 0% 6% 2%
22,4 mm 0% 2% 27% 11%
16 mm 0% 21% 61% 27%
8 mm 0% 83% 90% 48%
4 mm 7% 96% 97% 56%
2 mm 18% 97% 98% 62%
1 mm 36% 98% 98% 70%
0.5 mm 62% 99% 100% 83%
0,25 mm 90% 99% 100% 95%
0,125 mm 99% 99% 100% 99%
rest 100% 100% 100% 100%
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
0,1 1 10 100
zeefdoorval [%]
zeefmaat [mm]
korrelverdeling
zand 0/4
betongranulaat 4/22
grind 4-32
mengsel
I
II
III
9 VAKBLAD 1 2025
04-BV 01-2025_Betongranulaat.indd 904-BV 01-2025_Betongranulaat.indd 9 20-02-2025 08:3220-02-2025 08:32
Tabel 3. Maximale vervangingspercentages grof toeslagmateriaal door betongranulaat
MAXIMALE LA COËFFICIËNT
MINIMALE VOLUMIEKE MASSA
LA
30
2400 KG/M
3
LA
40
2200 KG/M
3
MILIEUKLASSE EN KLEURCODERING** MAXIMUM WATERABSORPTIE BETONGRANULAAT
0-2% 3% 4% 5% 6% 7% 8% OF GEEN INFORMATIE
X0 100%
XC1 100% 70% 50% 50% 50% 50% 50%
XC2 100% 70% 50% 40% 35% 30%* 25%*
XC3 100% 70% 50% 40% 35% 30%* 25%*
XC4 100% 70% 50% 40% 35% 30%* 25%*
XD1 100% 70% 50% 40% 35% 30%* 25%*
XD2 100% 70% 50% 40% 35% 30%* 25%*
XD3 100% 70% 50% 0% 0% 0% 0%
XS1 100% 70% 50% 40% 35% 30%* 25%*
XS2 100% 70% 50% 0% 0% 0% 0%
XS3 100% 70% 50% 0% 0% 0% 0%
XF1 100% 70% 50% 40% 35% 30%* 25%*
XF2 100% 70% 50% 40% 35% 30%* 25%*
XF3 100% 70% 50% 0% 0% 0% 0%
XF4 100% 70% 50% 0% 0% 0% 0%
XA1 100% 70% 50% 40% 35% 30%* 25%*
XA2 100% 70% 50% 0% 0% 0% 0%
XA3 100% 70% 50% 0% 0% 0% 0%
*) Tot 30% vervanging is reeds toegelaten in NEN 8005 en vereist geen controle op het constructieve ontwerp; daarboven wel
**) De kleurcodes corresponderen met de kleuren zoals weergegeven in figuur 9
9 Milieuklassen voor verschillende betonconstructies (bron: BAM/RWS)
XC4, XD3, XS1*, XF4
zoetwater
XC4, XS3*, XF1XC2, XS2*, XA2* XC1 XC4, XD1, XS1*, XF2
*) van toepassing bij
zeewater i.p.v. zoetwater
X0 onderwaterbetonXC4, XD3, XF4
gronddekking ? 1,0 m
inclusief gronddekking
Reacties